Augustinus (Kerkgeschiedenis)
Deel 1: De levensbeschrijving van de bisschop Augustinus.
Een jongen die wel goed kon leren maar niet wou en dus maar kattenkwaad uithaalt? Dat moest vader Patricius niet hebben! En klets daar ging de stok weer. Moeder Monica wil haar zoon wel helpen maar hij had het er zelf ook wel naar gemaakt. Die kwajongen!
Augustinus werd geboren in 354 in het stadje Thagaste aan de grote verkeersweg naar Carthago. Zijn moeder was een echte christin en bad veel voor haar zoon. Zijn vader was in Thagaste lid van de gemeenteraad en had er alles voorover zijn zoon te laten studeren. Vader was nog heiden. Het maakte hem niet uit wat Augustinus zou gaan worden, christen of heiden, als hij maar in zijn leven zou slagen. En het moest een jongen zijn waar hij trots op zou kunnen zijn.
Augustinus was alleen niet echt zo’n jongen. Het was een jongen die altijd kattenkwaad uithaalde, en vooral op school.
Maar door de strenge opvoeding kwam Augustinus uiteindelijk de lagere school door en toen werd hij naar de hogere school gestuurd in Carthago.
Daar ging het leren veel beter omdat hij de studie leuker vond. Hij studeerde in een vak dat wij niet meer kennen maar in die tijd en vooral bij
de Romeinen erg belangrijk werd gevonden namelijk de redekunst, de kunst van welsprekendheid. Hij bleek toen heel slim te zijn.
Ondanks dat het beter ging was het wel een slechte tijd voor dit gezin. Want zijn ouders konden met moeite de schulden van hun zoon betalen die hij maakte in zijn plezier-leven. Ze waren best arm. Toen zijn vader overleed zag het er al helemaal slecht uit voor moeder Monica en haar zoon. Hoe moesten ze nu aan zijn studiegeld komen? Gelukkig werden ze geholpen door een rijke man uit Thagaste die als een vaderlijke vriend Augustinus hielp zijn studie voort te zetten in Carthago. Toen Augustinus op zijn eenentwintigste jaar het zo ver had geschopt onderwijzer te kunnen worden, werd hij huisonderwijzer bij een deftige familie in Thagaste.
Maar hij verlangde terug naar de stad Carthago om daar les te geven aan studenten, wat hij toen ook ging doen, boeken te schrijven en om nog meer te studeren. (Hij dorstte naar kennis, naar wijsheid en naar waarheid om maar het even in de taal van toen te zetten.) Hij zocht in dikke boeken van Griekse en Romeinse wijsgeren. (Dat zijn erg geleerde mensen.) Hij zocht in godsdiensten, maar de waarheid die hem rust gaf, rust voor zijn hart, die vond hij niet.
Ook zocht hij in het Boek der boeken, de Bijbel en in de leer van de christelijke kerk, het geloof van zijn moeder. Maar dat was hem te eenvoudig, niet geleerd genoeg. Hij, de leraar van welsprekendheid, hield ook alleen van kunstige taal, en dat was de Bijbel niet. Hij zocht dus niet verder in de inhoud van de Bijbel.
Hij sloot, tot groot verdriet van zijn moeder, zich aan bij een heidense sekte, die slechts in naam christelijk was. (alleen maar in de naam christelijk was, maar niet in wat ze deden.) De eenvoudige Monica kon niet doordringen tot haar geleerde zoon. Het enige wat ze kon doen was bidden tot God, dat haar zoon zich mocht gaan bekeren. Dat deed ze iedere dag weer.
Zeven jaar was hij leraar in Carthago. Toen besloot hij naar Rome te verhuizen omdat hij daar volgens vrienden meer kon verdienen. Dat was wel wat. De zee over, dus Afrika verlaten, en naar Europa! Zijn moeder Monica ging met hem mee om voor hem te zorgen.
Ze gingen naar het strand en Augustinus zei tegen zijn moeder; ’Rust u maar vannacht hier even uit, dan ga ik naar het schip daar is mijn vriend. Hij wacht op gunstige wind…’
‘Goed’ zei Monica. En ze ging slapen. De volgende ochtend liep ze naar zee naar het schip, maar Augustinus was daar niet. Toen ze het aan mensen vroeg zeiden die dat het schip al vannacht vertrokken was, bij de gunstige wind.
Hij had zijn moeder dus bedrogen om van haar af te zijn! Wat erg!
In Rome aangekomen werd Augustinus opeens erg ziek. Hij had hoge koorts en was bijna dood. Vroeger toen hij nog kind was, was hij ook erg ziek geweest, toen had hij naar de doop verlangd. Nu als jonge man wilde hij die niet eens meer. In Afrika was gelukkig zijn lieve moeder hem nog niet vergeten en ze bad nog steeds. Gelukkig liet God Augustinus weer beter worden.
Augustinus vond het leven heel anders in Rome dan hij had gedacht. Hij gaf les aan Romeinse studenten op zijn kamertje zeshoog. Ze waren er altijd, maar als de studenten moesten betalen waren ze er niet.
Op een dag hoorde hij dat er in Milaan een leraar in de welsprekendheid werd gevraagd. Hij ging er gelijk op af. Het examen verliep uitstekend en hij werd er gelijk aangenomen.
Het was wel een hele reis naar de hoofdstad van Noord-Italië. 650 kilometer! Hij ging op kosten van de staat Milaan er gelijk naartoe. En al snel was hij erg populair. Hij ging om met de hoogste en voornaamste mensen.
Zijn moeder kwam nog in hetzelfde jaar naar hem toe voor het huishouden. Maar ze was niet trots op haar zoon. Ze dacht; wat baat al die roem en eer als zijn ziel nog schade lijdt? Ze zei dus; Wat maakt die roem en eer uit als hij nog niet gelooft? Hij was dan wel weg bij die heidense sekte mar hij was ook nog geen christen. Hij was een twijfelaar, een zoeker.
Ongeveer rond deze tijd in 372 kreeg hij een zoon. Adeodatus. Ik heb hier niet veel informatie over.
In Milaan was er een bisschop: Ambrosius. Hij was vroeger zelfs stadhouder geweest en toen hield het volk zoveel van hem dat hij tot bisschop uit was geroepen door een christelijke gemeente. Hij had het niet verwacht maar hij had het toch aangenomen. Hij gaf alles wat hij had aan de arme en leefde sinds toen helemaal tot de eer van God. Augustinus leerde hem kennen en vond hem zeer slim. Elke zondag ging hij naar de kerk. Niet om het Woord Gods te horen maar om te luisteren naar Ambrosius want hij was ook een zeer slimme redenaar.
Hij moest ondertussen ook luisteren naar de inhoud van de preek, het Evangelie, en de liefde van God. Maar hij kon het nog niet geloven.
Wel ging hij verlangen naar de Heer. Hij begon ook te verlangen alles wat hij had, net zoals Ambrosius, aan de arme te geven en dan zijn leven in dienst van God te zetten.
Op een keer sprak hij met een trouwe vriend die hem begreep want hij wist het niet meer. En daarna ging hij alleen de tuin in. Hij ging liggen onder de vijgenboom en bad; Heer, hoelang nog? Vergeef mijn misdaden. Hoe lang nog moet ik wachten? Morgen? Waarom niet nu, nu dit uur het einde mijner smaadheid?
Hiermee vroeg hij vergeving, en of die vergeving zo snel mogelijk mocht komen. En hij vroeg of God bij hem wou komen.
Toen klonk door de stilte een kinderstem die zong: tolle – lege… tolle – lege… Dat betekend; neem – lees… neem – lees…
Die paar woorden waren voor hem woorden van God. Snel pakte hij het Boek van zijn vriend. Het was de brief van de apostel Paulus aan de Romeinen. Hij las het laatste stuk van hoofdstuk ΧІІІ: de nacht is voorbij gegaan en de dag is nabijgekomen: laat ons dan afleggen de werken der duisternis en aandoen de wapenen des lichts. Laat ons, als in de dag, eerbaar wandelen, niet in brasserijen en dronkenschappen, niet in slaapkameren en ontuchtheden, niet in twist en nijdigheid; maar doet aan de Here Jezus Christus, en verzorgt het vlees niet tot begeerlijkheden.
Meer hoefde hij niet te lezen, de strijd was gestreden de zege behaald! Hij had de vergeving en voelde God in zijn hart.
Eerst vertelde hij het nieuws aan zijn moeder. Monica loofde de Heer, Hij had haar gebeden verhoord.
Augustinus besloot zijn werk (ambt) neer te leggen. Hij deed dit om niet te veel op te vallen na zijn cursus.
Hij maakte zich klaar voor zijn doop. Hij zou samen met zijn zoon Adeodatus door bisschop Ambrosius op de dag voor Pasen gedoopt worden. Dat was in het jaar 387 hij was toen 32.
Toen gingen moeder Monica en Augustinus weer terug naar hun vaderland, Afrika. De reis van Milaan naar Rome en verder naar de haven Ostia was erg lang en vermoeiend, daarom rustten ze even een paar dagen onderweg uit. Op een avond stonden ze op het balkon samen te praten over de toekomst. Toen zei Monica: Er was maar één ding wat ik graag wou meemaken: dat ik jou als christen mocht zien, nog voor mijn sterven. En dat heeft God mij laten zien. Ik weet niet wat ik nog moet doen.
Een paar dagen na dit gesprek werd Monica heel ernstig ziek. Ze voelde dat ze het niet meer tot Afrika zou halen. Ze zei tegen haar zoon: Begraaf me maar waar je wilt. Maak je daar geen zorgen om. Niets is te ver van God, Hij kent de plek wel waar hij me weer zal opwekken.
En Monica stierf in de haven Ostia en werd daar ook begraven.
Augustinus ging verder naar Thagaste met een paar vrienden, en daar verkocht hij de landerijen die hij geërfd had van zijn vader en hij gaf de opbrengst aan de arme. Hij kwam zelf aan geld door handenarbeid.
Niet ver van Thagaste, ten westen van Carthago lag Hippo, daar was een grote christen gemeenten met bisschop Valerius. Valerius was al oud. Op een keer toen ook Augustinus naar zijn preek kwam luisteren vroeg de bisschop of de gemeente hem kon helpen met het kiezen van een priester die hem kon helpen met het kerkelijke werk.
Onmiddellijk keek iedereen naar Augustinus. En iemand riep: Augustinus moet het woorden! En ook anderen riepen mee. En ze gingen naar hem toe en haalde hem naar voren. Zo ging dat in die tijd in de kerk in Afrika. De mensen die zaten ook niet maar stonden in de kerk. Dat kon ook omdat de preek meestal ook maar kort was. En de christelijke Afrikanen die mochten onder de dienst ook gewoon vragen stellen en commentaar leveren. En als de voorganger iets zei wat mensen mooi vonden kreeg hij een luid applaus. Dat was ook vaak alzo bij een mooi stukje Bijbeltekst.
Dat was ook wel een beetje logisch want de woorden uit de Bijbel waren ook nog niet overbekend zoals bij ons want ze konden in die tijd nog helemaal niet lezen. En er waren ook maar weinig Bijbels die mensen konden krijgen.
Ze kozen ook zelf hun eigen voorgangers, bisschoppen of priesters. Net zoals Ambrosius in Milaan, en net zoals nu bij Augustinus. En of hij nou tegenstribbelt met tranen in de ogen de gemeente zou hem niet los willen laten. Bisschop Valerius wist dat Augustinus erg geschikt was voor dit werk vond het goed en maakte hem tot priester.
Augustinus deed het erg goed. Iedereen was bang dat hij misschien ergens anders heen zou gaan en daarom maakte ze hem toen onder-bisschop. En dat betekende dat als Valerius zou sterven Augustinus zijn opvolger zou worden. En dit gebeurde al gauw Valerius stierf en Augustinus was nu bisschop in de kerk in Hippo. Dit was in het jaar 396 en hij was toen 42 jaar oud. Hij is dit 34 jaar geweest.
Hij woonde nu wel in het bisschoppelijke paleis, in zijn kleding bleef hij makkelijk. Hij wou geen dure kleding. Hij zei: voor een kostbaar kleed schaam ik me, het past niet bij mijn taak.
Hij is niet alleen een goede bisschop geworden, hij heeft ook honderd boeken geschreven waardoor hij ook een echte kerkvader werd.
Het meest gelezen boek is wel Belijdenissen het gaat over zijn leven en bekeren tot de dood van zijn moeder. Hij schrijft in dit boek: Aan wie vertel ik dit alles? Immers niet aan U, mijn God, maar voor Uw aangezicht vertel ik dit aan mijn geslacht, aan het geslacht der mensen, hoe klein ook het aantal moge zijn dat dit boek onder de ogen krijgt. En waartoe doe ik dit? Opdat een ieder die dit leest, moge bedenken, uit hoe grote diepte men moet roepen tot U.
Zijn laatste boek heet Het Godsrijk. Het heeft 22 boeken. Het gaat in dit boek over Gods werk in de geschiedenis. Dit werd een leerboek voor pausen, keizers, geleerde en nog meer mensen in alle eeuwen.
Over deze dingen schreef hij toen de Goten en Vandalen van alle kanten het eens geweldige Romeinse rijk binnendrongen. Door Spanje over zee vielen zij ook de Romeinse provincies in Afrika aan. Ze plunderden alles. Ook kwamen ze toen als laatste bij de stad Hippo ze maakte zich klaar voor de aanval. Vele geleerde mensen vluchtte uit de stad, maar Augustinus bleef bij zijn gemeente.
Hij voelde: mijn einde nadert. Hij werd namelijk overvallen door zware koorts.
En hij zei: ‘laat me nu alleen, zodat ik bidden kan.’ Alleen de artsen en voedselbrengers mochten toen de kamer in. Zo lag hij tien dagen. Terwijl de stad werd belegerd sliep hij in. Dat was in het jaar 430. Hij is 76 jaar geworden.
Kort daarna werd de stad geplunderd door de Vandalen. Wel bleven de boeken wonderlijk genoeg gespaard. Daaraan hebben nu veel mensen steun.
Deel 2: Ikzelf in deze geschiedenis.
Nou ik heb mezelf voorgesteld dat als ik deze tijd zou leven ik een meisje was uit de kerk van Augustinus. Dat is dus de kerk waar Valerius nog bij was geweest.
Het is trouwens wel heel gaaf zo’n kerk, dat je je reactie en zo kon vertellen en vragen kon stellen warneer je die had. In die tijd was het natuurlijk heel normaal maar in deze tijd vinden we het maar gek.
Ik denk dat ik de getuigenis van Augustinus heel mooi had gevonden om te horen. Dat vind ik nu trouwens ook nog.
Het zou vast wel heel erg zijn als Augustinus dan was gestorven. En al helemaal als een paar dagen daarna mijn stadje Hippo met de kerk geplunderd zouden worden.
Hier is mijn dagboek:
5 oktober 396
Eindelijk, eindelijk! Vandaag is eindelijk Augustinus onder-bisschop geworden. Het is nu wel zo dat als Valerius sterft, hij de bisschop wordt. Ik vind dat niet erg hoor, maar ik zou het erg vinden als Valerius sterft. Moeder zegt dat dat vast snel zal gaan gebeuren…. Ik hoop dat God hem zijn leven nog even spaart.
Verder wil ik nog een keer kwijt dat de getuigenis van Augustinus echt super mooi was! Ik had graag moeder Monica nog even willen kennen, ze lijkt me een ontzettend lieve moeder!
2 december 396
Het is nu echt zover: Augustinus mag de ambt van Valerius overnemen. Valerius is gestorven!
Het kwam bij iedereen hard aan. We gingen allemaal in de kerk staan en die oude heer Ignatius zette het lievelingslied van Valerius in. Het was de psalm waar hij (Valerius) altijd een brok van in de keel kreeg. Dat heb ik nu trouwens ook.
Augustinus ging heel goed met de gevoelens van iedereen om. Hij is het waard nu de echte bisschop te zijn!
16 februari 430
Het is rumoerig in het grote Romeinse rijk. De Vandalen en Goten komen van over zee naar ons toe! Ik vind het maar eng!
Veel mensen vluchtten, gelukkig Augustinus niet. Hij blijft bij ons.
21 februari 430
Augustinus is al negen dagen ziek! Ik wil hem niet kwijt! Hij ligt alleen op zijn kamer en alleen de artsen en mijn moeder mogen binnenkomen. (Mijn moeder moet namelijk het voedsel naar Augustinus brengen.)
Verder zijn de Vandalen en Goten nu echt heel dicht bij…..
22 februari 430
Augustinus is gestorven. Ik heb keihard zitten huilen. Ik weet het niet meer.
Verder: Als Augustinus nou eens wist hoe dicht bij de Vandalen en Goten nu zijn….
25 februari 430
Mijn moeder is gedood! De Vandalen en Goten zijn verschrikkelijk!
Ik zit nou midden in het veld een eind buiten de stad waar ik allemaal geschreeuw en zo hoor vanuit de stad.
Ik vlucht nu naar mijn oom in Johannesburg in Zuid-Afrika. Dat is nog wel een eind. Daarom ga ik nu.
Ik laat jou hierachter. Ik heb anders te veel mee.
Doei……
Dat was mijn dagboek verhaal van een meisje uit die tijd. Als ik die tijd zou meemaken dan had ik me denk ik zo ongeveer gevoeld.
Ik vind trouwens een tekst uit zijn boek belijdenissen heel mooi. En daarmee sluit ik mijn werkstuk nu ook af:
Heere, ons hart is onrustig, totdat het rust vindt in U.
REACTIES
1 seconde geleden
A.
A.
Heel handig, bedankt voor de moeite
13 jaar geleden
AntwoordenT.
T.
niet veel hoofdstukken maar wel veel tekst
11 jaar geleden
AntwoordenM.
M.
Wel handig, alleen jammer dat het in een ik-vorm is.
8 jaar geleden
Antwoorden