Fragment 703-715 Aeneïs boek VI

Beoordeling 6.8
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • Klas onbekend | 1448 woorden
  • 25 februari 2008
  • 21 keer beoordeeld
Cijfer 6.8
21 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Dit is de bespreking van Aeneïs boek VI: 703-715
I. Samenvatting boek 6

Aeneas meert aan op de kust van Italië en gaat direct opzoek naar de Sibyllijnse maagd. In haar grot richt hij zich tot de goden, smekend hem te steunen bij het stichten van zijn nieuw rijk. In ruil daarvoor wil hij hen eren en een plaats geven in zijn nieuwe stad. Daarna luistert Aeneas vol verwondering naar de voorspellingen van de maagd en tot slot vraagt hij haar nog één enkele wens te vervullen. Hij zou graag afdalen naar de onderwereld om zijn vader te bezoeken. De Sibylle stemt in maar om de toegang tot de onderwereld te verkrijgen, moet Aeneas een gouden tak bemachtigen die zich temidden van het reusachtige woud bevindt.
Bovendien moet hij eerst zijn gestorven vriend Misenus begraven. Aeneas bidt voor steun bij het zoeken van de tak en tijdens de houtkap voor de brandstapel van zijn overleden vriend, dalen 2 duiven, de lievelingsdieren van Venus zijn moeder, af uit de hemel. Deze wijzen hem de weg tot bij de gouden tak. Na de begrafenis van zijn vriend keert hij met de tak terug naar de Sibylle. Voor de afdaling wordt nog snel geofferd om de goden gunstig te stemmen.

Via een spelonk volgt Aeneas de Sibylle naar de onderwereld waar het stikt van de angstaanjagende spookgestalten. Tijdens hun tocht komen ze aan Tranenrivier en Styx. De oevers staan afgeladen vol met schimmen die willen oversteken maar de veerman, Charon, zet alleen degene over die begraven zijn. In de menigte duiken bekende gezichten op zoals dat van zijn stuurman Palinurus. Uitzonderlijk wou Charon Aeneas en de Sibylle overzetten aangezien ze de gouden tak als geschenk gaven. De onderwereld was ingedeeld al naar gelang de doodsoorzaak. Zo zat Dido in de Treurende Tuinen, een plaats waar mensen door hun kwellende liefde waren terecht gekomen. Tijdens de afdaling kruist Aeneas Dido op zijn weg.
Zwaar geschokt probeert hij zijn verontschuldigingen aan te bieden maar Dido blijft lusteloos naar de grond staren. Uiteindelijk rukte ze zich weg van hem en vlucht naar haar man Sychaeus die haar troost en haar droeve gevoelens verzacht door zijn liefde.

Vervolgens doortrekt hij het gebied van de oorlogshelden waar hij veel gekende Trojanen tegen het lijf loopt die zich dapper hadden ingezet in de oorlog tegen de Grieken. Uiteindelijk komt hij bij de splitsing met links de hel en rechts het huis van Hades en het Elysium. Na enige uitleg over de straffen in de hel trekken Aeneas en de Sibylle het Woud der Gelukzaligen binnen waar zijn vader zich bevind. Na de zware trektocht is het een emotioneel weerzien. Zijn vader had immers nooit gedacht dat Aeneas hem nog zou komen bezoeken.

Anchises beschrijft Aeneas toekomst en toont hem zijn toekomstig nageslacht. Die zielen hadden het geluk om van het fatum een tweede lichaam te krijgen en zo deel worden van Aeneas’ familie. Aeneas ziet zijn zoon, Procas, Capys, Romulus, Caesar, Augustus,… en hoort over hun toekomstige heldendaden.
Wanneer Anchises uitgesproken is verlaten Aeneas en de Sybille de onderwereld via een poort van ivoor.

Dan vaart Aeneas weg met zijn makkers, regelrecht naar de kust van Caieta’s haven.

I. Situering fragment

Nadat Aeneas met de Sibylle de hele onderwereld heeft doorkruist komt hij aan in het Woud der Gelukzaligen. In het paradijs voor de doden ontmoet hij zijn vader. Zijn vader legt hem uit hoe het er in het Elysium aan toe gaat.

II. Fragment 17

Interea videt Aeneas in valle reducta
seclusum nemus et virgulta sonantia silvae,
Lethaeumque domos placidas qui praenatat amnem.
Hunc circum innumerae gentes populique volabant
ac veluti in pratis ubi apes aestate serena
floribus insidunt variis et candida circum
lilia funduntur, strepit omnis murmure campus.
Horrescit visu subito causasque requirit
inscius Aeneas, quae sint ea flumina porro,
quive viri tanto complerint agmine ripas.
Tum pater Anchises : “Animae, quibus altera fato
corpora debentur, Lethaei ad fluminis undam
securos latices et longa oblivia potant.

II. Gramaticale verklaring

Videt < videre
Actief indicatief praesens 3 persoon enkelvoud

Aeneas < Aeneas
Nominatief mannelijk enkelvoud
Onderwerp van videt

Valle < vallis
Ablatief vrouwelijk enkelvoud
Ablatief na voorzetsel in+ablatief

Reducta < reductus Ablatief vrouwelijk enkelvoud
Bijgesteld adjectief bij valle

Seclusum < secludere Passief participium perfectum
Accusatief onzijdig enkelvoud
Participium conjunctum bij nemus

Nemus < nemus
Accusatief onzijdig enkelvoud
Lijdend voorwerp bij videt

Virgulta < virgultum
Accusatief onzijdig meervoud Lijdend voorwerp bij videt

Sonantia < sonare Actief indicatief participium praesens
Accusatief onzijdig meervoud
Participium conjunctum bij virgulta

Silvae < silva
Genitief vrouwelijk enkelvoud
Deelsgenitief bij virgulta

Lethaeum < Lethaeus
Accusatief mannelijk enkelvoud
Bijgesteld adjectief bij amnem

Domos < domus
Accusatief vrouwelijk meervoud Onecht lijdenvoorwerp bij praenatat

Placidas < placidus Accusatief vrouwelijk meervoud
Bijgesteld adjectief bij domos

Qui
Nominatief mannelijk enkelvoud Nominatief onderwerp in bijzin
Mannelijk enkelvoud zoals antecedent amnem

Praenatat < praenatare
Actief indicatief praesens
3 persoon enkelvoud

Amnem < amnis
Accusatief mannelijk enkelvoud
Lijdend voorwerp bij videt

Hunc < hic
Accusatief mannelijk enkelvoud
Accusatief bij circum + accusatief
(Mannelijk enkelvoud zoals amnem)

Innumerae < innumerus
Nominatief vrouwelijk meervoud
Bijgesteld adjectief bij gentes

Gentes < gens
Nominatief vrouwelijk meervoud
Onderwerp van volabant

Populi < populus Nominatief mannelijk enkelvoud
Onderwerp van volabant

Volabant < volare Actief indicatief imperfectum
3 persoon meervoud

Pratis < pratum Ablatief onzijdig meervoud
Ablatief na voorzetsel “in”

Apes < apis
Nominatief vrouwelijk meervoud
Onderwerp van insidunt

Aestate < aestas Ablatief vrouwelijk enkelvoud
Ablatief van tijdstip

Serena < serenus
Ablatief vrouwelijk enkelvoud
Bijgesteld adjectief bij aestate

Floribus < flos
Datief mannelijk meervoud
Prefixdatief bij insidunt

Insidunt < insidere Actief indicatief praesens
3 persoon meervoud

Variis < varius
Datief mannelijk meervoud
Bijgesteld adjectief bij floribus

Candida < candidus Accusatief onzijdig meervoud
Bijgesteld adjectief bij lilia

Lilia < lilium Accusatief onzijdig meervoud
Lijdend voorwerp bij funduntur

Funduntur < fundere Passief indicatief praesens
3 persoon meervoud

Omnis < omnis Nominatief mannelijk enkelvoud
Bijgesteld adjectief bij campus

Murmure < murmur Ablatief onzijdig enkelvoud
B.W.B. oorzaak

Campus < campus Nominatief mannelijk enkelvoud
Onderwerp bij strepit

Horrescit < horrere Actief indicatief praesens
3 persoon enkelvoud

Visu < visus Ablatief mannelijk enkelvoud
B.W.B. oorzaak

Causas < causa Accusatief vrouwelijk meervoud
Lijdend voorwerp bij requirit

Requirit < requirere Actief indicatief praesens
3 persoon enkelvoud

Inscius < inscius Nominatief mannelijk enkelvoud
Bepaling van gesteldheid bij
requirit en Aeneas

Aeneas < Aeneas Nominatief mannelijk enkelvoud
Onderwerp bij horrescit en requirit

Quae < qui Accusatief onzijdig meervoud
Lijdend voorwerp bij sint

Sint < esse Actief conjunctief praesens
3 persoon meervoud
Conjunctief in een indirecte vraag
ingeleid door quae
Sint(praesens) is gelijktijdig met
requirit(perfectum)

Ea < is Nominatief onzijdig meervoud
Bijgesteld adjectief bij flumina

Flumina < flumen Nominatief onzijdig meervoud
Onderwerp bij sint

Qui < qui Nominatief mannelijk meervoud
Bijgesteld adjectief bij viri

Viri < vir Nominatief mannelijk meervoud
Onderwerp bij complerint

Tanto < tantus Ablatief onzijdig enkelvoud
Bijgesteld adjectief bij agmine

Complerint < complere Actief conjunctief perfectum
3 persoon meervoud
conjunctief in een indirecte vraag
Complerint(perfectum) is
voortijdig met requirit(praesens)

Agmine < agmen Ablatief onzijdig enkelvoud
BWB wijze

Ripas < ripa Accusatief vrouwelijk meervoud
Lijdend voorwerp bij complerint

Pater < pater Nominatief mannelijk enkelvoud
bijgesteld substantief bij
Anchises

Anchises < Anchises Nominatief mannelijk enkelvoud
Onderwerp bij

Animae < anima Nominatief vrouwelijk meervoud
Onderwerp bij potant

Quibus < qui Ablatief vrouwelijk meervoud
Handelend voorwerp bij debentur

Altera < alter Accusatief onzijdig meervoud
Bijgesteld adjectief bij corpora

Fato < fatum Ablatief onzijdig enkelvoud
Handelend voorwerp bij debentur

Corpora < corpus Accusatief onzijdig meervoud
Lijdend voorwerp bij debentur

Debentur < debere Passief indicatief praesens
3 persoon meervoud

Lethaei < Lethaeus Genitief onzijdig enkelvoud
Bijgesteld substantief bij fluminis

Fluminis < flumen Genitief onzijdig enkelvoud
Bezitsgenitief bij latices

Undam < unde Bijwoord

Securos < securus Accusatief mannelijk meervoud
Accusatief na voorzetsel ad+acc

Latices < latex Accusatief mannelijk meervoud
Lijdend voorwerp bij potant

Longa < longus Accusatief onzijdig meervoud
Bijgesteld adjectief bij oblivia

Oblivia < oblivium Accusatief onzijdig meervoud
Lijdend voorwerp bij potant

Potant < potare Actief indicatief praesens
3 persoon meervoud

III. Scansie(kon ik hier niet zetten)
IV. Vertaling fragement

Vertaling:
Intussen ziet Aeneas in de diepliggende vallei
een afgelegen stuk bos en de ritselende struikgewassen van het bos
en de Lethe-rivier die langs de vreedzame huizen voorstroomt.
Rondom deze vlogen talloze stammen en volkeren,
Zoals bijen in een wolkenloze zomer gaan zitten op de gespikkelde
bloemen in de weiden en dartelen rondom de witte lelies,
werd heel de vlakte overstemd door hun gezoem.
Plotseling is hij doodsbang door wat hij ziet en vraagt
de onwetende Aeneas naar de oorzaak, welke rivier stroomt in de verte,
en welke mannen zich in zovele groepen bij de oevers verzamelden.
Toen sprak vader Anchises: De zielen, voorwie een ander lichaam
voorbestemd is, drinken uit de Lethe-rivier van
het zorgen verdrijvende water en een lange vergetelheid.

IV. Verklaring inhoudelijke begrippen

Lethe-rivier: In de Griekse mythologie is de Lethe (Gr. lèthè, ληθη, "vergetelheid") een rivier in de onderwereld, waaruit de doden drinken om hun aardse leven te vergeten.
Fatum: Het fatum was het uitgesproken woord, de uitgesproken wil van Juppiter, de oppergod.

Anchises: Anchises was volgens de Griekse mythologie een zoon van Capys en Themis. Vanwege zijn bijna goddelijke schoonheid verkreeg hij de aandacht van Venus. Bij haar verwekte hij Aeneas. Zij verbood hem dit te vertellen, maar hij deed dit toch. Als straf werd hij door de bliksem getroffen en raakte verlamd. Na de Trojaanse oorlog werd Anchises door Aeneas naar Italië gedragen. Hij stierf tijdens de tocht en werd begraven in Italië.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.