De verschillende politieke partijen willen dat er meer geld in de gezondheidszorg wordt gepompt, door de overheid, zodat er meer goed opgeleid verplegend personeel kan worden aangenomen. Dan is er meer personeel, om mensen te helpen. En op die manier, denken ze ook, dat de wachttijden kunnen worden verkort. Als er meer personeel is, kunnen er immers ook meer mensen worden geholpen. Dat is niet alleen het belang van de politieke partijen, maar van de hele bevolking.
12. Welk beleid met betrekking tot het probleem voert de overheid, met andere woorden:
a. Welk doel wordt nagestreefd?
Uit verschillende analyses van het functioneren van het huidige zorgstelsel komt naar voren dat de huidige centrale overheidssturing van de zorgsector steeds meer een belemmering voor een kwalitatief goed en doelmatig functionerende zorgsector vormt. Deze gecentraliseerde aanbodsturing biedt te weinig ruimte en onvoldoende prikkels aan de zorgpartijen om kwalitatief hoogwaardige en doelmatige zorg te leveren.
De zorgsector moet een zoveel mogelijk zelfregulerend systeem worden, met daarin prikkels voor zowel verzekeraars, verzekerden als zorgaanbieders. Dat zelfregulerende karakter moet er ook voor zorgen dat de zorg toegankelijk blijft, van goede kwaliteit is en dat er een permanente druk is tot kostenbewustzijn.
Het veranderde stelsel vraagt om een nieuwe balans in de verdeling van de verantwoordelijkheden tussen de overheid en de maatschappelijke organisaties in de zorgsector (de verzekeraars en de aanbieders) en om een versterking van de positie van de zorgvrager-verzekerde.
De overheid blijft de publieke belangen waarborgen. Daartoe treedt ze meer en meer op als kadersteller en toezichthouder.
Binnen de gestelde kaders krijgen de diverse partijen meer verantwoordelijkheid voor en beleidsvrijheid in de uitvoering. Bij de grotere beleids- en beslissingsruimte voor partijen hoort ook dat ze meer financiële verantwoordelijkheid dragen en concurrentieprikkels ondervinden, opdat een zoveel mogelijk zelfregulerend systeem ontstaat. Het kaderstellend instrumentarium vormt het raamwerk waarbinnen de zorgverzekeraars, zorgaanbieders en zorgvragers de mogelijkheid en de verantwoordelijkheid hebben om de zorg decentraal, dichtbij de vrager te organiseren en te verkrijgen. De mate waarin een en ander mogelijk is, is afhankelijk van specifieke kenmerken van deelsectoren. Zo zal in de preventieve zorg een stevige regie van de (lokale) overheid niet gemist kunnen worden.
Als toezichthouder blijft de overheid verantwoordelijk voor het borgen van de publieke belangen in de zorg: noodzakelijke zorg van goede kwaliteit dient voor alle Nederlandse burgers toegankelijk te zijn. Om de toegankelijkheid voor iedereen te kunnen waarborgen, is een beheerste kostenontwikkeling noodzakelijk: de overheid zal daar ook op toezien.
b. Welke middelen worden daarbij gebruikt?
De overheid heeft middelen, om hun doel te realiseren.
Zo stelt het ontwerp-programma, dat in de nieuwe kabinetsperiode moet worden ingevoerd, een privaat stelsel onder publieke randvoorwaarden voor. Dat betekent een wettelijke verplichte algemene zorgverzekering voor alle Nederlanders. Verzekeraars hebben een acceptatieplicht en moeten hun klanten een zelfde nominale premie aanbieden. Dus hierbij wordt gebruik gemaakt van het middel; wetten. De overheid heeft de bevoegdheid om nieuwe wetten in te voeren, en gebruikt die bevoegdheid bij het oplossen (voor een deel) van dit probleem.
Verder heeft de overheid natuurlijk zijn financiële middelen, met het geld wat ze hebben, kunnen ze de tekorten in de zorgsector oplossen, maar dan moet er wel een goed lopend beleid aanwezig zijn.
c. In welk tijdsbestek?
Ik kan nergens vinden dat er een tijdsbestek is vastgesteld. Maar de meeste partijen en de overheid en natuurlijk de bevolking willen dat de tekorten in de gezondheidszorg zo snel mogelijk worden opgelost.
De LPF (Lijst Pim Fortuyn) geeft als enige partij wél een periode aan, waarin de tekorten in de zorgsector moeten zijn opgelost. De LPF vindt dat de wachtlijsten voor levensbedreigende ziektes binnen 4 jaar (dus één kabinetsperiode) moeten zijn opgelost. Dat geld dus voor de levensbedreigende ziektes, over de andere delen van de zorgsector wordt niks gezegd.
Verder heb ik dus nergens kunnen vinden, in welke periode de andere politieke partijen en de overheid de tekorten willen hebben opgelost. Maar ik denk dat het voor iedereen wel duidelijk is, dat de tekorten in de zorgsector zo snel mogelijk moeten zijn opgelost. En dat iedereen dat ook wil, want dan heeft de bevolking weer betere en snellere hulp bij ziekte, en heeft de overheid een ‘zorg’ minder.
13.
a. Is het beleid van de overheid in de loop van de tijd veranderd?
Ja, het beleid van de overheid is in de loop van de tijd wel veranderd. In Augustus 2001 is het zorgstelsel ook weer veranderd.
Hoofdlijnen van de vernieuwing van het zorgstelsel.
De Nederlandse gezondheidszorg kenmerkt zich door een evenwichtig gespreid aanbod van zorgvoorzieningen, met verantwoorde zorg, tegen betaalbare kosten. Toch signaleert het kabinet in het licht van nieuwe ontwikkelingen enkele tekortkomingen. Een belangrijke tekortkoming in het huidige zorgstelsel is dat het onvoldoende aan de vraag van patiënten tegemoetkomt. Deze tekortkoming uit zich in knelpunten als beperkte keuzemogelijkheden, onvoldoende samenhang en gebrekkige aansluiting van aanbod op vraag (zowel kwalitatief als kwantitatief).
Om te voorkomen dat het zorgstelsel op onderdelen gaat vastlopen, is vernieuwing van het zorgstelsel langs 2 sporen noodzakelijk:
1. Herziening van de sturing van de zorg, door de verdeling van verantwoordelijkheden aan te passen en de daarbij behorende instrumenten te herzien.
2. Aanpassing van het verzekeringsstelsel, door:
a. De duale verzekeringsstructuur in het 2de compartiment te vervangen door één algemene verzekering curatieve zorg;
b. Deze nieuwe algemene verzekering en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) te laten integreren.
De uitvoering van het eerste spoor is al in gang gezet, onder meer in de trajecten modernisering AWBZ en curatieve zorg. Om de herziening van de sturing van de zorg op termijn succesvol te kunnen afronden, is het noodzakelijk ook het verzekeringsstelsel aan te passen. De nota Vraag aan bod schetst het hoe en waarom van beide sporen.
De nota bevat een samenhangende visie op basis waarvan de komende jaren de noodzakelijke vernieuwing van het Nederlandse zorgstelsel kan plaatsvinden. Vanzelfsprekend behoeft die visie op onderdelen nog verdere uitwerking. Het kabinet stelt zich voor dat de uitwerking van de hoofdlijnen van een nieuw zorgstelsel zodanig plaatsvindt dat bij het volgende Regeerakkoord concrete stappen kunnen worden gezet. Ook afspraken over de premiestructuur en compensatie van inkomenseffecten zijn onderdeel van de politieke besluitvorming aan het begin van de volgende kabinetsperiode.
b. In hoeverre heeft de eventuele verandering van het beleid te maken met de politieke partijen die in de regering zitten?
De verschillende politieke partijen hebben een verschillend idee over hoe de tekorten moeten worden opgelost. Dus de veranderingen die plaatsvinden in het beleid, hebben waarschijnlijk wel te maken met wat de politieke partijen vinden. Maar er is geen duidelijk informatie over te vinden. Ja, je weet wel wat de verschillende partijen de tekorten willen inkorten (politieke programma’s), maar ik kan niet vinden of dat invloed heeft op het beleid.
Het vorige kabinet had waarschijnlijk wel andere denkbeelden, dan het kabinet dat de volgende vier jaar gaat regeren, maar dat kun je op dit moment nog niet vergelijken, omdat er nog geen nieuw kabinet is, die zich kan gaan bezighouden met de verschillende problemen in de maatschappij. Maar ik denk dat er wel veranderingen zullen komen in het beleid, want er komen (zoals het nu staat) andere partijen in het kabinet, als in de vorige kabinetsperiode.
14. In hoeverre verschilt het overheidsbeleid in andere landen met dat van Nederland?
Ik ga ons regeringsbeleid vergelijken met het beleid van België, ik kies voor België, omdat daar de meeste informatie over te vinden is. Ik vergelijk de situatie in Nederland ook met de situaties in de hele wereld. Daarbij gaat het niet om de wachtlijsten, maar de uitgaven die de verschillende landen hebben gedaan.
In België kunnen patiënten kiezen uit een keur van artsen. Een zorgstelsel waar Nederlanders alleen van kunnen dromen.
Als je kind venijnig hoest, ga je naar de kinderarts. Als je een raar vlekje op je huid ontdekt, bel je zelf de dermatoloog. Als je zijn oordeel niet vertrouwd, bel je er gewoon nog een. De huisarts, die ook 's nachts per mobiele telefoon te bereiken is, staat direct op de stoep. Voor een operatie hoef je niet te wachten. En na een ziekenhuisbevalling moet je na drie dagen sméken of je weer naar huis mag.
Walhalla? Welnee, België. Dat land kent een ‘prestatiegebonden geneeskunde'. Patiënten mogen zelf uitmaken naar welke arts ze gaan - het begrip ‘vaste huisarts' bestaat hier nauwelijks, van verwijsbriefjes voor de specialist heeft niemand ooit gehoord. Hoe meer artsen werken, hoe meer ze verdienen; ze zijn permanent beschikbaar. Er zijn meer artsen dan in Nederland: iedereen die zijn beroepsopleiding of medische specialisatie heeft afgerond, mag een bordje ‘dokter' op de deur spijkeren. En er is pas sinds vier jaar een numerus fixus voor de studie medicijnen. De concurrentie is dus groot, de prijzen zijn relatief laag en de service is prima. De overheid betaalt.
Nu de overheid om financiële redenen toch probeert om aan die ‘vrijheid' te komen (bijvoorbeeld door beperkingen door te voeren op klinische biologie in ziekenhuizen), stuit ze op grote weerstand. Het zijn de beroepsverenigingen van artsen en de ziekenfondsen die het gezondheidssysteem in België bepalen. En die willen dat alles bij het oude blijft. Voor een stelseldiscussie als in Nederland is in België de tijd niet rijp. Een acute noodzaak is er ook niet: in 2000 stond het land zevende op de kwaliteitsranglijst van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO). Frankrijk staat bovenaan, Nederland op de zestiende plaats.
In de Europese Unie bestaan twee gezondheidsstelsels. Landen als Groot-Brittannië, Spanje en Zweden kennen de nationale gezondheidsdienst: de staat verstrekt de zorg, in principe voor iedereen. Burgers dragen bij via de belastingen.
Nederland, België en Duitsland hebben sociaalverzekeringsstelsels: de staat besteedt de zorg grotendeels uit. Burgers betalen naar draagkracht, via premies die direct naar de verzekering gaan of van hun loon worden ingehouden. In Nederland en Duitsland hoeft de patiënt de verzekerde kosten niet voor te schieten. Dat doet de verzekeraar (‘natura-systeem'). In België schiet de patiënt wel sommige kosten voor die de verzekering later terugbetaalt (‘restitutiesysteem'). Een ander verschil: bijna elke Belg zit in het ziekenfonds, terwijl je er in Nederland boven een bepaald inkomen niet meer in mag. Nederland heeft dan ook het hoogste aantal particulier verzekerden van Europa: zo'n dertig procent. In Duitsland, waar mensen zelf de keus kunnen maken, is dat elf procent (vooral jonge kapitaalkrachtigen; ouderen met grotere gezinnen zitten liever in een ziekenfonds, dat minder strenge eisen stelt). Omdat er in Nederland veel particulier verzekerden zijn, zijn de verzekeraars machtiger dan elders. Zij zijn partners in beleidsoverleg. In ruil daarvoor slikken ze hun commerciële belangen soms in ten gunste van patiëntenbelangen. Dat staat verankerd in wetten. Elders in de EU, waar verzekeraars kleiner en agressiever zijn maar waar de term ‘marktwerking' ook in opkomst is, begrijpt men niet hoe Nederlanders zo kunnen geloven in heilzame werking van de vrije markt - ofwel, in de oprechtheid van particuliere verzekeraars.
Als de ziektekosten in Nederland de pan uit rijzen, worden er ‘prioriteiten gesteld'. Zo ging de tandarts uit het verzekeringspakket. In andere landen zijn zulke radicale ingrepen onbespreekbaar: daar blijft alles in het pakket, maar gaat de premie omhoog. Wel kent België steeds meer extra kosten die het ziekenfonds niet vergoedt: telefoon en eten in het ziekenhuis, eenpersoonskamer, extra bijdrage voor de specialist voor mensen die alleen op een kamer liggen. Voor die extra's kan de patiënt zich tegen harde voorwaarden particulier bijverzekeren. Pikant detail: veel particuliere verzekeraars zijn eigendom van ziekenfondsen. En veel ziekenfondsen (‘mutualiteiten') zijn weer gelieerd aan politieke partijen. Financieel worden de partijen niet veel wijzer van hun ziekenfondsen. Politiek loont het wel. Het grootste tijdschrift van België is in handen van het christelijke ziekenfonds en de christelijke vakbond, waarin de leden rozige interviews met christen-democratische politici kunnen lezen. Oplage: 1,4 miljoen.
De gemiddelde Belg windt zich niet op over die belangenverstrengeling. Die krijgt goede service als hij ziek wordt, en daar gaat het hem om. De meeste Nederlanders kunnen van die service slechts watertanden. Zolang niemand weet wat de gevolgen zijn van het arrest Kohl en Decker (een uitspraak van het Europese Hof die bepaalt dat je zorg in het buitenland kunt ‘halen' als die in eigen land niet bestaat, en dat je de kosten van de verzekering terugkrijgt), blijft gezondheidszorg in Europa een nationale kwestie. Van een Nederlandse ‘run' op de Belgische zorg is geen sprake. Alleen Nederlanders die wonen in de grensstreek, zoals Zeeuws-Vlaanderen, mogen dankzij een speciale regeling naar Belgische ziekenhuizen, omdat die dichterbij liggen. Zij kunnen zich gelukkig prijzen.
18.
a. In welke fase van de politieke besluitvorming bevindt het probleem zich op dit moment?
Het probleem bevindt zich in de omzettingsfase, want er is wel een ontwerp-programma, maar die wordt nog niet uitgevoerd (Uitvoerfase). En dat kan op dit moment ook niet worden uitgevoerd, omdat de verkiezingen bezig zijn. En het demissionair kabinet dat er is, mag dat meer doen niet meer nemen. Als het nieuwe kabinet is gekozen, wordt het ontwerp-programma misschien wel uitgevoerd..
Het bevind zich dus in de omzettingsfase, en dan vooral in de beleidsbepaling.
Want er bestaat nu een ontwerp-programma, dus er is al een programma vastgesteld in de vorige kabinetsperiode, en dat programma moet in de volgende kabinetsperiode worden ingevoerd.
b. Wie moet(en) er in deze fase benaderd worden?
In deze fase moeten verschillende mensen worden benaderd. Ik ga alleen degene bespreken die met de beleidsbepaling te maken hebben, en niet degene die worden benaderd bij de agendavorming of bij de beleidsvoorbereiding.
De beleidsbepaling wordt gedaan door de ministers, in samenwerking met het parlement. De ministers zijn dan degene die de voorstellen maken, in dit geval het ontwerp-programma, en met die voorstellen gaan de ministers dan naar het parlement. Bij de uiteindelijk beslissing wordt advies gevraagd aan de ambtenaren en het parlement. Dus degene die worden benaderd in deze fase zijn de ministers, de ambtenaren en het parlement.
22. Welke oplossing vind je het beste? Waarom?
In de Europese Unie bestaan twee gezondheidsstelsels. Landen als Groot-Brittannië, Spanje en Zweden kennen de nationale gezondheidsdienst: de staat verstrekt de zorg, in principe voor iedereen. Burgers dragen bij via de belastingen.
Nederland, België en Duitsland hebben sociaalverzekeringsstelsels: de staat besteedt de zorg grotendeels uit. Burgers betalen naar draagkracht, via premies die direct naar de verzekering gaan of van hun loon worden ingehouden. In Nederland en Duitsland hoeft de patiënt de verzekerde kosten niet voor te schieten. Dat doet de verzekeraar (‘natura-systeem'). In België schiet de patiënt wel sommige kosten voor die de verzekering later terugbetaalt (‘restitutiesysteem'). Een ander verschil: bijna elke Belg zit in het ziekenfonds, terwijl je er in Nederland boven een bepaald inkomen niet meer in mag. Nederland heeft dan ook het hoogste aantal particulier verzekerden van Europa: zo'n dertig procent. In Duitsland, waar mensen zelf de keus kunnen maken, is dat elf procent (vooral jonge kapitaalkrachtigen; ouderen met grotere gezinnen zitten liever in een ziekenfonds, dat minder strenge eisen stelt). Omdat er in Nederland veel particulier verzekerden zijn, zijn de verzekeraars machtiger dan elders. Zij zijn partners in beleidsoverleg. In ruil daarvoor slikken ze hun commerciële belangen soms in ten gunste van patiëntenbelangen. Dat staat verankerd in wetten. Elders in de EU, waar verzekeraars kleiner en agressiever zijn maar waar de term ‘marktwerking' ook in opkomst is, begrijpt men niet hoe Nederlanders zo kunnen geloven in heilzame werking van de vrije markt - ofwel, in de oprechtheid van particuliere verzekeraars.
Als de ziektekosten in Nederland de pan uit rijzen, worden er ‘prioriteiten gesteld'. Zo ging de tandarts uit het verzekeringspakket. In andere landen zijn zulke radicale ingrepen onbespreekbaar: daar blijft alles in het pakket, maar gaat de premie omhoog. Wel kent België steeds meer extra kosten die het ziekenfonds niet vergoedt: telefoon en eten in het ziekenhuis, eenpersoonskamer, extra bijdrage voor de specialist voor mensen die alleen op een kamer liggen. Voor die extra's kan de patiënt zich tegen harde voorwaarden particulier bijverzekeren. Pikant detail: veel particuliere verzekeraars zijn eigendom van ziekenfondsen. En veel ziekenfondsen (‘mutualiteiten') zijn weer gelieerd aan politieke partijen. Financieel worden de partijen niet veel wijzer van hun ziekenfondsen. Politiek loont het wel. Het grootste tijdschrift van België is in handen van het christelijke ziekenfonds en de christelijke vakbond, waarin de leden rozige interviews met christen-democratische politici kunnen lezen. Oplage: 1,4 miljoen.
De gemiddelde Belg windt zich niet op over die belangenverstrengeling. Die krijgt goede service als hij ziek wordt, en daar gaat het hem om. De meeste Nederlanders kunnen van die service slechts watertanden. Zolang niemand weet wat de gevolgen zijn van het arrest Kohl en Decker (een uitspraak van het Europese Hof die bepaalt dat je zorg in het buitenland kunt ‘halen' als die in eigen land niet bestaat, en dat je de kosten van de verzekering terugkrijgt), blijft gezondheidszorg in Europa een nationale kwestie. Van een Nederlandse ‘run' op de Belgische zorg is geen sprake. Alleen Nederlanders die wonen in de grensstreek, zoals Zeeuws-Vlaanderen, mogen dankzij een speciale regeling naar Belgische ziekenhuizen, omdat die dichterbij liggen. Zij kunnen zich gelukkig prijzen.
18.
a. In welke fase van de politieke besluitvorming bevindt het probleem zich op dit moment?
Het probleem bevindt zich in de omzettingsfase, want er is wel een ontwerp-programma, maar die wordt nog niet uitgevoerd (Uitvoerfase). En dat kan op dit moment ook niet worden uitgevoerd, omdat de verkiezingen bezig zijn. En het demissionair kabinet dat er is, mag dat meer doen niet meer nemen. Als het nieuwe kabinet is gekozen, wordt het ontwerp-programma misschien wel uitgevoerd..
Het bevind zich dus in de omzettingsfase, en dan vooral in de beleidsbepaling.
Want er bestaat nu een ontwerp-programma, dus er is al een programma vastgesteld in de vorige kabinetsperiode, en dat programma moet in de volgende kabinetsperiode worden ingevoerd.
b. Wie moet(en) er in deze fase benaderd worden?
In deze fase moeten verschillende mensen worden benaderd. Ik ga alleen degene bespreken die met de beleidsbepaling te maken hebben, en niet degene die worden benaderd bij de agendavorming of bij de beleidsvoorbereiding.
De beleidsbepaling wordt gedaan door de ministers, in samenwerking met het parlement. De ministers zijn dan degene die de voorstellen maken, in dit geval het ontwerp-programma, en met die voorstellen gaan de ministers dan naar het parlement. Bij de uiteindelijk beslissing wordt advies gevraagd aan de ambtenaren en het parlement. Dus degene die worden benaderd in deze fase zijn de ministers, de ambtenaren en het parlement.
22. Welke oplossing vind je het beste? Waarom?
Ik denk dat er maar één goede oplossing is, en dat is veel geld steken in de gezondheidszorg, maar wel met een goed beleid.
Ik vind het de beste oplossing, omdat je met geld veel kunt oplossen. Als de overheid veel geld gebruikt voor de zorgsector, kan er veel meer gediplomeerd personeel worden aangenomen, dat betekent dan gelijk al een verkorting van de lengte van de wachtlijsten. Omdat er dan veel meer mensen/patiënten geholpen kunnen worden, omdat er meer personeel is om ze te verplegen of ze te opereren.
Maar ik vind ook dat er een goed beleid nodig is. En bij dat beleid moet het allemaal meer ‘gaan draaien om de wensen van de patiënten en de kennis en kunde van de artsen en verplegers’ (VVD). Alles moet dus niet meer worden geregeld vanachter het bureau. De artsen en verplegers moeten samen met de patiënten de besluiten nemen, in plaats van de ambtenaren en ‘hoge pieten’ achter hun bureau.
En wat ik ook een goed punt vind, is het punt wat de ChristenUnie aansnijd, dat er een ruimere toelating moet zijn voor basisartsen om een opleiding te volgen tot specialist. Zo kun je immer veel meer hoog opgeleid personeel verwerven.
Dus ik vind, dat er veel geld moet worden gestoken in de zorgsector, en dat de patiënten, en het verzorgend personeel centraal moeten staan.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden