Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Internet

Beoordeling 6.2
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • Klas onbekend | 1934 woorden
  • 28 maart 1999
  • 46 keer beoordeeld
Cijfer 6.2
46 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Inhoud -geschiedenis van internet -hoe werkt internet -diensten op het internet -wat heb je nodig voor internet -de toekomst van internet Geschiedenis van internet Het internet is ongeveer twintig jaar geleden ontstaan. Het Amerikaanse ministerie van Defensie deed toen een poging om haar netwerk, genaamd Arpanet, te koppelen aan diverse andere radio-en satellietnetwerken. Het was de bedoeling dat het netwerk altijd bleef werken, ook als er diverse computers zouden uitvallen. De gegevens werden verstuurd met het Internet Protocol, afgekort IP. Dit kun je zien als de manier waarop de computers gegevens in een envelop stoppen en ze adresseren. Bedrijven die al een lokaal netwerk hadden binnen het bedrijf hadden ook wel interesse in een aansluiting op het Arpanet. Zo konden gebruikers van het ene bedrijfsnetwerk communiceren met de gebruikers van een ander bedrijfsnetwerk. Een aantal jaren later kwam de National Science Foundation, een Amerikaanse regeringsinstelling met het idee om een netwerk op te richten. Deze instelling had namelijk vijf supercomputercentra gesticht op grote universiteiten. Er waren echter meer mensen die gebruik wilde maken van deze computers voor wetenschappelijk onderzoek. Door een netwerk zouden alle gebruikers toegang kunnen krijgen tot de supercomputers. De NSF probeerde eerst om het Arpanet te gaan gebruiken voor de communicatie, maar dat mislukte omdat men het niet eens kon worden over de leiding van het netwerk. Daarom richtte men een eigen netwerk op, gebaseerd op de IP-technologie van Arpanet. De snelheid waarmee de supercomputers verbonden waren was 56000 bits per seconde. Dit komt overeen met 2 getypte velletjes per seconde. Al snel bleek dat de capaciteit van het NSF-netwerk niet toereikend was. In 1987 werd heel het netwerk vervangen met hulp van IBM en MCI. Het oude netwerk werd voorzien van snellere computers en twintig maal zo snelle telefoonlijnen. Deze verbeteringen gaan voortdurend door en het mooie is dat het netwerk blijft werken. Een van de doelstellingen van NSF was dat iedereen die een universitaire opleiding volgde, het internet moest kunnen gebruiken. Later werden dan ook alle universiteiten aangesloten op internet. De studenten hebben er voor gezorgd dat het internet ook in trek kwam bij bedrijven, want zij overtuigden hun werkgevers van de voordelen die internet bood. Dit proces ging steeds verder, want op dit moment zijn ook bijna alle onderwijsinstellingen aangesloten en ook het aantal aansluitingen bij particulieren thuis neemt zeer snel toe. De werking van internet De techniek achter internet is heel goed te vergelijken met de manier waarop de posterijen hun post bezorgd. De bekabeling van internet is te vergelijken met de auto's, treinen en vliegtuigen die de posterijen gebruiken om de post te transporteren van de ene naar de andere plek. De verdeelpunten van de posterijen heten op internet routers. Zij beslissen hoe de post verder moet reizen. Niet alle verdeelpunten hebben een directe verbinding met elkaar. De post van kleine plaatsen gaat eerst naar een grotere plaats met een verdeelpunt. Daar vandaan gaat de post naar een ander verdeelpunt, net zolang totdat er eentje is in de buurt van de bestemming. De router kijkt dus waar de gegevens heen moeten en hij beslist dan naar welke volgende router ze verzonden moeten worden. Brieven moet altijd in een envelop worden gedaan met daarop het adres een postzegel. Zo zijn er op internet ook regels. Die regels heten protocollen. Het Internet Protocol zorg ervoor dat de routers aan de hand van de adressering weten wat ze met de gegevens moeten doen. Het Internet Protocol heeft eigenlijk dezelfde functie als de envelop bij gewone post. Aan het begin van iedere boodschap bevindt zich de adresinformatie. Die adressen bestaan uit vier getallen die allemaal kleiner zijn dan 256. Ze worden door punten van elkaar gescheiden. Een voorbeeld hiervan is 192.122.36.5

Het adres bestaat in feite uit 2 delen: het eerste gedeelte geeft aan tot welk netwerk de geadresseerde behoort en het laatste gedeelte staat voor de computer die het pakketje moet ontvangen. Ook dit adres is weer te vergelijken met een gewoon adres. De postcode en de plaatsnaam samen zijn een soort netwerkadres, zij geven aan naar welk postkantoor de brief moet worden verstuurd. De straatnaam en het huisnummer komen overeen met het computeradres. Omdat het niet mogelijk is om alle gegevens in 1 keer te verzenden wordt de informatie verdeeld in stukjes, die pakketten heten. Hierdoor wordt voorkomen dat de 1 gebruiker het hele netwerk voor zich opeist en komt iedereen aan bod. Het betekent ook dat bij overbelasting van het netwerk de prestaties voor alle gebruikers even snel achteruit gaan. Het kan dus nooit zo zijn dat het grootste gedeelte van de gebruikers helemaal niet kan werken terwijl een paar gebruikers alle capaciteit gebruiken. Met het Internet Protocol alleen zijn we er nog niet, want er zijn nog diverse problemen die moeten worden opgelost. De meeste blokken informatie zijn groter dan 1 pakketje. De posterijen accepteren immers ook niet alleen briefkaarten. Daarnaast kunnen er dingen misgaan. Net als bij de posterijen raken erop internet weleens pakketje kwijt of worden ze beschadigd. De posterijen kunnen dit laatste niet zo goed oplossen, maar het Internet kan dat wel. Als laatste is er nog het probleem dat de pakketjes niet altijd in de goede volgorde aankomen. Voor al deze problemen is er het Transmission Control Protocol, afgekort TCP. TCP neemt de informatie die verstuurd moet worden in ontvangst en verdeelt die in stukken. Ieder stuk krijgt een nummer, zodat de stukken bij ontvangst kunnen worden gecontroleerd en in de juiste volgorde gezet kunnen worden. De gegevens die verzonden moeten worden gaan dus eerst in een TCP-envelop en daarna in een IP-envelop. Voor beschadigde pakketjes heeft TCP ook een oplossing. Van de gegevens berekent TCP een zogenaamde checksum. Dit is een uitkomst van een berekening die alleen klopt als alle gegevens goed zijn aangekomen. Als dit niet klopt vraagt de ontvanger gewoon om het pakketje nogmaals te versturen. Er is ook nog een systeem om de adressen die bestaan uit getallen om te zetten in namen. Dit heet het domein-namensysteem. Als de computer een naam krijgt ingevoerd moet hij deze naam in een lijst opzoeken waar naast die namen het adres met de nummers staat. De domeinnamen op internet zijn op een bepaalde manier opgebouwd. Eerst is er een naam voor de dienst die wordt gebruikt, dan de naam van de computer en dan een achtervoegsel. Dit achtervoegsel kan een afkorting van een land zijn, maar ook bijvoorbeeld com voor commerci‰le organisaties of edu voor onderwijsinstellingen. Een voorbeeld van een internetadres is www.omroep.nl. Www staat voor de dienst World Wide Web, omroep is de naam van de computer van de publieke omroep en nl staat voor Nederland. Toepassingen op Internet De bekendste toepassing op internet is het world wide web, afgekort als WWW. De meeste mensen denken dat internet hetzelfde is als WWW, maar dat is niet zo. Het world wide web is een gigantisch web van met elkaar verbonden bestanden, die documenten of pagina's worden genoemd. De bestanden worden geexploiteerd door informatieaanbieders. Alle documenten hebben een eigen adres. Zo'n adres wordt een URL genoemd, wat staat voor Universal Resource Locator. De WWW-documenten bevatten naast tekst ook plaatjes en hyperlinks. Hyperlinks zijn verwijzingen naar andere documenten op dezelfde site of naar documenten op andere sites. Door steeds gebruik te maken van de hyperlinks surf je over internet. Om toegang te krijgen tot het WWW heb je speciale software nodig. Deze software wordt een browser genoemd. Via de browser kan de WWW-gebruiker communiceren met de computer waar de site op staat. De bekendste browsers zijn Netscape Navigator en Microsoft Internet Explorer. Om informatie te zoeken op internet kun je gebruik van een zoekmachine. Dit zijn computers die constant het internet afzoeken naar documenten en deze documenten worden vervolgens gekoppeld aan een of meer trefwoorden. Ook is het mogelijk om op thema te zoeken. Je kiest bijvoorbeeld eerst voor sport, daarna voor voetbal en dan voor wereldbeker. Bij sommige zoekmachines kun je ook een Engelse vraag ingeven als zoekopdracht, maar hierbij heb je minder controle over de resultaten van de zoekopdracht. De meest gebruikte toepassing op internet is E-Mail. Als gebruiker van e-mail heb je een eigen postbus bij een internetaanbieder. Deze kun je op elk moment van de dag legen. Alle berichten die voor jou bestemd worden net zo lang bewaard totdat je ze ophaalt. Een e-mail adres ziet er uit als gebruikersnaam@internetaanbieder.landcode In een mailprogramma kun je de schrijven en lezen. Zo'n mailprogramma zit geintegreerd in de nieuwste browsers, maar er zijn ook losse mailprogramma's die nog meer functies bevatten. Naast persoonlijke e-mails zijn er ook nieuwsbrieven die naar een grote groep mensen worden verstuurd. Deze nieuwsbrieven hebben iets weg van een tijdschrift, want ze verschijnen op een vast tijdstip en je moet je er ook op abonneren. Een voordeel is dat ze bijna altijd gratis zijn. Naast het World Wide Web en E-mail zijn er nog veel meer toepassingen op internet. Op usenet zijn allerlei discussiegroepen te vinden waar je openbare berichten in kunt plaatsen. Via IRC kun je praten met andere internetgebruikers. Dit gebeurt door het intypen van regels tekst. FTP is er voor het verzenden en ontvangen van computerbestanden, zoals programma's en spelletjes. Er zijn nog veel meer toepassingen op internet, maar ik heb alleen de belangrijkste willen noemen.
Wat heb je nodig voor internet? De belangrijkste eis is natuurlijk een computer. Deze computer hoeft niet supersnel te zijn. De meeste toepassingen vragen namelijk niet zoveel van je computer. De meest gebruikelijke manier om verbinding te leggen met de internetaanbieder is via de telefoonlijn. Om je computer de telefoonlijn te laten gebruiken heb je een modem. Dit is een apparaat dat er voor zorgt dat de digitale signalen van de computer worden omgezet in analoge signalen waar het telefoonnetwerk mee werkt en andersom. Er ook digitale telefoonlijnen die ISDN-lijnen worden genoemd. Voor deze lijnen heb je een ISDN-kaart nodig. De laatste tijd is ook het internetten via de kabel in opmars. De kabel is namelijk veel geschikter om gegevens mee te verzenden en ontvangen. Daardoor is internetten via de kabel veel sneller dan via de telefoonlijn of de ISDN-lijn. Ook voor de internetten via de kabel heb je een speciaal modem nodig. Een belangrijk voordeel is dat er geen telefoonkosten zijn. Naast de apparatuur is er ook nog een abonnement bij een internaanbieder nodig. Er zijn abonnementen voor een 5 of 10 uur internetten per maand of voor een onbeperkt aantal uren per maand. Het beperkte abonnement kost ongeveer 10 a 15 gulden per maand en het onbeperkte abonnement ongeveer 30 gulden per maand. Daarnaast zijn er nog de telefoonkosten. Deze zijn 3,60 per uur in de piekuren en 1,80 per uur in de daluren en op zaterdag. Op zondag is internetten het goedkoopste. Dan is het tarief slechts 1,20 per uur. Voor een abonnement op internet via de kabel betaal je tussen de 50 en 100 gulden per maand. Dit is vaak inclusief de huur van een kabelmodem. Internetten via de kabel is niet altijd goedkoper. Alleen als je heel vaak internet heb je er voordeel bij. De toekomst van internet De groei van het aantal gebruikers is enorm. Het probleem is dat er steeds vaker files ontstaan op internet. Dit komt niet alleen door de groei, maar ook omdat de gebruikers steeds grotere hoeveelheden informatie versturen en ontvangen. Gelukkig wordt er hard gewerkt om de capaciteit van internet te vergroten. Een toepassing die steeds populairder wordt is het winkelen via internet. Je kunt op dit moment al heel veel kopen via internet. Het enige wat je nodig hebt is een creditcard. De meest verkochte producten zijn boeken en cd's, maar in de toekomst zullen er steeds meer soorten producten bijkomen. Ook wordt het steeds veiliger om te betalen via internet.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.