Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

En ik herinner me Titus Broederland door Auke Hulst

Zeker Weten Goed
Foto van Jiska
Boekcover En ik herinner me Titus Broederland
Shadow
  • Boekverslag door Jiska
  • Zeker Weten Goed
  • 13 november 2016
Zeker Weten Goed

Boekcover En ik herinner me Titus Broederland
Shadow
En ik herinner me Titus Broederland door Auke Hulst
Shadow

Oefenen voor je mondelingen?

Komen je mondelingen er aan en wil je oefenen? Probeer onze Boekenquiz. We stellen je open vragen over de gelezen boeken.

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Feitelijke gegevens

  • 1e druk, 2016
  • 267 pagina's
  • Uitgeverij: ambo I anthos

Flaptekst

Een poëtische roman over herinnering en broederschap.

‘Hier leefden we, in de vrijheid van verbanning, afgeschermd van een wereld die schande sprak van Titus en mij, omdat de een de echo was van de ander, even oud, met dezelfde ogen en naar men dacht – want zo luidde de mythe – een gedeelde zwarte ziel. Duivelskinderen.’

Eerste zin

… en dan denk ik zelfs met weemoed aan de bloedzuigers in de beek.

Samenvatting

Een naamloze ik-verteller vertelt een niet-chronologisch verhaal over zijn tweelingbroer Titus en hemzelf. Hieronder vat ik het verhaal als een alwetende verteller samen in chronologische volgorde.

De tweelingbroers Titus en de ik wonen met hun vader in een vervallen en scheefgezakt huis in een bos waar nooit iemand anders komt. Zij zijn te vroeg geboren en tijdens de bevalling is hun moeder gestorven. Van de vroedvrouw had vader de kinderen moeten doden – dat moest van de Heer –  maar hij begroef zijn vrouw in het bos en verstopte de kinderen waardoor de dorpelingen er pas later achter kwamen dat er duivelskinderen in het bos woonden. Ze kwamen met fakkels naar het huis maar vader joeg ze weg en daarna werd hij een outcast en groeiden de jongens geïsoleerd op. Ze gaan niet naar school en hij kocht zelf boeken voor ze over God maar ook fictie en boeken over de natuur en de taal.

’s Nachts luistert vader naar muziek en overdag doen de jongens hem na. Op een gegeven moment wordt dat gehoord en komen de voorganger van de kerk en de veldwachter kijken of ze een fonograaf hebben, want dat is verboden. Vader ontkent en de voorganger waarschuwt hem voor zijn kinderen: wat als hij er niet meer is of als ze te groot worden om in de hand te houden? De jongens willen zelf muziek maken en op een gegeven moment ligt er een gitaar op hun bed. De jongens noemen de gitaar Billie en proberen zichzelf te leren spelen, wat beter gaat als hun vader ze ook bladmuziek geeft. Er gaat een bijna bovennatuurlijke wereld voor ze open. Titus wil weg, met de gitaar de wijde wereld in, maar de ik is bang dat ze door mensen opgejaagd en gedood zullen worden.

Elke zondag trekken de broers er op initiatief van Titus op uit, steeds verder weg van de hoeve en het bos. Ze zwemmen in het vennetje, verkennen de hoeve van de buren, bouwen een vlot en varen naar een eilandje waar ze een nacht verblijven. Als ze de volgende ochtend thuis komen, is hun vader in tranen omdat hij dacht dat ze meegenomen waren. Titus reageert boos maar de ik laat zich door zijn vader in zijn armen nemen. Als ze dertien zijn, durven ze het dorp in te lopen. Titus wordt ontdekt en gegrepen door de veldwachter. Hij vecht zich los en de ik vuurt met de revolver. De ik trekt er ook een keer alleen op uit en ontmoet dan het meisje met de sproeten. Zij vindt hem niet eng en hij laat haar in een van zijn verboden boeken lezen. Als Titus ze vindt, vlucht ze weg.

Op een nacht breekt de aarde open: in het Overbos is een gat in de aarde ontstaan, dat trilt en naar olie ruikt. Titus weet dat het door de oliewinning komt. Vader hoort het gerommel ook, ziet dat dieren verdwijnen en vogels wegblijven en gaat zelf een kijkje nemen in het bos. Hij probeert de ik over te halen Titus achter te laten en met hem mee te gaan, waarheen is onduidelijk, misschien wel het gat in, richting de dood. Als de aarde zodanig rommelt dat het huis kan instorten, weten Titus en de ik dat ze moeten vertrekken. Op de laatste dag vraagt de ik zijn vader om met hen mee te gaan maar de vader wil zijn boomgaard niet verlaten. ‘De Heer heeft zijn straf bepaald.’ (p. 74) De volgende dag is vader overleden. De broers gaven samen een kuil en tillen vader erin. Vervolgens pakken ze hun spullen en zadelen de paarden. Als ze een eindje gereden hebben en achterom kijken, verdwijnt het huis in het gat.

De ik en Titus rijden naar een dorp en Titus steelt voor de eerste keer eten voor hen en de paarden. Ze slapen in de buitenlucht. De ik heeft bezwaar tegen het stelen en wil liever geld verdienen door gitaar te spelen maar Titus wil dat niet. Op een gegeven moment wordt hij afgeranseld als hij uit stelen gaat en hij wil dan niet meer alleen op dieventocht. Hij maakt een snee in het gezicht van de ik en snijdt zijn eigen haar af zodat ze minder op elkaar lijken en minder opvallen. Op een gegeven moment rijden ze langs een bordeel en Titus wil naar binnen. Hij steelt geld en de madam beschiet hem met een luchtbuks. Titus' paard wordt geraakt en moet de volgende dag afgemaakt worden.

Titus en de ik ontmoeten enkele gitaarmannen. Met een van hen, een vrouw genaamd Tashenka, Tante Tas, reizen ze een tijdje samen op. Dankzij haar durven Titus en de ik ook op straat te spelen. Een andere zien ze aan een snaar van zijn gitaar opgehangen in een boom. Op een gegeven moment nemen ze ook een plaat op in een geheime opnamestudio in een boerderij. Als ze samen gezongen hebben, zegt de boer dat de opname onbruikbaar is en jaagt ze met een luchtbuks zijn terrein af.

Zowel muziek als diefstal leveren vaak meer problemen op dan eten en de broers hebben dan ook niet altijd even veel te eten, vooral de ik wordt hierdoor erg mager. Op een gegeven moment komen ze in een bos een dikkige man in een koets tegen die hen bij hem thuis uitnodigt om te eten. Titus vertrouwt het niet maar de ik heeft te veel honger. Als Titus naar het toilet gaat, wil de man zijn platen aan de ik laten zien en daarna probeert hij hem te verkrachten. Titus kan nog net op tijd binnen komen en hij schiet de man neer. Niet veel later krijgt de ik de Koorts en hij ligt een week in een stal te zweten en te hallucineren. Als de ik weer beter is, vertelt Titus hem dat hij een tijdje is weggeweest, toen ze een jaar of vier, vijf waren.

Door het oponthoud is het zwarte gat dichterbij gekomen. Ze zien hoe boerderijen en mensen in het gat storten maar ze zien ook mensen vluchten. In een dorp zien ze een prediker die oproept voor de dood ‘het werk’ af te maken: de wereld zuiveren van het kwaad. Vervolgens wordt er een man opgehangen die een fonograaf en platen had. In een bos komen ze de prediker weer tegen: hij gelooft niet in de Heer, anders zou hij niet vluchten, en hij kan niet eens lezen. De ik vecht met hem om de revolver en de prediker wordt in zijn been geraakt. Van Titus moet de ik de prediker doden maar dat doet hij niet. Er worden steeds meer mensen gedood en overal om hen heen is dood en verderf. De broers raken er gewend aan. Ze zien voor het eerst een andere tweeling: baby’s nog die aan hooivorken gespietst zijn. De ik overgiet de baby's met olie en steekt ze in brand. Als ze in een andere boerderij een automobiel vinden, komen ze snel op grote afstand van het zwarte gat.

Na Titus' ontboezeming is er een verwijdering tussen de tweeling ontstaan, nog meer dan anders. Titus is boos op de ik en de ik voelt zich veroordeeld. Er ontstaat een verlangen naar andere mensen, naar alleen zijn. De ik durft uit te spreken dat hij denkt dat Titus hun vader gedood heeft. Titus vraagt hetzelfde aan hem. Als ze bij een splitsing komen, willen ze beiden een andere kant op. Titus neemt de gitaar mee en de ik het geld. De ik zwerft een paar dagen alleen rond, maar nadat hij heeft geschuild voor een storm, ziet hij Titus uit een grot komen en hij rent naar hem toe. Ze gaan weer samen verder maar Titus zegt bijna niets meer, totdat ze de zee bereiken. Ze volgen de kustlijn en op een gegeven moment zien ze drie eilandjes waar Titus mensen op denkt te zien. Hij wil door de zee naar de eilandjes lopen. De ik ziet ze niet en vindt het te gevaarlijk. Titus loopt toch weg maar op een gegeven moment zakt hij steeds verder weg en komt hij niet meer vooruit. De ik weet dat hij hem moet redden maar kan het niet. Als het vloed wordt, verdrinkt Titus.

Na Titus’ dood zwerft de ik maanden alleen rond en uiteindelijk komt hij opnieuw uit bij de zee. Hij denkt vuur te zien op eilanden aan de horizon en maakt van planken die hij vindt een vlot. Hij vraagt zich af waarom ze samen geen vlot gemaakt hebben en of Titus expres de dood gezocht heeft. Na twee dagen peddelen ziet hij mensen in een cirkel op het strand zitten. Ze zingen en anderen spelen gitaar. Hij vraagt zich af wie hij zal zijn voor hen.

Personages

de ik-figuur

Er staat geen datum op het kruis op zijn moeders graf, dus hij weet niet wanneer hij geboren is, lang gezicht en later maakt Titus een snee van zijn oog tot aan zijn kaak, die een litteken wordt (hij is ijdel en schaamt zich voor dat litteken). Hij is linkshandig (‘hand van de duivel’), taai, heeft vaak met zijn vader te doen, praat soms met hem over Titus, liegt nooit maar vergeet wel, bangig, geeft de voorkeur aan spannende verhalen in plaats van aan een spannend leven, houdt van lezen, kan beter met een revolver schieten dan Titus, is volgens Titus beter in praktische dingen en kan beter gitaar spelen. De ik groeit als Titus ziet dat hij iets (beter) kan, is ook afhankelijk van Titus’ grillen en probeert die te negeren. Hij houdt van het bos en vindt het de beste plek ter wereld. Volgens Titus idealiseert hij het bos. Het meisje met de sproeten noemt hem ouwelijk en wijs, maar als hij met haar is, voelt hij zich schuldig tegenover Titus (en zwak en dom), die alleen is. Als de ik met het meisje is, noemt hij Titus de zwarte versie van zichzelf. De ik noemt zichzelf en Titus lui omdat ze niet in de boomgaard willen helpen, niet zoals vader voor de coöperatie willen werken. Hij voelt zich niet door zijn vader gehaat, ook niet geliefd maar wel geaccepteerd. Als hij onderweg is, mist hij hem. Zonder Titus voelt hij zich een halfling. Hij deelt zijn geest met Titus en als hij alleen is, zonder Titus, voelt hij zich te alleen om nog bij anderen in de buurt te kunnen komen.

Titus Broederland

Hij is blond, heeft een asymmetrisch gebit, grote en grijze ogen, lang gezicht met een kuiltje in de kin en dunne lippen, littekens op zijn rug, rechtshandig. Als de broers een jaar of vier, vijf zijn, brengt hun vader Titus naar een ander gezin, waarschijnlijk omdat de vrouw geen kinderen kan krijgen en omdat de vader echt bang is dat ze duivelskinderen zijn. Van de twee duivelskinderen vindt hij de ik het minst eng. Titus wil niet weg en probeert terug te lopen en als de vrouw daarachter komt, slaat ze hem met de zweep. Titus kan steeds minder goed doen en krijgt er steeds vaker van langs, hij draagt de littekens van deze afranselingen op zijn rug. Uiteindelijk kan hij met hulp van de stalknecht ontsnappen en hij loopt terug naar huis. Zijn vader schrikt zich dood en hij voelt dat er tussen zijn broer en hem een afstand gecreëerd is. Zijn broer is hun geheime taal vergeten. Titus is hiervan zo geschrokken dat hij sindsdien wantrouwend in het leven staat, maar hij is niet bang. Hij verbuigt de waarheid, zodat mensen hem niet doorzien en geen macht over hem krijgen (zelfbescherming). Hij is onverschrokken, eigent zich al het eten toe dat overblijft, waardoor hij harder groeit dan zijn broer, in de lengte en de breedte. Op zijn vader blijft Titus altijd boos en de vader lijkt bang voor hem te zijn: hij legt hem nooit iets in de weg. Titus voelt zich door hem gehaat en heeft geen medelijden met zijn vader als hij drinkt en huilt. Hij kijkt op zijn vader en zijn dwaze gedachten over de Heer neer. Volgens Titus zijn vrouwen niet goed en meisjes zijn domme ganzen. Titus denkt dat hij eerder geboren is dan zijn broer, vindt zichzelf slimmer en kan beter zingen. Hij verwijt de ik ook dat hun vader een voorkeur heeft voor hem, dat de ik dat toestaat, gewoon door geleefd heeft, toen Titus weg was en die periode zelfs vergeten is. Hij vindt het geïsoleerde leven saai en heeft behoefte aan spanning, wil de zee zien.

vader Broederland

Hij is zo oud dat hij opa had kunnen zijn, klein, snor, rookt, grijs haar, ingevallen wangen en pezige ledematen maar wel een buikje, verdient wat met de opbrengsten van de boomgaard, eenzame man, verdwijnt af en toe een dag naar een ander dorp en lijdt daar een leven waar de broers niets vanaf weten, drinkt zijn eenzaamheid en verdriet weg met cider (rode ogen en huid paars van de adertjes) en krijgt dan medelijden met zichzelf. De vader heeft zijn kinderen niet gedood maar lijkt wel te geloven dat in ieder geval Titus een kind van de duivel is. Hij heeft sowieso een voorkeur voor de ik, die hij Joha noemt (zie thema) en verstandiger en gevoeliger vindt. Als de broers vier of vijf jaar oud zijn, brengt hij Titus zelfs naar een ander gezin. Als Titus na een jaar terugkomt, wil hij hem terugbrengen maar hij laat dat als hij zijn littekens ziet. Als hij sterft, vragen de broers zich af of dat door de olie komt omdat hij er door zijn werk zowat in gemarineerd was.

Quotes

"Iedereen heeft altijd gedaan alsof ik niet deug. Hoe denk je dat dat is? Vader deed het, jij doet het, en deze mensen deden het ook. [...] Mensen zeggen dat omstandigheden je maken, maar ik denk toch vooral dat ze je breken. Zelfs als je taai bent. Als je je schrap zet." Bladzijde 182
"Dit is altijd mijn strijd geweest, denk ik: dat ik hem wilde zijn en niet wilde zijn. Dat zijn bestaan me sterkte en verstikte. Misschien was het enige betekenisvolle onderscheid tussen Titus en mij dat hij handelde, waar ik geremd werd door de blik naar binnen. En dat er dus, fundamenteel, geen moreel verschil bestond." Bladzijde 167
"Ik vond dingen die hoorden bij voorheen dingloze woorden, en ik vond woorden die hoorden bij voorheen woordloze dingen." Bladzijde 120
"Als een mens de som van zijn herinneringen is, dan zijn we allemaal door onszelf bedacht; uit momenten aaneen gelijmd." Bladzijde 266

Thematiek

Relatie tussen broers

Het thema is broederschap en de herinneringen daaraan. Dat wat Titus en de ik verbindt, is ook wat hen scheidt van de buitenwereld. Voor de buitenwereld zijn zij duivelskinderen. In een boek over de Heer lezen de jongens het verhaal over de tweeling Joha en Torf, die elkaar bestreden in de buik van hun moeder waardoor zij stierf. Torf werd geboren, leek op een demoon, kroop weg in struikgewas en leefde van nachtdieren. Joha bleef achter in het lijk: ongeboren, zonder zonde en heilig verklaard. Nergens vonden ze een verhaal over tweelingen die kinderen van de duivel zouden zijn, maar ze begrepen zelf wel dat tweelingen het idee ondermijnden dat kinderen uniek zijn en voelden dat er een bovennatuurlijk verbond tussen hen bestond. Als ze onderweg zijn, praten ze niet over de behoefte aan het gezelschap van andere mensen. Ze weten niet van elkaar of ze anderen nodig hebben en de ik beschouwt hen als een leger van twee terwijl ze misschien eerder elkaars gevangenen zijn. Titus beschouwt zich als de leider en ziet de ik als zijn volger en de ik betwist dat soms maar meestal accepteert hij het. Volgens hun vader is de ik net als in het verhaal ‘de goede’ en Titus ‘de slechte’ en daarom brengt hij Titus naar een ander gezin. De behandeling die Titus van dit nieuwe, tijdelijke gezin krijgt bevestigt dat. En als Titus terugkomt, lijkt de ik hem helemaal niet gemist te hebben, later vergeet hij zelfs dat Titus er een jaar niet was en vindt hij het bijvoorbeeld maar vreemd dat Titus zo boos doet tegen hun vader. De ik gedraagt zich soms dus ook alsof Titus niet deugt en hierdoor kan hij echt ‘de goede’ zijn: als de ik een worst vindt, stopt hij die weer terug. Als Titus die later ook vindt en ervan eet, kan hij ervan eten met schone handen. Titus heeft dan immers de worst gestolen, hij niet. De broederschap eindigt als Titus de zee inloopt en de ik niet achter hem aan gaat. Misschien eindigt de broederschap echter al eerder. De ik probeert de herinneringen aan het bos en zijn vader levend te houden en denkt veel aan ze. Hij weet dat zijn herinneringen vertroebeld raken, dat nieuwe indrukken en kennis die herinneringen beïnvloeden. Voor Titus is wat hij doet domme nostalgie, maar voor hem zijn het herinneren en het vertellen van die herinneringen een manier om grip op de werkelijkheid te houden, desnoods een werkelijkheid waarvan hij wilde dat die waar was. Omdat voor de ik herinneringen zo belangrijk zijn, is het vreemd dat hij vergeet dat Titus een tijdje weg was. Als Titus hem daarover vertelt en merkt dat de ik dat echt niet meer weet, hem er zelfs van verdenkt het verhaal te verzinnen of te overdrijven, ontstaat er een verwijdering. De ik creëert duidelijk zijn eigen herinneringen en dat zal hij ook doen in dit verhaal/boek, dat bestaat uit de herinneringen aan zijn broer Titus.

Motieven

Muziek

Zie ook het tweede hoofdstuk in de samenvatting. Muziek verbindt de broers: ze kunnen zich er samen mee afzetten tegen een wereld die hen niet wil. Ze hebben onderweg de gitaar altijd bij zich, die hen, net als het feit dat ze broers zijn, ook in gevaar brengt. Als de ik op de gitaar oefent, verdwijnen zijn zwarte gedachten. Titus oefent veel minder maar hij heeft veel meer talent. Het valt hen op hoe stil, zonder muziek de wereld is, waardoor soms een alledaags ritme de ik aan zijn vader en zijn fonograaf doet denken. Muziek begeleidt de herinneringen van de ik en muziek is voor hem een verbinding met zijn vader, voor Titus is muziek warmte, het leven. Titus en de ik ontmoeten enkele gitaarmannen en na de ontmoeting met tante Tas durven ze voor geld op straat te spelen.

Boeken

De broers krijgen boeken van hun vader omdat ze niet naar school kunnen. Vooral de ik ontpopt zich als een lezer en hij kan dan ook niet kiezen welke boeken hij mee zal nemen, als ze weg moeten vanwege het zwarte gat. Hij kiest voor twee boeken en een encyclopedisch woordenboek en zegt dat hij tijdens hun reis wel dingen zag, maar dat boeken hem werkelijk hebben doen zien, omdat hij pas in boeken de woorden leert kennen die bij die dingen horen. Op die manier geeft hij achteraf woorden aan zijn herinneringen.

Fossiel

Titus vindt buiten het bos een fossiel, een ammoniet, en dat is voor hem het bewijs dat de zee bestaat. Hij haalt de steen onderweg elke avond tevoorschijn en hij praat ertegen in zijn eigen taal. Bij de splitsing probeert Titus het fossiel in te zetten om het juiste pad te kiezen, maar de ik heeft dan al besloten alleen verder te willen. Als de ik alleen is, heeft hij Titus’ fossiel.

Vrouwen

De broers groeien zonder moeder op en zien verder geen vrouwen. Het buurmeisje met de sproeten dat de ik een keer door zijn verrekijker ziet als ze naar school gaat en later ontmoet, is het enige meisje dat hij in die periode ziet en hij vindt haar prachtig. Zij wordt voor hem een soort symbool van de ideale vrouw of de vrouw in het algemeen en alle vrouwen die hij daarna ziet, vergelijkt hij met haar. Het beeld van het meisje in zijn hoofd wordt iets wat hem rust geeft en waar hij zich graag in terugtrekt. Titus en de ik verlangen allebei naar meisjes maar praten daar slechts een keer over, als ze een bordeel zien en Titus erheen gaat.

Motto

‘I was the evil product of an evil soil.’

  • Henry Miller, Tropic of Capricorn

De broers worden als duivelskinderen gezien maar de echte duivel zit in de grond: door het boren naar olie ontstaat er een gat dat steeds groter wordt en alles in zich opslokt. Hun vader denkt echter dat zij verantwoordelijk zijn voor dit gat.

 

Een junimorgen als het te vroeg is

om te ontwaken en te laat om weer in te slapen

Ik moet eruit, het groen in dat vol zit met

herinneringen, ze volgen mij met hun blik

Ze zijn onzichtbaar, ze smelten totaal

samen met hun achtergrond, perfecte kameleons

Ze zijn zo dichtbij dat ik ze hoor ademen

hoewel de vogelzang oorverdovend is

  • Thomas Transtrmer, De herinneringen zien mij

Dit motto slaat op het motief herinneringen. De ik wordt zijn herinneringen.

 

Hiraeth, znw, Welsh: Heimwee naar een thuis waarnaar je nooit kan terugkeren of dat zelfs nooit heeft bestaan

Ook dit motto slaat op het motief herinneringen. De ik maakt de woning, het bos en zijn vader in zijn herinneringen mooier dan ze waren. Titus beschuldigt hem dan ook van domme nostalgie.

Titelverklaring

Vanaf het moment dat Titus en de ik het huis en bos verlaten, denkt de ik terug aan deze plek en aan hun vader. Hij leeft op zijn herinneringen en in zijn herinneringen worden de plek die ze hebben achtergelaten en hun vader ook mooier. (Zie ook de motto's.) Als hij Titus kwijt is, denkt hij ook terug aan Titus, vandaar de titel: En ik herinner me Titus Broederland. Het verhaal is een grote herinnering aan Titus en waar hij Titus toen hij met hem samen was, soms haatte, zullen zijn herinneringen aan hem ook vooral mooi zijn.

Structuur & perspectief

Het verhaal begint met het hoofdstuk ‘Vergeet’ dat cursief gedrukt is en waarin de ik onderweg is en iemand anders, Titus blijkt later, mist. Daarna is het verhaal in drie delen verdeeld, die zelf weer verdeeld zijn in hoofdstukken met titels: ‘Hoe het thuis was’, over het leven in het bos en het ontstaan van het zwarte gat, ‘Hoe we westwaarts trokken’, dat loopt tot en met Titus' ontboezeming aan de ik, en ‘Hoe het eindigde’, waarin Titus en de ik worden gescheiden. Alle delen eindigen met een cursief hoofdstuk waarin de ik alleen is.

Het verhaal is niet-chronologisch. De cursieve hoofdstukken spelen later dan de gewone hoofdstukken en het verhaal wordt achteraf verteld.

Het verhaal wordt verteld door een ik-figuur: een van de broers. Hij vertelt achteraf en functioneert als een alwetende verteller die bijvoorbeeld vooruit wijst: ‘…, zonder dat iemand weet had van de wraak die aanstaande was.’ (p. 17) De verteller is niet betrouwbaar omdat hij achteraf vertelt: ‘Nooit zal ik me weer kunnen verplaatsen in mijn eerdere staat van onbegrip, dus ja, alles wat ik jullie vertel is met de wijsheid van later. Wat het tegelijkertijd meer en minder waar maakt.’ (p. 120) Ook lijkt de ik het verhaal aan iemand te vertellen: ‘Het is me overigens opgevallen dat hier geen honden zijn, zeker geen wilde, en dat jullie onbevreesd omhoog kijken.’ (p. 52) Waarschijnlijk zijn dit de mensen op het andere eiland aan wie hij zijn levensverhaal vertelt.

Decor

Het verhaal speelt zich eerst af in een vervallen en scheefgezakte woning in het bos waar nooit iemand anders komt. Er is een tegenstelling tussen het wilde en ongetemde bos van de broers (en de vader) en de gewone wereld van heide, akkerland, het dorp, de kerk en de stenen pijpen waaronder olie werd gewonnen. De afstand tussen de werelden lijkt onoverbrugbaar terwijl ze geografisch gezien naast elkaar liggen. Er is ook een tegenstelling in hoe Titus en de ik naar het bos kijken: voor de ik is het een veilige plek waar ze vrij kunnen zijn, terwijl het voor Titus veel minder veilig is, nadat zijn vader hem naar een ander gezin gebracht heeft. Hij vindt het ook een saaie plek is die hem beknot in wie hij wil zijn.

Het dorp of land waar deze woning en dit bos liggen, is niet duidelijk. 'het speelt zich af in een onduidelijk landschap dat enigszins doet denken aan Groningen of Drenthe, maar zich evengoed in Letland of Zweden kan bevinden. Ruig gebied: weiden, bossen, hei, moeras en ergens in het westen is de zee.' ('t Hart 2016) Volgens een andere recensent speelt het verhaal juist niet in Nederland: 'De wereld in dit Nederlandse boek heeft niets met Nederland te maken en alles met Texas of daaromtrent, begin vorige eeuw. Blues en folkmuziek spelen een belangrijke rol. Ook de winning van ‘aardbloed’ (olie), de rondzwervende ‘kofferknechten (hobo’s), de bekrompen bible belt , en de trek naar het Westen zijn allemaal vintage Americana.' (Takken 2016)

Het verhaal speelt zich af in het verleden, hoewel de precieze tijd onduidelijk is. Het is een tijd waarin men gelooft dat tweelingen kinderen zijn van de duivel en gedood moeten worden, muziek verboden is en men zelf olie uit de grond graaft. Er zijn wel landbouwmachines en elektriciteit maar boeren krijgen nog zo’n twaalf kinderen en veel kinderen sterven jong door de Koorts. Veel mensen kunnen niet lezen en de automobiel is net uitgevonden, wat aan het einde van de 19e eeuw gebeurde.

De vertelde tijd is ongeveer zes jaar: aan het einde van het eerste hoofdstuk zijn de jongens een jaar of twaalf en in het laatste deel denkt de ik dat hij achttien jaar oud is.

Stijl

Kees 't Hart is in De Groene Amsterdammer zeer enthousiast over de stijl van deze roman: 'De nieuwe roman van Auke Hulst staat en valt met de stijl ervan. [...] Dit heeft alles te maken met de elektriserende stijl die de schrijver consequent inzet. Zijn zinnen staan onder hoogspanning, ze jagen voort en voort, er is geen moment rust, net zo min als die twee jongens elkaar ook maar een moment rust gunnen. [...] Met zinnen als: 'Ik herinner me dat ik eens in mijn blote kont op een zongewarmde kei zat te spelen - onze pas gewassen kleren hingen als lege mensen te drogen op het riet.' Romantisch levensgevoel? Ja, dat levert deze roman in grote brokken. Schrijfkunst? Dat ook: 'Een kever landde op mijn schouder en borg zijn vleugels weg onder dekschilden, en aan gifgroene snavelzegge hingen rupsen te verpoppen in rag dat op verdorde bladeren leek.' Hulst laat in zijn zinnen de paniek van zijn twee hoofdfiguren op de vlucht voortdurend doorklinken: 'Wat te zeggen over het zinkgat? Laat ik beginnen bij het begin: dat het huis schudde toen de aarde openbrak. Dat was 's nachts - het was alsof windvlagen aan de muren rukten. De draak gaapt, dacht ik, half in slaap, half wakker, vervloeiend van de ene versie van mezelf in de andere.' Zo dus, zinnen vol rariteiten en gelukkige vondsten, altijd op stoom. Zinnen die op weg zijn naar andere stomende zinnen. En dan verhalen maken.' ('t Hart 2016)

Slotzin

Wat zal ik ze straks vertellen? En wie zal ik dan zijn?

Beoordeling

Als de twee eerdere boeken van een auteur je heel erg bevielen, dan is een nieuw boek van diezelfde auteur altijd spannend: is dit boek weer zo goed? Kan hij de verwachtingen waar maken? Ik kan beide vragen met 'ja' beantwoorden en wat mij ook zo heeft verrast: dit boek is weer helemaal anders dan de twee eerdere boeken die ik van Hulst gelezen heb: Kinderen van het ruige land en Slaap zacht, Johnny Idaho. Je zou kunnen zeggen dat dit boek een mix is van de vorige: twee personages uit Kinderen van het ruige land en een vleugje sciencefiction uit Slaap zacht, Johnny Idaho en die mix is erg geslaagd. Ik zou dit boek aanraden omdat het erg mooi is (zie stijl), omdat het spannend is vanwege de open plekken m.b.t. het verleden van Titus en het zwarte gat en omdat er een hoop interessante uitspraken over het leven in staan.

Recensies

"Zijn nieuwe boek is wederom een geslaagde mix van genres: de psychologische roman, de road novel en science fiction. Op die manier creëert Hulst een eigen mythische wereld, met een vreemde, eigen taal. " https://blendle.com/i/nrc...021-3_06_3
"Auke Hulst stookte zijn toch al niet geringe schrijfverlangen in deze roman hoog op. [...] De ambitie in dit boek is groter. Mythischer. Angstaanjagender. " https://www.groene.nl/art...rlangen--2
Je hebt nog 2 Zeker weten goed verslagen over.

Wil je onbeperkt toegang tot alle Zeker Weten Goed verslagen? Meld je dan aan bij Scholieren.com.

35.884 scholieren gingen je al voor!

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Ook geschreven door Jiska