Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Bergsport

Beoordeling 6.6
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • groep 8 | 5481 woorden
  • 11 juni 2004
  • 111 keer beoordeeld
Cijfer 6.6
111 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

INHOUD:

-Inleiding.
-Meerdere soorten bergsport.
-Wat is er leuk aan bergsport?
-Hoe kun je bergsporter worden?
-Materialen voor bergsport.
-Eten en drinken.
-Technieken voor bergsport.
-Veiligheid.
-Bekende bergen en bergbeklimmers.
-Op zoek naar evenwicht.

INLEIDING

Ik houd mijn werkstuk over bergsport, omdat ik het een leuk onderwerp vind en een oom van mij heeft het ook gedaan. Ik heb mijn spreekbeurt in groep 8 over bergbeklimmen gehouden en daarbij heb ik veel materiaal van mijn oom kunnen laten zien. Ik had toen een goed cijfer: een 8½. En ik heb ook verschillende boeken en tijdschriften gelezen. Zo, nu ga ik beginnen met mijn werkstuk.

MEERDERE SOORTEN BERGSPORT

Bergsport is eigenlijk een verzamelnaam voor een aantal verschillende sporten. Die verschillende sporten zijn: bergwandelen, sportklimmen en bergbeklimmen.

Bergwandelen is mooie wandeltochten maken door de bergen, heel af en toe beklim je een berg maar het is dan een makkelijke berg om te beklimmen. Als je bergwandeld beklim je dus maar heel af en toe een berg, je doet het meer om lekker in de natuur te zijn. Als je bergwandelaar bent dan kun verschillend wandelen je kunt dagtochten maken en meerdaagse tochten. Als je DAGTOCHTEN maakt ga je ’s ochtends of heel soms ’s nachts weg en kom je aan het eind van de dag weer terug. Je neemt dan alleen spullen mee die je die dag nodig hebt. Maar als je MEERDAAGSE TOCHTEN maakt dan blijf meerdere dagen weg je moet meer spullen meenemen. Je overnacht in hutten of in tenten, hutten staan er al maar een tent moet je zelf meenemen. Heel soms overnacht je ook in een bivakzak, dat is een slaapzak maar dan extra stevig en warm. In een bivakzak overnacht je alleen als je de hut niet haalt en anders buiten moet slapen.

Sportklimmen is een heel steile wand beklimmen. Het gaat sportklimmers er niet om een berg te beklimmen, maar het gaat hen erom om een hele moeilijke wand te beklimmen. Meestal zijn het rotswanden die ze beklimmen maar ook in een klimhal kun je goed sportklimmen. Een klimhal is een heel hoog gebouw met aan de binnenkant houten wanden. Aan die wanden maken ze grepen vast, daaraan moet je omhoog komen om niet te vallen zit je aan een touw vast, (hoe dat allemaal gaat staat in het hoofdstuk “Technieken voor de bergsport’’) iemand op de grond moet je dan zekeren dat is zorgen dat je niet valt. Grepen zijn kunststof bobbels waar een gat in zit daar kun je, je vingers achter doen. In sommige grepen zitten geen gaatjes dan is het moeilijker om je eraan vast te pakken. Als je nou tot de bovenkant van de wand alleen maar moeilijke grepen hebt dan is het een moeilijke route. Hoe moeilijker de route hoe hoger het cijfer dat moeilijkheidsgraad aangeeft. Het gaat van moeilijkheid 3 tot 8, als je een route beklimt van moeilijkheidgraad 8 dan ben je een goede sportklimmer. Moeilijkheidsgraden heb je ook aan rotswanden en ook bij rotswanden word je gezekerd met een touw.

Bergbeklimmen is een berg tot de top beklimmen, bergbeklimmers zijn dan vaak heel blij en daarom doen ze het ook. Maar soms zijn ze niet blij ze hebben een heel zware beklimming achter de rug en zijn dan te moe om blij te zijn. Er zijn twee manieren of wat bergbeklimmers zeggen twee stijlen om een berg te beklimmen. Je kunt een berg beklimmen in alpiene stijl of in expeditie stijl klimmen. ALPIENE STIJL is een berg in een keer beklimmen zonder een keer terug te gaan. Je begint dan ’s morgens en je komt ’s avonds terug. Het kan ook gebeuren dat de berg te hoog is en dat je een keer moet overnachten. Soms is het ook heel slecht weer en moet je ook overnachten. EXPEDITIE STIJL is een manier om bergen te beklimmen die 5000 meter of hoger zijn. Vooral met berg hoger als 8000 meter wordt deze manier gebruikt. Je gaat dan eerst naar een basiskamp en bouwt daar heel veel tenten op. Er gaan bijna altijd dragers mee, dat zijn mensen die daar wonen en hun geld verdienen met spullen voor bergbeklimmers naar het basiskamp te dragen. In het basiskamp moeten heel veel spullen zijn er is zelfs een kooktent en tegenwoordig ook een tent met telefoons, printers, faxapparaten en nog veel meer van dat soort spullen. Ook is er een groepstent waar iedereen kan eten en zitten als er niks te doen is. In het basiskamp moet heel veel eten zijn met een grote beklimming ben je vaak een paar maanden bezig. Vanuit het basiskamp dat bij ‘’achtduizenders” (dit woord word gebruikt voor bergen, als een berg bijvoorbeeld 4000 hoog is heet het een vierduizender) meestal op ongeveer 5000 meter hoogte ligt word verder de berg opgeklommen. Als ze een paar honderd meter hoger zijn worden er een paar tenten opgezet, die tenten worden kamp 1 genoemd. Vanuit kamp 1 word verder geklommen en een paar honderd meter verder wordt kamp 2 opgezet. Zo gaat dat door tot een paar honderd onder de top. (Bij achtduizenders zijn er na het basiskamp meestal 4 of 5 kampen.) Dan gaan de klimmers terug naar het basiskamp om te herstellen. Als ze helemaal hersteld zijn gaan ze met een topploeg, de groep mensen die naar de top klimmen naar het kamp onder de top. Daar slapen ze een nacht en gaan dan heel vroeg, soms wel om 2 uur in de ochtend naar de top. Zo vroeg vertrekken is nodig omdat ‘s middags de sneeuw zacht wordt door de zon. Naar de top klimmen is heel moeilijk en zwaar, omdat op grote hoogte maar heel weinig zuurstof in de lucht zit. Het gaat ook heel langzaam je bent pas in de middag terug in het kamp onder de top.
Je daalt dan af naar het basiskamp en de beklimming is geslaagd.

Dit zijn alle manieren van bergsport die je kunt beoefenen.

WAT IS ER LEUK AAN BERGSPORT?

Her leuke van bergsport is dat je lekker in de natuur bezig bent en mooie wandelingen en klimtochten maakt. Als een bergbeklimmer een top bereikt of een sportklimmer een wand beklimt is hij heel erg blij, het geeft een soort kick. Vooral bij hoge bergtoppen of heel moeilijke te beklimmen wanden is heel veel voorbereiding en training nodig. Als je dan de top bereikt ben je heel blij dat alles niet voor niets is geweest, je bent heel erg trots op jezelf. Je moet niet alleen klimmen voor de top of het eind van de wand maar ook om lekker bezig te zijn in de natuur en meestal ook voor de spanning. Bergwandelen doe je ook om lekker buiten te zijn in heel mooie natuur. Het is een sport voor mensen die wel graag in de bergen willen zijn maar niet veel gevaar willen lopen. Want met bergbeklimmen of sportklimmen kan altijd iet fout gaan, er kan bijvoorbeeld een rotshaak losschieten waardoor je valt.
Bergsport is net zoiets als voetbal of tennis, gewoon een vrijetijdsbesteding, je bent er meestal wel meer tijd mee kwijt als met voetbal of tennis. Want je moet er meestal voor op vakantie, omdat in Nederland geen bergen zijn er zijn wel heuvels die zijn in Limburg. Maar die zijn helemaal niet zo hoog, maar 300 meter en een paar komen daar bovenuit.
Bergsport is wel heel erg duur, vooral het materiaal. Bergbeklimschoenen kosten al gauw €350,- en een klimtouw van 50 meter €150,- gewone bergwandelschoenen heb je vanaf €150,-. Spullen zijn dus heel erg duur maar ook al het gereis kost flink wat centen. Voor de hoogste bergen van de wereld moet je naar Azië. In de bergen van Nepal, China en Pakistan zijn bergen die hoger zijn dan 8000 meter, daarvan zijn er veertien. Nergens anders op de wereld zijn bergen die hoger zijn dan 8000 meter. Het is van bijna elke bergbeklimmer de droom om een van deze bergen te beklimmen, het liefst de Mount Everest de hoogste van allemaal. Hij is 8850 meter hoog blijkt uit nieuwe metingen, eerst dacht men namelijk dat hij twee meter lager was. Als je op de top van die berg staat sta je op het dak van de wereld, op dat moment is niemand hoger dan jou. Om die berg op te komen moet je eerst heel veel trainen en organiseren. Zo’n expeditie kost heel erg veel geld je moet dragers huren om je spullen te sjouwen, eten kopen, tenten, kleren en anderen klimspullen. Als je zo’n expeditie organiseert dan ben je de expeditieleider, je zoekt sponsors en regelt andere geldzaken. En je zorgt dat je andere klimmers vindt die geschikt zijn voor zulk soort zware expedities. Al dit soort dingen moet een expeditieleider regelen. (Expeditieleiders heb je bij bijna alle bergexpedities.) Soms heeft een expeditieleider een vervanger voor als hijzelf vroegtijdig naar huis omdat hij gewond is geraakt. Dan kan de expeditie gewoon door en is al de voorbereiding voor niks geweest.

HOE KUN JE BERGSPORTER WORDEN?

Bergsporter word je door het te doen en veel te oefenen om ervaring op te doen. In Nederland en in bijna alle landen is een bergsportvereniging. In Nederland waren er eerst twee maar een aantal jaren geleden zijn die bij elkaar gegaan. Die vereniging heet nu: NKBV (Nederlandse Klim en Bergsport Vereniging). Die vereniging organiseert ieder jaar kampen waarin je in één of twee weken de beginselen van de bergsport kunt leren. Zulke kampen zijn er ook voor kinderen. Met die kampen heb je drie niveaus: beginners, gevorderden en vergevorderen. Je overnacht dan in een hut in de bergen, en overdag doe je oefeningen met remmen in de sneeuw en gletsjerspleetreddingen. Ook leer je zekeren en er wordt ook verteld hoe je het weer kunt voorspellen, en wat je moet doen als je verrast wordt door slecht weer. In de bergen moet je jezelf goed kunnen oriënteren dus leer je ook om te gaan met kompas en GPS. GPS is een systeem dat je via een apparaatje kunt ontvangen. Op het scherm van zo’n apparaatje (dat veel op een mobieltje lijkt) kun je precies zien waar je bent. Dat gaat meestal in de vorm van een kaartje dat op het apparaatje word afgebeeld. Het lijkt een beetje op een mobieltje (GPS kun je ook in je auto ontvangen, dan is het apparaatje ingebouwd.) Zulk soort dingen leer je allemaal op die kampen, maar wat je net gelezen hebt is nog lang niet alles. Je leert nog veel meer en je maakt soms ook nieuwe vrienden of vriendinnen.
Als de leiding van zo’n kamp vindt dat de groep er klaar voor is worden er ook toppen beklommen, meestal zijn die vanaf 3000 meter hoog. Maar soms hoger of lager dat ligt eraan welk niveau je doet. Als je als je het niveau vergevorderde doet dan kan het voorkomen dat je toppen als de Mont Blanc, Dom of andere vierduizenders beklimt. De meeste van zulk soort kampen zijn in de Alpen in Oostenrijk, Zwitserland, Italië of Frankrijk. Je kunt ook een kamp doen waar je speciaal veel leert over sportklimmen, die kunnen ook in België zijn. Voor sportklimmers zijn er ook speciale klimgebieden waarvoor je een pas moet hebben om er te klimmen. Bergwandelaars zijn er ook zulke kampen, en er zijn ook groepsreizen naar alle plekken op de aarde om daar te gaan wandelen. Voor bergbeklimmers of sportklimmers zijn er ook van die groepsreizen om te gaan klimmen. Zo kun je dus leren om te klimmen of wandelen, en als je niet alleen op stap wilt gaan kun je ook een groepsreis doen. Groepsreizen zijn ook handig voor als je zelf niks wilt regelen, met een groepsreis word dat bijna allemaal voor je gedaan.
Je kunt voor de veiligheid als je gaat klimmen in vreemd gebied een gids meenemen. Een gids is een man of vrouw die heel ervaren is met bergsport en goed de weg weet in het gebied waar je wilt gaan sporten. Als je een meerdaagse tocht maakt langs hutten regelt zij of hij de overnachtingen. Ze zoekt ook routes uit en verlelt je dingen over het gebied. Als je in een land bent waar niemand Engels spreekt is de gids je tolk, want die kan natuurlijk wel Engels of soms zelf Nederlands.

Er zijn dus heel veel manieren om bergsporter te worden, of om op reis te gaan. Dat gaat allemaal dankzij de bergsportvereniging(en) van elk land. Want er zijn natuurlijk in alle landen zulk soort kampen en reizen.

MATERIALEN VOOR DE BERGSPORT

Om goed te kunnen bergsporten heb je heel veel (goede) materialen nodig, dat is voor je veiligheid en die van anderen. Materialen moet je altijd bij goede winkels kopen, dan weet je zeker dat het goed is. Een paar van zulke winkels zijn Bever, Spac Sport en Perry Sport. Als je daar spullen gaat kopen word je altijd goed geholpen. Dat is erg belangrijk, omdat de mensen daar meestal meer verstand hebben van de spullen en van wat bij jouw past. Vooral als je voor de eerste keer je spullen gaat kopen kan het wel eens lastig zijn gelijk het goede materiaal te kopen. Hieronder staat een lijst met die standaard spullen voor bergsport en wat je ermee moet doen.
Touw (Om aan te hangen.)
Nuts, Friends (Om te zekeren)
Karabiners (Zijn ijzeren of aluminium haken met kliksysteem om het touw aan de nuts of friends vast te maken)
Heupgordel en borstgordel (Hiermee zit je aan het touw vast de heupgordel word ook wel zitgordel genoemd omdat je daar als het ware in zit. Bij sportklimmen heb (bijna) nooit een borstgordel aan, alleen een heupgordel.)
Pikkel (Om bij een val af te remmen in de sneeuw, en als prikstok te gebruiken om gletsjerspleten te ontdekken. Er bestaan ook kortere pikkels die worden ijsbijlen genoemd,
ze worden gebruikt om ijswanden mee te beklimmen.)
IJsboren (Om mee te zekeren in ijswanden of bevroren watervallen, net zoiets al nuts bij een rotswand.)
Tent (Om in te overnachten)
Ski of wandelstokken (Skistokken om af te zetten als je skiet en wandelstokken voor extra steun want de rugzak die je draagt is vaak erg zwaar.)
Rugzak (Om al je spullen in te doen die je mee naar boven wil nemen, aan sommige rugzakken zitten gordeltjes en bandjes daar kun je ook spullen hangen zoals je tent, je pikkel, je stijgijzers enz.)
Bivakzak en slaapzak (Je bivakzak is om in te overnachten als je de tent niet meer kan bereiken, bijvoorbeeld als je overvallen word door slecht weer. Je slaapzak is voor in de tent als je de tent wel bereikt)
Stijgijzers (Stijgijzers zijn een soort ijzeren zolen met punten die je onder je schoenen bind voor meer grip bijvoorbeeld op een gletsjer. Er zijn ook stijgijzers met de punten naar voren, die zijn speciaal voor het beklimmen van ijswanden of bevroren watervallen.)
Stijgklem (Een klem die je om het touw heen kunt zetten en die je kan helpen om langs een al met touw gezekerde rots of ijswand omhoog te komen. Je kunt de stijgklem wel omhoog schuiven maar niet naar beneden, de klem zit aan je gordel vast.)
Bergschoenen (Met zolen met een goed profiel om niet uit te glijden en er moeten stijgijzers onder kunnen)
Heel erg warme kleren die tegen een stootje kunnen en ademend zijn.
Helm (Om je hoofd te beschermen tegen vallend gesteente of ijsblokken)
Gletsjerbril (Als de zon in de bergen schijnt is hij heel fel, dat komt doordat het er bijna alleen maar wit is en wit reflecteert heel goed. Als je dan geen goede gletsjerbril hebt dan kun je sneeuwblind worden, je ogen worden rood en gaan jeuken.)
Hoofdlamp (Omdat je met een toppoging bij expeditiestijl heel vroeg moet beginnen, het is dan nog donker)
Wrijvingschoentjes (Een soort surfschoentjes alleen veel steviger en stugger. Je kunt ze gebruiken bij het sportklimmen omdat je met die schoentjes aan veel meer grip hebt.)
Zuurstofflessen (Hoog in de bergen is wat extra zuurstof heel belangrijk voor je veiligheid die zuurstof nemen ze mee in zuurstofflessen)
Kompas, GPS (Als je trektochten gaat maken dan is het belangrijk om je te kunnen oriënteren, anders zou je kunnen verdwalen.)
Acht (Is een regeringsapparaat dat lijkt op een acht, het heeft een groot oog en een klein oog. Er bestaan ook andere zekeringsapparaten)
Pof en pofzakje (Pof is een ander woord voor magnesium en de sportklimmers gebruiken het om zweethanden te voorkomen en om meer grip te hebben.)

ETEN EN DRINKEN

In de bergen moet je heel goed eten en drinken. Je moet heel veel drinken wel 5-8 liter per dag afhankelijk van de hoogte waarop je, je bevind. Het meest wordt er thee, oploslimonade, soep en water gedronken. In de bergen verlies je veel meer vocht dan normaal en je gebruikt ook veel meer energie dan normaal. Dus eten is ook heel belangrijk, veel calorieën moet je binnenkrijgen. Als je in alpine stijl klimt neem je gedroogd voedsel mee. Dat is lichter en kan niet bevriezen omdat het meestal gevriesdroogd is. Veel tussendoortjes zijn ook belangrijk zoals mueslirepen, noga’s of chocolade. In expeditie stijl zorgen de dragers tot aan het basiskamp voor eten. Soms nemen ze zelfs een schaap of een geit mee naar het basiskamp en slachten het daar. Na het basiskamp hebben de klimmers hetzelfde eten als klimmers in alpine stijl.

TECHNIEKEN VOOR DE BERGSPORT

Om veilig door de bergen te kunnen bewegen moet je veel technieken beheersen, dat is niet alleen voor je eigen veiligheid maar ook voor die van anderen. Een van de belangrijkste technieken is de zekeringstechniek. Die zorgt ervoor dat klimmers niet van de steile wanden afvallen. In de klimhal is de zekeringstechniek iets anders dan is de rotsen, in de klimhal zit het touw boven aan de wand. De zekeraar staat onder aan de wand en heeft aan zijn gordel met een karabiner een acht of een ander zekeringapparaat bevestigt. De klimmer zit ook met een karabiner en gordel aan het touw vast. Als de klimmer klimt dan haalt de zekeraar touw in. Als de klimmer zou vallen dan blijft hij gewoon aan het touw hangen omdat de zekeraar het touw op zo’n manier door de acht heeft gehaald dat hij blokkeert als de klimmer valt. Hij blijft dan gewoon hangen en kan doorklimmen of afdalen. Als de klimmer boven is of niet meer verder kan klimmen moet de zekeraar hem laten afdalen. Hij laat het touw vieren, door het door de acht te laten gaan. Zekeren betekent eigenlijk beveiligen tegen een diepe val. In de rotsen gaat het zekeren iets anders. De klimmer moet de zekeringen zelf maken, dat doet hij met nuts of friends, soms zitten die er al, achtergelaten door anderen klimmers. Een nut is een ijzeren kabeltje met een blokje eraan, dat blokje is ook van ijzer of van aluminium. Dat blokje doe je in een rotsspleet, als je het dan aantrekt dan zit het vast. Aan het kabeltje zit een lus, daar doet de klimmer zijn karabiner aan en door de karabiner gaat het touw. Als de klimmer valt dan blijft hij hangen aan de nuts. Hoeveel nuts er worden gebruikt is afhankelijk van hoelang de rotswand is. Als de klimmer boven is laat de zekeraar hem zakken, of de klimmer wordt zekeraar en de zekeraar word klimmer. De zekeraar klimt omhoog en de zekeraar haalt het touw in. Als de klimmer valt dan trekt de zekeraar het touw strak en de acht zorgt ervoor dat het touw blokt. Dit gebeurt ook bij ijswanden, alleen worden er dan ijsboren in plaats van nuts gebruikt. Soms worden er gewoon haken in de rots geboord dan heeft de klimmer alleen karabiners, touw, klimgordel en klimschoentjes nodig. Bij het beklimmen van hoge bergen worden er ‘vaste touwen’’ aangelegd. Ze worden vastgezet met ijsboren, of nuts. Je maakt jezelf er met knopen, of karabiners aan vast. Als je zou uitglijden zou je niet in een kloof of ravijn vallen. Om veilig over een gletsjer te gaan moet je altijd met een pikkel voor je in het ijs prikken om te kijken of er geen spleten zijn. Als je daar in valt kun je dood zijn, en als je nog leeft is het maar de vraag of je gered kan worden. Meestal ga je met meer personen een gletsjer over en zit je met touwen aan elkaar vast. Als er iemand in de gletsjer valt dan kunnen de anderen hem opvangen. Je moet nooit met zijn tweeën een gletsjer opgaan want als er dan een in een spleet valt kan de ander hem niet houden. Er is een speciale manier om je uit een gletsjer te redden, dat heet prusikken. Je knoopt dan een prusiktouwtje aan het hoofdtouw, daar heb je een speciale knoop voor. Je kunt je dan omhoog werken uit de gletsjerspleet.

VEILIGHEID

Bergbeklimmen en sportklimmen zijn best wel risicovolle sporten, bergwandelen is minder risicovol maar daarbij gebeuren ook wel eens ongelukken. Bij het sportklimmen gebeuren de meeste ongelukken door onvoorzichtigheid van de klimmers zelf. Meestal maakt de zekeraar de fouten, soms lopen ze zelfs weg en binden het touw vast. Heel erg dom is dat en als er dan een ongeluk gebeurd dan is het helemaal de schuld van de zekeraar. Soms plaats een voorklimmer de nuts of friends niet goed en als hij dan valt dan kunnen ze losschieten.
Dan val je een heel eind verder dan nodig is en is het nog maar de vraag of de rotshaak onder die, die losschoot het houd. Als klimmers geen fouten maken is de kans kleiner dat er ongelukken gebeuren, maar een ongeluk zit in een klein hoekje. En de mensen zullen ook wel altijd fouten blijven maken. Dus ongelukken kun je moeilijk vermijden maar je kunt wel proberen door veel te oefenen en te trainen ongelukken te voorkomen.
Ook materiaal is heel belangrijk, als je slecht materiaal koopt dan zullen er sneller ongelukken gebeuren. Ga dus altijd naar goede bergsportwinkels want die verkopen bijna geen slechte spullen. Laat je ook altijd goed adviseren, voor je spullen koopt.
Bij bergbeklimmen is het weer een groot gevaar dat kan heel plotseling omslaan en dan kan het voorkomen dat je opeens in een onweersbui of een sneeuwstorm terechtkomt. Als je daar niet op voorbereid bent dan kun je bevroren tenen of vingers krijgen. Of nog erger je kunt doodvriezen als je niet snel genoeg uit het slechte weer komt. Hoog in de bergen is de lucht erg ijl, er zit dan minder zuurstof in dan op zeeniveau. Op de toppen van achtduizenders zit meestal maar éénderde van de hoeveelheid zuurstof die wij gewend zijn in de lucht. Door gebrek aan zuurstof ga je dingen zien die er niet zijn, en je kunt niet meer helder denken. Je raakt ook veel sneller uitgeput. Als bergbeklimmers hoger dan 7000 meter zijn dan kunnen ze nog maar heel langzaam vooruitkomen. En als je dan in slecht weer terechtkomt heb je helemaal een probleem. Zeker als je de tent niet meer kan vinden en je gaat zitten rusten dan overleef je het meestal niet meer. Op deze manier gaan er op de Mount Everest en andere achtduizenders ieder jaar vele mensen dood. Vooral de K2 is een heel beruchte berg. Eén op de vier klimmers die zonder zuurstof klimmen gaat dood bij de afdaling. Zuurstof gebruiken is heel handig want dan blijf je helder denken en raak je niet meer zo snel uitgeput. De meeste klimmers gebruiken zuurstof bij het beklimmen van achtduizenders, sommige niet. Zij vinden het een extra uitdaging om de berg te beklimmen zonder extra zuurstof. Het is ook veel knapper om het zonder zuurstof te doen.
Andere gevaren zijn steen en sneeuwlawines, die kunnen heel verwoestend zijn. Een sneeuwlawine ontstaat door de zon die sneeuw een beetje aan het smelten maakt. De sneeuw komt dan op een gegeven moment in beweging en rolt de helling af, hoe langer de sneeuw rolt en schuift hoe sneller de lawine gaat. Een lawine vernielt alles op zijn weg, dus ook een bergbeklimmer die toevallig tegen de helling oploopt. Hij komt dan onder de sneeuw terecht en is verloren als hij of zij niet snel gered wordt. Tegenwoordig zijn er lawinepips, die helpen bij het zoeken naar mensen die onder de sneeuw terecht zijn gekomen. Iedereen heeft dan een zendertje aan zijn kleren en dan kun je met een apparaatje de mensen onder de sneeuw opsporen en uitgraven. Steenlawines zijn ook heel gevaarlijk dan vallen er stenen naar beneden, als je een steen op je hoofd krijgt dan kun je dood zijn. Het is dus belangrijk om altijd een helm te dragen die je beschermt tegen vallend gesteente. Maar een helm beschermt je niet op je schouder dus je kunt nog altijd zwaar gewond raken en met je klimtocht moeten stoppen

BEKENDE BERGEN EN BERGBEKLIMMERS

Het is voor veel bergbeklimmers de droom om achtduizenders en andere heel moeilijk te beklimmen bergen te beklimmen. Van maar een paar bergbeklimmers wordt die droom werkelijkheid. Zij beklimmen bijvoorbeeld de noordwand van de Eiger of van de Matterhorn.
En als je de eerste van je land bent die dit doet ben je al helemaal goed. De seven summits is ook iets wat veel bergbeklimmers willen halen. Seven summits betekent zeven toppen, daarmee word van ieder werelddeel de hoogste top bedoeld. Er zijn zeven werelddelen op aarde en de hoogste toppen zijn de Mount Everest (Azië 8850 meter), de Kilimanjaro (Afrika 5895 meter), Mount Mckinley (Noord-Amerika 6194 meter), Carstensz Piramide (Oceanië 4884 meter), Mount Vinson (Antarctica 4897 meter), de Elbrus (Europa 5642 meter) en de Aconcagua (Zuid-Amerika 6960 meter). De eerste Nederlander die dit heeft gehaald is Ronald Naar, de enige Nederlander die het na hem lukte heet Frits Vrijlandt. Hij heeft bij alle zeven de toppogingen gelijk succes gehad dat heeft Ronald Naar niet. De eerste twee mensen op de wereld die de Mount Everest hebben beklommen zijn Edmund Hillary en Tenzing Norgay. Edmund Hillary was een Nieuw-Zeelander die hoorde bij een Britse Expeditie. Tenzing Norgay was een Sherpaleider. De Sherpa’s zijn een volk dat in de Hymalaya leeft, ze leven heel erg hoog tot op 4500 meter. Daardoor zijn ze heel sterk op grote hoogte omdat ze er beter aan gewend zijn dan klimmers die niet uit de Hymalaya komen.
Klimexpedities huren ze altijd in om spullen naar het basiskamp te brengen, en later ook naar de hogere kampen. Er gaan er meestal ook één of twee mee naar de top, om de klimmers te ondersteunen en zuurstof te dragen. Hillary en Norgay stonden in 1953 op de top dat is nu 50 jaar geleden. Om die reden zijn er allerlei festiviteiten in Nepal, er wordt bijvoorbeeld geprobeerd om de jongste of de oudste op de top te zijn, of de snelste. Er is ook een marathon georganiseerd en er worden optochten gehouden. Het jongste meisje op de top is het sherpameisje Mingkipa zij is 15.
Nederlanders op de Mount Everest zijn zoals ik net heb opgeschreven Ronald Naar (pas bij de derde poging lukte het hem, hij heeft ook als eerste Nederlander de noordwanden van de Eiger, Matterhorn en Grandes Jorasses beklommen, die noordwanden worden wel de moeilijkste van de Alpen genoemd) en Frits Vrijlandt. Maar ook Hans Vermeulen, Wilco Verrooijen, Edmond Öffner en René de Bos is het gelukt. Bart Vos zegt ook op de top te hebben gestaan, maar veel mensen geloven dat niet omdat er geen goede bewijzen zijn. Als hij toch op de top heeft gestaan dan is hij de eerste Nederlander die het is gelukt. Na Bart Vos heeft René de Bos de top gehaald, dus misschien is hij wel de eerste Nederlander op de top. De eerste Nederlandse vrouw op de top is Katja Staartjes in 1999.
Nederlandse Bergbeklimmers hebben wel hoge en moeilijke bergen beklommen, maar over het algemeen zijn ze niet zo heel goed. Bergbeklimmers uit de Alpen bijvoorbeeld zijn beter gewend aan de hoogte en kunnen beter presteren. De eerste bergbeklimmer die alle 14 “achtduizenders” is Reinhold Messner. Hij heeft dat bovendien zonder extra zuurstof gedaan.
De hele wereld was verbaasd over deze uitmuntende prestatie.

OP ZOEK NAAR EVENWICHT

Bergbeklimmers schrijven meestal boeken over hun avonturen in de bergen. Ze houden ook dialezingen, dit doen ze allemaal om geld te verdienen, om hun volgende expeditie te bekostigen en om zelf van te kunnen leven. Een paar klimmers die boeken schrijven zijn: Hans van der Meulen, Ronald Naar, Bart Vos. Ik ga nou een fragment uit het boek “Op Zoek Naar Evenwicht” van Ronald Naar typen. In het stukje hieronder is Ronald Naar bezig om de Nanga Parbat te beklimmen. (Over zijn succes op deze berg wordt door sommige mensen getwijfeld, ze denken dat Ronald Naar gelogen heeft.)

"Onder het ploeteren is er geen tijd meer om de gebeurtenissen verder te overdenken. Alleen het hier en nu speelt nog een rol in mijn gedachten. Hoe zet ik mijn volgende stap? Zal ik die toppiramide wel kunnen beklimmen? Eigenlijk is deze barrière de enige echte verrassing voor me. In mijn dagdromen had ik er nooit rekening mee gehouden om in de buurt van de top op grote moeilijkheden te stuiten. Aan de voet van de toppiramide kom ik eindelijk in de luwte. Even geen storm meer, maar een relatief aangename warmte. In zeker opzicht voel ik me opgelucht dat ik alleen ben. Niemand die me opjaagt, niemand die me aan het twijfelen brengt. Op een rotskopje stop ik en eet een reep. Eindelijk kan ik mijn vingers opwarmen door ze in mijn mond te stoppen. De toppiramide is onverwacht steil. Om het eerste steile stuk te omzeilen, moet ik een geul volgen die in het begin bijna vijfenzestig graden stijl is. De sneeuw is in de windschaduw echter van zeer goede consistentie. Ik hoef alleen maar een trede uit te trappen en met de punt van pikkel en skistok voor de nodige balans te zorgen. Ik stap nu in een ritme van twee stappen klimmen en vervolgens tien keer hijgen. Sinds het achterlaten van mijn rugzak doen mijn verzuurde benen iets minder pijn. Ik passeer nu een korte schoorsteen waarin ik wijd moet uitspreiden. Zo kom ik op de brede richel onder de laatste kam naar de top. Dit is de plek waar Schell in 1976 voor de tweede keer bivakkeerde. Ik kan me herinneren dat hij in zijn verslag schreef dat het bivak op 8040 meter hoogte was. Ik hoef dus slechts nog enkele tientallen meters te stijgen. Als ik me omdraai om te zien of Gerard me volgt, valt me op dat hij is verdwenen. Hij moet net zijn afgedaalt, want geen tien minuten geleden zag ik hem een meter of tachtig lager aan de voet van de toppiramide in de sneeuw zitten. Ik merk dat deze waarneming geen enkele emotie te weeg brengt; Ik constateer slechts. Over het bijna horizontale plateau loop ik een stuk in de zuidelijke richting en bereik zo het begin van de laatste stijging naar de top. Ik sta nu boven de sneeuwkraag die de bovenrand van de Rupalwand, op een plek waar de wind nog steeds krachtig blaast. Ik herinner me uit het verslag van Schell, dat hij vanaf dit punt in de verte de K2 kon zien. Nu zie ik slechts nevelflarden voorbij waaien. Ik kom nu op de bolronde helling naar de top. De windvlagen zijn hier zo sterk, dat ik af en toe omver word geblazen. Opstuivende sneeuw bemoeilijkt de ademhaling. Af en toe moet ik stoppen om me om te draaien, zodat ik even diep kan inademen. Links in de flank staat een scherpen rotspunt, rechts van me is er een nog een glooiende sneeuwflank, dan ineens niets meer, alleen mist. In een rotsblok dat is passeer meen ik nog resten van een afgeslagen haak te herkennen. Er blinkt in elk geval iets in de zonnestralen, die gedurende een paar seconden door de nevelflarden priemen. Hoever is het nog? 20, 30, wellicht 40 meter? Ik voel mijn gezichtsspieren aanspannen bij elke stap die ik zet. Alles in mijn lichaam doet pijn: mijn beenspieren, mijn bevroren vingers, het hongergevoel in mijn maag, zelfs mijn gezicht doet zeer. Heel langzaam begint de hellingshoek minder te worden; de flank gaat over in een kolossale buste. Is dit de top? Nogmaals doe ik een serie stappen. Ik kijk om me heen in de mist. Maar het lijkt nergens verder omhoog te gaan: dit moet de top zijn! Dan laat ik me voorover in de sneeuw vallen. Terwijl ik in de sneeuw lig, barst ik in huilen uit."

SLOT

Dit is het einde van mijn werkstuk, ik heb veel informatie uit boeken gehaald. Ook heb ik veel informatie en plaatjes op internet gevonden. Ik vond het een leuk onderwerp om dingen over te weten te komen en op te schrijven. Hopelijk is het allemaal duidelijk.

REACTIES

G.

G.

niks aan gehad!!!

18 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.