Voorwoord
Wij (Mark en Yoni) willen onderzoeken of de zinvraag “in” of “uit” is. Dit is dan ook onze hoofdvraag. Om informatie te krijgen over dit onderwerp, zijn we als eerste van plan om gegevens uit de samenleving te verzamelen. Wij hebben ervoor gekozen dit te onderzoeken door middel van enquêtes, die we in laten vullen door verschillende leeftijdscategorieën. Namelijk in de leeftijdscategorie 10-14, 15-20, 21-40, 41-60, 60 +
We denken dat we op deze manier een duidelijk beeld krijgen van wat jongeren van de zinvraag vinden en wat ouderen hiervan vinden. Wat zijn de verschillen tussen de leeftijdscategorieën? Misschien kunnen we ook nog enkele gegevens over dit onderwerp vinden op het internet of in tijdschriften.
Onze verwachtingen vooraf zijn dat hoe hoger de leeftijd hoe meer er over de zinvraag na wordt gedacht en ook denken we dat wanneer je christelijk bent opgevoed je eerder het antwoord vindt in het geloof in God.
Onze deelvragen zijn:
- 1. Heeft het geloof bij een persoon iets te maken met het stellen van de zinvraag? - 2. Wanneer stellen de meeste mensen de zinvraag? - 3. Vinden mensen het fijn gesteund/geholpen/gestimuleerd te worden bij piekervaringen? - 4. Hoe vaak denken mensen na over hun uiteindelijke levenswaarde? - 5. Waarin vinden de meeste mensen zin in hun leven?
Is de zinvraag in of uit?
Voor school moeten wij (Yoni en Mark) een onderzoek doen voor godsdienst en wij wilden dat gaan doen aan de hand van deze enquête. Wil je daarom deze enquête naar waarheid invullen en weer bij Yoni of Mark retour doen.
Vraag 1: Hoe oud ben je en heb je vroeger een christelijke opvoeding gehad?
Vraag2. Wat vind jij het allerbelangrijkste in het leven?
Vraag3. Hoe ervaar je je positieve en negatieve ervaringen in je leven en hoe denk je er over na?
Vraag 4. Wanneer stel je jezelf de zinvraag, indien je dit wel eens doet?
Vraag 5. Vind je het fijn om gestimuleerd te worden bij piekervaringen en/of geholpen?
Vraag 6. Denk je vaak na over de uiteindelijke waarde van het leven en denk je dat andere mensen uit je omgeving dat ook doen?
Vraag 7. Als je zou nadenken over de zinvraag: “Is het leven het leven uiteindelijk de moeite waard?” waar zou je dan als eerste antwoord vinden?
A. Zin vind ik in mezelf
B. Zin heeft te maken met anderen
C. Zin is gelegen in God
D. Zin vinden in waarden als geluk en genot
E. Zin heeft te maken met doelen nastreven.
1. Heeft het geloof bij een persoon iets te maken met het stellen van de zinvraag?
Eigenlijk is een heel duidelijk antwoord op deze deelvraag erg lastig. Hierover zijn de meningen nogal verdeeld. Wel hebben we dit tot op de bodem aan uitgezocht en hebben we nog enkele dingen gevonden dat bleek uit de enquêtes, en wat een link legt tussen het geloof en het stellen van de zinvraag.
Uit onze enquêtes bleek namelijk dat voornamelijk in de categorie van 60 + de zin van het leven vooral wordt gevonden in god. Bij de enquête vraag nummer 6, werd er dus vaak voor antwoord C gekozen. Zes van de tien mensen dit het enquête onder de categorie 60 + heeft ingevuld koos voor dit antwoord. Dit legt ook weer een verband met de eerste enquête vraag, daar vulden ze namelijk ook in dat ze een christelijke opvoeding gehad hebben. Wel was dit niet de enige groep die vaak koos voor antwoord nummer C, bij enquête vraag nummer 6.
Het uiteindelijk uitkomst is dus, dat het geloof niet iets te maken heeft met het stellen van de zinvraag (wanneer de zinvraag wordt gesteld, waarom, hoe). Maar of een persoon wel of niet geloofd heeft wel te maken met de vraag “waarin vind jij zin in het leven”. Zij geven dan dus het antwoord dat de zin van het leven gelegen ligt in god.
2. Wanneer stellen de meeste mensen de zinvraag?
Op deze deelvraag is een heel duidelijk antwoord te geven. Uit het onderzoek tussen de vijf verschillende leeftijdscategorieën, kwam hetzelfde resultaat uit elke categorie.
Dit blijkt uit de antwoorden van enquête vraag nummer 4. Als we over alle vijf de categorieën spreek, is het in het algemeen zo dat mensen de zinvraag van het leven stellen, als ze dingen meemaken die niet als “leuk” ervaren worden. Mensen stellen zichzelf dus de zinvraag bij negatieve piekervaringen. Er is iemand overleden, ruzie met ouders. Er is iets gebeurd wat woede, onrust, verdriet en onmachtigheid veroorzaakt.
Ook zijn er een paar enquêtes ingevuld, waarop het antwoord bij vraag 4 is, dat ze zichzelf nooit de zinvraag stellen. Erg typisch is, dat dit vooral onder de “jongere” categorieën is ingevuld. Namelijk de categorie van 10-14 en 15-20. Waarom dit zou kunnen zijn, blijft voor ons ook een raadsel. We denken dat deze mensen onze enquête te vluchtig hebben ingevuld. En bij deze belangrijke vraag niet lang hebben stilgestaan.
Ook zijn er een aantal mensen die de zinvraag tegen het lijf lopen bij de leuke dingen in het leven. Dus bij de positieve piekervaringen. Maar dit is aannemelijk minder, vergeleken met de mensen bij de negatieve piekervaringen.
3. Vinden mensen het fijn gesteund /geholpen / gestimuleerd te worden bij piekervaringen?
De uitslag van deze vraag is gebaseerd op vraag vijf van de enquête. In totaal is de uitslag van deze deelvraag gemiddeld.
Eens met stelling Oneens met stelling
10-14 = 7 3
15-20 = 3 7
21-40 = 6 4
41-60 = 6 4
60+ = 5 5
4. Hoe vaak denken mensen na over hun uiteindelijke levenswaarde?
De uitslag van deze vraag is gebaseerd op vraag zes van de enquête.
Ja Nee
10-14 = 8 2
15-20 = 10 0
21-40 = 9 1
41-60 = 10 0
60+ = 10 0
Hieruit kan dus een duidelijke conclusie worden getrokken. Mensen denken vaak na over het waarde van hun leven. Omdat ze zelf vaak hierover nadenken, denken ze ook dat anderen hier vaak over nadenken.
Het werkstuk gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden