INTERPRETATIE DER GEDICHTEN LEVI WEEMOEDTS
Bron: ‘Geduldig lijden’, Lévi Weemoedt 2000
HOOFDSTUK I Gedichtinterpretaties
Gedicht I
Zuster Lenin
Een lief gezicht, dat wel, maar uit haar mond
meurt ze naar Marx en opbouwwerk.
Acht jaar geleden zat ze vóór mij in de kerk;
bracht zedig de gezangenboekjes rond.
Haar blonde krullen zijn aanmerkelijk vetter,
en gek: dat flink stuk blote rug en kont,
dat, als ze neerhurkt op de grond
de aandacht vraagt, doet mij geen spetter.
Haar frisse jurkjes vroeger wel: wat was ze proper!
Borstrok en kamizool: wel werk voor twee,
maar eenmaal uitgepakt bezat ik haar privé.
En nu heeft heel de jonglingschap een loper.
Terwijl ze opstaat om wat gore wijn te schenken,
vertedert ze me toch en moet ik denken:
ik wou mij ophangen om haar...
Ach! Had zij nu de Lieve Heer nog maar!
Als ik ga kijken naar de persoon valt mij duidelijk een man-vrouw (rollen)patroon op. ‘Iemand’ praat hier over een vrouw, vertelt hoe ‘goed’ ze eruitzag en beschrijft verscheidene kenmerken (blonde krullen, blote rug en kont). Ik kan me niet voorstellen dat het een vrouw betreft die zo over een (andere) vrouw praat. Hij wekt de indruk niet jong te zijn, pratende over ‘vroeger’ in verband met ‘borstrok en kamizool’. Het geheel straalt een moedeloos gevoel uit, van ‘het overkomt mij maar, ik kan er verder toch niets aan (ver)helpen’.
Ik kan in dit geval geen woorden van dubbele betekenis ontdekken. Wel zinnen, alsmede de titel, die verwijst naar de ‘zuster’ van Lenin. Als je bijvoorbeeld gaat kijken naar de zin ‘En nu heeft heel de jongelingschap een loper’. Op zichzelf heeft deze zin geen dubbele betekenis. Maar laten we hem eens in context plaatsen:
Haar frisse jurkjes vroeger wel: wat was ze proper!
Borstrok en kamizool: wel werk voor twee,
Maar eenmaal uitgepakt bezat ik haar privé.
En nu heeft heel de jongelingschap een loper.
Je kunt hier uit opmaken dat dit meisje of deze vrouw de vriendin van de verteller was (‘eenmaal uitgepakt bezat ik haar privé’), maar dat nu zowat iedere (jonge) vent bij haar over de vloer komt (‘en nu heeft heel de jongelingschap een loper’). Die loper heeft dus niets met een echt slot te maken, maar alles met die ene vrouw. Ik vind deze dubbele interpretatie, die hier meer voorkomt, het gedicht zeker niet ontdoen van zijn waarde.
Het thema is ‘communisme is fout’. Althans, dat meen ik eruit te herkennen. In plaats van dat gezegd wordt ‘ze ruikt naar Marx en opbouwwerk’ wordt verteld ‘ze meurt naar Marx en opbouwwerk’. Dit geeft het idee van een negatief sentiment over het communisme, hier gesymboliseerd door ‘Marx en opbouwwerk’. Of in dit geval het communisme / Marx ook nog eens gelijk getrokken wordt met het als het ware ingebouwde verhaaltje van de jongedame met de blonde krullen (strofen 2&3) zou ik niet kunnen zeggen.
Het komt een beetje ouderwets over, het feit dat het in midden van de jaren ‘70 geschreven is heeft daar wellicht iets mee te maken. Woorden als ‘borstrok’, ‘kamizool’, ‘proper’ en ‘jongelingschap’ geven natuurlijk niet echt de associatie van deze tijd te zijn. Het gedicht leest prettig, wat het geheel ten goede komt!
Parafrase
Ze heeft wel een lief gezicht, maar ze ruikt naar Marx en opbouwwerk.
Acht jaar geleden zat ze vóór me in de kerk en daar bracht ze gelovig de boekjes rond.
Haar gekrulde, blonde haren zijn behoorlijk vetter geworden, maar het is toch gek; als dat stuk blote rug en kont de aandacht vraagt, als ze neerknielt op de grond, dan doet me dat geheel niets.
Vroeg had ze van die leuke jurkjes, ze waren zo schoon! Genoeg voor twee mensen, de borstrok en kamizool eenmaal uitgepakt bezat ik haar toch privé. Maar nu ben ik daar niet meer alleen…
Ze staat op om wat vieze wijn in te schenken, ze vertedert me wel waardoor ik moet denken: ik wilde me ophangen om haar… Maar ach. Had ze de Lieve Heer nu nog maar!
Formele kenmerken
Het gedicht is opgebouwd uit 4 strofen, die met elkaar samenhangen in een chronologische volgorde: een verhaal wordt verteld, dus. Het rijmpatroon is als volgt:
I abba
II abba gelijk
III abba
IV aabb > verschillend
Ik kan echter geen metrum in dit gedicht ontdekken. Waarschijnlijk is het een parlando J.
Stijlfiguren en beeldspraak
Enkele metaforen zijn ‘Marx en opbouwwerk’ (communisme), ‘en nu heeft heel de jonglingschap een loper’ (iedereen doet het met haar). Een vleug sarcasme dringt door in de zin ‘Ach! Had zij nu de Lieve Heer nog maar!’, wetende dat het communisme (waar dit stuk op slaat) atheïstisch was en ‘de Lieve Heer’ rigoureus afwees. Verder is het gehele gedicht aan te merken als een soort van ironische vingerwijzing naar het communisme.
Persoonlijke beoordeling
De persoonlijke beoordeling is reeds in de (persoonlijke) interpretatie verwerkt.
Gedicht II Socialistisch woonbeleid
Een troostloos tegenlicht valt door het venster heen:
’t is half twee en leeg staar ik naar buiten,
waar ’t holle Niets te keer gaat aan de ruiten.
Maar dankzij SCHAEFER heb ik overal Thermopane.
’t Neerslachtig uitzicht op de kale nieuwbouwhuizen
doet het oude hart in al zijn voegen kraken.
Maar ‘k schreeuw de naam VAN DAM! vol dank van alle daken:
er zit subsidie op de doodgedrukte luizen!
Vrouw Arremoe krabt aan de dubb’le ramen:
háár erfpacht ben ‘k, van eeuwigheid tot amen.
De aflossingscondities zijn zéér rekbaar.
Alleen mijn smart is met geen mogelijkheid aftrekbaar.
Dit gedicht straalt iets droefs uit, iets wat trouwens bij al de gedichten van Weemoedt terugkomt. Woorden als ‘troostloos’, ‘tegenlicht’, ‘het holle Niets’ wekken de indruk dat hier een weemoedig man aan het woord is. Dat soort gedichten heeft niet mijn persoonlijke voorkeur, hoewel de typische schrijfstijl en woord- en onderwerpkeuze van Weemoedt mij niet tegenstaan.
Het thema is ‘armoede’, ingegeven door bepaalde woorden als ‘Vrouw Aremoe’, ‘aflossingscondities’, ‘met geen mogelijkheid aftrekbaar’, gezet in een context van ‘socialisme’. Ik ben geen voorstander van het socialisme. Het onderwerp raakt me in die zin ook niet echt, hoewel ik me zijn gedachtegang wel kan voorstellen.
De beeldspraak die je hier in kunt vinden is soms goed te begrijpen. Hij probeert zijn kritiek (want dat is het) te verbergen, te nuanceren door die in beeldspraak te gieten (ook te bemerken bij Zuster Lenin). Anders zou hij alsook dit gedicht zeer pessimistisch overkomen, zo heb ik het idee. Het taalgebruik past hier wel een beetje bij, Weemoedt gebruikt de meest droevige woorden die hij kan vinden om zo een zeer neerslachtige sfeer te wekken.
Een zin als de navolgende kan sommige mensen wel problemen bij het lezen opleveren:
Maar dankzij SCHAEFER heb ik overal Thermopane.
Wie is SCHAEFER eigenlijk? Toen ik het gedicht voor de eerste keer las wist ik het niet (meer). Het is dus een wethouder die in het College van Amsterdam heeft gezeteld en daar hevig voor Thermopane heeft gepleit, waarschijnlijk in de tijd waarin dit gedicht plaatsheeft. Zo komt er nog een wethouder in voor (Marcel VAN DAM).
Strofenbouw
‘Socialistisch woonbeleid’ bestaat uit 4 strofen, de eerste twee bestaan uit 4 regels, de laatste twee uit 2 regels. De eerste drie strofen vormen een inleiding op strofe 4, waar zijn ‘standpunt’ wordt duidelijk gemaakt; namelijk dat er voor armen maar weinig overschiet en dat de overheid daar absoluut niet bij helpt. Ditzelfde wordt in strofe 1 t/m 3 gegoten in beeldspraak.
Rijm
Er is sprake van eindrijm, in de strofen 1 en 2 in de vorm abba, in de strofen 3 en 4 vind je de vorm aa (zij bestaan namelijk uit slechts twee regels). Daarnaast kun je de volgende voorbeelden van alliteratie en assonantie herkennen:
Assonantie r. 2 twee – leeg
r. 2 staar – naar
r. 3 gaat – aan
r. 6 hart – al (– kraken)
Alliteratie r. 1 troostloos – tegenlicht
r. 1 valt – venster
r. 7 van – vol (– van)
r. 7 Dam – dank (– daken)
r. 8 doodgedrukte
Metrum
Ik kon wederom geen metrum ontdekken, tenminste: niet eentje waarvan ik op de hoogte ben van het feit dat hij bestaat. Wellicht is dit een parlando.
Parafrase
Er valt een naargeestig tegenlicht door het venster. Het is al half twee, ik staar naar buiten waar ik de wind tekeer zie gaan tegen de ruiten. Maar dankzij oud-wethouder Schaefers inspanningen heb ik overal Thermopane.
Het uitzicht op de kale nieuwbouwhuizen maakt me neerslachtig en doet pijn in mijn hart. Ik ben oud-wethouder Van Dam echter zeer dankbaar: de doodgedrukte luizen op de ruit zijn ook gesubsidieerd!
De Armoede kijkt door onze dubbele ramen heen, daar kom ik toch terecht, nu en altijd.
De aflossingscondities van mijn hypotheek zijn zeer flexibel, maar mijn pijn is met geen mogelijkheid aftrekbaar van de belasting.
Persoonlijke beoordeling
De persoonlijke beoordeling is reeds in de (persoonlijke) interpretatie verwerkt.
Gedicht III In losse groeve
\'t Naargeestig levenslied stond altijd in mineur:
de partituur schreef niets dan somb\'re klanken.
\'t Was Opus 13, hartverscheurend janken,
en wie mij zingen hoorde, sloot meteen de deur.
De eindeloze solo\'s knarsetanden,
de éne blijde noot, door tranen uitgewist:
diep in mijn keel voeld\' ik de wanhoop branden:
wie was van dit koraal de componist?
Voor jóu heb ik altijd vergeefs gezongen:
de plaat werd onder \'t vele draaien wrak.
Toen heeft de naald zich in mijn hart gedrongen
zodat niet \'t jouwe maar het mijn brak.
Nu wordt mijn droeve discotheek gesloten.
Maar jaren later, plot\'sling op FM,
hoor je, als door een knappe kop geschoten:
\'t verliefde krassen van mijn tweede stem!
Op zich zijn de voorgaande gedichten die mijn interpretatie ondervonden naar nu blijkt niet de somberste van allemaal: het kan nog erger, zo bewijst dit gedicht. Het lijkt alsof Weemoedt alle droevigheid die hij in zich heeft in dit gedicht naar buiten weet te persen. Ik moet wel zeggen dat ik naarmate ik meer gedichten van hem gelezen / nader bestudeerd heb zijn stijl van schrijven beter begin te waarderen, alsof achter de beschermende waas van droevigheid, pessimisme en andere naargeestige zelfstandige naamwoorden een man schuilt die de wereld wat te vertellen heeft, hoe het allemaal zou moeten, hoe we ons zouden moeten gedragen. Ik ben het dan wellicht niet geheel eens met de ideologie die hij voorstaat, ik begrijp het enthousiasme waarmee hij het uitdraagt; en dat lijkt hier meer dan voldoende!
Het lijkt niet slim om dit gedicht te lezen wanneer je níet in een mineurstemming bent – het zou je dag wel eens kunnen verpesten! Het thema is een van de meest hartverscheurende uit de menselijke omgang, en wel ‘onbeantwoorde liefde’. Hij voelt hier iets voor een vrouw, die helaas niets voor hem voelt:
Voor jóu heb ik altijd vergeefs gezongen
Misschien moet ik eerst uitleggen wat daar aan voorafgaat. Hij vertelt dat hij ‘aan het zingen’ is, en wel een ‘naargeestig levenslied’. Iedereen die hem hoorde, sloot meteen de deur. Wat kun je hieruit opmaken? Wilde niemand met hem omgaan wellicht?
Wat het taalgebruik aangaat: de woorden op zichzelf zijn niet zo moeilijk te begrijpen. Het is hetgeen zij symboliseren dat erg moeilijk te begrijpen is, gezien het feit dat ik niet geheel zeker weet of ik dit gedicht goed begrepen heb en dan vooral met betrekking tot de constatering dat dit gedicht een vorm is van het reiken naar een ongrijpbare liefde. Erg onduidelijke, dubbelzinnige beeldspraak, die me nogal eens aan het twijfelen bracht. Ik denk dat ik de achterliggende gedachte wel enigszins begrepen heb, hoewel de uitwerking daarvan mij niet helemaal duidelijk is.
Strofenbouw
Het gedicht bestaat uit 4 kwatrijnen. Er bestaat eindrijm in de vorm abba (omarmend rijm, strofe 1) en abab (gekruist rijm, strofen 2, 3 en 4). Verder geen vormen van rijm aanwezig.
Rijm
Er is sprake van zowel assonantie als alliteratie:
Assonantie r. 1 naargeestig – levenslied
r. 3 hartverscheurend – janken
r. 5 eindeloze – solo’s
r. 14 jaren – later
r. 15 hoor – door
Alliteratie r. 1 levenslied
r. 2 schreef – somb’re
r. 8 wie – was
r. 9 voor – vergeefs
r. 13 droeve – discotheek
r. 15 knappe – kop
Metrum
Het metrum is waarschijnlijk een jambe.
de partituur schreef niets dan somb\'re klanken
de éne blijde noot, door tranen uitgewist
Nu wordt mijn droeve discotheek gesloten
Stijlfiguren
§ Hij dicht het leven een eigenschap toe die het niet heeft: metonymia (r. 1).
§ Hij dicht eigenschappen van een persoon toe aan een levenloos iets: personificatie (r. 2).
§ Deel van het geheel: metonymia (r. 14).
Beeldspraak
§ ‘’t was Opus 13’, r. 3 – metafoor, slaat op het imaginaire ‘muziekstuk’.
§ ‘dit koraal’, r. 8 – metafoor, slaat wederom op het imaginaire ‘muziekstuk’.
§ ‘mijn droeve discotheek’, r. 13 – metafoor, slaat op het ‘muziekstuk’.
Parafrase
Het naargeestige lied van het leven werd altijd in mineur geschreven, de partituur liet niets dan sombere zaken zien. Het was Opus 13, het ongeluksgetal, het liet je hartverscheurend janken, en wie mij zingen hoorde, keek meteen niet meer.
De verschrikkelijke solo’s duurden eindeloos lang, haast geen blijde noten, diep in mij voelde ik de wanhoop: wie veroorzaakte dit leed?
Jou heb ik altijd vergeefs begeerd, het duurde zo lang. Toen brak mijn hart...
Nu houden de droevige liederen op te bestaan. Maar jaren later hoor je plotseling op de radio, als schiet het door je mooie hoofdje, mijn verliefde stem!
Persoonlijke beoordeling
A Thema
Het thema, ‘onbeantwoorde liefde’, spreekt mij op zich wel enigszins aan. Het probleem is echter dat wanneer je reeds 2 gedichten van deze man gelezen hebt je ook wel weer iets anders wilt, gezien de treurigheid die er uit spreekt. Ik kan niet zeggen dat het thema/onderwerp me geraakt heeft, zo serieus lijkt het namelijk allemaal ook weer niet, het blijft een vorm van fictie, wat ook te lezen is uit de schrijfstijl van Weemoedt. Dat wil echter niet zeggen dat dit thema niet van deze tijd is, er wordt nog steeds veel over geschreven, en dan heb ik het nog niet eens over de prozavorm. Het lijkt me duidelijk dat dit gedicht er weer een is om bij een ‘wat mindere’ stemming te lezen.
B Taalgebruik
De beeldspraak in dit gedicht vind ik moeilijker dan in de andere twee, althans: moeilijker te interpreteren. De woorden van die beeldspraak zelf zijn niet zo moeilijk, maar wat ermee bedoeld wordt is niet helemaal duidelijk. Het taalgebruik is niet wat je zegt ‘ongelooflijk’ origineel, maar het zijn ook geen clichés. Het zit er tussenin. De beeldspraak vind ik uiterst origineel, vooral de ‘rode draad’ in dit gedicht, het ‘levenslied’. Pas op het einde wordt duidelijk wat hij er nu echt mee bedoeld. De mooiste regel is wat mij betreft de eerste:
‘t Naargeestig levenslied stond altijd in mineur:
Hiermee wordt het gedicht ingeleid, en de ‘rode draad’ toegelicht.
C Beleving
Ik vind het gedicht:
§ pessimistich
§ droevig
§ niet belerend
§ persoonlijk
§ natuurlijk
§ moeilijk
§ origineel/saai
§ gevoelig
Gedicht IV Met afklap
1. De dames vroegen allemaal een heer
2. maar ik bleef achter in mijn veel te lange schoenen
3. de veters knelden en de nauwe punt deed zeer: (Assonantie)
4. ‘Het italiaanse modelletje om te zoenen !!’
5. Zijn vrouw en ook zijn dochtertje was ziek,
6. Dus zweefd’ik met de dansschooleigenaar
7. met lege passen in een razende ritmiek (Alliteratie)
8. tussen de paartjes door en: ach, díe keken maar !
9. Toen wist ik ook: dit dansen mag niet duren. (Alliteratie)
10. Wij zijn maar gasten op een zinloos bal masqué,
11. en, of Hij vroeg verschijnt of in de late uren:
12. daar staat de Dansmeester en zegt tot u: ‘Changez!’. (Alliteratie)
1. persoonlijke interpretatie
Het gaat over dansen, over een man die zich helemaal niet thuisvoelt op de dansvloer. Hij wordt niet gekozen dus dans hij met de dansschooleigenaar. As hij met de dansschooleigenaar danst gaat het heel goed. Dan slaat het gedicht om en gaat het over de maatschappij.
3. formele kenmerken
Strofenbouw en rijm:
Het gedicht is opgebouwd uit 2 kwatrijnen en 2 distichons. In de twee kwatrijnen is het schema ABAB en de twee distichons hebben samen ook het schema ABAB. Dit heet gekruist rijm. De eerste twee strofen horen bij elkaar en de laatste twee strofen ook.
Metrum:
Jambe
4. opvallende boorbeelden van beeldspraak en stijlfiguren
Stijlfiguren:
R2 + R3: ‘veel te lange schoenen; de veters knelden en de nauwe punt deed zeer’. Dit is een opsomming van wat er mis is met de dansschoenen
R4: ‘Het Italiaans modelletje om te zoenen!!’ . Dit is ironisch bedoeld. Er wordt gesuggereerd dat de dansschoenen goed zijn terwijl er net verteld werd dat ze niet goed waren.
R12: ‘Changez!’ . Dit is een eufemisme. Het is de bedoeling dat er iemand doodgaat uit de maatschappij. Hij moet ruilen (changer betekent ruilen) met iemand die geboren moet worden, Changez is daarom zacht uitgedrukt wat er bedoeld wordt.
Beeldspraak:
Er komen geen vormen van beeldspraak voor in het gedicht.
5. Herstel de eigen interpretatie
Het is niet nodig mijn eigen interpretatie te herstellen.
7. Herschrijf het gedicht in proza-vorm en geef je eigen interpretatie
Het gedicht ‘met afklap’ in proza-vorm:
De dames vroegen allemaal een heer.
Maar ik bleef achter in mijn veel te grote schoenen.
De schoen knelde en de punt deed zeer.
Het Italiaans modelletje om te zoenen!
Zijn vrouw en zijn dochter waren ziek.
Dus danste ik met de dansschooleigenaar.
Heel snel.
Tussen de danspaartjes, die naar ons keken, door.
Toen wist ik dat het dansen snel moest stoppen
Wij zijn maar zinloze mensen in de maatschappij
En of God vroeg of laat verschijnt,
Hij is er en roept: ‘Jij moet dood’.
Mijn eigen interpretatie van het gedicht:
De titel ‘Met afklap’ geeft weer meteen aan dat het over dansen gaan. Ook de woorden dansschooleigenaar, dansen, bal masqué en changez, geven te kennen dat het om een dansschool gaat. In de tekst wordt een keer Hij met hoofdletter geschreven, wat betekent dat het over God gaat. Ook Dansmeester wordt met een hoofdletter geschreven, hier wordt ook God mee bedoeld.
Het gedicht begint met een verhaal over de dansschool waar de ik-persoon op zit. Omdat er meer dames dan heren zijn blijft de ik-persoon achter. Hij voelt zich niet thuis in de dansschool. Omdat er geen dames meer zijn gaat de dansschooleigenaar met hem dansen. Dit gaat heel goed.
Dan komt er een verrassende wending en gaat Levi in op de huidige maatschappij, maar blijft wel schrijven in ‘dansschooltermen’. Hij vertelt dat iedereen uit de ‘zinloze’ maatschappij vroeg of laat door God gehaald wordt om dood te gaan. Dat er iemand anders moet leven.
Persoonlijke beoordeling
Het thema van het gedicht spreekt mij aan, zoals eigenlijk het hele gedicht mij aanspreekt. In het begin lijkt het een saai gedicht, maar als je erover na gaat denken is het toch wel een leuk gedicht. Normaal spreekt de dood me niet zo aan, maar het is hier leuk in verwerkt. Ik denk dat dit niet zo direct een gedicht is dat je bij een bepaalde gelegenheid voordraagt, misschien bij de dood van een dansschooleigenaar, of iemand die veel danst.
Het taalgebruik in het gedicht is relatief makkelijk. Er staan wel moeilijke woorden in het gedicht, maar de hoofdlijnen van het gedicht zijn makkelijk te herkennen. Vooral de laatste zin vind ik heel mooi, omdat deze heel erg goed bedacht is. Er komt geen beeldspraak in voor, dit is niet erg origineel.
Ik vind het gedicht pessimistisch omdat het over de dood gaat, er wordt veel rekening gehouden met de dood, het heeft een sombere uitstraling. Het gedicht is ook droevig.
Het gedicht is makkelijk te begrijpen. Het gedicht is ook persoonlijk omdat het op het leven van Weemoedt zelf terugslaat.
Gedicht V Talens & Zn.
1. Ik was al vroeg artiest: ik won een wedstrijd kleuren;
2. Héél jong verzon ‘k een rake limerick.
3. Bewierookt werd mijn vers in aangename geuren
4. En meen’ge fraaie beker in de ik
5. Zo rees mijn ster: door tantes en vriendinnen
6. Voor ieder woord op zoetigheid onthaald,
7. Wordt thans mijn tong wel vorstelijk betaald:
8. Men leest mijn lied in goud-op-snee of linnen.
9. Toch was ik altoos triest: al bij ’t applaudisseren
10. Wordt ik bevangen door een plotseling verdriet
11. En moet de juich’nde zaal héél sneld de rug toe keren,
12. Terwijl ik huiverind snik: ‘Ik hoor hier niet!’
1. persoonlijke interpretatie
Het gaat over een persoon die artiest is. Het leven van een artiest vanaf het begin. Hij begint met een kleurwedstrijd, daarna een vers (een limerick). Daarna gaat hij zingen. Dan is er een wending, er wordt het gedicht triest. Aan het eind van het gedicht gaat de artiest dood.
3. formele kenmerken
Strofenbouw en rijm:
Het gedicht is opgebouwd uit 2 kwatrijnen en 2 distichons. In het eerste kwatrijn is het rijmschema ABAB te herkennen (gekruist rijm) en in het twee kwatrijn is het schema ABBA (omarmend rijm) te herkennen. De laatste twee distichons hebben samen het rijmschema ABAB (gekruist rijm). De eerste twee strofen horen bij elkaar en de laatste twee strofen ook.
Metrum:
Jambe
4. opvallende boorbeelden van beeldspraak en stijlfiguren
Stijlfiguren:
Opsomming: In het hele gedicht wordt het leven van een artiest opgesomd.
R 12: ‘Ik hoor hier niet!’ Dit is een eufemisme. Het is de bedoeling dat er iemand doodgaat uit de maatschappij. Hij moet ruilen (changer betekent ruilen) met iemand die geboren moet worden, Changez is daarom zacht uitgedrukt wat er bedoeld wordt.
Beeldspraak:
R7: ‘wordt thans mijn tong wel vorstelijk betaald’. Dit is een personificatie, aan de tong wordt een eigenschap van de persoon toegekend.
R11: ‘de juich’nde zaal’. De zaal kan niet juichen, de mensen juichen
5. Herstel de eigen interpretatie
Het is niet nodig mijn eigen interpretatie te herstellen.
7. Herschrijf het gedicht in proza-vorm en geef je eigen interpretatie
Gedicht in proza-vorm:
Ik was al heel jong artiest: ik won een kleurwedstrijd.
Heel jong verzon ik een goede limerick.
Mijn vers werd door iedereen toegejuicht.
En ik won veel prijzen.
Ik werd via via beroemd.
Door iedereen werd ik warm onthaald.
Nu wordt ik betaald voor het zingen
Iedereen vindt mijn lied goed.
Toch was ik verdrietig bij het applaudisseren.
Ik wordt dan plotseling verdrietig.
En ik moet dan snel weggaan.
Terwijl ik huilend zeg: ik moet dood.
Mijn eigen interpretatie van het gedicht:
De titel ‘Talens & Zn.’ geeft al meteen iets raars weer. Talens is immers een kleurpotlodenmerk, en wat kan dat nu met een gedicht te maken hebben?
Het wordt al in de eerste regel bekend. Er wordt verteld over het complete leven van een artiest.
Van de jeugd tot het overlijden van de artiest. Dit gedicht lijkt qua opbouw veel op ‘Met afklap’, omdat het ook uit 12 regels bestaat en ook een wending heeft na de twee kwatrijnen. In het begin wordt alles rooskleurig beschreven, daarna wordt het slechte deel van artiest, het doodgaan beschreven.
Persoonlijke beoordeling
Het thema van het gedicht, spreekt me niet aan. Het gedicht raakt me niet, omdat ik hier helemaal niks mee te maken heb. Het is een beetje een afgezaagd gedicht, een beetje makkelijk. Ik denk niet dat dit een gedicht is om voor te dragen, misschien op een lezing, maar anders niet. Er zit niet echt een boodschap in het gedicht.
Het taalgebruik in het gedicht is moeilijk, er wordt heel erg omheen gedraaid. Het lijkt ook wel of Weemoedt expres moeilijk probeert te doen. Over de originaliteit van het taalgebruik valt niet te klagen, de woorden zijn heel apart gekozen en ik denk niet dat iemand op dit taalgebruik zou komen. De beeldspraak is een beetje magertjes, er komt wel beeldspraak in voor, maar dat is niet erg origineel en het voegt ook weinig toe.
Ook dit gedicht vind ik droevig, in het begin is het nog wel vrolijk, maar het heeft een droevig einde. Het gedicht is moeilijk te begrijpen. Ook zou ik aan het gedicht de omschrijving saai willen toekennen, ik denk niet dat het gedicht iemand aanspreekt.
Gedicht VI De hoogste tijd
1. Nu zit ik nog gezellig in ’t café
2. en staar naar buiten: natte sneeuw valt in de straat.
3. Maar straks, als plots de tochtdeur open slaat
4. en Hein verschijnt, mijn aanwijst: ‘Kom je mee?!’
5. Wat dan? Als, slechts gevolgd door slak en rat
6. een kindse bidder ’t lichaam naar de groeve kruit
7. en ‘EEN TWEE DRIE IN GODSNAAM!’ in het gat
8. stort, ’t zaakje met wat blaad’ren sluit.
9. Zal ik dan juichen in dat grote Hemelkoor
10. met Eng’len links en rechts, die dansen, spelen
11. en Eeuwig zingen rond de klare Troon van God?
12. Zal ik Zijn Toorn niet wekken met mijn rauwe strot
13. die het gezang verscheurt uit duizend gouden kelen:
14. ‘Dat is die Weemoedt, Heer, die zong altijd zo schor!’
1. persoonlijke interpretatie
Dit gedicht gaat over Weemoedt de persoon zelf. Er komt veel van Weemoedt’s leven in voor. Dit gedicht gaat over de dood, dit blijkt uit de woorden Hein (Magere Hein), ‘kom je mee’, ‘Eng’len’. Ook de woorden ‘in het gat stort, ’t zaakje met wat blaad’ren sluit.’, wat op het begraven van Weemoedt slaat. Het lijkt me dat Weemoedt bang is voor de dood, en dat hij het van zich af probeert te schrijven, hij kan het niet loslaten. Ook God komt weer veel voor in dit gedicht, aangezien er veel met hoofdletters wordt geschreven.
3. formele kenmerken
Strofenbouw en rijm:
Het gedicht is opgebouwd uit 2 kwatrijnen en 2 terzine’s. In het eerste kwatrijn is het rijmschema ABBA te herkennen (omarmend rijm) en in het twee kwatrijn is het schema ABAB (gekruist rijm) te herkennen. De laatste twee terzines hebben samen het rijmschema ABCCBA.
Metrum:
Jambe
4. opvallende boorbeelden van beeldspraak en stijlfiguren
Stijlfiguren:
R 12: ‘Kom je mee?!’ Dit is een eufemisme. Het is de bedoeling dat er iemand doodgaat. Kom je mee is daarom zacht uitgedrukt wat er bedoeld wordt.
Beeldspraak:
R2: ‘natte sneeuw valt in de straat’. Dit is een metonymia. Het valt op de stenen van de straat.
5. Herstel de eigen interpretatie
Het is niet nodig mijn eigen interpretatie te herstellen.
7. Herschrijf het gedicht in prozavorm en geef je eigen interpretatie
Gedicht in prozavorm:
Nu zit ik nog gezellig in het café.
Ik kijk naar buiten: het sneeuwt.
Maar straks, als ik bijna dood ga,
En magere Hein komt, en vraagt ga je dood?
Wat dan? Als ik straks zonder vrienden begraven wordt.
De grafdelver gaat naar het kerkhof.
Hij gooit mij zo, in het graf.
En gooit er wat zand over.
Ben ik dan blij omdat ik in de hemel ben.
Met engelen links en rechts, die dansen en spelen.
En voor altijd zingen in de hemel?
Zal ik de aandacht van God niet trekken met mijn slechte stem
Die erg opvalt tussen de vele zangers.
Dat is Weemoedt, God, die zong altijd zo slecht.
Mijn eigen interpretatie van het gedicht:
‘De hoogste tijd’ duidt erop dat er iets moet gebeuren dat haast heeft. Het gaat hier (weer) over het doodgaan, dit keer van Lévi Weemoedt zelf. In het hele gedicht wordt er verteld over het doodgaan en de dood zelf, wat er dan gebeurt. Magere Hein komt er in voor, Engelen en God. Het gedicht straalt iets bangs uit, angst voor de dood, wat overigens zelf niet verteld wordt.
Het gedicht begint in een café, daar komt magere Hein naartoe om hem te halen. Dan wordt hij begraven, het is een droevige begrafenis, want er komt bijna niemand. Dan gaat hij naar de hemel toe, naar de engelen, daarna gaat hij naar God.
Het gedicht straalt ook iets droevigs uit, Weemoedt is triest omdat er niemand op zijn begrafenis is. Ook zingt hij heel vals: ‘Dat is die Weemoedt, Heer, die zong altijd zo schor!’
Verder geeft het gedicht niet meteen alles prijs, je moet er goed bij nadenken, daarom vind ik dit een goed gedicht.
Persoonlijke beoordeling
Het thema spreekt mij erg aan. Het gaat hier weer over de dood. Het thema is goed verwoord, zodat je meteen begrijpt waar het over gaat. Het gedicht raak je ook, omdat iedereen wel eens bezig is met de dood. Ik denk dat dit gedicht uitstekend voorgedragen kan worden bij een begrafenis, maar dan wel die van Weemoedt zelf. Ik denk dat dit een gedicht is waar Weemoedt zelf veel van houdt.
Het gedicht is makkelijk te begrijpen door het taalgebruik. Er staan wel zinnen in die moeilijker te begrijpen zijn, maar je weet wel telkens waar het over gaat en wat ermee bedoeld wordt. De beeldspraak is niet erg opvallend, alhoewel de dood hier vervangen wordt door ‘Hein’ (van magere Hein) wat wel origineel is. Vooral regel 7 en 8 vind ik mooi, omdat hier iets waar eigenlijk nooit over gepraat wordt heel komisch verteld wordt.
Het gedicht is realistisch, Weemoedt probeert de dood zich zo realistisch mogelijk voor te stellen, en dat dan te verwoorden. Het is ook heel gevoelig, omdat iedereen hiermee bezig is, iedereen gaat immers dood. Het gedicht is ook humoristisch, zelfs als je het gedicht nog nooit gelezen hebt en je leest het voor de eerste keer dan schiet je meteen in de lach.
Gedicht VII Broodje leed speciaal
Ik zit vaak op verlaten stadsstionnen
Met in mijn mond een beet saucijzebrood.
Denk steeds: waarom ben ik de reis begonnen?
En: eig’lijk, eig’lijk wil ik liever dood.
Maar dan begint de trein ineens te rijden
En schiet het zonlicht in mijn zwart gemoed,
Dat als een laser-straal ’t gezwel begint te snijden:
Wat smaakt dan het saucijzebroodje goed!
En op het ritme van de ratelende slagen
Grijpt een geluksgevoel mijn oude jichtkast aan.
Een lied welt in de krop: zal ik gaan vragen
Of ik heel even op de bank zou mogen staan?
Maar dàn zie ‘k voor een overweg jouw wagen
En vliegt de rest van ’t broodje op de spoorwegbaan.
1. De persoon maakt vaak reizen. Hij doet het steeds, maar heeft er eigenlijk weinig zin in.
Als de reis dan toch begint, krijt hij er weer zin in. Als hij dan wat wil gaan doen, dan vliegt zijn saucijzenbroodje weg.
Ik denk dat het hierbij gaat om een persoon die iets zoekt maar daar eigenlijk geen zin in heeft. Als hij er dan toch eindelijk aan begint, voelt het goed aan. De persoon denkt dan weer aan vroegere dingen die hem wel bevielen.
Maar dan schrikt hij opeens en is de vrolijkheid weg
3. Strofenbouw:
Lijkt op een sonnet, alleen is nu opgebouwd uit een octaaf (twee maal vier) en drie maal twee regels. Wel zit er een wending in: Na de octaaf wordt de toon gelukkiger. Daarvoor was hij verdrietig en wilde zelfs het liefste dood.
Rijm:
Gekruiste rijm (ABAB). Verder is er sprake van eindrijm.
Metrum:
De eerste regel is een anapest. Maar de rest gaat verder op jambe.
4. Stijlfiguren:
Eig’lijk, eig’lijk; herhaling
Waarom ben ik de reis begonnen?; retorische vraag
De vraag stelt hij aan zichzelf. Hij vraagt zich af waarom hij dat gedaan heeft.
Beeldspraak:
En schiet het zonlicht in mijn zwart gemoed dat al een laserstraal ’t gezwel begint te snijden; vergelijking
De rest van ’t broodje; metonymia, Hij bedoelt het saucijzenbroodje
7. Ik zit vaak op verlaten stadsstationnen.
Ik eet van mijn saucijzenbroodje en
ik moet steeds denken waarom ik de reis ben begonnen.
Maar eigenlijk wil ik liever dood.
De trein begint opeens te rijden.
Het zonlicht schier in mijn zwart gemoed dat als een
Laser-straal in het gezwel begint te snijden.
Het saucijzenbroodje smaakt goed.
Op het ritme van ratelende slagen krijg ik een
Geluksgevoel dat mijn oude jichtkast aangrijpt.
Een lied welt in de krop. Zal ik vragen of ik
heel even op de bank zou mogen staan?
Maar dan zie ik op de overweg jouw wagen staan. Plots
vliegt de rest van mijn saucijzenbroodje op de spoorbaan.
Hij is op weg naar zijn vriendin/vrouw. Hij maakt de reis vaak maar heeft er eigenlijk genoeg van. Maar toch besluit hij om te gaan.
Als hij dan in de trein zit en de trein begint te rijden voelt alles weer goed aan. Zijn leven draait weer lekker. De slechte herinneringen van vroeger verdwijnen en maken plaats voor het geluk van dat moment.
Hij moet toch weer aan vroeger gaan denken, maar dan de leuke momenten. Maar dan wordt plotseling al het geluk weer teniet gedaan. In zijn leven is er weer wat ergs gebeurd waardoor zijn geluk verdwijnt: zijn saucijzenbroodje valt.
Hiermee probeert Levi denk ik aan te tonen dat het leven bestaat uit vallen en opstaan. Het ene moment gaat het slecht met je en het volgende moment zit je glimlachend te genieten. Maar er zal altijd een dreiging blijven bestaan. Het leed verdwijnt nooit. Ook niet als je het weg gooit.
Persoonlijke beoordeling ‘Broodje leed speciaal’.
A Thema
Het thema vind ik zeer gevarieerd. Het bestrijkt eigenlijk vele thema’s in mijn opzicht: geluk, verdriet en vroeger. Dit maakt het gedicht voor mij ook veelzijdig. Het is niet een gedicht wat over één speciaal iets gaat. Daarom vind ik het gedicht ook zo toegankelijk.
Het gedicht zou de meeste kracht krijgen als je het zou lezen in een tijd waarin het wat minder gaat. In het gedicht zelf wordt ook gerefereerd naar goede en slechte tijden. Als ik dit gedicht dan zou lezen, weet ik weer waarom ik leef: voor de betere maar ook vooral de slechtere momenten in het leven.
B Taalgebruik
Toen ik het gedicht las, waren er meteen een paar zinnen die ik moest herlezen. Deze zinnen waren ‘rare’ zinnen die ik niet meteen begreep. De combinatie van woorden was hier vooral de oorzaak van.
Ook kwamen er wat woorden in voor die ik niet meteen kende. Van een jichtkast had ik nog nooit gehoord.
Sommige beeldspraken waren ook onduidelijk en moeilijk te herkennen. Maar dit alles maakt een gedicht wel aantrekkelijker. Je bent zo meer met een gedicht bezig en leert er zo meer over. Je begint zo ook een beetje de dichter te begrijpen en herkent na een tijdje zijn ‘stijl’.
De mooiste regel uit het gedicht is toch wel deze:
“En schiet het zonlicht in mijn zwart gemoed, Dat als een laser-straal ’t gezwel begint te snijden.”
C Beleving
Het gedicht begint voor mij erg droevig. Maar de toon wordt gaande weg het gedicht weer vrolijker en de tekst wordt steeds origineler.
Gedicht VIII Onder lijn 4
De werkers kwamen fluitend van karwei,
Staken de rijweg over, dromden rond de halte.
De adel van hun kracht beschaamde mij:
Triest hing daartussen, zinloos, mijn gestalte.
Een eerlijk broodblik priemde in mijn kraag,
Een zwaar beslagen schoen rustt’ op mijn tenen.
Mijn leven had nog nooit zó leeg geschenen:
Ik had alleen een plaat gekocht vandaag.
O! ’t Liefst zou ik van hen hier voorman wezen
En legde in één gebaar de hele haven lam!
Maar ach! Voor morgen staat een boek op het program.
En dan maar weer een plaat: men kan niet eeuwig lezen.
1. Hij voelt zich ondergeschikt aan de arbeiders die door de samenleving eigenlijk als minderwaardige mensen gezien worden. Hij komt deze arbeiders tegen bij een (bus)halte. Hij vergelijkt daar zijn leven met het leven van de arbeiders. Hij voelt zich op dat moment bedroefd. De werknemers hebben macht, zij kunnen wat. Levi voelt zich machteloos.
Maar op het einde gaat hij wel inzien dat iedereen een taak heeft in de samenleving. En die taak van hem is het genieten van muziek en lectuur.
3. De strofenbouw lijkt op die van een sonnet. Alleen is er nu sprake van twee maal vier versregels en dan twee maal twee. Maar de wending zit er nog steeds in. Deze zit op het einde als Levi eigenlijk weer tot zich zelf komt en de droevigheid van zich afslaat.
Er is sprake van eerst gekruist rijm (ABAB) en dan omarmd rijm
(ABBA).Verder is er sprake van eindrijm; karwei-mij, halte-gestalte
Het metrum is een jambe.
4. Beeldspraak:
Een eerlijk broodblik priemde in mijn kraag; personificatie
Een zwaar beslagen schoen rustt’ op mijn tenen; personificatie
Stijlfiguren:
Climax: Een eerlijk broodblik priemde in mijn kraag, een zwaar beslagen schoen rustt’ op mijn tenen. Mijn leven had nog nooit zo leeg geschenen.
Anti-climax: ik had alleen een plaat gekocht vandaag
7. Als ik de titel lees, denk ik meteen aan een tram. Dat komt omdat die ook werken met ‘lijnen’. Het gaat over iemand die in de buurt staat van een halte. Er komen een paar onverzorgde arbeiders aan. Hij kijkt eigenlijk tegen deze mensen op. Zij hebben de kracht en hij heeft maar niks; hij is zinloos.
Dan kijkt hij wat hijzelf nou eigenlijk heeft. Op hem rust een zware last. Hij heeft niks. Het enige wat hij vandaag had gedaan was een plaat gekocht.
Het liefste zou hij eigenlijk een beroep hebben waarbij hij macht heeft. Maar toch ziet hij het nu van zijn leven. Ieder heeft zijn plaats.
Ik denk dat Levi zich verdrukt voelt door de arbeiders. Ze doen zo’n goed werk maar krijgen eigenlijk geen waardering. Hij daarentegen heeft wel waardering maar vind zelf dat zijn werk vergeleken met de arbeiders niks voorstelt.
Maar toch heeft hij een drang naar macht. Hij wil mensen ‘beheersen’. Uiteindelijk vindt hij toch dat iedereen een plaats heeft in de samenleving. En die zullen we gewoon moeten accepteren.
Prozatekst:
De werkers kwamen fluitend van een karwei.
Ze staken de rijweg over en dromden rond de halte.
De adel van hun kracht beschaamde mij.
Mijn gestalte hing daar triestig zinloos bij.
Een eerlijk broodblik priemde in mijn kraag.
Er rustte een zwaar beslagen schoen op mijn tenen.
Mijn leven had voor mij nog nooit zo leeg geschenen.
Ik had alleen vandaag een plaat gekocht.
Het liefste zou ik van de werkers voorman zijn om daarna
in een gebaar de hele haven lam te leggen.
Maar ja, morgen staat er een boek op het programma.
En daarna maar weer een plaat. Men kan toch niet eeuwig leven.
Persoonlijke beoordeling ‘Onder lijn 4’.
A Thema
Het thema is een onderwerp dat mij wel aanspreekt: socialisme. De arbeiders vechten voor hun rechten. De kracht van hun straalt er af. Dit vind ik prachtig, vooral als het dan in een gedicht is verwerkt. Ik ging tijdens het gedicht echt denken van dat dit eigenlijk allemaal wel klopt. De gevoelens die in het gedicht voorkomen zijn bijna de zelfde als zoals ik ze in het echt zou beleven.
De actualiteit is er wel enigszins vanaf. We leven nu niet meer in een maatschappij vol met arbeiders. We zijn een diensten-maatschappij geworden. Misschien wel jammer eigenlijk.
Het gedicht zou vooral de werking hebben op een allerdaagse werkdag. Je voelt zo de beleving die je kunt hebben van werken en het eerbied voor elkander hebben.
B Taalgebruik
Dit gedicht is voor mijzelf goed toegankelijk. De zinnen zijn goed beschreven zodat ik ze ook goed kon interpreteren. De beeldspraak is daarom ook niet moeilijk te herkennen en te vertalen.
Wat betreft het taalgebruik kan ik kort zijn: eenvoudige structuur met wel een hoge originaliteit.
De mooiste zin is wel deze:
“O! ’t Liefst zou ik van hen hier voorman wezen en legde in één gebaar de hele haven lam!”
In deze zin komt een macht naar boven die op een soort humoristische wijze verteld wordt.
C Beleving
Het is een zeer realistisch gedicht met persoonlijke elementen erin verwerkt. Maar toch blijft het een origineel en gemakkelijk gedicht.
[plaatje0]
Gedicht IX Weemoedts Internationale
’t Liefst trok ik helpend door de hele maatschappij:
gaf ’t jonge leven voor het welzijn in fabrieken;
verlichtte hier wat leed en maakte daar wat vrij.
Bracht zo een kwinkslag aan de ongeneeslijk zieken.
Ik sloeg mijn tenen op vóór Wilton-Feyenoord,
Vermaakte ’t werkvolk met wat leuke imitaties
En gekke stemmetjes of schalkse declamaties.
En stond met druivesuiker ’s avonds aan de poort.
Maar waar ik kom slaan hele klassen op de vlucht:
Een werf stroomt leeg, een drukke helling wordt verlaten.
Dan keer ik bitter weer, langs onverlichte straten,
En slinger troosteloos mijn feestneus door de lucht.
1. Het is een gedicht dat mij erg aanspreekt. De titel is veelbelovend; Weemoedts Internationale. Dat klinkt groot.
Hij ziet zich als een helper van de samenleving. Hij helpt mensen en voelt zich daar kennelijk goed bij.
Hij ziet zich zelf als een persoon die mensen moet helpen. Dus ook vermaken. Dat doet hij door middel van een cabaretachtige voorstelling te geven.
Maar toch is er de angst voor hem. Hij schrikt mensen af. Dan komt hij weer tot zichzelf en gaat weer verder ‘lopen’, waarschijnlijk met zijn leven.
3. Strofenbouw en rijm:
Het gedicht lijkt weer op een sonnet: Het bevat twee keer vier en twee keer twee regels. Het verwant met het sonnet zit hem in de wending die na het octaaf komt: De teleurstelling komt dan na de vreugde.
Het rijm is eerst gekruist (ABAB); maatschappij-vrij, fabrieken-zieken. Daarna is er sprake van omarmend rijm (ABBA). De rijm valt op het einde van de zin (eindrijm).
Metrum:
Jambe.
4. Beeldspraak:
Wilton-Feyenoord; Metafoor
Stijlfiguren:
In de laatste strofe zit een kleine vorm van ironie. Hij gooit zijn feestneus in de lucht terwijl dat er eigenlijk geen rede tot vreugde is.
Ook is er sprake van een opsomming; met wat leuke imitaties en gekke stemmetjes of schalkse declamaties.
7. Het liefste trok ik helpend door de hele maatschappij.
Ik gaf het jonge leven voor het welzijn in de fabrieken.
Ik verlichtte hier wat leed en maakte daar wat vrij.
Ik bracht zo een kwinkslag aan de ongeneeslijk zieken.
Ik sloeg mijn tenten op voor Wilton-Fyenoord.
Ik vermaakte het werkvolk met wat leuke imitaties
en gekke stemmetjes of schalkse declamaties.
En ik stond met druivensuiker ’s avonds aan de poort.
Maar waar ik kom, slaan hele klassen op de vlucht.
Een werf stroomt leeg en een drukke helling wordt verlaten.
Dan keer ik bitter weer langs onverlichte straten
en slinger troosteloos mijn feestneus door de lucht.
In dit gedicht komt het goede van Levi aan het licht. Hij helpt allerlei mensen in de samenleving om hen het maar iets beter te gunnen. Hij vermaakt zelf mensen die niet te helpen zijn. Daarom heeft hij ook de druivensuiker nodig. Al dit helpen kost hem namelijk kracht die hij eigenlijk niet kan missen.
Maar toch is er de afkeer tegenover hem. Mensen zijn bang voor hem en gaan weg. Hij voelt zich dan enigszins teleurgesteld en trekt zich terug.
De titel, Weemoedts Internationale, heeft denk ik betrekking op het lied Internationale dat een socialistisch lied is.
Dit verklaart dan ook weer de hulp die Levi geeft. Hij is een socialist die opkomt voor de arbeiders. Hij probeert te streven naar het arbeiders paradijs waarin arbeiders niks hoeven te vrezen voor anderen. Maar onder die arbeiders is toch weer de angst dat er wat mis kan gaan. Daarom vluchten ze massaal. In het gedicht doelt Levi daarom op de onrust die er heerst in de maatschappij.
Persoonlijke beoordeling ‘Weemoedts Internationale’.
A Thema
Dit gedicht vond ik de beste die ik gelezen heb van Weemoedt. Het thema is socialisme, wat weer naar boven komt in de titel; de Internationale is een socialistisch lied.
Het gedicht laat zien hoe iemand toch waardeert wordt maar ook weer weggehoond wordt. Dit is een tegenstelling binnen het gedicht dat het zeker weer aantrekkelijker maakt.
Dit gedicht moet je niet zomaar gaan lezen. Je moet er rustig voor gaan zitten en de inhoud op je in laten spelen.
B Taalgebruik
De tekst is zeer gevarieerd. Daardoor waren er ook wat woord betekenissen die mij niet bekend voorkwamen.
Dit taalgebruik heeft wel als gevolg dat het zeer aantrekkelijk wordt om te gaan lezen. Het is niet in dezelfde toon geschreven, maar bevat een droevige en een vrolijke toon.
De beeldspraken zijn daarentegen niet moeilijk te herkennen.
Een zin die mij zeer aansprak was deze:
“Maar waar ik kom slaan hele klassen op de vlucht: Een werf stroomt leeg, een drukke helling wordt verlaten.”
Deze zin staat in een schril contrast met het begin van het gedicht. Deze toon is droevig en spreekt ook over de gemoedstand die zomaar kan omslaan bij personen.
C Beleving
Het is een gedicht dat vrolijk begint, maar later in het gedicht wordt de ondertoon erg droevig. Het is wel een realistisch gedicht dat zeker een gevoelige kant heeft.
HOOFDSTUK II Biografie
Lévi Weemoedt, het pseudoniem van Ies van Wijk, is geboren op 22 oktober 1948 in het Noord-Brabantse plaatsje Geldrop. Hij vult het clubblad van de voetbalclub VV Zwaluwen met versjes over de verenigingskantine. Hij werkt als als leraar Nederlands als hij in 1977 debuteert met de bundel ‘geduldig lijden’, waarmee hij bekend wordt.
De moeder van Weemoedt heeft een schoonmaakmanie waar het hele gezin onder lijdt. Ze was zo vreemd dat Weemoedt nooit vriendjes mee naar huis durfde te nemen. Zijn vader, die werkt bij en olieopslagbedrijf in Vlaardingen doet zijn best om er nog wat van te maken, maar tevergeefs: de vrouw is te dominant.
Weemoedt gaat naar het gymnasium in Vlaardingen, waar het gezin inmiddels woont. Na de middelbare school gaat hij in Leiden Nederlands studeren, hij was liever klassieke talen gaan doen, maar dat leek hem te moeilijk.
Na zijn studie keert Weemoedt in 1971 terug naar Vlaardingen. In Vlaardingen wordt Weemoedt leraar Nederlands aan de scholengemeenschap Westland-Zuid. In de avonduren schrijft hij ironisch-romantische gedichten voor het Amsterdamse studentenblad ‘Propria Cures’, wat hij ook al deed tijdens zijn studentenperiode.
De gedichten in Propria Cures vallen op. Uitgevers benaderen hem met de vraag zijn gedichten te bundelen. Weemoedt reageert hierop terughoudend, ‘ik schrijf mijn gedichten voor mijn plezier, niet omdat ik wil dat iedereen ze leest’, aldus Weemoedt. Maar na lang aandringen weet Thomas Rap hem toch over te halen voor de dichtbundel ‘Geduldig lijden’.
Na ‘Geduldig lijden’ publiceert Weemoedt nog twee dichtbundels: ‘Zand erover’ en ‘Geen Bloemen’. Op deze werken krijgt Weemoedt meer commentaar. Als in 1982 ‘Van harte beterschap, Kleine trilogie der treurigheid’ verschijnt, met daarin alle tot dan toe verschenen bundels, klinkt soortgelijke kritiek. Recensenten vinden het allemaal teveel van het goede.
Weemoedt heeft zich de kritiek aangetrokken. Hij publiceert nauwelijks meer gedichten, wel proza: diverse verhalenbundels en één roman, ‘De ziekte van Lodesteijn’.
Nu woont Weemoedt in Assen.
HOOFDSTUK III Primaire bibliografie
- Levi Weemoedt, Geduldig 1ijden. Baarn 1977 Erven Thomas Rap, GB. (negende
druk Amsterdam 1985, Contact) (opgenomen in Van harte beterschap)
- Geen bloemen. Baarn 1978, Erven Thomas Rap, GB. (vijfde druk Amsterdam 1983, Bert Bakker; zesde druk 1985, Contact) (opgenomen in Van harte beter schap)
- Bedroefd maar dankbaar. Baarn 1980, Erven Thomas Rap, VB. (tweede druk Amsterdam 1981, Bert Bakker;vijfde druk 1989, Contact)
- Van dansen en zingen & treuriger dingen. Voorwoord door Maarten Biesheuvel.
Tekeningen Karin van Wijk. Rotterdam 1980, BCbert,GB.
- Zand erover. Baarn 1981, Erven Thomas Rap, GB. (tweede druk Amsterdam 1985,Contact) (opgenomen in Van harte beterschap)
- Treurpiet. Rotterdam 1982, Bébert,GB.
- Van harte beterschap. Kleine triologie der treurigheid: Geduldig lijden, Geen bloemen, Zand erover. Amsterdam 1982, Bert Bakker, GB. (derde druk 1990, Contact)
- Een treurige afdronk (verhalen). Amsterdam 1983, Bert Bakker, VB. (derde druk 1990,Contact)
- Alva. In: Het favoriete personage van vijfenzeventig Nederlandse schrijvers, dichters en uitgevers van A. Alberts tot Ad Zuiderent. Samenstelling en woord vooraf Carel Peeters en Doeschka Meijsing. [Amsterdam] 1983, Uitgeverij Raamgracht,p. 138,G.
- De zachte stal. [Zeefdruk] Marleen Felius. [Rotterdam] 984,Bébert,G.
John MacCabe, Stan LaureL Een biografie met foto’s en dialogen. Vertaald door Levi Weemoedt. ‘s-Gravenhage 1984, BZZToH, Biografie. (vert.)
Levi Weemoedt, Daar komt de bruid... Over trouwen en andere sprookjes. Amsterdam 1985, Contact, VB.
- Weemoedt en Vrede. Gedichten van Levi Weemoedt, tekeningen van Anton Vrede.Rotterdam 1985,Bébert,GB.
- De ziekte van Lodesteijn. Amsterdam 1986,Contact,R.
- Liedjes van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur. Gecalligrafeerd en geïlustreerd door Theo Kwak. Amsterdam 1987,Contact,GB.
- Liefdewerk oud papier. De beste verhalen van Levi Weemoedt. Illustraties Theo Kwak. Amsterdam 1987, Contact, VB/Bl. (bevat een selectie uit Bedroefd maar dankbaaren Een treurige afdronk en enkele ongepubliceerde verhalen)
- Acte van verlating. Amsterdam 1988, Thomas Rap, VB. (derde druk 1990, Contact)
Let wel: De bibliografie stopt in 1991, omdat Literom en Uittrekselenbank in de mediatheek niet oproepbaar waren door een reeds maanden bestaande fout in het computersysteem. De complete bibliografie komt zo spoedig mogelijk.
HOOFDSTUK IV Centrale bespreking van het werk van de auteur
Het werk van Levi Weemoedt, het pseudoniem van Ies van Wijk, is zeer gevarieerd. Is hij bij het ene gedicht nog vrolijk en hoopvol, bij het volgende gedicht druipt de droevigheid er al weer van af. In zijn gedichten komt ook vaak terug wat hij vroeger gedaan heeft. Als docent Nederlands maakte hij de start van zijn carrière.
De gedichten van Levi zijn meestal geschreven in het metrum jambe. Dit maakt de gedichten van de ene kant uniform, maar toch blijven de gedichten iets speciaals behouden. Elk gedicht bevat een diepere betekenis die niet meteen opvalt.
Vaak zit er in zijn gedichten ook een wending. Het treurige of vrolijke begin wordt verruild voor een tegenovergestelde gesteldheid.
Zijn gedichten gaan meestal over arbeid en de samenleving. Wat beweegt de mens nou tot bepaalde daden?
Vaak bevat het gedicht ook een gecompliceerde zin:
Dat als een laser-straal ’t gezwel begint te snijden:
Wat smaakt dan het saucijzebroodje goed!
Deze ‘rare’ zinsstructuur kan verklaard worden door de jeugd van Levi. Zijn moeder had een schoonmaakmanie waardoor hij weinig vriendjes mee naar huis nam. Hij leefde in een soort ‘afgeschermde samenleving’.
Na het lezen van een selectie uit het werk van Levi Weemoedt, kunnen wij terugkijken op een gevarieerd stuk werk dat zeker de moeite waard is. In sommige gedichten zit zelfs een dusdanige diepgang dat je er wel aan moet blijven denken.
Maar waar ik kom slaan hele klassen op de vlucht:
Een werf stroomt leeg, een drukke helling wordt verlaten.
Deze strofe komt uit Weemoedt Internationale. Dit gedicht is een omschrijving van het innerlijke van Levi met de verwerking van de hardheid van de samenleving.
Levi ziet zichzelf als iemand die de samenleving kan helpen. Maar soms begrijpt de samenleving hem niet. Dit komt ook terug in zijn werk: het wantrouwend van de mensheid.
Het werk van Levi is zeker de moeite waard. Het werk bevat weliswaar een diepere boodschap, maar is toch toegankelijk voor verscheidene doelgroepen. Door deze opdracht hebben we geleerd om beter een gedicht te interpreteren. Levi Weemoedt was daarbij een geschikte schrijver die ons ook aansprak door zijn werk.
Bron: ‘Geduldig lijden’, Lévi Weemoedt 2000
HOOFDSTUK I Gedichtinterpretaties
Gedicht I
Zuster Lenin
Een lief gezicht, dat wel, maar uit haar mond
meurt ze naar Marx en opbouwwerk.
Acht jaar geleden zat ze vóór mij in de kerk;
bracht zedig de gezangenboekjes rond.
Haar blonde krullen zijn aanmerkelijk vetter,
en gek: dat flink stuk blote rug en kont,
dat, als ze neerhurkt op de grond
de aandacht vraagt, doet mij geen spetter.
Haar frisse jurkjes vroeger wel: wat was ze proper!
Borstrok en kamizool: wel werk voor twee,
maar eenmaal uitgepakt bezat ik haar privé.
En nu heeft heel de jonglingschap een loper.
Terwijl ze opstaat om wat gore wijn te schenken,
vertedert ze me toch en moet ik denken:
ik wou mij ophangen om haar...
Ach! Had zij nu de Lieve Heer nog maar!
Als ik ga kijken naar de persoon valt mij duidelijk een man-vrouw (rollen)patroon op. ‘Iemand’ praat hier over een vrouw, vertelt hoe ‘goed’ ze eruitzag en beschrijft verscheidene kenmerken (blonde krullen, blote rug en kont). Ik kan me niet voorstellen dat het een vrouw betreft die zo over een (andere) vrouw praat. Hij wekt de indruk niet jong te zijn, pratende over ‘vroeger’ in verband met ‘borstrok en kamizool’. Het geheel straalt een moedeloos gevoel uit, van ‘het overkomt mij maar, ik kan er verder toch niets aan (ver)helpen’.
Haar frisse jurkjes vroeger wel: wat was ze proper!
Borstrok en kamizool: wel werk voor twee,
Maar eenmaal uitgepakt bezat ik haar privé.
En nu heeft heel de jongelingschap een loper.
Je kunt hier uit opmaken dat dit meisje of deze vrouw de vriendin van de verteller was (‘eenmaal uitgepakt bezat ik haar privé’), maar dat nu zowat iedere (jonge) vent bij haar over de vloer komt (‘en nu heeft heel de jongelingschap een loper’). Die loper heeft dus niets met een echt slot te maken, maar alles met die ene vrouw. Ik vind deze dubbele interpretatie, die hier meer voorkomt, het gedicht zeker niet ontdoen van zijn waarde.
Het thema is ‘communisme is fout’. Althans, dat meen ik eruit te herkennen. In plaats van dat gezegd wordt ‘ze ruikt naar Marx en opbouwwerk’ wordt verteld ‘ze meurt naar Marx en opbouwwerk’. Dit geeft het idee van een negatief sentiment over het communisme, hier gesymboliseerd door ‘Marx en opbouwwerk’. Of in dit geval het communisme / Marx ook nog eens gelijk getrokken wordt met het als het ware ingebouwde verhaaltje van de jongedame met de blonde krullen (strofen 2&3) zou ik niet kunnen zeggen.
Het komt een beetje ouderwets over, het feit dat het in midden van de jaren ‘70 geschreven is heeft daar wellicht iets mee te maken. Woorden als ‘borstrok’, ‘kamizool’, ‘proper’ en ‘jongelingschap’ geven natuurlijk niet echt de associatie van deze tijd te zijn. Het gedicht leest prettig, wat het geheel ten goede komt!
Parafrase
Ze heeft wel een lief gezicht, maar ze ruikt naar Marx en opbouwwerk.
Acht jaar geleden zat ze vóór me in de kerk en daar bracht ze gelovig de boekjes rond.
Haar gekrulde, blonde haren zijn behoorlijk vetter geworden, maar het is toch gek; als dat stuk blote rug en kont de aandacht vraagt, als ze neerknielt op de grond, dan doet me dat geheel niets.
Vroeg had ze van die leuke jurkjes, ze waren zo schoon! Genoeg voor twee mensen, de borstrok en kamizool eenmaal uitgepakt bezat ik haar toch privé. Maar nu ben ik daar niet meer alleen…
Ze staat op om wat vieze wijn in te schenken, ze vertedert me wel waardoor ik moet denken: ik wilde me ophangen om haar… Maar ach. Had ze de Lieve Heer nu nog maar!
Het gedicht is opgebouwd uit 4 strofen, die met elkaar samenhangen in een chronologische volgorde: een verhaal wordt verteld, dus. Het rijmpatroon is als volgt:
I abba
II abba gelijk
III abba
IV aabb > verschillend
Ik kan echter geen metrum in dit gedicht ontdekken. Waarschijnlijk is het een parlando J.
Stijlfiguren en beeldspraak
Enkele metaforen zijn ‘Marx en opbouwwerk’ (communisme), ‘en nu heeft heel de jonglingschap een loper’ (iedereen doet het met haar). Een vleug sarcasme dringt door in de zin ‘Ach! Had zij nu de Lieve Heer nog maar!’, wetende dat het communisme (waar dit stuk op slaat) atheïstisch was en ‘de Lieve Heer’ rigoureus afwees. Verder is het gehele gedicht aan te merken als een soort van ironische vingerwijzing naar het communisme.
Persoonlijke beoordeling
De persoonlijke beoordeling is reeds in de (persoonlijke) interpretatie verwerkt.
Een troostloos tegenlicht valt door het venster heen:
’t is half twee en leeg staar ik naar buiten,
waar ’t holle Niets te keer gaat aan de ruiten.
Maar dankzij SCHAEFER heb ik overal Thermopane.
’t Neerslachtig uitzicht op de kale nieuwbouwhuizen
doet het oude hart in al zijn voegen kraken.
Maar ‘k schreeuw de naam VAN DAM! vol dank van alle daken:
er zit subsidie op de doodgedrukte luizen!
Vrouw Arremoe krabt aan de dubb’le ramen:
háár erfpacht ben ‘k, van eeuwigheid tot amen.
De aflossingscondities zijn zéér rekbaar.
Alleen mijn smart is met geen mogelijkheid aftrekbaar.
Dit gedicht straalt iets droefs uit, iets wat trouwens bij al de gedichten van Weemoedt terugkomt. Woorden als ‘troostloos’, ‘tegenlicht’, ‘het holle Niets’ wekken de indruk dat hier een weemoedig man aan het woord is. Dat soort gedichten heeft niet mijn persoonlijke voorkeur, hoewel de typische schrijfstijl en woord- en onderwerpkeuze van Weemoedt mij niet tegenstaan.
Het thema is ‘armoede’, ingegeven door bepaalde woorden als ‘Vrouw Aremoe’, ‘aflossingscondities’, ‘met geen mogelijkheid aftrekbaar’, gezet in een context van ‘socialisme’. Ik ben geen voorstander van het socialisme. Het onderwerp raakt me in die zin ook niet echt, hoewel ik me zijn gedachtegang wel kan voorstellen.
De beeldspraak die je hier in kunt vinden is soms goed te begrijpen. Hij probeert zijn kritiek (want dat is het) te verbergen, te nuanceren door die in beeldspraak te gieten (ook te bemerken bij Zuster Lenin). Anders zou hij alsook dit gedicht zeer pessimistisch overkomen, zo heb ik het idee. Het taalgebruik past hier wel een beetje bij, Weemoedt gebruikt de meest droevige woorden die hij kan vinden om zo een zeer neerslachtige sfeer te wekken.
Een zin als de navolgende kan sommige mensen wel problemen bij het lezen opleveren:
Maar dankzij SCHAEFER heb ik overal Thermopane.
Wie is SCHAEFER eigenlijk? Toen ik het gedicht voor de eerste keer las wist ik het niet (meer). Het is dus een wethouder die in het College van Amsterdam heeft gezeteld en daar hevig voor Thermopane heeft gepleit, waarschijnlijk in de tijd waarin dit gedicht plaatsheeft. Zo komt er nog een wethouder in voor (Marcel VAN DAM).
Strofenbouw
‘Socialistisch woonbeleid’ bestaat uit 4 strofen, de eerste twee bestaan uit 4 regels, de laatste twee uit 2 regels. De eerste drie strofen vormen een inleiding op strofe 4, waar zijn ‘standpunt’ wordt duidelijk gemaakt; namelijk dat er voor armen maar weinig overschiet en dat de overheid daar absoluut niet bij helpt. Ditzelfde wordt in strofe 1 t/m 3 gegoten in beeldspraak.
Er is sprake van eindrijm, in de strofen 1 en 2 in de vorm abba, in de strofen 3 en 4 vind je de vorm aa (zij bestaan namelijk uit slechts twee regels). Daarnaast kun je de volgende voorbeelden van alliteratie en assonantie herkennen:
Assonantie r. 2 twee – leeg
r. 2 staar – naar
r. 3 gaat – aan
r. 6 hart – al (– kraken)
Alliteratie r. 1 troostloos – tegenlicht
r. 1 valt – venster
r. 7 van – vol (– van)
r. 7 Dam – dank (– daken)
r. 8 doodgedrukte
Metrum
Ik kon wederom geen metrum ontdekken, tenminste: niet eentje waarvan ik op de hoogte ben van het feit dat hij bestaat. Wellicht is dit een parlando.
Parafrase
Er valt een naargeestig tegenlicht door het venster. Het is al half twee, ik staar naar buiten waar ik de wind tekeer zie gaan tegen de ruiten. Maar dankzij oud-wethouder Schaefers inspanningen heb ik overal Thermopane.
Het uitzicht op de kale nieuwbouwhuizen maakt me neerslachtig en doet pijn in mijn hart. Ik ben oud-wethouder Van Dam echter zeer dankbaar: de doodgedrukte luizen op de ruit zijn ook gesubsidieerd!
De aflossingscondities van mijn hypotheek zijn zeer flexibel, maar mijn pijn is met geen mogelijkheid aftrekbaar van de belasting.
Persoonlijke beoordeling
De persoonlijke beoordeling is reeds in de (persoonlijke) interpretatie verwerkt.
Gedicht III In losse groeve
\'t Naargeestig levenslied stond altijd in mineur:
de partituur schreef niets dan somb\'re klanken.
\'t Was Opus 13, hartverscheurend janken,
en wie mij zingen hoorde, sloot meteen de deur.
De eindeloze solo\'s knarsetanden,
de éne blijde noot, door tranen uitgewist:
diep in mijn keel voeld\' ik de wanhoop branden:
wie was van dit koraal de componist?
Voor jóu heb ik altijd vergeefs gezongen:
de plaat werd onder \'t vele draaien wrak.
Toen heeft de naald zich in mijn hart gedrongen
zodat niet \'t jouwe maar het mijn brak.
Nu wordt mijn droeve discotheek gesloten.
Maar jaren later, plot\'sling op FM,
hoor je, als door een knappe kop geschoten:
\'t verliefde krassen van mijn tweede stem!
Op zich zijn de voorgaande gedichten die mijn interpretatie ondervonden naar nu blijkt niet de somberste van allemaal: het kan nog erger, zo bewijst dit gedicht. Het lijkt alsof Weemoedt alle droevigheid die hij in zich heeft in dit gedicht naar buiten weet te persen. Ik moet wel zeggen dat ik naarmate ik meer gedichten van hem gelezen / nader bestudeerd heb zijn stijl van schrijven beter begin te waarderen, alsof achter de beschermende waas van droevigheid, pessimisme en andere naargeestige zelfstandige naamwoorden een man schuilt die de wereld wat te vertellen heeft, hoe het allemaal zou moeten, hoe we ons zouden moeten gedragen. Ik ben het dan wellicht niet geheel eens met de ideologie die hij voorstaat, ik begrijp het enthousiasme waarmee hij het uitdraagt; en dat lijkt hier meer dan voldoende!
Voor jóu heb ik altijd vergeefs gezongen
Misschien moet ik eerst uitleggen wat daar aan voorafgaat. Hij vertelt dat hij ‘aan het zingen’ is, en wel een ‘naargeestig levenslied’. Iedereen die hem hoorde, sloot meteen de deur. Wat kun je hieruit opmaken? Wilde niemand met hem omgaan wellicht?
Wat het taalgebruik aangaat: de woorden op zichzelf zijn niet zo moeilijk te begrijpen. Het is hetgeen zij symboliseren dat erg moeilijk te begrijpen is, gezien het feit dat ik niet geheel zeker weet of ik dit gedicht goed begrepen heb en dan vooral met betrekking tot de constatering dat dit gedicht een vorm is van het reiken naar een ongrijpbare liefde. Erg onduidelijke, dubbelzinnige beeldspraak, die me nogal eens aan het twijfelen bracht. Ik denk dat ik de achterliggende gedachte wel enigszins begrepen heb, hoewel de uitwerking daarvan mij niet helemaal duidelijk is.
Strofenbouw
Het gedicht bestaat uit 4 kwatrijnen. Er bestaat eindrijm in de vorm abba (omarmend rijm, strofe 1) en abab (gekruist rijm, strofen 2, 3 en 4). Verder geen vormen van rijm aanwezig.
Rijm
Er is sprake van zowel assonantie als alliteratie:
Assonantie r. 1 naargeestig – levenslied
r. 5 eindeloze – solo’s
r. 14 jaren – later
r. 15 hoor – door
Alliteratie r. 1 levenslied
r. 2 schreef – somb’re
r. 8 wie – was
r. 9 voor – vergeefs
r. 13 droeve – discotheek
r. 15 knappe – kop
Metrum
Het metrum is waarschijnlijk een jambe.
de partituur schreef niets dan somb\'re klanken
de éne blijde noot, door tranen uitgewist
Nu wordt mijn droeve discotheek gesloten
Stijlfiguren
§ Hij dicht het leven een eigenschap toe die het niet heeft: metonymia (r. 1).
§ Hij dicht eigenschappen van een persoon toe aan een levenloos iets: personificatie (r. 2).
Beeldspraak
§ ‘’t was Opus 13’, r. 3 – metafoor, slaat op het imaginaire ‘muziekstuk’.
§ ‘dit koraal’, r. 8 – metafoor, slaat wederom op het imaginaire ‘muziekstuk’.
§ ‘mijn droeve discotheek’, r. 13 – metafoor, slaat op het ‘muziekstuk’.
Parafrase
Het naargeestige lied van het leven werd altijd in mineur geschreven, de partituur liet niets dan sombere zaken zien. Het was Opus 13, het ongeluksgetal, het liet je hartverscheurend janken, en wie mij zingen hoorde, keek meteen niet meer.
De verschrikkelijke solo’s duurden eindeloos lang, haast geen blijde noten, diep in mij voelde ik de wanhoop: wie veroorzaakte dit leed?
Jou heb ik altijd vergeefs begeerd, het duurde zo lang. Toen brak mijn hart...
Persoonlijke beoordeling
A Thema
Het thema, ‘onbeantwoorde liefde’, spreekt mij op zich wel enigszins aan. Het probleem is echter dat wanneer je reeds 2 gedichten van deze man gelezen hebt je ook wel weer iets anders wilt, gezien de treurigheid die er uit spreekt. Ik kan niet zeggen dat het thema/onderwerp me geraakt heeft, zo serieus lijkt het namelijk allemaal ook weer niet, het blijft een vorm van fictie, wat ook te lezen is uit de schrijfstijl van Weemoedt. Dat wil echter niet zeggen dat dit thema niet van deze tijd is, er wordt nog steeds veel over geschreven, en dan heb ik het nog niet eens over de prozavorm. Het lijkt me duidelijk dat dit gedicht er weer een is om bij een ‘wat mindere’ stemming te lezen.
B Taalgebruik
De beeldspraak in dit gedicht vind ik moeilijker dan in de andere twee, althans: moeilijker te interpreteren. De woorden van die beeldspraak zelf zijn niet zo moeilijk, maar wat ermee bedoeld wordt is niet helemaal duidelijk. Het taalgebruik is niet wat je zegt ‘ongelooflijk’ origineel, maar het zijn ook geen clichés. Het zit er tussenin. De beeldspraak vind ik uiterst origineel, vooral de ‘rode draad’ in dit gedicht, het ‘levenslied’. Pas op het einde wordt duidelijk wat hij er nu echt mee bedoeld. De mooiste regel is wat mij betreft de eerste:
Hiermee wordt het gedicht ingeleid, en de ‘rode draad’ toegelicht.
C Beleving
Ik vind het gedicht:
§ pessimistich
§ droevig
§ niet belerend
§ persoonlijk
§ natuurlijk
§ moeilijk
§ origineel/saai
§ gevoelig
Gedicht IV Met afklap
1. De dames vroegen allemaal een heer
2. maar ik bleef achter in mijn veel te lange schoenen
3. de veters knelden en de nauwe punt deed zeer: (Assonantie)
4. ‘Het italiaanse modelletje om te zoenen !!’
5. Zijn vrouw en ook zijn dochtertje was ziek,
6. Dus zweefd’ik met de dansschooleigenaar
7. met lege passen in een razende ritmiek (Alliteratie)
8. tussen de paartjes door en: ach, díe keken maar !
9. Toen wist ik ook: dit dansen mag niet duren. (Alliteratie)
10. Wij zijn maar gasten op een zinloos bal masqué,
11. en, of Hij vroeg verschijnt of in de late uren:
12. daar staat de Dansmeester en zegt tot u: ‘Changez!’. (Alliteratie)
1. persoonlijke interpretatie
Het gaat over dansen, over een man die zich helemaal niet thuisvoelt op de dansvloer. Hij wordt niet gekozen dus dans hij met de dansschooleigenaar. As hij met de dansschooleigenaar danst gaat het heel goed. Dan slaat het gedicht om en gaat het over de maatschappij.
Strofenbouw en rijm:
Het gedicht is opgebouwd uit 2 kwatrijnen en 2 distichons. In de twee kwatrijnen is het schema ABAB en de twee distichons hebben samen ook het schema ABAB. Dit heet gekruist rijm. De eerste twee strofen horen bij elkaar en de laatste twee strofen ook.
Metrum:
Jambe
4. opvallende boorbeelden van beeldspraak en stijlfiguren
Stijlfiguren:
R2 + R3: ‘veel te lange schoenen; de veters knelden en de nauwe punt deed zeer’. Dit is een opsomming van wat er mis is met de dansschoenen
R4: ‘Het Italiaans modelletje om te zoenen!!’ . Dit is ironisch bedoeld. Er wordt gesuggereerd dat de dansschoenen goed zijn terwijl er net verteld werd dat ze niet goed waren.
R12: ‘Changez!’ . Dit is een eufemisme. Het is de bedoeling dat er iemand doodgaat uit de maatschappij. Hij moet ruilen (changer betekent ruilen) met iemand die geboren moet worden, Changez is daarom zacht uitgedrukt wat er bedoeld wordt.
Er komen geen vormen van beeldspraak voor in het gedicht.
5. Herstel de eigen interpretatie
Het is niet nodig mijn eigen interpretatie te herstellen.
7. Herschrijf het gedicht in proza-vorm en geef je eigen interpretatie
Het gedicht ‘met afklap’ in proza-vorm:
De dames vroegen allemaal een heer.
Maar ik bleef achter in mijn veel te grote schoenen.
De schoen knelde en de punt deed zeer.
Het Italiaans modelletje om te zoenen!
Zijn vrouw en zijn dochter waren ziek.
Dus danste ik met de dansschooleigenaar.
Heel snel.
Tussen de danspaartjes, die naar ons keken, door.
Toen wist ik dat het dansen snel moest stoppen
Wij zijn maar zinloze mensen in de maatschappij
En of God vroeg of laat verschijnt,
Hij is er en roept: ‘Jij moet dood’.
Mijn eigen interpretatie van het gedicht:
De titel ‘Met afklap’ geeft weer meteen aan dat het over dansen gaan. Ook de woorden dansschooleigenaar, dansen, bal masqué en changez, geven te kennen dat het om een dansschool gaat. In de tekst wordt een keer Hij met hoofdletter geschreven, wat betekent dat het over God gaat. Ook Dansmeester wordt met een hoofdletter geschreven, hier wordt ook God mee bedoeld.
Dan komt er een verrassende wending en gaat Levi in op de huidige maatschappij, maar blijft wel schrijven in ‘dansschooltermen’. Hij vertelt dat iedereen uit de ‘zinloze’ maatschappij vroeg of laat door God gehaald wordt om dood te gaan. Dat er iemand anders moet leven.
Persoonlijke beoordeling
Het thema van het gedicht spreekt mij aan, zoals eigenlijk het hele gedicht mij aanspreekt. In het begin lijkt het een saai gedicht, maar als je erover na gaat denken is het toch wel een leuk gedicht. Normaal spreekt de dood me niet zo aan, maar het is hier leuk in verwerkt. Ik denk dat dit niet zo direct een gedicht is dat je bij een bepaalde gelegenheid voordraagt, misschien bij de dood van een dansschooleigenaar, of iemand die veel danst.
Het taalgebruik in het gedicht is relatief makkelijk. Er staan wel moeilijke woorden in het gedicht, maar de hoofdlijnen van het gedicht zijn makkelijk te herkennen. Vooral de laatste zin vind ik heel mooi, omdat deze heel erg goed bedacht is. Er komt geen beeldspraak in voor, dit is niet erg origineel.
Ik vind het gedicht pessimistisch omdat het over de dood gaat, er wordt veel rekening gehouden met de dood, het heeft een sombere uitstraling. Het gedicht is ook droevig.
Het gedicht is makkelijk te begrijpen. Het gedicht is ook persoonlijk omdat het op het leven van Weemoedt zelf terugslaat.
Gedicht V Talens & Zn.
1. Ik was al vroeg artiest: ik won een wedstrijd kleuren;
2. Héél jong verzon ‘k een rake limerick.
3. Bewierookt werd mijn vers in aangename geuren
4. En meen’ge fraaie beker in de ik
5. Zo rees mijn ster: door tantes en vriendinnen
6. Voor ieder woord op zoetigheid onthaald,
7. Wordt thans mijn tong wel vorstelijk betaald:
8. Men leest mijn lied in goud-op-snee of linnen.
9. Toch was ik altoos triest: al bij ’t applaudisseren
10. Wordt ik bevangen door een plotseling verdriet
11. En moet de juich’nde zaal héél sneld de rug toe keren,
12. Terwijl ik huiverind snik: ‘Ik hoor hier niet!’
1. persoonlijke interpretatie
Het gaat over een persoon die artiest is. Het leven van een artiest vanaf het begin. Hij begint met een kleurwedstrijd, daarna een vers (een limerick). Daarna gaat hij zingen. Dan is er een wending, er wordt het gedicht triest. Aan het eind van het gedicht gaat de artiest dood.
Strofenbouw en rijm:
Het gedicht is opgebouwd uit 2 kwatrijnen en 2 distichons. In het eerste kwatrijn is het rijmschema ABAB te herkennen (gekruist rijm) en in het twee kwatrijn is het schema ABBA (omarmend rijm) te herkennen. De laatste twee distichons hebben samen het rijmschema ABAB (gekruist rijm). De eerste twee strofen horen bij elkaar en de laatste twee strofen ook.
Metrum:
Jambe
4. opvallende boorbeelden van beeldspraak en stijlfiguren
Stijlfiguren:
Opsomming: In het hele gedicht wordt het leven van een artiest opgesomd.
R 12: ‘Ik hoor hier niet!’ Dit is een eufemisme. Het is de bedoeling dat er iemand doodgaat uit de maatschappij. Hij moet ruilen (changer betekent ruilen) met iemand die geboren moet worden, Changez is daarom zacht uitgedrukt wat er bedoeld wordt.
Beeldspraak:
R7: ‘wordt thans mijn tong wel vorstelijk betaald’. Dit is een personificatie, aan de tong wordt een eigenschap van de persoon toegekend.
5. Herstel de eigen interpretatie
Het is niet nodig mijn eigen interpretatie te herstellen.
7. Herschrijf het gedicht in proza-vorm en geef je eigen interpretatie
Gedicht in proza-vorm:
Ik was al heel jong artiest: ik won een kleurwedstrijd.
Heel jong verzon ik een goede limerick.
Mijn vers werd door iedereen toegejuicht.
En ik won veel prijzen.
Ik werd via via beroemd.
Door iedereen werd ik warm onthaald.
Nu wordt ik betaald voor het zingen
Iedereen vindt mijn lied goed.
Toch was ik verdrietig bij het applaudisseren.
Ik wordt dan plotseling verdrietig.
En ik moet dan snel weggaan.
Terwijl ik huilend zeg: ik moet dood.
Mijn eigen interpretatie van het gedicht:
De titel ‘Talens & Zn.’ geeft al meteen iets raars weer. Talens is immers een kleurpotlodenmerk, en wat kan dat nu met een gedicht te maken hebben?
Van de jeugd tot het overlijden van de artiest. Dit gedicht lijkt qua opbouw veel op ‘Met afklap’, omdat het ook uit 12 regels bestaat en ook een wending heeft na de twee kwatrijnen. In het begin wordt alles rooskleurig beschreven, daarna wordt het slechte deel van artiest, het doodgaan beschreven.
Persoonlijke beoordeling
Het thema van het gedicht, spreekt me niet aan. Het gedicht raakt me niet, omdat ik hier helemaal niks mee te maken heb. Het is een beetje een afgezaagd gedicht, een beetje makkelijk. Ik denk niet dat dit een gedicht is om voor te dragen, misschien op een lezing, maar anders niet. Er zit niet echt een boodschap in het gedicht.
Het taalgebruik in het gedicht is moeilijk, er wordt heel erg omheen gedraaid. Het lijkt ook wel of Weemoedt expres moeilijk probeert te doen. Over de originaliteit van het taalgebruik valt niet te klagen, de woorden zijn heel apart gekozen en ik denk niet dat iemand op dit taalgebruik zou komen. De beeldspraak is een beetje magertjes, er komt wel beeldspraak in voor, maar dat is niet erg origineel en het voegt ook weinig toe.
Ook dit gedicht vind ik droevig, in het begin is het nog wel vrolijk, maar het heeft een droevig einde. Het gedicht is moeilijk te begrijpen. Ook zou ik aan het gedicht de omschrijving saai willen toekennen, ik denk niet dat het gedicht iemand aanspreekt.
Gedicht VI De hoogste tijd
1. Nu zit ik nog gezellig in ’t café
2. en staar naar buiten: natte sneeuw valt in de straat.
3. Maar straks, als plots de tochtdeur open slaat
4. en Hein verschijnt, mijn aanwijst: ‘Kom je mee?!’
5. Wat dan? Als, slechts gevolgd door slak en rat
6. een kindse bidder ’t lichaam naar de groeve kruit
7. en ‘EEN TWEE DRIE IN GODSNAAM!’ in het gat
8. stort, ’t zaakje met wat blaad’ren sluit.
9. Zal ik dan juichen in dat grote Hemelkoor
10. met Eng’len links en rechts, die dansen, spelen
11. en Eeuwig zingen rond de klare Troon van God?
12. Zal ik Zijn Toorn niet wekken met mijn rauwe strot
13. die het gezang verscheurt uit duizend gouden kelen:
14. ‘Dat is die Weemoedt, Heer, die zong altijd zo schor!’
1. persoonlijke interpretatie
Dit gedicht gaat over Weemoedt de persoon zelf. Er komt veel van Weemoedt’s leven in voor. Dit gedicht gaat over de dood, dit blijkt uit de woorden Hein (Magere Hein), ‘kom je mee’, ‘Eng’len’. Ook de woorden ‘in het gat stort, ’t zaakje met wat blaad’ren sluit.’, wat op het begraven van Weemoedt slaat. Het lijkt me dat Weemoedt bang is voor de dood, en dat hij het van zich af probeert te schrijven, hij kan het niet loslaten. Ook God komt weer veel voor in dit gedicht, aangezien er veel met hoofdletters wordt geschreven.
Strofenbouw en rijm:
Het gedicht is opgebouwd uit 2 kwatrijnen en 2 terzine’s. In het eerste kwatrijn is het rijmschema ABBA te herkennen (omarmend rijm) en in het twee kwatrijn is het schema ABAB (gekruist rijm) te herkennen. De laatste twee terzines hebben samen het rijmschema ABCCBA.
Metrum:
Jambe
4. opvallende boorbeelden van beeldspraak en stijlfiguren
Stijlfiguren:
R 12: ‘Kom je mee?!’ Dit is een eufemisme. Het is de bedoeling dat er iemand doodgaat. Kom je mee is daarom zacht uitgedrukt wat er bedoeld wordt.
Beeldspraak:
R2: ‘natte sneeuw valt in de straat’. Dit is een metonymia. Het valt op de stenen van de straat.
5. Herstel de eigen interpretatie
Het is niet nodig mijn eigen interpretatie te herstellen.
Gedicht in prozavorm:
Nu zit ik nog gezellig in het café.
Ik kijk naar buiten: het sneeuwt.
Maar straks, als ik bijna dood ga,
En magere Hein komt, en vraagt ga je dood?
Wat dan? Als ik straks zonder vrienden begraven wordt.
De grafdelver gaat naar het kerkhof.
Hij gooit mij zo, in het graf.
En gooit er wat zand over.
Ben ik dan blij omdat ik in de hemel ben.
Met engelen links en rechts, die dansen en spelen.
En voor altijd zingen in de hemel?
Zal ik de aandacht van God niet trekken met mijn slechte stem
Die erg opvalt tussen de vele zangers.
Dat is Weemoedt, God, die zong altijd zo slecht.
Mijn eigen interpretatie van het gedicht:
‘De hoogste tijd’ duidt erop dat er iets moet gebeuren dat haast heeft. Het gaat hier (weer) over het doodgaan, dit keer van Lévi Weemoedt zelf. In het hele gedicht wordt er verteld over het doodgaan en de dood zelf, wat er dan gebeurt. Magere Hein komt er in voor, Engelen en God. Het gedicht straalt iets bangs uit, angst voor de dood, wat overigens zelf niet verteld wordt.
Het gedicht begint in een café, daar komt magere Hein naartoe om hem te halen. Dan wordt hij begraven, het is een droevige begrafenis, want er komt bijna niemand. Dan gaat hij naar de hemel toe, naar de engelen, daarna gaat hij naar God.
Het gedicht straalt ook iets droevigs uit, Weemoedt is triest omdat er niemand op zijn begrafenis is. Ook zingt hij heel vals: ‘Dat is die Weemoedt, Heer, die zong altijd zo schor!’
Persoonlijke beoordeling
Het thema spreekt mij erg aan. Het gaat hier weer over de dood. Het thema is goed verwoord, zodat je meteen begrijpt waar het over gaat. Het gedicht raak je ook, omdat iedereen wel eens bezig is met de dood. Ik denk dat dit gedicht uitstekend voorgedragen kan worden bij een begrafenis, maar dan wel die van Weemoedt zelf. Ik denk dat dit een gedicht is waar Weemoedt zelf veel van houdt.
Het gedicht is makkelijk te begrijpen door het taalgebruik. Er staan wel zinnen in die moeilijker te begrijpen zijn, maar je weet wel telkens waar het over gaat en wat ermee bedoeld wordt. De beeldspraak is niet erg opvallend, alhoewel de dood hier vervangen wordt door ‘Hein’ (van magere Hein) wat wel origineel is. Vooral regel 7 en 8 vind ik mooi, omdat hier iets waar eigenlijk nooit over gepraat wordt heel komisch verteld wordt.
Het gedicht is realistisch, Weemoedt probeert de dood zich zo realistisch mogelijk voor te stellen, en dat dan te verwoorden. Het is ook heel gevoelig, omdat iedereen hiermee bezig is, iedereen gaat immers dood. Het gedicht is ook humoristisch, zelfs als je het gedicht nog nooit gelezen hebt en je leest het voor de eerste keer dan schiet je meteen in de lach.
Gedicht VII Broodje leed speciaal
Ik zit vaak op verlaten stadsstionnen
Met in mijn mond een beet saucijzebrood.
Denk steeds: waarom ben ik de reis begonnen?
En: eig’lijk, eig’lijk wil ik liever dood.
Maar dan begint de trein ineens te rijden
En schiet het zonlicht in mijn zwart gemoed,
Dat als een laser-straal ’t gezwel begint te snijden:
Wat smaakt dan het saucijzebroodje goed!
En op het ritme van de ratelende slagen
Grijpt een geluksgevoel mijn oude jichtkast aan.
Een lied welt in de krop: zal ik gaan vragen
Of ik heel even op de bank zou mogen staan?
Maar dàn zie ‘k voor een overweg jouw wagen
En vliegt de rest van ’t broodje op de spoorwegbaan.
1. De persoon maakt vaak reizen. Hij doet het steeds, maar heeft er eigenlijk weinig zin in.
Ik denk dat het hierbij gaat om een persoon die iets zoekt maar daar eigenlijk geen zin in heeft. Als hij er dan toch eindelijk aan begint, voelt het goed aan. De persoon denkt dan weer aan vroegere dingen die hem wel bevielen.
Maar dan schrikt hij opeens en is de vrolijkheid weg
3. Strofenbouw:
Lijkt op een sonnet, alleen is nu opgebouwd uit een octaaf (twee maal vier) en drie maal twee regels. Wel zit er een wending in: Na de octaaf wordt de toon gelukkiger. Daarvoor was hij verdrietig en wilde zelfs het liefste dood.
Rijm:
Gekruiste rijm (ABAB). Verder is er sprake van eindrijm.
Metrum:
De eerste regel is een anapest. Maar de rest gaat verder op jambe.
4. Stijlfiguren:
Eig’lijk, eig’lijk; herhaling
Waarom ben ik de reis begonnen?; retorische vraag
De vraag stelt hij aan zichzelf. Hij vraagt zich af waarom hij dat gedaan heeft.
Beeldspraak:
En schiet het zonlicht in mijn zwart gemoed dat al een laserstraal ’t gezwel begint te snijden; vergelijking
De rest van ’t broodje; metonymia, Hij bedoelt het saucijzenbroodje
Ik eet van mijn saucijzenbroodje en
ik moet steeds denken waarom ik de reis ben begonnen.
Maar eigenlijk wil ik liever dood.
De trein begint opeens te rijden.
Het zonlicht schier in mijn zwart gemoed dat als een
Laser-straal in het gezwel begint te snijden.
Het saucijzenbroodje smaakt goed.
Op het ritme van ratelende slagen krijg ik een
Geluksgevoel dat mijn oude jichtkast aangrijpt.
Een lied welt in de krop. Zal ik vragen of ik
heel even op de bank zou mogen staan?
Maar dan zie ik op de overweg jouw wagen staan. Plots
vliegt de rest van mijn saucijzenbroodje op de spoorbaan.
Hij is op weg naar zijn vriendin/vrouw. Hij maakt de reis vaak maar heeft er eigenlijk genoeg van. Maar toch besluit hij om te gaan.
Als hij dan in de trein zit en de trein begint te rijden voelt alles weer goed aan. Zijn leven draait weer lekker. De slechte herinneringen van vroeger verdwijnen en maken plaats voor het geluk van dat moment.
Hij moet toch weer aan vroeger gaan denken, maar dan de leuke momenten. Maar dan wordt plotseling al het geluk weer teniet gedaan. In zijn leven is er weer wat ergs gebeurd waardoor zijn geluk verdwijnt: zijn saucijzenbroodje valt.
Hiermee probeert Levi denk ik aan te tonen dat het leven bestaat uit vallen en opstaan. Het ene moment gaat het slecht met je en het volgende moment zit je glimlachend te genieten. Maar er zal altijd een dreiging blijven bestaan. Het leed verdwijnt nooit. Ook niet als je het weg gooit.
Persoonlijke beoordeling ‘Broodje leed speciaal’.
A Thema
Het thema vind ik zeer gevarieerd. Het bestrijkt eigenlijk vele thema’s in mijn opzicht: geluk, verdriet en vroeger. Dit maakt het gedicht voor mij ook veelzijdig. Het is niet een gedicht wat over één speciaal iets gaat. Daarom vind ik het gedicht ook zo toegankelijk.
B Taalgebruik
Toen ik het gedicht las, waren er meteen een paar zinnen die ik moest herlezen. Deze zinnen waren ‘rare’ zinnen die ik niet meteen begreep. De combinatie van woorden was hier vooral de oorzaak van.
Ook kwamen er wat woorden in voor die ik niet meteen kende. Van een jichtkast had ik nog nooit gehoord.
Sommige beeldspraken waren ook onduidelijk en moeilijk te herkennen. Maar dit alles maakt een gedicht wel aantrekkelijker. Je bent zo meer met een gedicht bezig en leert er zo meer over. Je begint zo ook een beetje de dichter te begrijpen en herkent na een tijdje zijn ‘stijl’.
De mooiste regel uit het gedicht is toch wel deze:
“En schiet het zonlicht in mijn zwart gemoed, Dat als een laser-straal ’t gezwel begint te snijden.”
C Beleving
Het gedicht begint voor mij erg droevig. Maar de toon wordt gaande weg het gedicht weer vrolijker en de tekst wordt steeds origineler.
Gedicht VIII Onder lijn 4
De werkers kwamen fluitend van karwei,
Staken de rijweg over, dromden rond de halte.
De adel van hun kracht beschaamde mij:
Triest hing daartussen, zinloos, mijn gestalte.
Een eerlijk broodblik priemde in mijn kraag,
Een zwaar beslagen schoen rustt’ op mijn tenen.
Mijn leven had nog nooit zó leeg geschenen:
Ik had alleen een plaat gekocht vandaag.
O! ’t Liefst zou ik van hen hier voorman wezen
En legde in één gebaar de hele haven lam!
Maar ach! Voor morgen staat een boek op het program.
En dan maar weer een plaat: men kan niet eeuwig lezen.
1. Hij voelt zich ondergeschikt aan de arbeiders die door de samenleving eigenlijk als minderwaardige mensen gezien worden. Hij komt deze arbeiders tegen bij een (bus)halte. Hij vergelijkt daar zijn leven met het leven van de arbeiders. Hij voelt zich op dat moment bedroefd. De werknemers hebben macht, zij kunnen wat. Levi voelt zich machteloos.
3. De strofenbouw lijkt op die van een sonnet. Alleen is er nu sprake van twee maal vier versregels en dan twee maal twee. Maar de wending zit er nog steeds in. Deze zit op het einde als Levi eigenlijk weer tot zich zelf komt en de droevigheid van zich afslaat.
Er is sprake van eerst gekruist rijm (ABAB) en dan omarmd rijm
(ABBA).Verder is er sprake van eindrijm; karwei-mij, halte-gestalte
Het metrum is een jambe.
4. Beeldspraak:
Een eerlijk broodblik priemde in mijn kraag; personificatie
Een zwaar beslagen schoen rustt’ op mijn tenen; personificatie
Stijlfiguren:
Climax: Een eerlijk broodblik priemde in mijn kraag, een zwaar beslagen schoen rustt’ op mijn tenen. Mijn leven had nog nooit zo leeg geschenen.
Anti-climax: ik had alleen een plaat gekocht vandaag
7. Als ik de titel lees, denk ik meteen aan een tram. Dat komt omdat die ook werken met ‘lijnen’. Het gaat over iemand die in de buurt staat van een halte. Er komen een paar onverzorgde arbeiders aan. Hij kijkt eigenlijk tegen deze mensen op. Zij hebben de kracht en hij heeft maar niks; hij is zinloos.
Dan kijkt hij wat hijzelf nou eigenlijk heeft. Op hem rust een zware last. Hij heeft niks. Het enige wat hij vandaag had gedaan was een plaat gekocht.
Ik denk dat Levi zich verdrukt voelt door de arbeiders. Ze doen zo’n goed werk maar krijgen eigenlijk geen waardering. Hij daarentegen heeft wel waardering maar vind zelf dat zijn werk vergeleken met de arbeiders niks voorstelt.
Maar toch heeft hij een drang naar macht. Hij wil mensen ‘beheersen’. Uiteindelijk vindt hij toch dat iedereen een plaats heeft in de samenleving. En die zullen we gewoon moeten accepteren.
Prozatekst:
De werkers kwamen fluitend van een karwei.
Ze staken de rijweg over en dromden rond de halte.
De adel van hun kracht beschaamde mij.
Mijn gestalte hing daar triestig zinloos bij.
Een eerlijk broodblik priemde in mijn kraag.
Er rustte een zwaar beslagen schoen op mijn tenen.
Mijn leven had voor mij nog nooit zo leeg geschenen.
Ik had alleen vandaag een plaat gekocht.
Het liefste zou ik van de werkers voorman zijn om daarna
in een gebaar de hele haven lam te leggen.
Maar ja, morgen staat er een boek op het programma.
En daarna maar weer een plaat. Men kan toch niet eeuwig leven.
Persoonlijke beoordeling ‘Onder lijn 4’.
A Thema
Het thema is een onderwerp dat mij wel aanspreekt: socialisme. De arbeiders vechten voor hun rechten. De kracht van hun straalt er af. Dit vind ik prachtig, vooral als het dan in een gedicht is verwerkt. Ik ging tijdens het gedicht echt denken van dat dit eigenlijk allemaal wel klopt. De gevoelens die in het gedicht voorkomen zijn bijna de zelfde als zoals ik ze in het echt zou beleven.
De actualiteit is er wel enigszins vanaf. We leven nu niet meer in een maatschappij vol met arbeiders. We zijn een diensten-maatschappij geworden. Misschien wel jammer eigenlijk.
B Taalgebruik
Dit gedicht is voor mijzelf goed toegankelijk. De zinnen zijn goed beschreven zodat ik ze ook goed kon interpreteren. De beeldspraak is daarom ook niet moeilijk te herkennen en te vertalen.
Wat betreft het taalgebruik kan ik kort zijn: eenvoudige structuur met wel een hoge originaliteit.
De mooiste zin is wel deze:
“O! ’t Liefst zou ik van hen hier voorman wezen en legde in één gebaar de hele haven lam!”
In deze zin komt een macht naar boven die op een soort humoristische wijze verteld wordt.
C Beleving
Het is een zeer realistisch gedicht met persoonlijke elementen erin verwerkt. Maar toch blijft het een origineel en gemakkelijk gedicht.
[plaatje0]
’t Liefst trok ik helpend door de hele maatschappij:
gaf ’t jonge leven voor het welzijn in fabrieken;
verlichtte hier wat leed en maakte daar wat vrij.
Bracht zo een kwinkslag aan de ongeneeslijk zieken.
Ik sloeg mijn tenen op vóór Wilton-Feyenoord,
Vermaakte ’t werkvolk met wat leuke imitaties
En gekke stemmetjes of schalkse declamaties.
En stond met druivesuiker ’s avonds aan de poort.
Maar waar ik kom slaan hele klassen op de vlucht:
Een werf stroomt leeg, een drukke helling wordt verlaten.
Dan keer ik bitter weer, langs onverlichte straten,
En slinger troosteloos mijn feestneus door de lucht.
1. Het is een gedicht dat mij erg aanspreekt. De titel is veelbelovend; Weemoedts Internationale. Dat klinkt groot.
Hij ziet zich als een helper van de samenleving. Hij helpt mensen en voelt zich daar kennelijk goed bij.
Hij ziet zich zelf als een persoon die mensen moet helpen. Dus ook vermaken. Dat doet hij door middel van een cabaretachtige voorstelling te geven.
Maar toch is er de angst voor hem. Hij schrikt mensen af. Dan komt hij weer tot zichzelf en gaat weer verder ‘lopen’, waarschijnlijk met zijn leven.
3. Strofenbouw en rijm:
Het gedicht lijkt weer op een sonnet: Het bevat twee keer vier en twee keer twee regels. Het verwant met het sonnet zit hem in de wending die na het octaaf komt: De teleurstelling komt dan na de vreugde.
Het rijm is eerst gekruist (ABAB); maatschappij-vrij, fabrieken-zieken. Daarna is er sprake van omarmend rijm (ABBA). De rijm valt op het einde van de zin (eindrijm).
Jambe.
4. Beeldspraak:
Wilton-Feyenoord; Metafoor
Stijlfiguren:
In de laatste strofe zit een kleine vorm van ironie. Hij gooit zijn feestneus in de lucht terwijl dat er eigenlijk geen rede tot vreugde is.
Ook is er sprake van een opsomming; met wat leuke imitaties en gekke stemmetjes of schalkse declamaties.
7. Het liefste trok ik helpend door de hele maatschappij.
Ik gaf het jonge leven voor het welzijn in de fabrieken.
Ik verlichtte hier wat leed en maakte daar wat vrij.
Ik bracht zo een kwinkslag aan de ongeneeslijk zieken.
Ik sloeg mijn tenten op voor Wilton-Fyenoord.
Ik vermaakte het werkvolk met wat leuke imitaties
en gekke stemmetjes of schalkse declamaties.
En ik stond met druivensuiker ’s avonds aan de poort.
Maar waar ik kom, slaan hele klassen op de vlucht.
Een werf stroomt leeg en een drukke helling wordt verlaten.
Dan keer ik bitter weer langs onverlichte straten
en slinger troosteloos mijn feestneus door de lucht.
In dit gedicht komt het goede van Levi aan het licht. Hij helpt allerlei mensen in de samenleving om hen het maar iets beter te gunnen. Hij vermaakt zelf mensen die niet te helpen zijn. Daarom heeft hij ook de druivensuiker nodig. Al dit helpen kost hem namelijk kracht die hij eigenlijk niet kan missen.
De titel, Weemoedts Internationale, heeft denk ik betrekking op het lied Internationale dat een socialistisch lied is.
Dit verklaart dan ook weer de hulp die Levi geeft. Hij is een socialist die opkomt voor de arbeiders. Hij probeert te streven naar het arbeiders paradijs waarin arbeiders niks hoeven te vrezen voor anderen. Maar onder die arbeiders is toch weer de angst dat er wat mis kan gaan. Daarom vluchten ze massaal. In het gedicht doelt Levi daarom op de onrust die er heerst in de maatschappij.
Persoonlijke beoordeling ‘Weemoedts Internationale’.
A Thema
Dit gedicht vond ik de beste die ik gelezen heb van Weemoedt. Het thema is socialisme, wat weer naar boven komt in de titel; de Internationale is een socialistisch lied.
Het gedicht laat zien hoe iemand toch waardeert wordt maar ook weer weggehoond wordt. Dit is een tegenstelling binnen het gedicht dat het zeker weer aantrekkelijker maakt.
Dit gedicht moet je niet zomaar gaan lezen. Je moet er rustig voor gaan zitten en de inhoud op je in laten spelen.
De tekst is zeer gevarieerd. Daardoor waren er ook wat woord betekenissen die mij niet bekend voorkwamen.
Dit taalgebruik heeft wel als gevolg dat het zeer aantrekkelijk wordt om te gaan lezen. Het is niet in dezelfde toon geschreven, maar bevat een droevige en een vrolijke toon.
De beeldspraken zijn daarentegen niet moeilijk te herkennen.
Een zin die mij zeer aansprak was deze:
“Maar waar ik kom slaan hele klassen op de vlucht: Een werf stroomt leeg, een drukke helling wordt verlaten.”
Deze zin staat in een schril contrast met het begin van het gedicht. Deze toon is droevig en spreekt ook over de gemoedstand die zomaar kan omslaan bij personen.
C Beleving
Het is een gedicht dat vrolijk begint, maar later in het gedicht wordt de ondertoon erg droevig. Het is wel een realistisch gedicht dat zeker een gevoelige kant heeft.
HOOFDSTUK II Biografie
Lévi Weemoedt, het pseudoniem van Ies van Wijk, is geboren op 22 oktober 1948 in het Noord-Brabantse plaatsje Geldrop. Hij vult het clubblad van de voetbalclub VV Zwaluwen met versjes over de verenigingskantine. Hij werkt als als leraar Nederlands als hij in 1977 debuteert met de bundel ‘geduldig lijden’, waarmee hij bekend wordt.
Weemoedt gaat naar het gymnasium in Vlaardingen, waar het gezin inmiddels woont. Na de middelbare school gaat hij in Leiden Nederlands studeren, hij was liever klassieke talen gaan doen, maar dat leek hem te moeilijk.
Na zijn studie keert Weemoedt in 1971 terug naar Vlaardingen. In Vlaardingen wordt Weemoedt leraar Nederlands aan de scholengemeenschap Westland-Zuid. In de avonduren schrijft hij ironisch-romantische gedichten voor het Amsterdamse studentenblad ‘Propria Cures’, wat hij ook al deed tijdens zijn studentenperiode.
De gedichten in Propria Cures vallen op. Uitgevers benaderen hem met de vraag zijn gedichten te bundelen. Weemoedt reageert hierop terughoudend, ‘ik schrijf mijn gedichten voor mijn plezier, niet omdat ik wil dat iedereen ze leest’, aldus Weemoedt. Maar na lang aandringen weet Thomas Rap hem toch over te halen voor de dichtbundel ‘Geduldig lijden’.
Na ‘Geduldig lijden’ publiceert Weemoedt nog twee dichtbundels: ‘Zand erover’ en ‘Geen Bloemen’. Op deze werken krijgt Weemoedt meer commentaar. Als in 1982 ‘Van harte beterschap, Kleine trilogie der treurigheid’ verschijnt, met daarin alle tot dan toe verschenen bundels, klinkt soortgelijke kritiek. Recensenten vinden het allemaal teveel van het goede.
Weemoedt heeft zich de kritiek aangetrokken. Hij publiceert nauwelijks meer gedichten, wel proza: diverse verhalenbundels en één roman, ‘De ziekte van Lodesteijn’.
Nu woont Weemoedt in Assen.
HOOFDSTUK III Primaire bibliografie
- Levi Weemoedt, Geduldig 1ijden. Baarn 1977 Erven Thomas Rap, GB. (negende
- Geen bloemen. Baarn 1978, Erven Thomas Rap, GB. (vijfde druk Amsterdam 1983, Bert Bakker; zesde druk 1985, Contact) (opgenomen in Van harte beter schap)
- Bedroefd maar dankbaar. Baarn 1980, Erven Thomas Rap, VB. (tweede druk Amsterdam 1981, Bert Bakker;vijfde druk 1989, Contact)
- Van dansen en zingen & treuriger dingen. Voorwoord door Maarten Biesheuvel.
Tekeningen Karin van Wijk. Rotterdam 1980, BCbert,GB.
- Zand erover. Baarn 1981, Erven Thomas Rap, GB. (tweede druk Amsterdam 1985,Contact) (opgenomen in Van harte beterschap)
- Treurpiet. Rotterdam 1982, Bébert,GB.
- Van harte beterschap. Kleine triologie der treurigheid: Geduldig lijden, Geen bloemen, Zand erover. Amsterdam 1982, Bert Bakker, GB. (derde druk 1990, Contact)
- Een treurige afdronk (verhalen). Amsterdam 1983, Bert Bakker, VB. (derde druk 1990,Contact)
- De zachte stal. [Zeefdruk] Marleen Felius. [Rotterdam] 984,Bébert,G.
John MacCabe, Stan LaureL Een biografie met foto’s en dialogen. Vertaald door Levi Weemoedt. ‘s-Gravenhage 1984, BZZToH, Biografie. (vert.)
Levi Weemoedt, Daar komt de bruid... Over trouwen en andere sprookjes. Amsterdam 1985, Contact, VB.
- Weemoedt en Vrede. Gedichten van Levi Weemoedt, tekeningen van Anton Vrede.Rotterdam 1985,Bébert,GB.
- De ziekte van Lodesteijn. Amsterdam 1986,Contact,R.
- Liedjes van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur. Gecalligrafeerd en geïlustreerd door Theo Kwak. Amsterdam 1987,Contact,GB.
- Liefdewerk oud papier. De beste verhalen van Levi Weemoedt. Illustraties Theo Kwak. Amsterdam 1987, Contact, VB/Bl. (bevat een selectie uit Bedroefd maar dankbaaren Een treurige afdronk en enkele ongepubliceerde verhalen)
- Acte van verlating. Amsterdam 1988, Thomas Rap, VB. (derde druk 1990, Contact)
HOOFDSTUK IV Centrale bespreking van het werk van de auteur
Het werk van Levi Weemoedt, het pseudoniem van Ies van Wijk, is zeer gevarieerd. Is hij bij het ene gedicht nog vrolijk en hoopvol, bij het volgende gedicht druipt de droevigheid er al weer van af. In zijn gedichten komt ook vaak terug wat hij vroeger gedaan heeft. Als docent Nederlands maakte hij de start van zijn carrière.
De gedichten van Levi zijn meestal geschreven in het metrum jambe. Dit maakt de gedichten van de ene kant uniform, maar toch blijven de gedichten iets speciaals behouden. Elk gedicht bevat een diepere betekenis die niet meteen opvalt.
Vaak zit er in zijn gedichten ook een wending. Het treurige of vrolijke begin wordt verruild voor een tegenovergestelde gesteldheid.
Zijn gedichten gaan meestal over arbeid en de samenleving. Wat beweegt de mens nou tot bepaalde daden?
Vaak bevat het gedicht ook een gecompliceerde zin:
Dat als een laser-straal ’t gezwel begint te snijden:
Wat smaakt dan het saucijzebroodje goed!
Deze ‘rare’ zinsstructuur kan verklaard worden door de jeugd van Levi. Zijn moeder had een schoonmaakmanie waardoor hij weinig vriendjes mee naar huis nam. Hij leefde in een soort ‘afgeschermde samenleving’.
Na het lezen van een selectie uit het werk van Levi Weemoedt, kunnen wij terugkijken op een gevarieerd stuk werk dat zeker de moeite waard is. In sommige gedichten zit zelfs een dusdanige diepgang dat je er wel aan moet blijven denken.
Een werf stroomt leeg, een drukke helling wordt verlaten.
Deze strofe komt uit Weemoedt Internationale. Dit gedicht is een omschrijving van het innerlijke van Levi met de verwerking van de hardheid van de samenleving.
Levi ziet zichzelf als iemand die de samenleving kan helpen. Maar soms begrijpt de samenleving hem niet. Dit komt ook terug in zijn werk: het wantrouwend van de mensheid.
Het werk van Levi is zeker de moeite waard. Het werk bevat weliswaar een diepere boodschap, maar is toch toegankelijk voor verscheidene doelgroepen. Door deze opdracht hebben we geleerd om beter een gedicht te interpreteren. Levi Weemoedt was daarbij een geschikte schrijver die ons ook aansprak door zijn werk.
REACTIES
1 seconde geleden
N.
N.
Heey Ruud,
Ik moet voor school 10 gedichten analyseren dan heb ik wel wat aan jou werkstuk maar ik vroeg me af waar je die gedichten vandaan hebt? Misschien dat ik erover heen lees maar misschien weet je het nog?
Bedankt alvast..
Groetjes Nelianne
22 jaar geleden
AntwoordenT.
T.
Zo, je kan wel zien dat je vwo doet, echt moeilijke woorden! Wat had je hiervoor? ;o echt goed, ook al snap ik er niet zoveel van :$.
12 jaar geleden
Antwoorden