Hoofdvraag:
Wat heeft Vermeer bijgedragen aan de schilderkunst in de 17e eeuw?
Deelvragen:
1.Wat zijn de kenmerken van de schilderkunst in de 17e eeuw?
2.Hoe herken je een ‘Vermeer’? Wat zijn specifieke kenmerken die telkens in z’n schilderijen terug kwamen?
3.Wat voor een interesse had men nog voor Vermeer na zijn dood?
Deelvraag 1: Wat zijn de kenmerken van de schilderkunst in de 17e eeuw?
De kunststroming die je in de 17e eeuw tegenkomt is de barok.
Het tijdperk van de barok werd in grote mate bepaald door dualistische principes, door de spanningen tussen geloof en wetenschap.
Door de Reformatie werd de macht van de kerk van Rome in twijfel getrokken. Om dit verlies aan macht en invloed tegen te gaan, begon de kerk van Rome met de Contra-reformatie. Door een overvloed aan beelden, pracht en praal in de kerken aan te brengen, probeerde de kerk nieuw aanzien te krijgen bij de gelovigen.
De barok is kunst van het gevoel, het is groots en overweldigend. De barok was weer godgericht.
Schilderkunst
Naast religieuze thema's zijn in het bijzonder landschappen en voorname portretten de typische onderwerpen van de schilderkunst in de barok. Opvallend is de dramatische vormgeving van voorstellingen, de voorliefde voor sterke lichtcontrasten, de kleurenrijkdom en de vaak grote schilderijen.
Aan de basis van de schilderkunst in de barok staat Carravaggio die met zijn extreem helder-donker schilderijen veel invloed had in Europa. Een groep schilders die zijn principes volgden, heten de caravaggisten. Naast hem zijn ook nog de Italiaanse barokschilders Annibale Carracci en Guido Reni belangrijk.
In Holland zijn vooral Rembrandt, Johannes Vermeer en Frans Hals van groot belang.
Van de tijdens de renaissance ontstane genres bleven in de schilderkunst de historie, het portret en het landschap bestaan, en werd het stilleven moeilijker te maken. Vooral nieuwe kerken, kloosters en paleizen boden de gelegenheid tot ontplooiing van de schilderkunst. Het mooi maken van de schilderijen was van groot belang. Er was toegenomen behoefte aan verheerlijking van representatie. Dit kon je ook zien in de interieurkunst en de historieschilderingen. De enorme overvloed aan beeldende middelen en de overheersende emotie willen de toeschouwer ontroeren, overreden en meeslepen. Een essentieel element van het denken vormt de ook de symboliek.
De emotie en het grootse gebaar, waarmee bijvoorbeeld Rubens of Cortona zich voornamelijk uitdrukken, zijn echter niet de enige karakteristieken van de barokschilderkunst. Juist een kunstmatig landschap als het Hollandse, of genres als het portret of het stilleven vertonen die simpele, schijnbaar niet ingebeelde vorm die streeft naar verdieping en de inhoudelijke aandacht.
Van het begin af zijn er ook classicistische neigingen geweest, die bij Poussin sterk naar voren komen en juist voor de Franse barokschilderkunst zo karakteristiek zijn geworden. De ontwikkeling in Duitsland is pas laat op gang gekomen en vindt haar hoogtepunt in de 18e eeuw.
Deelvraag 2: Hoe herken je een ‘Vermeer’? Wat zijn specifieke kenmerken die telkens in z’n schilderijen terug kwamen?
Johannes Vermeer werd ook wel de Sfinx van Delft genoemd. Zijn schilderijen waren raadselachtig vanwege de onnavolgbare kleurstelling en het verbijsterende lichtgehalte.
Vermoedelijk maakte Vermeer in totaal zo'n vijfenveertig schilderijen, waarvan er vierendertig bewaard zijn gebleven. Dit betekent dat hij twee à drie doeken per jaar schilderde, wat uitzonderlijk weinig is.
Vermeers vroegste werk omvat een paar schilderijen met religieuze en mythologische onderwerpen, waaronder Christus in het Huis van Martha en Maria en Diana en haar Nimfen. Zijn vroege schilderijen (vooral historiestukken) tonen de invloed van de Utrechtse Caravaggisten (michelangelo). Maar de meeste van zijn beroemdste schilderijen beelden intieme, serene en "burgerlijke" taferelen af, waarop de afgebeelde personen met dagelijkse activiteiten bezig zijn en min of meer door de schilder "betrapt" lijken.
Vermeer was een meester in de weergave van de 'stofuitdrukking', de stofuitdrukking is de manier waarop een kunstenaar verschillende materialen weergeeft. Het gaat om de weergave van verschillende textielsoorten, maar ook om andere materialen, zoals metalen, steensoorten, dierenhuiden etc. Opvallend is het aantal doeken waarop het licht via een links afgebeeld venster binnenvalt, zoals in bijvoorbeeld Het Melkmeisje en De Liefdesbrief. Ook opmerkend is dat Vermeer relatief weinig mannen, en zelden bloemen of planten afbeeldde. Slechts twee belangrijke Vermeers zijn geen interieurs, Gezicht op Delft en Het Straatje, maar dit zijn zeker niet zijn minste schilderijen.
De Astronoom en de De Geograaf nemen een aparte plaats binnen Vermeers werk in, in die zin dat er geen huishoudelijke, maar beroepsmatige activiteiten worden afgebeeld. Op beide doeken staat dezelfde persoon, van wie sommigen denken dat het Vermeers tijdgenoot Antoni van Leeuwenhoek is, die vier dagen na Vermeer in dezelfde kerk werd gedoopt en later hielp de nalatenschap van de kunstenaar te ordenen.
Diverse wetenschappers verdedigen de opvatting dat Vermeer bij het maken van zijn schilderijen gebruik heeft gemaakt van een camera obscura. Als argumenten voeren zij aan: een feilloos ruimtelijk perspectief in Vermeers schilderijen; onscherpe, soft-focusachtige elementen die slechts door het gebruik van een lens kunnen zijn ontstaan en het ontbreken van hulplijnen onder de verflaag. Andere wetenschappers beweren dat er wel hulplijnen zijn gemaakt; namelijk van krijt en krijtlijnen kan je zo wegvegen.
Vermeer zou beïnvloed zijn door het werk van de Rembrandt-leerling Carel Fabritius, die ook in Delft woonde. Men vermoedt dat Vermeers kleurenpalet invloed ondergaan heeft van Hendrick ter Brugghen. Vermeer maakte vrijwel geen tekeningen of ontwerpen, had een snelle penseelvoering, werkte met effen kleuren in grote, dik opgebrachte vlakken. Hij word dan ook niet tot de fijnschilders gerekend. Hij was zorgvuldig bij het aanbrengen van lagen pigment en vernis, die zijn schilderijen de kenmerkende glans en frisheid geven. Vermeers werk wordt algemeen als zeer goed beschouwd, maar niet als vernieuwend.
Christus in het Huis van Martha
Het Melkmeisje
Het Straatje
Deelvraag 3: Wat voor een interesse had men nog voor Vermeer na zijn dood?
Veel informatie die we nu over Johannes Vermeer hebben is te danken aan een jarenlang archiefonderzoek van de Amerikaanse econoom John Michael Montias, hij haalde deze gevens uit justitieboeken of notariële akten.
Na de dood van Vermeer, bleef zijn werk lang ondergewaardeed. In 1866 veranderde dit toen de Franse criticus en journalist W. Bürger een monografie aan hem wijdde. Hij was een radicale republikein en had felle kritiek op de Franse schilderkunst van zijn tijd. Men moest niet alleen religieuze en mythologische onderwerpen afbeelden, maar ook contemporaine onderwerpen. Hij stelde daarom het werk van Vermeer op prijs, die veel ‘burgerlijke’, intieme taferelen afbeeldde.
Bürger zei dat vermeer een onbekend en miskend genie was en noemde hem ‘De Sfinx van Delft’ (Sfinx omdat er over zijn leven zo weinig bekend is). Onder de invloed van Bürger onstond er in de 19e eeuw een jacht op het werk van Vermeer, dat zich tot die tijd vrijwel geheel in Nederland had bevonden. Vooral buitenlandse politici en ondernemers wisten veel van de schilderijen te bemachtigen. De aankoop van ‘Het Melkmeisje’ werd zelfs in de tweede kamer besproken.
Vermeer heeft niet al zijn werken gesigneerd en slechts enkele zijn gedateerd, waardoor er ook nog wel controversie onstaat over de echtheid van bepaalde werken. Het was daarom ook makkelijk voor vervalsers de populariteit van Vermeers werk uit te buiten. De beroemdste is ‘Christus en de overspelige vrouw’ van Han van Meegeren. Deze werd gekocht door Hermann Göring, die jaloers was op Hitlers Vermeer ‘De schilderkunst’. Theo van Wijngaarden, een vriend van Van Meegeren produceerde de vervalsing ‘Lachend meisje’.
Naast al deze informatie die ik van wikipedia heb verwerfd, zijn er nog tientallen andere sites te vinden met heel veel informatie over Johannes Vermeer. De betrouwbaarheid valt te betwijfelen, maar hier zijn wat bronnen die wel gebruikt zouden kunnen worden.
Gezicht op Delft (Een biografie van Johannes Vermeer) door A. Bailey (2002)
Vermeer and his milieu door J.M. Montias (1989)
Kunstzaken over Rembrand, Rubens, Vemeer en vele andere schilders door S. Schama (1997)
Vermeer in het licht. Conservering, restauratie, onderzoek door J. Wadum (1994)
Er is ook veel onderzoek gedaan door Philip Steadman zoals u al eerder had kunnen lezen in dit werkstuk. Hij was vooral geïntreseerd in het gebruik van de camera obscura door Johannes Vermeer (of hij dit wel of niet zou hebben gedaan).
Zoals u kunt lezen was er zeker veel interesse voor Vermeer, zijn leven, zijn schilderijen, zijn technieken en zelfs zijn gedachtengang zijn onderzocht.
Onderzoek van Philip Steadman naar Johannes Vermeer en de camera obscura
Vermeer's Camera, Uncovering the truth behind the masterpieces
Philip Steadman had hypotheses over het feit dat de Vermeer-schilderijen bijna foto’s zijn. Hij claimt dat Vermeer in een Camera Obscura plaats nam. Het voorwerk voor zijn schilderijen werden daar verricht.
Steadman beweert dat Vermeer vaak de interieurs van zijn eigen huis gebruikte, maar dan net wat luxer, een marmeren vloer had hij zeker niet. Vermeer, een ongrijpbare schilder die zich nauwelijks laat analyseren. Hoe meer je weet, hoe meer raadsels er komen.
De kleine omvang van het huis heeft enkelen ook overtuigd de hypothese van Steadman te verwerpen. Steadman beweerde dat Vermeer gebruik maakte van een camera obscura, maar zijn atelier was eenvoudigweg te klein voor zoiets.
Steadman is hoogleraar aan University College London. Zijn boek “Vermeer’s Camera, Uncovering the truth behind the masterpieces” is het resultaat van 20 jaar lange fascinatie voor de schilder.
De schilderkunst 1666-1668 met detail van de kroonluchter
Vermeers huis bestond uit een hoog voorhuis en een laag achterhuis. Het blijkt dat Vermeer het niet breed had voor zijn dood. Na 1672 ging het slecht met Vermeers kunsthandel. Een groot deel moest weg ivm schulden. Het was een redelijk groot huis, maar hij woonde er met zijn vrouw, 11 kinderen en zijn schoonmoeder. Voor zijn tijd hebben zijn interieurschilderijen een ongeëvenaard niveau van artistiek ‘illusionisme’. ‘Bestaan de ruimtes op zijn schilderijen?’ is de vraag van de toeschouwer. Op elk schilderij is elk figuur geplaatst in een heldere ruimte, waarbij meestal het daglicht van links kwam. Door details te analyseren kan men conclusies trekken. Het is in ieder geval geen weergave van zijn eigen leven. De kleding en handelingen zijn nietalledaags. Vermeer toonde goed geklede jonge mensen uit een hoge klasse die zijn vastgelegd bijvoorbeeld tijdens het lezen of schrijven. Daar leefde Vermeer echter niet in, hij leefde in kringen van goed opgeleide handwerkslieden.
het woonhuis van Vermeer
Voor een lange tijd is gesuggereerd dat de schilder de camera obscura gebruikte bij het schilderen. De camera obscura was de voorloper van de fotografische camera. Het is een apperaat waarmee een beeld geprojecteerd kan worden op een scherm. Het beeld kan worden geschetst.
Astronomen gebruikten de camera voor waarnemingen van de zon, als bescherming voor hun ogen. Leonardo da Vinci was de eerste die het gebruikte voor de kunst. In het begin van de 17e eeuw kreeg de camera een handleiding voor architecten en schilders.
Joseph Pennel (etser en lithograaf) speculeerde voor het eerst of Vermeer optische hulp had gebruikt. Er is echter weinig bekend over zijn leven. We weten niet onder wiens leiding hij studeerde en wie zijn leerlingen waren. Geen enkele tekening van hem is bewaard gebleven.
Aantekeningen Vermeer en de camera obscura (video)
Met de camera obscura kun je een beeld projecteren, waarbij het beeld door de lens valt en via een spiegel op het doek verschijnt. Dat beeld stond op z’n kop, maar daar heeft men iets op bedacht. Het is al bijna een foto, de mensen moeten hun ogen hebben uitgekeken.
De beroemde dichter Huygens zei ooit ‘De schoonheid daarvan valt niet in woorden uit te drukken, in vergelijking hiermee lijkt elk schilderij levensloos. Dit is het leven zelf.’
Er kwam een draagbare uitvoering. Het Holland van de 17e eeuw bracht tal van optische instrumenten voort.
De camera obscura
Vermeer kende van Leeuwenhoek, de uitvinder van de microscoop. Het was het tijdperk van verschillende uitvinders, Newton, Galilei met zijn telescoop. Het was het tijdperk van de nieuwe objectieve wetenschap gedefinieerd door Francis Bacon.
Aantekeningen Vermeer en het lijnperspektief (videos)
Vermeer kon goed ruimtelijke illussies schilderen. Aan beide zijden van het schilderij sloeg hij een spijker. Daar maakt hij een draadje vast en smeerde dat in met krijt. Vervolgens liet hij dat draadje op t schilderij klappen (zie afbeelding 1 en 2). Zo kon hij een ruimtelijke illusie schilderen.
Hij werd steeds beter in deze techniek en zijn schilderijen zagen er steeds echter uit. In zijn eerste schilderijen zag alles er nog uit alsof je door een trechter keek. Door de afstandpunten (de spijkers in de muur) verder weg te zetten leken zijn schilderijen steeds echter(zie afbeelding 3).
Aantekeningen Vermeer en zijn wetenschappelijke belangstelling (video)
De 20e eeuw is de eeuw van de ruimtevaart en de technologie, maar de 17e eeuw bood ons voor het eerst een kijk op het heelal die tot op de dag van vandaag zijn waarde heeft behouden.
Voor het eerst werd ons zonnestelsel nauwkeurig in kaart gebracht en het is niet ondenkbaar dat Vermeer zelf in Leiden is geweest om het prachtige model van het heelal te bewonderen.
Vermeer was een kind van zijn tijd, hij was 1 van de weinige grote schilders me t een wetenschappelijke belangstelling. Hij heeft een portret gemaakt van een astronoom, de bol op het schilderij bevat een nauwkeurige weergave van de sterrenhemel, hij zit ten midden van de atributen die bij het beroep van de astronoom horen.
Van Vermeer is nog een schilderij bewaard gebleven, waarop alleen een man staat afgebeeld. De geograaf. Hij brengt de aarde in kaart, zoals de astronoom het oneindige heelal in kaart trachtte te brengen.
Het is niet ondenkbaar dat Vermeer in beide schilderijen dezelfde man heeft afgebeeld. Wellicht heeft 1 van de grote 17e eeuwse geleerde, Antoni van Leeuwenhoek model gestaan. Hij woonde ook in Delft en was vrijwel even oud als Vermeer. Later heeft hij diens testament uitgevoerd, ze moeten elkaar dus wel gekend hebben.
Aantekeningen Antoni van Leeuwenhoek (video)
Leeuwenhoek heeft zo ongeveer alles door zijn microscoop bestudeerd wat hij maar te pakken kon krijgen en waar een rede aan zat om aan te nemen dat er wat te zien zou zijn. Hij maakt het zichzelf niet gemakkelijk, het is bekend dat hij luizen in zijn eigen sok heeft gestopt en ze daar een week in heeft gelaten. Toen hij uiteindelijk z’n sokken uit trok zat het vol met kleine luisjes die hij natuurlijk allemaal heeft bestudeerd. Hij haalde schraapsel van zijn eigen tanden, zijn eigen zaad heeft hij op de microscoop bestudeerd om daar de spermacellen zo waar te nemen. Draadjes wol, het oog van een walvis, het is zo gek niet te verzinnen of hij heeft er naar gekeken en opgeschreven wat hij zag.
De lens is ontzettend klein, goed geslepen stukje glas, vergrotingsfactor ligt in de buurt van de 100 á 150. Het is gevat in een messing framepje, en hij keek van een kant tegen het licht op het preperaatje die aan een pen zat geplakt. Alle schroefdraadjes dienen er toe om het object precies in focus te brengen.
Begrippen
Genres = type schilderij. De volgende genres worden onderscheiden: genrestuk, portret, stilleven, landschap en historiestuk.
Historiestuk = Een schilderij waarop een verhaal of gebeurtenis uit de klassieke oudheid, de Bijbel of de geschiedenis is afgebeeld.
Genrestuk = een schilderij met een al dan niet gefantaseerd tafereel uit het dagelijks leven. Drank en feesten of huiselijke bezigheden vormen het onderwerp. De afgebeelde personen zijn meestal niet bestaand. Het genrestuk herbergt vaak een verborgen boodschap met betrekking tot de moraal.
Stilleven = (genre) schilderij waarop levenloze of dode voorwerpen op een bepaalde wijze gerangschikt zijn afgebeeld.
Landschap = (genre) schilderij waarop een natuurlandschap, stadslandschap of een zeelandschap is afgebeeld. Het landschap is een 17e-eeuws Nederlands specialisme.
Allegorie = abstracte begrippen, zoals deugden en ondeugden worden zichtbaar door ze als personen (personificatie) te laten zien of op een andere wijze te verpakken in een voorstelling. De direct herkenbare voorstelling (in een schilderij of op het toneel) is symbolisch voor een niet direct zichtbare inhoud.
Vanitasstilleven = (genre) een schilderij in de vorm van een stilleven waarbij de afgebeelde voorwerpen een symbolische betekenis hebben. De eindigheid van het leven en de dood staan hierbij centraal. Veel voorkomende voorwerpen zijn: een schedel, een zandloper, en een uitgebluste of bijna opgebrande kaars. Het genre werd vooral in de 17e-eeuw beoefend door Nederlandse schilders.
Groote tour = langdurige reis van welgestelde jongeren naar Italië ter bestudering van de klassieke kunsten.
Classicisme = algemene stijlaanduiding voor kunst- en cultuuruitingen die geënt zijn op voorbeelden uit de klassieke kunst (Grieken en Romeinen) na de Renaissance. Meer specifiek wordt de benaming gebruikt voor de cultuurperiode in de tweede helft van de achttiende eeuw, waarin nieuwe belangstelling voor de klassieken onderdeel is van de Verlichting en leidt tot o.a. opgravingen en opmetingen van het klassieke erfgoed. In deze periode worden de klassieke voorbeelden zeer nauwgezet gevolgd.
Pilaster = platte decoratieve toevoeging aan muurvlak ontleend aan de vorm van een zuil. Zuilvorm opgenomen in de muur, waaruit iets naar voren steekt > halfzuil.
Beiaard = ook klokkenspel of carrillon. Een reeks op toon gestemde klokken. Een beiaard heeft een omvang van tenminste 2.5 octaaf (30 klokken). Het instrument wordt bespeeld door een beiaardier.
Bas-reliefs = een tamelijk vlak beeldhouwerk waarbij de figuren slechts geldeeltelijk van een achtergrond loskomen.
Rederijkers = beoefenaars van de toneelspeelkunst. De rederijkers verenigden zich in een rederijkerskamer. Meestal waren het gegoede burgers met een klassieke opleiding.
Tableaux vivant = levend schilderij, bestaande uit een of meerdere stilstaande personen. Bewegingloze voorstelllingen door mensen waarin een verhaal of gebeurtenis wordt uitgebeeld. Meestal betreft het een verhaal uit de klassieke oudheid, de bijbel op geschiedenis.
Amfitheater = theater of stadion met een ronde of ovaalvormige plattegrond. Rond een speelveld, de arena, zijn de zitplaatden trapsgewijs aangebracht, zoals bij een tribune. Bouwtype voor het eerst gebouwd bij de romeinen.
Treurspel = ook tragedie. Toneelspel met ernstige inhoud ontstaan in het midden van de 6e eeuw voor Christus in Athene. Bestaat uit een proloog gevolgd door drie tot vijf bedrijven. \inhoud mythologisch. Vaste regels, zoals de eenheid in tijd, plaats en handeling. De tragedie als theatervorm is door de eeuwen heen altijd blijven bestaan, al dan niet in aangepaste vorm.
Klucht = komisch toneelstuk over ‘het dagelijks leven’. Het verhaal en de gesproken tekst zijn vaak grof en volks.
Blijspel = ook wel komedie. Vorm van het drama dat zich vooral van de tragedie onderscheidt door een andere kijk op de mens en wereld, door een zekere toegeeflijke glimlach. Kenmerken: een lichtere intrige, een oppervlakkige karaktertekening en een goede afloop.
Toccata = een vitruoos werk zonder een vast omschreven vorm. Kenmerken zijn brede akkoorden en scherp tegengestelde passages. Werk voor een toetsinstrument of luit.
Klavier = het toetsenbord van toetsinstrumente, voorbeelden: piano, klavecimbel.
Collegium musicum = Een gezelschap van burgers die in besloten kring bijeenkwamen om voor hun eigen genoegen te zingen en te spelen. Vaak onder leiding van een ‘meester’. De luit was het meest gebruikte begeleidingsinstrument.
Etstechniek = diepdruktechniek waarbij een voorstelling in lijn of structuur door middel van zuur gebeten wordt in een metalen plaat. De etstechniek kan in combinatie gebruikt worden met de droge-naaldtechniek. Kunstenaar: Rembrandt
Droge-naaldtechniek = Een diepdruktechniek waarbij met een scherpe naald direct op een plaat wordt getekend. Langs de lijn ontstaat bij het krassen een opstaande braam. Bij het ininkten van de plaat ontstaat een fluwelige diep-zwarte toon. Kunstenaar: Rembrandt
Hoofdvraag/conclusie: Wat heeft Vermeer bijgedragen aan de schilderkunst in de 17e eeuw?
De schilderkunst van Vermeer hoorde in zijn tijd bij de Nederlandse Barok. (De voornaamste beeldende kunst van die tijd). Vermeer was samen met Rembrandt en Frans Hals één van de drie belangrijkste Nederlandse schilders van die tijd.
Hij had voor zijn tijd een onnavolgbare kleurstelling en een verbijsterend lichtgehalte in zijn schilderijen.
De meeste schilderijen van die tijd waren gemaaakt met mythologische of religieuze doeleinden. Vermeer schilderde juist burgerlijke taferelen.
Opvallend is dat in zijn schilderijen vaak het licht van links komt en het meestal interieurschilderijen zijn. Hij schilderde haast nooit planten, bloemen en mannen.
Hij had interesse voor de wetenschap, als één van de weinige schilders van die tijd. Hij heeft ook twee schilderijen gemaakt waarop een beroep staat afgebeeld. Waarschijnlijk waren op deze schilderijen dezelfde persoon afgebeeld (Antoni van Leeuwenhoek).
Sommige wetenschappers beweren dat Vermeer gebruik heeft gemaakt van een camera obscura door zijn feilloze ruimtelijke perspectief in zijn schilderijen. Het ontbreken van hulplijnen beargumenteerd ook dat hij gebruik zou kunnen hebben gemaakt van de camera obscura. Hij heeft dus megineen laten stil staan bij dit fenomeen.
Er zijn ook al een aantal boeken over hem geschreven, of in ieder geval over zijn techniek. Hij heeft dus een zekere historische bijdrage geleverd aan de kunst in de 17e eeuw.
Bijlage:
Samenvatting KAL hoofdstuk 7
Gouden eeuw in de Nederlanden
In de 16e eeuw heerst de Spaanse koning over Nederland. Mensen verzetten zich, maar het (zuidelijke deel van Nederlands) Antwerpen valt. Mensen, waaronder handelslieden vluchten naar noordelijke deel van Nederland (Amsterdam). Amsterdam wordt hierdoor economisch centrum.
Regenten en kooplui
Rond 1600 schildert Frans Hals een huwelijksportret waar een regente en koopman op staan afgebeeld. Op dit schilderij zijn de twee belangrijkste bevolkingsgroepen afgebeeld; regenten en kooplieden.
De schilder en zijn model
In 1648 is zuidelijke deel (huidige België) voorgoed gescheiden van noordelijke deel van Nederland. In ‘De Schilderconst’ van Johannes Vermeer kan je zien dat Vermeer nog steeds moeite had met de scheiding van het noordelijk protestantse Nederland van het zuidelijk katholieke Nederland. Vermeer stond bekent om zijn juiste perspectieve verhoudingen in schilderijen. Hij heeft uiteindelijk 40 schilderijen gemaakt. Naast kunstenaar was hij herbergier, kunsthandelaar en zijdewever.
Overvloed en matigheid
Een nieuw geloof
Johannes Calvijn verspreid vanaf 1541 calvinisme wat de samenleving in Nederland ingrijpend veranderd. Calvijn was het niet eens met overdadige weelde van kerken en het kopen van een plek in de hemel. Piet Saenredam schildert in 1649 het interieur van de kerk in Assendelft waarin leegte, rust en eenvoud domineren.
Kunstverzamelingen
In 17e eeuw was matigheid volgens de kerk goed. Voor welgestelde burgers was dit moeilijk vanwege de toegenomen welvaart. De welvaart van brede lagen van de bevolking leidt tot een grote vraag naar (toegepaste) kunst. De rijke burgerij bezat mooi versierde grachtpanden en veel schilderijen. Kunst liet zien dat je welvarend was en het was een spaarpotje voor later.
Alledaagse onderwerpen
De lagere klassen kochten vaak kant en klare schilderijen. De onderwerpen in deze Nederlandse schilderijen zijn vaak alledaags, zoals in het schilderij ‘Het Straatje’ van Johannes Vermeer. Emanuel de Witte maakte in de 17e eeuw schilderijen waarop rijke mensen zijn afgebeeld.
Bron bij figuur 7.5: Veel Nederlandse perspectief schilderijen uit de 17e eeuw lijken fotografisch exact. In veel ateliers stond ook een camera obscura. Het is heel goed mogelijk dat Anthonie van Leeuwenhoek en Johannes Vermeer elkaar goed kende. Anthonie was namelijk specialist op het gebied van lenzen en Vermeer maakte schilderijen die fotografisch exact waren.
Burgerlijk kunst, raadsels en bedrog
Verboden liefde
In veel 17e eeuwse schilderijen zit een dubbele betekenis. In ‘Het toneel van de wereld’ van Jan steen zie je een vrolijk tafereel in een herberg. In het schilderij zitten verwijzingen dat in het café alle dingen gebeuren die God verboden heeft. Jacob Cats schreef in die tijd een boek waarin de betekenis van die dubbele betekenissen instonden.
Kunstproductie in genres
Schilders specialiseerde zich in 5 genres: historiestuk, portret, genrestuk, stilleven en het landschap. Johannes van der Beeck schilderde in die tijd een vanitasstilleven; een stilleven met een waarschuwende boodschap. Het Nederlands landschap word afgebeeld in landschapgenres. Er wordt nog getwijfeld of deze landschappen wel realistisch waren.
Imitatie-Chinees porselein uit Delft
In 17e eeuw was chinees porselein zeer geliefd. Voor wie dat niet kon betalen was er imitatieporselein uit Holland; Delfts blauw. Versieringen werden eerst gekopieerd, maar later werden er ook Hollandse taferelen afgebeeld. Adriaen Kocks kreeg de opdracht om een tulpenvaas te maken voor Willem III. Door deze bestelling heeft delfts blauw dezelfde status gekregen als het voormalige voorbeeldporselein uit China.
Een nieuw stadhuis
Paleis van de vrede
Door de extreme groei van Amsterdam besloten de burgemeester van Amsterdam in 1640 een groter stadhuis te bouwen. Na veel discussies moest het er in 1648 toch van komen. Het gebouw komt op de dam. De architect Jacob van Campen maakt het ontwerp. In de zomer van 1648 is het ontwerp klaar en intussen is er vrede met Spanje. De republiek en Spanje hebben een vredesakkoord getekend, Amsterdam heeft nu geld voor andere zaken. Het stadhuis is ook een vredesmonument. De eerste steen roemt de burgemeesters van Amsterdam om hun vredestichtende invloed.
Duurzaamheid, nuttigheid en schoonheid
Jacob van Campen heeft nadat hij zijn meersterproef heeft afgelegd, zijn grote tour door Italië gemaakt. Hij bestudeert klassieke kunst en vindt dat de symmetrie en harmonie goed aansluiten bij het calvinisme. Vitrivus, een theoreticus heeft een boek geschreven over de regels van klassieke architectuur, hij ziet de basis van klassieke architectuur in harmonie. Van Campen bewondert hem, en streeft ook naar deze harmonie. De duurzaamheid wordt bepaald door stevigheid en de keuze van bouwmaterialen, Het nut van het gebouw wordt bepaald door de functie te vergelijken met het ontwerp. De schoonheid wordt bepaald door symmetrie en harmonie.
Het stadhuis: een burgerlijk paleis
Het stadhuis is een classicistisch paleis. Bestuurders tonen hun macht op majestueuze wijze. Het gebouw is symmetrisch en de gevels kennen een regelmatige indeling. Met Ionische en Corinthische pilasters wordt de 1e verieping versierd. De tweede enkel met Corinthische pilasters, het vertegenwoordigt macht. Het gebouw heeft een ronde toren met een beiaard. Van Campen heeft de Vitruviaanse voorschriften precies toegepast in de afmetingen. De burgerzaal functioneert feitelijk als overdekt stadsplein. Het symboliseert de vrijheid van burgers onder wacht van hun bestuurders. Het hele gebouw is versierd met classicistische kunstwerken, deze zijn vooraf vastgelegd. De stad, haar welvaart en haar bestuurders staan hier centraal.
Een stenen boodschap
Vrede, macht en handel
In 69 na Christus bevrijdden de Batavieren zich van het juk van de Romeinse overheersing. De geschiedenis van deze opstand is een dankbaar verhaal om de eigen onafhankelijkheidsstrijd te verklaren. Als op 5 juni 1648 de vrede is getekend, barst er een groots feest los. In de stad worden er vertoningen van tableaux gepresenteerd. De schrijver Jan Vos maakt een aantal voorstellingen waarin de macht van de stad centraal staat. Van Campen gebruikte later sommige stukken in ontwerpen voor het stadshuis.
‘Klassieke’ kunst
Doordat de Amsterdamse regenten hun stad graag spiegelen aan het welvaende rome leidde de bouw van het stadhuis tot grote kunstopdrachten. Van Campen maakt de regels, de kunstenaars voer uit. Het stadhuis wordt zo een geheel. Artus Quellinus werd naar Amsterdam geroepen om beeldhouwwerken te maken. Hij heeft de klassieke en moderne beeldhouwkunst bestudeerd. Het Lucasgilde van de Amsterdamse kunstschilders sleept veel schilderopdrachten binnen. Rembrandt van Rijn krijgt ook een opdracht, het schilderij heeft er maar kort gehangen. Het harmonieerde niet genoeg met de andere schilderijen. Govert Flinck maakte nog een groot historisch schilderij. Flinck vergelijkt hierin de bestuurders van Amsterdam met histoische helden. Hij sterft helaas te vroeg, anders was hij de grootste schilder-decorateur van het stadhuis geworden.
Burgerzaal en de Vierschaar
Op de eerste verdieping van het stadhuis lopen honden en spelen kinderen. In het hart van het gebouw ligt de Burgerzaal, een soort plein. Er om heen lopen galerijen met kantoren. Quellinus maakte beelden die passen bij de beelden aan de buitenkant. De wereld en hemelkaart ligt afgebeeld op de marmeren vloer. Aan de voorkant van het stadhuis bevindt zich een rechtszaal waar alleen de doodstraf wordt uitgesproken, de ‘Vierschaar’. In de zaal tonen 3 bas-reliëfs voorbeelden van goede rechtspraak.
Toneel van de wereld
Heren met rappe tong
Het Nederlandse toneel komt in de 15e eeuw in handen van de rederijkers, klassiek geschoolde burgers, die de retorica (1 van de 7 klassieke kunsten) beoefenen. Er wordt aan toneelspel gedaan en aan beoefening van de rappe tong. Optredens vinden plaats in een lokaal of op straat. Er werden toneelstukken met maatschappijkritische ondertoon gespeeld, tot ergernis van het stedelijk gezag. Langs de route van een optocht bouwden beeldhouwers triomfbogen, hier bovenin bevond zich een podium. De rederijkers speelden hierin vaak historische gebeurtenissen. Deze tableaux vivants werden vaak begeleid met speciaal geschreven teksten.
Schouwburg
De rederijker Samuel Koster sticht in 1617 ‘De Nederduytsche Academie’. Het heeft de opdracht om het Nederlands te ontwikkelen en bevorderen. Er worden Nederlandstalige wetenschappelijke colleges gegeven en er wordt toneel gespeeld. In 1637 wordt het gebouw gesloopt en er wordt door Jacob van Campen de eerste Amsterdamse Schouwburg gebouwd. Een classicistisch amfitheater, waarin elke stand z’n eigen plaats heeft. In de zaal zit een groot raam waardoor het toneel verlicht wordt. Er kunnen wisselende decorplaten worden opgehangen en er zijn takels en valluiken. Joost van den Vondel, die overigens het woord ‘schouwburg’ heeft bedacht, schrijft speciaal voor de opening het klassiek geïnspireerde drama Gysbreght van Aemstel, waarin het middeleeuwse Amsterdam op Trojaanse wijze wordt veroverd.
De klucht
Door de schouwburg komt er regelmaat in het Amsterdamse toneelaanbod. Een normale voorstelling begint met een treurspel, gevolgd door een klucht. Er zijn ook stukken met klassieke of Bijbelse vertellingen en blijspelen (populair). De schrijvers verdienen niet veel, maar Joost van den Vondel en Pieter Corneliszoon Hooft verdienen op een andere manier bij. De populaire Gerbrand Adriaenz Bredero niet. Hij beschrijft in zijn gedichten zijn ruige leven met drank en vrouwen. De klucht houdt het publiek een spiegel voor en geeft de toeschouwer ontspanning en een wijze les.
Vertier en muziek
Wandelmuziek
In de eerste centrale bijeenkomst van de protestantse kerken is besloten dat kerkorgels niet meer zouden worden gebruikt, omdat ze de protestantse diensten alleen maar zouden verstoren. Na de reformatie zijn niet langer de kerken, maar de stadsbesturen de baas over de orgels en de kerktorens met beiaards. In het kerkgebouw wordt nu gedeeltelijk ook geflaneerd, geflirt of wat gekletst. De kerken zijn open voor iedereen. Een nieuw fenomeen voor Europese muziek zijn organisten die elke dag concerten verzorgen. Stedelijke regenten hopen dat het publiek kiest voor het orgelconcert en niet voor de kroeg. In 1578 krijgen de stadsbestuurders beschikking over een groot componist en organist; Jan Pieterszoon Sweelinck.
Dansende vingers
De stadsorganist vult de kerken met vrije improvisaties, psalmen, dansmuziek, variaties op wereldlijke melodieën en bewerkingen van Italiaanse madrigalen. Sweeling is echter nooit professioneel geschoold in het orgelspel. Hij kwam in eerste instantie in dienst van de Oude Kerk als zangmeester. Sweelinck werd beïnvloed door Engelse en Italiaanse muziek. Hij maakt uiterst knappe orgelvariaties en psalmen, die zelfs uit Duitsland leerlingen lokken (ook Bach). Sweelinck publiceert vooral vocale composities. Instrumentale werken zijn vaak voor eigen gebruik. In het moeilijke Toccata in C zitten passages waarin de vingers snel over de breedte van het klavier moeten bewegen.
Meezingers
In de burgerlijke Nederlanden worden de avonden gevuld met samenzang, vaak bekende melodieën met nieuwe teksten. Gegoede burgers en beroepsmusici bespelen instrumenten. Stedelijke musici zijn verplicht muzieklessen te geven aan het collegium musicum aan gegoede middenstanders (zoals het bespelen van luit, klavecimbel of orgel). Het zijn polyfone muzikale werken. Na de muziek wordt er gegeten. De blinde stadsbeiaardier Jacob van Eyck ondekt een manier om klankzuivere klokken te gieten. Hij speelt in de Domtoren en ’s avonds op de fluit romantische dansmuziek en psalmen. In ‘Der Fluyten Lusthof’ publiceert hij 150 van deze melodieën.
Rembrandt van Rijn
Veranderende tijden
Doordat zijn eerdere stijl van schilderen niet genoeg aansluit, krijgt Rembrandt een nieuwe stijl die zich kenmerkt door grove kwaststreken en grote licht-donkercontrasten. Alleen datgene wat voor de essentie van het verhaal belangrijk is, vangt de aandacht van de kijker. In de loop van de jaren heeft Rembrandt een eigen stijl ontwikkeld, die helaas niet erg populair bij opdrachtgevers is. Op het laatst gebruikt hij voornamelijk religieuze thema’s, die op dat moment niet geschikt zijn voor de kunstmarkt. Dit leidt tot zijn faillissement. Rembrandt ontwikkelt zich tot graficus. Hij ontwikkelt de eenvoudige etstechniek tot een zelfstandige kunstvorm. De droge-naaldtechniek wordt bijvoorbeeld toegepast.
Amsterdamse normen
In 1632 gingen de zaken goed. Rembrandt wordt een gerenommeerd kunstenaar. In 1633 huwt hij Saskia van Uylenburch. Hij betrekt een door Jacob van Campen verbouwd pand dat ook als werkplaats en kunsthandel dient. Voor honderd gulden krijgen welgestelde kinderen en meester-leerlingen klassikaal een gedegen kunstopleiding. Rembrandt geeft veel geld uit aan kunst en curiosa. Dit samen met zijn onwil zich aan de markt aan te passen leidt tot zijn financiële ondergang.
Kunst voor de burger
De katholieke kerk verliest rond 1600 steeds meer terrein. De Nederlandse stadsbevolking kiest vooral voor protestantisme. De Spaanse overheerser krijgt het steeds moeilijker. De noordelijke Nederlanden vormen een burgerlijke republiek. In de nieuwe republiek stijgt de welvaart sterk, ook voor gewone arbeiders. Dit is erg anders in de rest van Europa. De mensen versieren hun huizen massaal met kunst. Het geloof speelt een belangrijke rol in de samenleving. De kunst houd je een spiegel voor. Steden verzorgen openbare concerten. In toneelstukken krijgt men een les en wordt vermaakt. Grote 17e-eeuwse kunstenaars meten zich met de rijksten. De kunst laat de alledag zien of zoekt aansluiting bij de klassieken en de (internationale) barok.
REACTIES
1 seconde geleden