Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Gevolgen van de val van Antwerpen

Beoordeling 6
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • 4e klas vwo | 1955 woorden
  • 2 mei 2002
  • 143 keer beoordeeld
Cijfer 6
143 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Inleiding Ik heb voor de opdracht: Geef een duidelijk beeld van de gevolgen van de val van Antwerpen gekozen, omdat de rest van de opdrachten mij niet aanspraken of veel te moeilijk leken. Deze opdracht doe ik aan de hand van het boek De Spaansche Brabander van Bredero. De val van Antwerpen. In de 16e eeuw was de 80 jarige oorlog aan de gang. Dit was een godsdienst oorlog tussen de protestante Nederlanden en hun katholieke koning, Filips ll, in Spanje. De koning had de hertog van Parma, Alexander Farnese, aangesteld om de Nederlanden te onderwerpen, de protestanten te straffen en de Nederlanden dus weer katholiek te maken. In de 16e eeuw was Antwerpen een zeer welvarende stad geworden. Het was de grootste waren- en geldmarkt van de Westerse wereld geworden en de bevolking groeide in een halve eeuw van 40.000 tot meer dan 100.000 inwoners. De stad was echter sterk calvinistisch, samen met Gent het sterkste calvinistische bolwerk van het zuiden, en moest dus, van de koning, door de hertog van Parma onderworpen worden. In 1584 zag hertog Parma eindelijk kans om Antwerpen te onderwerpen. Het was inmiddels het laatste en belangrijkste bolwerk, in het zuiden, van de opstand geworden. Zijn plan was om de stad uit te hongeren, want hij wilde geen aanval met vele doden en gewonden. Maar Antwerpen ligt ook aan de Schelde en de hertog kon die niet goed bezetten. Waardoor het voor Antwerpen vrij gemakkelijk was om voedselkonvooien binnen te halen. Helaas voor Antwerpen liet de hertog van Parma in oktober-november 1584 een sterk bewapende schipbrug over de Schelde bouwen, waardoor het niet meer mogelijk was om voedselkonvooien of versterkingen binnen te halen. Antwerpen was niet van plan uitgehongerd worden, daarom voerde ze een aanval uit op de brug. Door middel van twee met explosieve beladen schepen werd de brug voor een groot deel vernield. Het plan was dat er Hollandse troepen zouden wachten achter de brug om vervolgens de stad te ontzetten, maar door onbekende redenen was die vloot niet aanwezig, waardoor Antwerpen omsingeld bleef. In mei 1585 was de laatste poging om Antwerpen te ontzetten. Het plan was om een smalle dijk te veroveren en zo de Schelde weer in handen te krijgen. De slag op de smalle dijk was de bloedigste uit de hele 80 jarige oorlog. Maar de dijk bleef in Spaanse handen. Toen was het duidelijk dat Antwerpen niet uit Spaanse handen kon blijven. Op 17 augustus 1585 capituleerde Antwerpen. En 10 dagen later kwam de hertog van Parma aan om de veroverde stad te bewonderen. De Hollanders en Zeeuwen behielden wel de Schelde en wierpen bij Lillo een blokkade op waar de Spanjaarden niet door konden breken. De val veroorzaakte een grootte uitstroom van Zuid-Nederlanders naar het noorden waarvan de helft Antwerpse burgers waren. De gevolgen van de val van Antwerpen. Het grootste gevolg van de val van Antwerpen was de tweedeling van de Nederlanden. De 17 provinciën werden opgesplitst in twee delen. De protestantse noordelijke Nederlanden sloten de Schelde af zodat de Spanjaarden niet konden doorrukken naar het Noorden. De hele zuidelijke Nederlanden was onder leiding van de koning in Spanje en was dus katholiek. Door deze tweedeling verplaatste de economie zich naar het noorden. Want Antwerpen kon geen belangrijke handelsstad meer zijn door de afsluiting van de Schelde en door de val van Antwerpen vluchtten veel mensen naar het noorden. Vooral naar Amsterdam, de hoofdstad van de (noordelijke) Nederlanden, vluchtte veel mensen. Doordat er zoveel vluchtelingen naar Amsterdam kwamen groeide de stad heel snel en breidde de stad meerdere malen uit. Ook kreeg Amsterdam een nieuw stadhuis, omdat het oude te klein was geworden. Dat stadhuis is het huidige ‘Paleis op de Dam’. Onder deze vluchtelingen waren vele ambachtslieden en rijke burgers of adel. De ambachtslieden namen soms geheimen van het vak mee. Bijvoorbeeld: het bier uit Brabant was altijd zeer geliefd omdat het anders werd gemaakt en daardoor beter smaakte. Sommige Brabantse bierbrouwers vluchtte naar het noorden en zette daar hun eigen bedrijfje op met echt ‘Brabants’ bier of ze werden knecht bij een al bestaande bierbrouwer en leerde die bierbrouwer hoe je lekkerder bier kon maken. Zo importeerde Amsterdam kennis en kapitaal, van de rijke burgers en adel, en werd de handel gestimuleerd. Met het kapitaal konden nieuwe investeringen worden gedaan: de Vereenigde Oost-Indische Compagnie, VOC, (1602) en West-Indische Compagnie, WIC, (1621) zijn hier voorbeelden van. De opgang van Amsterdam in deze periode was aldus voor een groot deel te danken aan de inbreng van Antwerps kapitaal en ‘knowhow’. Ook waren onder de vluchtelingen velen bankroetiers. Daarover wordt veel geklaagd in de Spaansche Brabander. De Noord Nederlanders waren daar natuurlijk helemaal niet blij mee, want zo kwamen er vele bedelaars, maar ook dieven naar het noorden. Al deze vluchtelingen namen hun eigen variatie op de cultuur mee naar het noorden. Waardoor alle variaties zich begonnen te vermengen. Onder andere de taal en de denkwijzen. In de Spaansche Brabander van Bredero wordt het verhaal verteld van een jongeman die zo’n vluchteling uit Antwerpen is. Het laat goed zien hoe anders hij denkt dan de Amsterdammers.
De Spaansche Brabander De Spaansche Brabander is door Bredero geschreven. Bredero leefde van maart 1585 tot augustus 1618. Hij zijn boek De Spaansche Brabander Jerolimo in april 1617, maar het verscheen in 1618 pas voor het eerst in druk. Het is daarvoor waarschijnlijk wel opgevoerd in de Duytsche Academie. Bredero heeft het stuk rond 1575 gesitueerd, maar toch beschrijft hij vele dingen uit eigen ervaring. De grote toeloop van vreemdelingen en ‘bewuste’ bankroetiers horen bij de sterke groei die Amsterdam na 1585 doormaakte. Waarschijnlijk heeft hij het gesitueerd rond 1575 om stadgenoten die nog in leven waren niet te beledigen. Bredero heeft zijn verhaal gebaseerd op een Spaanse schelmenroman ‘Lazarillo de Tormes’. Sommige gebeurtenissen heeft hij heel duidelijk in zijn boek opgenomen. Wel heeft Bredero van de bijfiguren die in het Spaanse verhaal niet nauwelijks werden genoemd veel uitgebreidere personages gemaakt. Samenvatting In een lange monoloog prijst Jerolimo (de Spaansche Brabander) de stad Antwerpen. Helaas heeft hij het moeten verlaten vanwege vele schuldeisers. Hij is naar Amsterdam gevlucht, maar hij voelt zich daar helemaal niet thuis. Hij ontmoet Robbeknol, een jonge bedelaar op zoek naar een baantje. Jerolimo neemt hem in dienst. Floris Harmensz, de honden verjager van de kerk, maakt ruzie met een stel straatjongens. En houdt vervolgens een praatje over de pest en bankroetiers met drie oude mannetjes. Robbeknol komt er snel achter dat zijn meester helemaal niet rijk is, zoals hij zich voordoet. Gekleed als een prins gaat Jerolimo de stad in. Ondertussen gaat Robbeknol wat bedelen om toch te kunnen eten. Als Jerolimo thuis komt doet hij alsof hij helemaal niets van het eten van Robbeknol wil, maar neemt het toch aan en eet vervolgens als een paard. Robbeknol slaapt heerlijk en ontdekt ’s ochtends alleen een lege beurs in de kleren van zijn meester. Jan Knol, Andries Pels en Floris Harmensz praten over elkaar, de slechte tijden en de laatste nieuwtjes. Dan luidt de klok; de schout en zijn secretaris kondigen een verordening tegen de bedelarij af. Robbeknol kan daardoor geen eten meer bij elkaar bedelen. Als oplossing gaat hij de bijbel voorlezen voor de spinsters. Als dank daarvoor mag hij met ze mee eten. Jerolimo heeft wat geld weten te bemachtigen en stuurt Robbeknol daarmee naar de markt. Als Robbeknol daar een lijkstoet ziet langskomen schrikt hij hevig, want hij hoorde een vrouw zeggen dat de overledene naar het huis gebracht wordt waar men eten nog drinken weet en dat moet hun huis zijn. Jerolimo lacht hem uit om zijn domheid. Als Robbeknol daarna toch eten heeft gehaald op de markt verbaast hij zich over Jerolimo, die ondanks zijn armoede, zich evengoed nog groot voor wil doen met tafelmanieren. De vrekkige huisbaas, Gierige Geeraart, en de ‘uitdraagster’, Byateris, komen elkaar tegen. Ze zijn allebei op weg naar een Brabander die hun geld verschuldigd is. Robbeknol wil hun eerst niet binnenlaten, maar Jerolimo weet hun daarna af te schepen met een mooi praatje. Als ze weg zijn pakt Jerolimo zijn biezen. Gierige Geeraart, byateris, een schilder en nog meer schuldeisers verzamelen zich. Ze willen allemaal geld zien van Jerolimo. Als ze merken dat Jerolimo verdwenen is halen ze er een notaris en de schout bij. De schout opent het huis, maar daar is niets meer te vinden. Nu willen de notaris en de schout geld van de schuldeisers zien, omdat ze hun hun dienst hebben verschaft. De schout neemt het bed dan maar mee, dat aan Byateris toebehoorde. Robbeknol richt zich tot het publiek voor applaus. De taal Door de val van Antwerpen was er een grote uitstroom van mensen uit de zuidelijke Nederlanden ontstaan. Zij namen allemaal hun eigen dialect mee. In de Spaansche Brabander van Bredero laat Bredero dat goed zien doordat hij iedereen in hun eigen dialect laat praten. Robbeknol praat bijvoorbeeld in het Amsterdams en Jerolimo in Antwerps. Helaas is het Antwerps van Jerolimo niet erg betrouwbaar. Want Bredero hoorde allemaal verschillende Zuid-Nederlandse dialecten om zich heen en heeft daardoor waarschijnlijk het Antwerps niet helemaal goed weergegeven. Waarschijnlijk is het af en toe ook overdreven. Een aantal kenmerken van het Amsterdams uit de Spaansche Brabander: ie in plaats van ee
eu in plaats van oo
ng in plaats van n
e- in plaats van ge- Een aantal kenmerken van het Antwerps uit de Spaansche Brabander: aa in plaats van ee
oo in plaats van aa
ay of aij in plaats van ij
kick in plaats van ick
Na de val van Antwerpen zijn dus vele mensen met verschillende dialecten door elkaar gaan wonen. Als er allemaal mensen met verschillende dialecten naast elkaar wonen kun je je voorstellen dat er na een tijdje een mix ontstaat. Zo denkt ook de taalkundige Kloeke. Hij verklaart de diftongering (klankverandering) , die na het Middelnederlands in het Standaardnederlands ontstaat, door “het taalcontact tussen Hollandse stedelingen en invloedrijke Zuidnederlanders die in de 16e eeuw als gevolg van de contrareformatie naar de Hollandse steden geëmigreerd waren”. Volgens de taalkundige Caron was de diftongering “een al aanwezige autochtone ontwikkeling door de immigrerende Zuidnederlanders mogelijk werd versterkt.” De taal werd dus door de val van Antwerpen beïnvloed in de 16e–17e eeuw. In de 16e-17e eeuw waren er echter nog veel meer veranderingen in de taal zichtbaar. Er kwam in het Nederlands meer invloed van het Latijn te zien. Vooral door Latinistische constructies. Ook door pogingen tot taalzuivering werd het Nederlands beïnvloed. Ook werden in de 16e-17e eeuw de eerste woordenboeken gemaakt en grammatica vastgelegd. Denkwijzen Na de val van Antwerpen werden door alle vluchtelingen verschillende denkwijzen meegenomen. En werden deze denkwijzen met elkaar geconfronteerd. In de Spaansche Brabander laat Bredero zien hoe anders Jerolimo uit Antwerpen denkt dan Robbeknol uit Amsterdam. Jerolimo vind het heel belangrijk om zich voor te doen als een rijk iemand. Hij houd van gratie. Het boek begint met een monoloog van Jerolimo over hoe prachtig Antwerpen was, hoe indrukwekkend en statig. Hij houd ook van alle mensen die daar als “kleine koninkjes of zichtbare goden” rondlopen. Hij vindt Amsterdam wel een mooie stad, maar “het volk gaat slecht gekleed”. Hij gedraagt zich ook alsof hij een rijk man is. Dus vindt hij dat heel belangrijk. Zelfs zo belangrijk dat hij, bijvoorbeeld, Robbeknol om zijn tandenstokers vraagt waarop hij een haar (tandenstoker) uit de bezem (tandenstokerhouder) krijgt. Robbeknol ‘kijkt’ Jerolimo daarvoor iedere keer ‘hoofdschuddend aan’. Hij vindt het maar vreemd en zielig dat Jerolimo zo doet. Omdat hij het zo zielig vind verzorgt hij Jerolimo en doet hij maar een beetje mee, hij doet ook alsof de haar uit de bezem een tandenstoker is. De mensen in Amsterdam vinden bankroetiers vreselijk. Terwijl Jerolimo dat heel gewoon vind. Maar dat is niet iets van Antwerpen, want hij moest daar ook al vluchten vanwege schuldeisers.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.