Inleiding:
Je kunt dingen verwarmen door er warmte bij te doen. Dat kan bijvoorbeeld water zijn, maar het kan ook hout of plastic zijn. Hoe meer warmte je in het voorwerp of vloeistof doet, des te hoger de temperatuur van dat voorwerp of vloeistof wordt. Als je water wilt laten koken om bijvoorbeeld thee te maken moet je ook warmte in het water stoppen. Dat doe je door het water in de waterkoker of fluitketel te stoppen. Door warmte van de dompelaar of gas gaat de temperatuur van het water omhoog.
De onderzoeksvraag:
Welk verband is er tussen de warmte die je toevoert en de temperatuurstijging van een voorwerp?
Uitvoering/manier van werken:
In een calorimeter hebben we 300ml water gedaan. Toen hebben we eerst de begintemperatuur van het water gemeten met een digitale thermometer. Daarna hebben we de dompelaar in het water aangezet. Vervolgens hebben we om de minuut, 10 minuten lang de temperatuur gemeten. We hebben de hele tijd het water geroerd, zodat de warmte verdeeld werd. (zie fig. 1 voor de opstelling van de caloriemeter met dompelaar.)
fig. 1.
Waarnemingen:
tijd(s) temp.(C) warmte(kJ) temp.stijging(C)
0 22,4 0 0
60 23,4 3,6 1
120 24,4 7,2 2
180 25,3 10,8 2,9
240 26,3 14,4 3,9
300 27,3 18 4,9
360 28,3 21,6 5,9
420 29,2 25,2 6,8
480 30,1 28,8 7,7
540 31 32,4 8,6
600 31,9 36 9,5 Uitwerking: Van de resultaten uit de tabel hebben we de grafiek gemaakt om het verband tussen de toegevoerde warmte en temperatuurstijging beter te kunnen vergelijken. Conclusie: Het verband tussen de warmte die je toevoert en de temperatuursstijging van een voorwerp is een recht evenredig verband. De grafieklijn is een rechte, schuine lijn die door de oorsprong gaat. Hoe meer warmte je toevoert, des te hoger is de temperatuurstijging van een voorwerp. Bij deze proef bedoelen we met het voorwerp de caloriemeter met het water erin. Het verband tussen de temperatuurstijging en de toegevoerde warmte kun je ook weergeven. Q = CxDT Q = warmte in Joule
C = de warmtecapaciteit in J/°C
DT = de temperatuurverandering
Hier in deze proef is het: Q/DT = C 7200J/2,0°C = 3600 J/°C = constante Onnauwkeurigheden: Er kunnen enkele onnauwkeurigheden in dit experiment zitten, bijv. het te laat indrukken van de stopwach, of niet voldoende geroerd, of niet precies 300 ml in de caloriemeter hebben gedaan.
60 23,4 3,6 1
120 24,4 7,2 2
180 25,3 10,8 2,9
240 26,3 14,4 3,9
300 27,3 18 4,9
360 28,3 21,6 5,9
420 29,2 25,2 6,8
480 30,1 28,8 7,7
540 31 32,4 8,6
600 31,9 36 9,5 Uitwerking: Van de resultaten uit de tabel hebben we de grafiek gemaakt om het verband tussen de toegevoerde warmte en temperatuurstijging beter te kunnen vergelijken. Conclusie: Het verband tussen de warmte die je toevoert en de temperatuursstijging van een voorwerp is een recht evenredig verband. De grafieklijn is een rechte, schuine lijn die door de oorsprong gaat. Hoe meer warmte je toevoert, des te hoger is de temperatuurstijging van een voorwerp. Bij deze proef bedoelen we met het voorwerp de caloriemeter met het water erin. Het verband tussen de temperatuurstijging en de toegevoerde warmte kun je ook weergeven. Q = CxDT Q = warmte in Joule
C = de warmtecapaciteit in J/°C
Hier in deze proef is het: Q/DT = C 7200J/2,0°C = 3600 J/°C = constante Onnauwkeurigheden: Er kunnen enkele onnauwkeurigheden in dit experiment zitten, bijv. het te laat indrukken van de stopwach, of niet voldoende geroerd, of niet precies 300 ml in de caloriemeter hebben gedaan.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden
Z.
Z.
heel goed
ik heb veel aan je werkstuk over genomen
dankjewel + nog 2 maal thanks
19 jaar geleden
Antwoorden