Hoofdstuk 1: “Het ontstaan van de ramp”
Half Nederland ligt onder de zeespiegel en werd alleen door de dijken voor het water van de Noordzee beschermt. Voor 1953 werd er veel meer geld aan het leger besteed dan aan de dijken. Wel 200 keer zoveel geld als aan de dijken. Dit kwam omdat 8 jaar voor de ramp de tweede wereldoorlog was afgelopen. Hieronder is daar een tekening van te zien.
Te laag en te smal
De dijken waren te laag en te smal. Ze waren soms maar 1,5 meter breed, daarom werden ze ook wel kattenruggen genoemd. Als je er met hoog water op liep voelde je ze bewegen. Toen op 7 april 1943 het water erg hoog stond waren kilometers dijk te laag. Het water stond toen een paar decimeter lager dan bij de overstroming in 1906.
In 1939 werd een Stormvloedcommissie ingesteld door de minister van Verkeer en Waterstaat. Zij moest onderzoeken welke stormvloedstanden langs de Nederlandse kust verwacht konden worden.
In augustus 1940 rapporteerden zij dat Nederland zich moest voorbereiden op een stormvloed van 4 meter boven N.A.P. bij Hoek van Holland. In de rampnacht steeg het water bij Hoek van Holland tot 3,85 meter boven N.A.P., dit was 15 centimeter lager dan de voorspelde hoogte in 1939!
In 1944 volgde er weer een rapport. Kilometers dijk zullen bij een stormvloed overstromen. Het water zal dan zo'n 60 tot 80 centimeter hoog over de dijken stromen. Bij Stavenisse is op één plek het hoogte-tekort niet minder dan 1,8 meter! In de rampnacht zal deze dijk over een lengte van 1800 meter breken.
Zwakke dijken
De dijken zijn niet alleen te laag en te smal, ze zijn ook te steil en slecht van samenstelling. In de dijken was veel zand verwerkt in plaats van klei en een goede afdeklaag ontbrak.
Een goede dijk is gemaakt van klei, loopt schuin af en heeft een sterk talud. Dat wil zeggen dat de dijk aan de buitenzijde is bekleed met steen of asfalt.
Tijdens de ramp sloeg het water over de dijken heen, daardoor werden ze aan de zwakke binnenkant uitgehold. Dit leidde uiteindelijk tot dijkval of dijkbreuk. Soms kwam de dijk over een lengte van tientallen meters in beweging en stortte in. Vloedgolven hadden daarna vrij spel.
Dieren
Mollen en konijnen tastten de stevigheid van de dijken aan. Ook koeien die altijd het zelfde pad liepen droegen bij tot de zwakte van de dijk. Bovendien werden aan onderhoud en aanleg te weinig aandacht besteed.
Oorlogsschade
In het laatste oorlogsjaar (1944) zetten de Duitsers grote delen van het westen van ons land onder water. Deze inundatie tastte de binnen- en de buitendijken aan. De bezetters sloegen ook palen in de dijken en groeven mangaten.
Moderne dijken
Moderne dijken worden in vergelijking met de dijken van voor de ramp heel wat steviger uitgevoerd. Ze hebben een sterk talud. Ze zijn breder. Ze bevatten voldoende kleilagen en zijn breed.
Hoofdstuk 2: “Interview”
Interview 1:
1.Mag ik u interviewen over de watersnoodramp? - Ja dat is goed, Mag ik Zeeuws praten? 2. Ja, hoor. Hoe heet u? - Wilhelmina Johanna Kooijman. 3. Wanneer bent u geboren? - 21 mei 1940. 4. Waar bent u geboren? - In Nieuwerkerk. 5. Weet u nog iets over zaterdag 31 januari? - Ja, het was een rusige dag net als anders, alleen stormde het heel erg enne ik ging toen een half jaar naar de middelbare school in Zierikzee, want van heel het eiland ging iedereen naar Zierikzee, want daar waren de scholen. 6. Had u al een waarschuwing gehad, of dacht iedereen dat de dijken sterk genoeg waren? - Ja, iedereen dacht dat wel. Het kwam natuurlijk door de oorlog, want toen was het eiland ook onder water geweest. Dat hadden de Duitsers gedaan, omdat ze bang waren dat de Engelsen hier zouden landen. Toen zijn we geëvacueerd geweest. Wij, als gezin in Utrecht. En toen is het water niet hoger gekomen dan een halve meter. Dus iedereen dacht dat het wel mee zou vallen. Achteraf hadden we natuurlijk beter naar het dorp kunnen vluchten.
7. Hoe laat werd uw vader ’s nachts gewaarschuwd? - De volgende ochtend, het was zondagochtend, kwamen een paar neven uit Ouwerkerk en die kwamen om een uur of negen. Ze zeiden: “De dijk is doorgebroken”. Die neven kwamen ons waarschuwen en het is heel erg, want later is een van die neven op een vlot door het gat in de dijk van Ouwerkerk met de golven de zee opgedreven, met zijn vader en zijn broer en hij. Hij was toen twintig en was van koude gestorven. Maar ’s morgens kwamen ze uit Ouwerkerk ons waarschuwen. Iedereen dacht net als in de oorlog, het is toch niet erg. Dus wij gingen met z’n allen spulletjes naar boven brengen. De konijnen naar boven, want we dachten dat het toch niet hoog kwam. 8. Gingen er veel spullen naar zolder? - Ja, eten en drinken nam je mee en een koffer met belangrijke papieren. Je dacht dat het maar voor een paar dagen was. 9. Kwam het water erg snel? - Ja, ik zie het aan komen rollen over het land. Als een zwarte massa. Het kwam heel snel want dezelfde tijd was er ook een dijk aan de andere kant van Duiveland doorgebroken. Dus het water steeg ook verschrikkelijk snel. Er kwamen mensen uit Oosterland hierheen lopen, omdat ze hier familie hadden of het hier veiliger vonden. Ze konden Nieuwerkerk niet meer bereiken. Een man had zijn oude moeder op z’n rug en kon ons nog net bereiken. Later is die vrouw nog verdronken. Ze had droge kleren gekregen en motorlaarzen van een van m’n broers. Die motorlaarzen liepen vol en we konden haar niet meer redden. Dat is echt verschrikkelijk om een mens te zien verdrinken.
10. Hebben jullie lang op zolder gezeten? - Ja, in de middag voer iedereen al langs met vlotten en toen riep iedereen al: “het is ernstig, het is ernstig”. Ze zagen het huis schudden, want het huis en de schuur stonden midden in de stroom. We zijn ineens door een dakraam op het dak geklommen. Toen ging het huis schudden. Dus moesten toen naar de schuur over krabbelen. Ik was de laatste die op het dak van de schuur klom. Maar die vrouw, die konden we niet meer houden (de motorlaarzen liepen vol) en bleef achter. Ze is toen verdronken. We zaten op het dak van schuur, het was eind van de middag. En het stormde, het water stond al tot de dakgoot en ineens stortte het huis in. En je zag de konijnen nog trippelen. In je gedachten zie je dat nog, verschrikkelijk. 11. Moesten jullie je vastbinden op het dak? - nee, je zat daar in elkaar gedoken. En we hadden zo’n lief paardje. En dat wou bij ons op het dak en we moesten met alles wat we hadden naar hem gooien, want hij mocht niet bij ons op het dak. Als dat was gebeurd dan waren we allemaal verdronken. 12. Bleef het dak van de schuur veilig? - Nee, op een gegeven moment ging dat ook drijven en viel in stukken uiteen. Een broer van me was op een ander stuk terechtgekomen, die is later verdronken. Mijn vader was op weer een ander stuk, het ging allemaal heel snel. De rest van de mensen zat op het grootste stuk en dat ging drijven. Toen moesten we gauw de dakpannen eraf gooien, want dat is natuurlijk zwaar. En toen zaten we tot ons middel in het ijskoude water. Zo koud, zo koud. 13. In hoeveel stukken was het dak gebroken? - In een paar stukken, je was blij als je dreef. 14. Hoelang heeft u op uw vlot gezeten? - Een hele nacht door. We hebben nog een andere vrouw gered en je hoorde psalmen zingen, bidden en vloeken. Als we dicht bij een ander huis kwamen ( je was onstuurbaar), dan hield mijn moeder, die was heel flink, met houten latten af. Want als je tegen een schuur aan kwam, kon je omslaan. En ik moest mijn zusje vasthouden, want die was nog maar zes. En mijn broer had migraine (dat is een ziekte), die lag languit, hij was zeventien en deed niets. Dat was heel triest. 15. Waar kwam u dan terecht? - Het was een nacht om nooit te vergeten, want je bent in doodsnood. In het begin denk je als kind nog wat zal ik veel te vertellen hebben op school. Je denkt dan wat een avontuur, maar je wilt wel bidden hoor als je zo in doodsnood zit. De volgende ochtend kwamen we aan bij een binnendijk en daar lag al twintig meter wrakhout. En we waren allemaal heel erg verstijfd en onze handen en benen waren helemaal opgezet. En dat was het moment, waarop heel veel mensen verdronken zijn, want je moest met een verstijfd lichaam over het wrakhout proberen aan land te komen, bij dat dijkje. Het is ons gelukt en toen lagen we daar op nat hooi op die dijk, met andere mensen die aangespoeld waren en kinderen die hun moeder kwijt waren. Een eind verder was een groot gat in de dijk en aan de overkant stonden dan jonge jongens die naar ons riepen: “Hier is soep, hier is koffie, kom maar hier bij het huisje van Verton”. We zijn toen dat gat overgestoken met touwen. Toen we aan de overkant kwamen zochten we mijn vader en mijn broer, want we hoopten dat die ook aangespoeld waren.In het huisje waren al meer dan tachtig mensen, maar ja, je was dan toch binnen en het was lekker warm. Eten en drinken was er natuurlijk niet meer,alleen de ernstig zieken kregen iets van water. We zaten allemaal te wachten op hulp. Maar er was geen hulp. Er kwam niemand. We zagen ook geen vliegtuigen of boten. 16. Welke dag was dat? - Ja van die nacht weet ik niks meer, maar we werden pas gered op dinsdag. En toen kwam ook mijn vader aan, gelukkig. Die had geprobeerd iemand te redden en daardoor waren al z’n pezen doorgesneden. Dat was gaan ontsteken, want het was natuurlijk giftig water. Hij werd dinsdagmiddag door een helikopter naar het ziekenhuis gebracht. Dus ik geloof, dat we een dinsdagmiddag ingescheept zijn en dat schip heeft ons toen naar Yerseke gebracht. Maar van m’n ene broer van zestien was nog steeds geen spoor. En we hoopten nog steeds, dat hij ergens aangespoeld werd. Na drie maanden werd hij pas gevonden onder het wrakhout. Mijn oma werd nooit gevonden. 17. Hoe lang was u geëvacueerd? - Anderhalf jaar, eerst drie maanden in Goes en toen zijn we naar een onbewoonbaar verklaarde woning in Veere gegaan. Want het land was zo zout, we wilden wel terug, maar konden niet.
Het werkstuk gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden
J.
J.
Hmm best goed hoor maar ik mis een inhoudsopgave. Het is zomaar een stille hint
15 jaar geleden
AntwoordenB.
B.
je hebt heef veel over getypt beetje simpel
12 jaar geleden
Antwoorden