Inleiding
Dit hoofdstuk gaat over werken in de Middeleeuwen. Ik probeer hier een beeld van te krijgen dmv 4 deelvragen te beantwoorden en te beargumenteren.
Deelvraag 1: Wat is de aard van het werk of beroep respectievelijk in de Middeleeuwen?
In de middeleeuwen heerste er een sterke klassen mentaliteit. Je was boer, arbeider, geestelijke, van adel, zwerver of melaats. En gelovig, verder niks.
Het was opgesplitst en elke groep leefde zijn eigen leven.
De koning was in de Middeleeuwen de belangrijkste persoon en had de meeste macht.
Daaronder kwam de kerk met zijn geestelijken, deze vertelden alles wat het volk volgens hen moest weten. Zoals tegen de boeren dat ze hun landheer trouw moesten zijn. De rest van het volk moest God gehoorzamen (hun dus, want zij waren de boodschappers van God).
Na de kerk kwamen de edellieden. Deze mensen waren familie van de koning of hadden veel land. Bij deze groep hoorden ook de landheren die de boeren weer onder hun hoede hadden.
Onder de edellieden stond het gewone volk. De arbeiders, deze mensen waren lid van hun eigen arbeiders gilde.
Helemaal onderaan stonden de boeren, deze hadden helemaal niks voor het zeggen. Als je boer was kwam je ook nooit hoger dan boer. Dit gold ook voor de arbeiders, je kon nooit hoger komen dan wat je was.
Boeren
Het werk van een boer was lichamelijk en geestelijk zwaar. Alles werd met de hand gedaan, voor het ploegen en de kar trekken hadden de meesten boeren een paard of os. De boeren werkten buiten de stad op het land en trokken naar de stad als er (jaar)markt was en ontmoetten daar de andere boeren. De boeren werkten op het land van een landheer en moesten een groot deel van hun oogst aan de landheer geven. Wat ze mochten houden was precies genoeg om van te leven. In ruil daarvoor bood de landheer hun bescherming bij een belegering. Het was voor de boeren dus belangrijk dat ze een eigen landheer hadden.
Arbeiders
Een arbeider was lid van het gilde dat bij zijn beroep hoorde. Zo zat een bakker bij een
bakkersgilde en schilder bij een schildersgilde. Gilden waren erg belangrijk in de Middeleeuwen, als je als bv. als bakker lid was van een gilde was je brood van goede kwaliteit. Je werd dus niet zomaar lid ervan, om lid te worden moest je eerst een meesterproef doen, deze bepaalde of je lid kon worden. Je moest dus wel aan bepaalde eisen voldoen. Het oudste gilde is waarschijnlijk het koopmansgilde, ze bestonden al in de Germaanse en Romeinse tijd.
De gilden van de middeleeuwen kun je in drie groepen verdelen:
Schuttersgilden
Oorspronkelijk was een schuttersgilde een keurkorps samengesteld uit de manschappen van een landheer. Later waren het met name stadslegers. Ze werden ook wel 'eed', 'serment' of 'confrerie' genoemd.
Godsdienstige verenigingen en broederschappen
Broederschappen ontstonden in de Middeleeuwen en werden door de kerk goedgekeurde verenigingen van mensen met een godsvruchtig doel; het waren vaak beoefenaars van een bepaald ambacht die een eigen schutspatroon hadden, meestal met een eigen altaar in de kerk of een eigen kapel. Sommige ambachtsgilden zijn later uit de broederschappen ontstaan. Ook de Rederijkers -zie hierna- zijn voortgekomen uit deze godsdienstige verenigingen. Dorpsgilden waren feitelijk kerkelijke broederschappen en kregen langzamerhand het karakter van een
schutterij.
Ambachtsgilden
Het belangrijkst was ook hier het onderhouden van de goddelijke dienst in een kerk. De economische aspecten waren een bijkomend element. In deze periode kwam het geregeld voor dat mensen uit verschillende ambachten lid waren van een en hetzelfde gilde. Dit heeft vermoedelijk ook te maken met het feit dat een gilde vaak een eigen altaar of zelfs een kapel onderhield. Aan het hoofd van een gilde stond de gildemeester.
Adel
Boven de boeren stond de adel, deze bestond uit ridders, jonkvrouwen en heren, koningen en koninginnen, markiezen en kasteelheren. De landheren behoorden ook te adel. Als adel deed je eigenlijk niks aan werken. Je at, luierde wat en liet je vermaken door een minstreel of harlekijn. Je leefde gewoon een luizenleventje Ze bezaten veel land en in die tijd was je rijk als je veel grond had, dus de adel had het meeste grond. Je hoefde dus niet perse van koningklijkbloed te zijn, als je veel land had was je ook al adel. Ze vochten ook veel, om nog meer land te krijgen. Vaak breiden ze het ook uit door met iemand te trouwen die ook veel land in de familie had. De huizen van de adel waren groot en van steen, dit in tegenstelling van de huizen van de arbeiders. Deze waren klein en meestal van hout of leem. Als adel had je alles beter dan anderen mensen.
Kerk
Boven alles stond de kerk. Deze had zelfs meer macht dan de koning. De kerk speelde een bijzonder grote rol iedereen luisterde naar de kerk en deed wat de kerk hen opdroeg. De geestelijken stonden boven alles omdat zij de boodschappers van god waren. Onder dat mom deden ze een heleboel dingen die niet door de beugel konden. Zo haalden ze geld op bij mensen door te zeggen dat ze anders niet in de hemel kwamen, de mensen gaven vervolgens al hun spaargeld om mar in de hemel te komen. Onzin natuurlijk want God houd van iedereen, dat lopen de geestelijken zelf ook te verkondigen.
Deelvraag 2: Wat zijn de gevolgen van de werkomstandigheden voor de man, de vrouw en voor kinderen?
Als je in de Middeleeuwen leefde kon je meestal niet zelf beslissen met wie je trouwde of wat voor een opleiding je kreeg. Het lag er aan uit wat voor een stad je kwam, en het was moeilijk om te zorgen dat je iets anders kon doen dan het werk van je stand. Het leven van een boerengezin heel anders dan dat van edelen en ridders. Als er een baby werd geboren, werd het kindje meteen gedoopt omdat baby’s vaak door ziektes al binnen een paar dagen dood gingen. Ouders waren streng voor hun kinderen. Vanaf je 10e zeiden ze dat je volwassen was. Kinderen uit arme gezinnen moesten helpen bij het verdienen van het eten. Kinderen van edelen werden bij een andere familie gebracht om daar opgeleid te worden.
De achternamen van edele families waren vaak ook de namen van hun landgoed, zoals van Bourgondië. Arme families hadden hun werk als achternaam zoals Molenaar of Smid, of de naam van hun woonplaats zoals van Nuenen. Sommige mensen waren bekend als zoon of dochter van iemand zoals Janszoon of Simonsdochter.
Als je vrouw was in de Middeleeuwen had je niet zo veel over je leven te zeggen. Boerenvrouwen werkten meestal op het land van een heer. De heer besloot ook wanneer een vrouw mocht trouwen. Ze mochten vaak alleen trouwen met iemand van het zelfde landgoed. Heel weinig vrouwen mochten naar school, soms leerden de dochters van een ridder lezen. Rijke ridders hadden veel mensen in dienst, iedereen wilde dat wel want het was een eer als je werd aangenomen. Sommige mensen zagen het als een manier om rijk te worden. Er liepen veel mensen rond: narren, kunstenmakers, en reizigers die om een huis hadden gevraagd. Verder waren ook nog bedienden, koks, stalknechten, valkeniers en nog veel meer personeel. Trouwe bedienden van rijke edelen kregen als beloning soms kleren, dure oorlogspaarden of andere dingen.
Bij de armen was het leven heel anders, arme mensen wisten nooit zeker of ze genoeg eten hadden. Veel arme gezinnen hadden vaak niet genoeg eten, als je wilde trouwen moest je eerst weten of je wel genoeg eten kon geven. De huizen van de arme mensen waren heel klein en meestal sliep het gezin in 1bed. Dit samen met de slecht geventileerde kamers zorgde voor veel gezondheid problemen. De levensverwachting in de middeleeuwen was dan ook niet bijzonder oud, meestal rond een jaar of 40. De rijke mensen leefden meschien iets langer maar ook niet veel meer. In de kastelen tochtte het ook veel en dat zorgde voor gewricht problemen zoals jicht en reuma. Het kraambed was de grootste moordenaar. De meeste vrouwen stierven dan ook op het kraambed. Hierdoor waren er ook vele kinderen half wees.
Deelvraag 3: Wat is de invloed geweest van uitvindingen en ontdekkingen op de werkomstandigheden van mannen, vrouwen en kinderen?
Vooral voor de landbouw zijn er een paar erg belangrijke uitvindingen gedaan. Zo kon door de verbeterde zware ploeg met wielen (zie plaatje) eindelijk de moeilijk bewerkbare grond in West-Europa aanpakken waardoor de voedselproductie enorm verbeterde. Dit kon niet zonder het paardenhalseter waardoor de optimale paardentrekkracht kon gebruikt worden. Door deze uitvindingen werd de lichamelijk arbeid minder en de productie hoger. De boeren produceerden meer en konden er dus ook wat aan gaan verdienden en met het geld konden ze een knecht kopen die hen hielp zodat er nog meer geld kwam. De kinderen konden dan ook naar school om te leren. De vrouwen hoefden dus niet meer perse mee te helpen en konden gaan spinnen of iets dergelijks doen.
Door de ontwikkeling van de stijgbeugel kon het leger betere prestaties leveren. Samen met de uitvinding van het kanon in de hoge Middeleeuwen. En in combinatie met verbeterde tactische en strategische oorlogvoering betekende dit het definitieve overwicht van Europa over de nomadische steppevolkeren die zo vaak het continent binnengevallen waren.
Verder waren de windmolen en de eerste zeewaardige schepen middeleeuwse vindingen.
Die schepen waren ook heel belangrijk. Anders was nooit de VOC ontstaan en was er geen gouden eeuw geweest.
Maar de belangrijkste uitvinding uit de middeleeuwen is wel de boekdrukkunst. Vooral voor de snelle verspreiding van kennis, nieuwe ideeën en wetenschappelijke ontdekkingen. En omdat er ook steeds meer kinderen konden lezen en schrijven ging de boekdrukkunst ook een stuk vooruit. Voornamelijk werd er de bijbel mee gedrukt maar in verloop van de tijd kwamen er ook leesboeken bij.
Kortom: de uitvindingen waren erg belangrijk voor de mensen, het verlichtte de arbeid en de kinderen konden naar school.
Deelvraag 4: Wat zijn per periode de belangrijkste, opvallende veranderingen in de samenleving?
Het is moeilijk om hier iets over te zeggen omdat je niks hebt om mee te vergelijken. Wel heeft de Middeleeuwen een belangrijke plek in de geschiedenis, het is de basis van alle verdere tijden. Het gezin in de Middeleeuwen was knus en gezellig. Het speelde zich vooral binnenshuis af, als het zich buitenshuis afspeelde was dat op het land of in de stad. Wel was een verandering dat er beerputten kwamen zodat het iets schoner werd. Toch is de Middeleeuwen niet alleen maar een duistere tijd, zoals veel mensen denken. Het had ook mooie dingen.
REACTIES
1 seconde geleden