Aartsvaders: Abraham
Rian Stienstra
B1H
*Datum
Abraham werd geboren in Ur. Zijn ouders waren erg gelukkig . Zijn vader werkte hard, hij werkte immers in een fabriek met afgodsbeelden. Tja, sommige mensen hebben die beelden gewoon hard nodig voor alle moeilijkheden die ze moeten doorstaan. Het was een hevige crisis, de vader van Abraham, Terach en Amathlaah, zijn moeder, kregen alles nog rond omdat de verkoop op afgodsbeelden enorm steeg, de mensen wilden graag van al hun zorgen af dus legden die ze bij de afgodsbeelden neer.
Abraham groeide op tot een stevige jongen. Hij had broertjes, Nachor en Haran. Als kind kwam hij graag naar de fabriek waar zijn vader werkte. Op een of andere manier begon hij zich er steeds naarder bij te voelen. Hij kon niet goed plaatsen wat het was. Was het zijn vader? Zijn werk? ‘Abraham wil je even wat boodschappen voor me doen,’ riep Amathlaah ‘we hebben bijna geen brood meer, en als je dan toch naar de winkel gaat neem dan direct een zak chips mee die bolgenese die jij zo lekker vindt.’ Abraham zucht, hij heeft net zijn nieuwe level van crossy road op zijn mobiel gehaald. ‘Goed mam, ik ga al.’ Abraham kreunt en hij stapt op zijn motor en rijdt naar de supermarkt. Even later komt hij thuis. Hij legt alles op de tafel en besluit om zijn vader op te zoeken in de fabriek. ‘Mam, mag ik naar papa in de fabriek?’ vraagt hij. ‘Natuurlijk neem dan direct zijn lunchpakketje mee, die was hij vergeten.’ roept zijn moeder van boven. Abraham pakt het lunchpakketje en gaat op weg. Telkens als hij een stukje dichterbij de fabriek komt, voelt hij zich naarder worden. Hij snapt het niet. Hij kan het niet begrijpen. Even later komt hij aan bij de fabriek. ‘Oh Abraham, je vader staat vandaag bij de keuringsmachine die staat achter in de fabriek.’ zegt Stacey die achter de balie zit. Als Abraham aan komt lopen ziet zijn vader hem al. ‘Hee, Abraham jongen. Zou je iets voor me willen doen?’ vraagt zijn vader Terach. ‘Geen probleem, wat moet ik doen?’ vraagt Abraham. ‘Zie je dat grote beeld daar? Daar moeten 10 precies dezelfde beelden bij. Zoek de beste uit die stapel daar, ik ben zo terug.’ Abraham zoekt er 10 uit en zet ze naast het grote beeld. Toch voelt er iets niet goed. Opeens ziet hij een bijl, slaat alle beelden kapot behalve het grote beeld en legt de bijl in de armen van het grote afgodsbeeld. ‘Jongen wat heb je gedaan?’ vraagt zijn vader Terach. Hij is woedend. ‘Ik heb niks gedaan, dat grote beeld daar heeft ze stukgeslagen.’ antwoordt Abraham. Zijn vader jaagt hem de fabriek uit. Abraham weet niks meer. Hij haalt zijn vriendin Sara op en vlucht weg. Weg van zijn vader, weg van de fabriek en hij laat alles achter.
Een jaartje later zitten Abraham en Sara samen in Kanaän dat vlakbij Sichem ligt. Ondertussen hebben ze al een bruiloft gehad. Ze hebben samen een kinderwens, alleen is Sara onvruchtbaar. Ze zijn er samen heel erg verdrietig over en zouden zo ongelooflijk graag een kleintje willen hebben. De jaren verstrijken en Abraham en Sara zijn al behoorlijk oud. Opeens hoort Abraham zijn mobiel afgaan. Hij pakt zijn mobiel. Onbekende afzender. Wie zou dat zijn? Abraham is nieuwsgierig en neemt op. ‘Ja hallo Abraham hier’ zegt Abraham ‘wie heb ik aan de lijn?’ ‘Abraham je zult een kind krijgen’ antwoordt de onbekende persoon ‘schrik niet, ik ben het je God’ Abraham schrikt, nee dit kan niet waar zijn. Dit zijn zeker weer die rotkindertjes van de buren die grappig proberen te zijn. ‘Grappig hoor ik lach me dood’ antwoordt Abraham met sarcasme ‘laat je maar niet zien of je hebt echt een groot probleem’ ‘Maar Abraham ik ben het echt,’ zegt God ‘dit is geen grap, je zult echt een kind krijgen. ’S avonds in het donker zie je sterren aan de hemel. Geen enkel mens zal die ooit kunnen tellen. Die sterretjes kan je vergelijken met jouw nakomelingen. Niemand op aarde zal ze kunnen tellen, alleen ik zal het weten.’ Abraham luistert. Hij kan zijn oren niet geloven. Aan de ene kant denkt hij dat het een grap zal zijn, aan de andere kant kan hij er wel wat waarheid van inzien. ‘Tjonge, dit had ik nooit verwacht eigenlijk. Ehm, maar hoe weet ik dat dit waar is.’ zegt Abraham onzeker. ‘Je zult er vanzelf achter komen’ zegt God ‘ik heb een plan met jouw leven, het zal gebeuren.’ Het contact wordt verbroken. Abraham denkt na. Ongelooflijk, een kind. Hij weet niet wat hij voelt. Blij, maar toch weer niet. Bang, maar toch weer niet. Onzeker, maar toch weer niet. Hij raakt een beetje in paniek. Als hij volledig tot rust is gekomen, roept hij Sarah. ‘Sara ik moet je iets vertellen!’ roept Abraham ‘Ik kom eraan ik ben nog even de was aan het ophangen’ roept Sara terug. Sara hangt het laatste T-shirt op. Ze zucht. Ze stommelt de trap af en gaat naast Abraham zitten. ‘Wat wilde je me vertellen?’ vraagt Sara ‘Het is toch niet ernstig?’ Abraham haalt diep adem. Zoiets vertellen is toch best eng. ‘Ik kreeg net een telefoontje van God. We zullen een kindje krijgen.’ zegt Abraham. Sara lacht en lacht. Ze kan niet meer stoppen. ‘Haha, ik ben onvruchtbaar. Jij zult een kind krijgen, niet ik. Ik ben immers onvruchtbaar, dat weet je toch?’ zegt Sara vol ongeloof. ‘Maar het is echt zo.’ zegt Abraham ‘Als God het zegt zal het gebeuren.’ Abraham en Sara praten nog even over het telefoontje. ‘Je moet een vrouw zoeken waarmee je een kind krijgt,’ zegt Sara ‘ik ben onvruchtbaar dus met mij zal het nooit wat worden. Neem de huisvrouw van de buren, die heeft geen man en geen kinderen.’ Abraham sputtert nog wat tegen. Ze gaan naar de buren en bellen aan. De buurman en buurvrouw vonden het geen probleem en ook de huisvrouw sputterde niet heel erg tegen. Zo geschiedde. Negen maanden gingen voorbij. Het was eindelijk zover, de huisvrouw, Hagar beviel in het ziekenhuis van een gezond jongetje. Zijn naam was Ismaël. Ismaël groeide op, maar zijn moeder en Sara, zijn stiefmoeder, kregen steeds meer ruzie. Op een dag kwam Sara erachter dat ook zij zwanger was geworden. Ze kon haar ogen niet geloven en rende naar Abraham die net thuis kwam van zijn baan, hij gaf godsdienst op de middelbare school. ‘Abraham, Abraham!’ riep Sara terwijl ze Abraham in de armen vloog ‘Ik ben zwanger!’ Abraham kon zijn oren niet geloven hij was dolblij. ‘Geweldig! Ik wist wel dat God ons een kind zou schenken!’ zegt Abraham. Die dag kon hun geluk niet meer stuk. Het contact tussen Hagar en Sara verslechterd, Hagar kan niks meer goed doen. Negen maanden later baart ook Sara een zoon. Ze noemen hem Isaak.
Een jaartje later kan het echt niet meer tussen Hagar en Sara, het is niet meer te harden in het huis. Telkens discussies, het is niet meer leuk. Midden in de nacht krijgt Hagar een sms’je: ‘Hagar, ga terug naar Oekraïne je geboorteland. Neem Ismaël mee. Je zult daar een vredig leven leiden. Iedereen zal Ismaël als een buitenstaander zien. Het zal daar beter voor hem zijn. Veel succes! Groetjes, God.’ Hagar kan haar ogen niet geloven, maar vertrekt. Ze had het toch niet veel langer uitgehouden met Sara. Abraham en Sara zijn verbaasd als ze merken dat Hagar weg is, maar het is goed zo. Isaak groeit op en gaat van de peuterspeelzaal naar de basisschool, van de basisschool naar de middelbare school. Abraham komt thuis van zijn werk, het was een zware dag. Hij gaat achter de computer zitten om wat cijfers in Som Today in te voeren. De toets was erg slecht gemaakt, gemiddeld een 4,8. Opeens verschijnt er een pop-up: ‘Er is een onbekend mailtje binnengekomen en gemarkeerd als spam. Wilt u dit mailtje weggooien of bekijken?’ Abraham denkt na. Zou dit weer zo’n mailtje zijn van die oplichters? Hij twijfelt. Hij besluit hem toch te openen: ‘Hallo Abraham, je hebt van mij Isaak gekregen. De tijd is aangebroken om hem terug aan mij te geven. Doe dat door middel van hem aan mij te offeren. Met vriendelijke groeten, God.’ Abraham voelt zich heel verdrietig worden, maar als God het vraagt dan zal hij dat doen. Abraham wacht tot Isaak thuis is. ‘Isaak we gaan een stukje wandelen. Zie je de berg aan de overkant. Daarop staat een altaar en gaan we iets aan God offeren.’ zegt Abraham tegen Isaak. ‘Oké vader, moeten we iets meenemen? Een dier?’ vraagt Isaak. ‘Nee, God zorgt voor alles.’ zegt Abraham. Langs een smal pad klimmen ze de berg op. Abraham kan de blaren in zijn schoenen voelen. Als ze eenmaal op de berg zijn, maken ze samen het altaar klaar. ‘Pap, ehm het dier???’ vraagt Isaak. ‘Isaak het spijt me heel erg, maar ik moet dit doen.’ Abraham haalt een pistool tevoorschijn. Isaak schrikt. Opeens gaat Abrahams telefoon. Abraham neemt hem snel op en houdt het pistool nog even vast. ‘Abraham leg dat wapen neer.’ antwoordt degene aan de andere kant van de lijn ‘het was een test of je me volkomen vertrouwt en volgt. Nu ik dat weet is het niet meer nodig om je zoon te offeren. Zie je die ram daar in de struiken? Offer hem maar.’ Abraham en Isaak gaven elkaar een knuffel en offerden de ram aan god en liepen terug naar huis. ‘Papa had je me echt geofferd?’ vraagt Isaak op de terugweg. ‘Ja, dat had ik gedaan. Ik hou zielsveel van je, maar God is toch belangrijker.’ zegt Abraham. ‘Ik snap het.’ De hele weg liepen ze zwijgend naar huis.
Sara sterft jaren later. Ze werd 127 jaar. Abraham en Isaak rouwden. Ze werd begraven in Hebron, Kanaän. Abraham vindt dat het tijd is voor een vrouw voor Isaak. Isaak is ondertussen een knappe man geworden. Abraham meldt Isaak aan op een datingssite. ‘Isaak ik heb je aangemeld op een datingssite. Het eerste meisje dat als je hoest een glas water voor je gaat halen, doe je een huwelijksaanzoek.’ zegt Abraham tegen Isaak. ‘Vader, dat vindt ik een geweldig plan.’ antwoordt Isaak. Isaak zoekt op de datingssite en hij vindt een aantal leuke vrouwen. Hij maakt afspraakjes met een mooie vrouw, Rebekka. Na zijn afspraakje komt Isaak thuis. ‘Hoe was het gegaan zoon?’ vraagt Abraham ‘Is zij de ware?’ Isaak knikt. ‘Toen ik moest kuchen gaf ze direct haar waterbidon aan mij. Ik weet zeker dat ze de ware is.’ zegt Isaak blij. Een jaartje later doet Isaak een huwelijksaanzoek. ‘Rebekka, wil je met me trouwen?’ ‘Jaaa, natuurlijk!!!!’ antwoordt Rebekka. Ze verloven zich en 6 maanden later trouwen ze. Ook Abraham trouwt, met een vrouw genaamd Ketura. Hij kreeg samen met haar nog zes zonen: Zimran, Joksan, Medan, Midjan, Jisbak en Suach.
Abraham had een goed leven gehad, met tegenslagen maar ook met vreugde en blijdschap. Hij werd 175 jaar oud en kreeg 8 kinderen. Hij was tevreden met wat hij kreeg van God. Hij was rijk gezegend door God en had alles wat hij nodig had. De nakomelingen van Isaak werden Joden genoemd, de nakomelingen van Ismaël Arabieren. Ze zijn misschien heel verschillend, maar stammen toch af van Abraham: een van de drie Aartsvaders.
The End
Bronvermelding: Bijbel (de bijbel in gewone taal), plaatjes zijn van google afbeeldingen te vinden op www.google.nl of www.google.com , het eerste stuk van de film The beginning en natuurlijk ook wat van mijn eigen fantasie.
REACTIES
1 seconde geleden