Vondel

Beoordeling 4.4
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • 6e klas aso | 1090 woorden
  • 6 mei 2004
  • 49 keer beoordeeld
Cijfer 4.4
49 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Opdracht: Zelfstandig studeren: Vondel
Joost van den Vondel

Sara Cranen en Joost van den Vondel waren protestants en woonden in Antwerpen, maar door godsdiensttroebelen waren ze genoodzaakt te vluchten. In 1582 kwamen ze in Keulen terecht.
In 1585 trouwden Vondel’s ouders, en twee jaar later, in 1587, is één van de uithangborden van de gouden zeventiende eeuw in de Nederlandse letterkunde geboren, namelijk Joost van den Vondel. Een jaar voordien waren Joost Sr. en Sara ook al ouders geworden van een dochter Clementia, namelijk op 17 november 1587. In Keulen werd ook nog een derde kind geboren, een dochter Sara, in 1594.
Ook in Keulen voelden Vondel’s ouders zich niet langer veilig, waarschijnlijk omdat men ook daar de Doopsgezinden vervolgde en Vondel’s vader zelfs met het gerecht in aanraking kwam. Dus in 1595 besloten ze nogmaals te vluchten. Ze kwamen in Utrecht terecht, waar de jonge Joost naar school ging, en hij een Latijns schooldrama zag spelen. In maart 1597 vestigde Joost Sr. zich met zijn gezin in Amsterdam, waar niemand hen nog iets in de weg legde. Maar toch voelden ze zich hier ‘opgesloten’ in een kleine gemeenschap van gelijkgezinden die hun identiteit slechts handhaafden door zich tegen hun omgeving af te zetten.
In Amsterdam kreeg de jonge Joost er nog twee broertjes en twee zusjes bij: Willem, Rebecca, Peter en Catharina.
Joost’s vader was in Amsterdam een kousenhandel begonnen, die vrij snel een goed draaiende zaak werd. De financiële situatie van de familie verbeterde dus aandoenlijk, maar toch is hij vanaf zijn zeventiende niet meer naar school gegaan. Het zou kunnen dat hij toen al dichtte, maar dat is niet met zekerheid geweten. In ieder geval is er van de ‘Kindtsche rijmen’ die af en toe vermeld worden, niets bewaard gebleven.
Na de dood van Joost’s vader in 1608 zette zijn moeder de zaak voort met behulp van haar oudste zoon. Kort daarop (5 december 1610) trouwde Vondel met Maeyken de Wolff, de zus van zijn schoonbroer Hans de Wolff. Met haar kreeg hij 4 kinderen, van wie 1 zoon al op jonge leeftijd overleed.
Intussen nam Vondel ook deel aan de activiteiten van de Brabantse rederijkerskamer ‘Het Wit Lavendel’. In dit jaar schreef hij ook zijn eerste toneelstuk, “Het Pascha, ofte de Verlossinge Israels uit Egypten, tragecomedischer wijse eeneyder tot leerling opt tonneel gestelt”. Waarschijnlijk is hij hier al voor zijn huwelijk aan begonnen. Het stuk werd opgevoerd door de Brabantse rederijkerskamer. De bijbelse stof die aan de basis van dit werk ligt, zou een groot deel van Vondels latere werken blijven beheersen. Andere inspiratiebronnen waren de politieke actualiteit en de literatuur van de klassieke oudheid.
In 1613 trok Joost’s moeder zich volledig uit de zaken terug, en liet deze aan haar oudste zoon over. Maar zijn gedachten lagen bij heel andere zaken, bij het dichten.
Tijdens zijn huwelijk leerde Vondel Latijn, Frans kende hij al eerder.
Zijn lyriek bestond vooral uit hekenlende gelegenheidsgedichten. Hij strooide de heftigste hekeldichten over zijn vijanden, de calvinistische predikanten, uit. Zo schreef hij tijdens het Twaalfjarig bestand onder andere ‘Geuzevesper’ (1618) als protest tegen de terechtstelling van Johan van Oldenbarnevelt. Tegen de godsdienstige onderdrukking door Maurits schreef hij onder andere ‘Decretum Horribile’ (1618). Dit engagement was voor Vondel een persoonlijke zaak: hij zou omstreeks 1640 toetreden tot het katholicisme. Ook in zijn oeuvre was omstreeks 1932 een keerpunt merkbaar: hij schreef minder hekeldichten, werd milder van toon en produceerde een aantal autobiografisch geïnspireerde gedichten. Zo schreef hij “Kinderlyck”, een gedicht opgedragen aan de dood van zijn jongste kind Constantijn. Zijn kleindochter en vrouw overleden ook kort in die periode, en hij schreef voor hen “Lyckklaght aan het Vrouwekoor, over het verlies van mijn ega” en later “ Uitvaert van Maria van den Vondel.
Door de vele sterfgevallen in zijn familie, werd Vondel heel erg moedeloos. Hij had niet de kracht het heldenepos dat hij ter ere van Constantijn begonnen was, te voltooien. Hij vernietigde het.
In mei 1937 stierf Joost’s moeder. Deze energieke vrouw had weinig vertrouwen in het zakentalent van haar oudste zoon, en onterfde hem gedeeltelijk. Na haar dood begon Vondel openlijk op het stuk van godsdienst te twijfelen. Dan pas ontplooide zijn dichterschap zich pas goed. Zijn gedichten werden technisch steeds volmaakter en leunden inhoudelijk steeds dichter aan bij het katholicisme. Deze verschuiving is zichtbaar in zijn toneelstuk “Gijsbrecht van Aemstel” (1637).
In 1640 werd hij katholiek. Toch bleef hij in zijn toneelstukken opkomen tegen gewetensdrang, uit liefde voor Amsterdam...
Absolute hoogtepunten uit Vondel’s oeuvre zijn de toneelstukken “Lucifer” (1654) en “Adam in Ballingschap” (1664). In zijn toneelwerk trachtte hij zijn theoretische opvattingen over drama te verwerken. Zo zijn de stukken uit de laatste 20 jaar van zijn leven toegespitst op het opvoeren van dramatische gemoedsveranderingen. Onder meer in “Adonis” (1661) ging dit duidelijk gepaard met Vondels persoonlijke gemoedstoestand. Hij ging de laatste jaren van zijn leven immers gebukt onder het financiële failliet van zijn kousenhandel eb onder vele stergevallen in zijn familie.
Vondel stierf op 5 februari 1679, ten gevolge van zijn ouderdom.

Link met de Geuzen

Vondel’s ouders waren protestanten, dus hij werd protestants geboren. De Geuzen waren calvinistisch en zodoende de vijand van de protestanten. Zijn gedichten waren meestal hekeldichten, waarin hij zijn ongenoegen uitte over de calvinisten. Zo schreef hij bijvoorbeeld ‘Geuzenvesper’ om zijn ongenoegen te uiten over de terechtstelling van Johan van Oldenbarneveldt. ‘Decretum Horribile is een protest tegen de godsdienstige onderdrukking door Maurits.

Vergelijking tussen Vondel en Elsschot.

De Geuzenvesper - Joost van den Vondel

Dit is een hekeldicht. Het gaat zoals de meeste hekeldichten over de dood van Johan Oldenbarneveldt. Vondel vond deze terechtstelling moord.
In de eerste 3 strofes van het gedicht betreurt hij de dood van Oldenbarneveldt. Hij vraagt zich af waarom een dergelijk goed man van het leven werd beroofd.
In de vierde strofe echter zegt hij dat de rechters alles kunnen proberen om hun zonden te laten verdwijnen, maar dat het hen niet zal lukken. Zullen altijd wroeging blijven hebben, en God zal hen hun verdiende straf bezorgen.
Borms- Willem Elsschot
Het gedicht “Borms” van Willem Elsschot kan vergeleken worden met “Geuzenvesper” van Vondel. In beide gedichten wordt de aanzienlijke ouderdom van de geëxecuteerde benadrukt. De gedichten eindigen beiden met een aanspreking.
Bronnen

De Rederijkers:
Boeken: -Nederlandse literatuur, een geschiedenis – M.A. Schenkeveld- van der Dussen e.a.; Uitgave 1993; Martinus Nijhof Uitgevers Groningen
Website: http://www.ned.univie.ac.at/publicaties/taalgeschiedenis/nl/rederijkers.htm

De Geuzen en Vondel:
Boeken: -Het Geuzenboek – Louis Paul Boon
-Nederlandse literatuur, een geschiedenis – M.A. Schenkeveld-
van den Dussen e.a.; Uitgave 1993; Martinus Nijhof Uitgevers
Groningen
Website: http://cf.hum.uva.nl/dsp/ljc/vondel/leven.html

REACTIES

L.

L.

Hey Shari,

Je hebt me enorm geholpen voor het mondeling examen Nederlands maandag!
Merci!

Groetjes,

Lien (van de B-klas)

21 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.