Watersnoodramp

Beoordeling 6.1
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • 1e klas vwo | 4033 woorden
  • 18 maart 2004
  • 150 keer beoordeeld
Cijfer 6.1
150 keer beoordeeld

Hoofdstuk 1: “Het ontstaan van de ramp”

Half Nederland ligt onder de zeespiegel en werd alleen door de dijken voor het water van de Noordzee beschermt. Voor 1953 werd er veel meer geld aan het leger besteed dan aan de dijken. Wel 200 keer zoveel geld als aan de dijken. Dit kwam omdat 8 jaar voor de ramp de tweede wereldoorlog was afgelopen. Hieronder is daar een tekening van te zien.

Te laag en te smal

De dijken waren te laag en te smal. Ze waren soms maar 1,5 meter breed, daarom werden ze ook wel kattenruggen genoemd. Als je er met hoog water op liep voelde je ze bewegen. Toen op 7 april 1943 het water erg hoog stond waren kilometers dijk te laag. Het water stond toen een paar decimeter lager dan bij de overstroming in 1906.

In 1939 werd een Stormvloedcommissie ingesteld door de minister van Verkeer en Waterstaat. Zij moest onderzoeken welke stormvloedstanden langs de Nederlandse kust verwacht konden worden.

In augustus 1940 rapporteerden zij dat Nederland zich moest voorbereiden op een stormvloed van 4 meter boven N.A.P. bij Hoek van Holland. In de rampnacht steeg het water bij Hoek van Holland tot 3,85 meter boven N.A.P., dit was 15 centimeter lager dan de voorspelde hoogte in 1939!

In 1944 volgde er weer een rapport. Kilometers dijk zullen bij een stormvloed overstromen. Het water zal dan zo\'n 60 tot 80 centimeter hoog over de dijken stromen. Bij Stavenisse is op één plek het hoogte-tekort niet minder dan 1,8 meter! In de rampnacht zal deze dijk over een lengte van 1800 meter breken.

Zwakke dijken

De dijken zijn niet alleen te laag en te smal, ze zijn ook te steil en slecht van samenstelling. In de dijken was veel zand verwerkt in plaats van klei en een goede afdeklaag ontbrak.

Een goede dijk is gemaakt van klei, loopt schuin af en heeft een sterk talud. Dat wil zeggen dat de dijk aan de buitenzijde is bekleed met steen of asfalt.

Tijdens de ramp sloeg het water over de dijken heen, daardoor werden ze aan de zwakke binnenkant uitgehold. Dit leidde uiteindelijk tot dijkval of dijkbreuk. Soms kwam de dijk over een lengte van tientallen meters in beweging en stortte in. Vloedgolven hadden daarna vrij spel.

Dieren

Mollen en konijnen tastten de stevigheid van de dijken aan. Ook koeien die altijd het zelfde pad liepen droegen bij tot de zwakte van de dijk. Bovendien werden aan onderhoud en aanleg te weinig aandacht besteed.

Oorlogsschade

In het laatste oorlogsjaar (1944) zetten de Duitsers grote delen van het westen van ons land onder water. Deze inundatie tastte de binnen- en de buitendijken aan. De bezetters sloegen ook palen in de dijken en groeven mangaten.

Moderne dijken

Moderne dijken worden in vergelijking met de dijken van voor de ramp heel wat steviger uitgevoerd. Ze hebben een sterk talud. Ze zijn breder. Ze bevatten voldoende kleilagen en zijn breed.

Hoofdstuk 2: “Interview”

Interview 1:

1.Mag ik u interviewen over de watersnoodramp? - Ja dat is goed, Mag ik Zeeuws praten? 2. Ja, hoor. Hoe heet u? - Wilhelmina Johanna Kooijman. 3. Wanneer bent u geboren? - 21 mei 1940. 4. Waar bent u geboren? - In Nieuwerkerk. 5. Weet u nog iets over zaterdag 31 januari? - Ja, het was een rusige dag net als anders, alleen stormde het heel erg enne ik ging toen een half jaar naar de middelbare school in Zierikzee, want van heel het eiland ging iedereen naar Zierikzee, want daar waren de scholen. 6. Had u al een waarschuwing gehad, of dacht iedereen dat de dijken sterk genoeg waren? - Ja, iedereen dacht dat wel. Het kwam natuurlijk door de oorlog, want toen was het eiland ook onder water geweest. Dat hadden de Duitsers gedaan, omdat ze bang waren dat de Engelsen hier zouden landen. Toen zijn we geëvacueerd geweest. Wij, als gezin in Utrecht. En toen is het water niet hoger gekomen dan een halve meter. Dus iedereen dacht dat het wel mee zou vallen. Achteraf hadden we natuurlijk beter naar het dorp kunnen vluchten.

7. Hoe laat werd uw vader ’s nachts gewaarschuwd? - De volgende ochtend, het was zondagochtend, kwamen een paar neven uit Ouwerkerk en die kwamen om een uur of negen. Ze zeiden: “De dijk is doorgebroken”. Die neven kwamen ons waarschuwen en het is heel erg, want later is een van die neven op een vlot door het gat in de dijk van Ouwerkerk met de golven de zee opgedreven, met zijn vader en zijn broer en hij. Hij was toen twintig en was van koude gestorven. Maar ’s morgens kwamen ze uit Ouwerkerk ons waarschuwen. Iedereen dacht net als in de oorlog, het is toch niet erg. Dus wij gingen met z’n allen spulletjes naar boven brengen. De konijnen naar boven, want we dachten dat het toch niet hoog kwam. 8. Gingen er veel spullen naar zolder? - Ja, eten en drinken nam je mee en een koffer met belangrijke papieren. Je dacht dat het maar voor een paar dagen was. 9. Kwam het water erg snel? - Ja, ik zie het aan komen rollen over het land. Als een zwarte massa. Het kwam heel snel want dezelfde tijd was er ook een dijk aan de andere kant van Duiveland doorgebroken. Dus het water steeg ook verschrikkelijk snel. Er kwamen mensen uit Oosterland hierheen lopen, omdat ze hier familie hadden of het hier veiliger vonden. Ze konden Nieuwerkerk niet meer bereiken. Een man had zijn oude moeder op z’n rug en kon ons nog net bereiken. Later is die vrouw nog verdronken. Ze had droge kleren gekregen en motorlaarzen van een van m’n broers. Die motorlaarzen liepen vol en we konden haar niet meer redden. Dat is echt verschrikkelijk om een mens te zien verdrinken.

10. Hebben jullie lang op zolder gezeten? - Ja, in de middag voer iedereen al langs met vlotten en toen riep iedereen al: “het is ernstig, het is ernstig”. Ze zagen het huis schudden, want het huis en de schuur stonden midden in de stroom. We zijn ineens door een dakraam op het dak geklommen. Toen ging het huis schudden. Dus moesten toen naar de schuur over krabbelen. Ik was de laatste die op het dak van de schuur klom. Maar die vrouw, die konden we niet meer houden (de motorlaarzen liepen vol) en bleef achter. Ze is toen verdronken. We zaten op het dak van schuur, het was eind van de middag. En het stormde, het water stond al tot de dakgoot en ineens stortte het huis in. En je zag de konijnen nog trippelen. In je gedachten zie je dat nog, verschrikkelijk. 11. Moesten jullie je vastbinden op het dak? - nee, je zat daar in elkaar gedoken. En we hadden zo’n lief paardje. En dat wou bij ons op het dak en we moesten met alles wat we hadden naar hem gooien, want hij mocht niet bij ons op het dak. Als dat was gebeurd dan waren we allemaal verdronken. 12. Bleef het dak van de schuur veilig? - Nee, op een gegeven moment ging dat ook drijven en viel in stukken uiteen. Een broer van me was op een ander stuk terechtgekomen, die is later verdronken. Mijn vader was op weer een ander stuk, het ging allemaal heel snel. De rest van de mensen zat op het grootste stuk en dat ging drijven. Toen moesten we gauw de dakpannen eraf gooien, want dat is natuurlijk zwaar. En toen zaten we tot ons middel in het ijskoude water. Zo koud, zo koud. 13. In hoeveel stukken was het dak gebroken? - In een paar stukken, je was blij als je dreef. 14. Hoelang heeft u op uw vlot gezeten? - Een hele nacht door. We hebben nog een andere vrouw gered en je hoorde psalmen zingen, bidden en vloeken. Als we dicht bij een ander huis kwamen ( je was onstuurbaar), dan hield mijn moeder, die was heel flink, met houten latten af. Want als je tegen een schuur aan kwam, kon je omslaan. En ik moest mijn zusje vasthouden, want die was nog maar zes. En mijn broer had migraine (dat is een ziekte), die lag languit, hij was zeventien en deed niets. Dat was heel triest. 15. Waar kwam u dan terecht? - Het was een nacht om nooit te vergeten, want je bent in doodsnood. In het begin denk je als kind nog wat zal ik veel te vertellen hebben op school. Je denkt dan wat een avontuur, maar je wilt wel bidden hoor als je zo in doodsnood zit. De volgende ochtend kwamen we aan bij een binnendijk en daar lag al twintig meter wrakhout. En we waren allemaal heel erg verstijfd en onze handen en benen waren helemaal opgezet. En dat was het moment, waarop heel veel mensen verdronken zijn, want je moest met een verstijfd lichaam over het wrakhout proberen aan land te komen, bij dat dijkje. Het is ons gelukt en toen lagen we daar op nat hooi op die dijk, met andere mensen die aangespoeld waren en kinderen die hun moeder kwijt waren. Een eind verder was een groot gat in de dijk en aan de overkant stonden dan jonge jongens die naar ons riepen: “Hier is soep, hier is koffie, kom maar hier bij het huisje van Verton”. We zijn toen dat gat overgestoken met touwen. Toen we aan de overkant kwamen zochten we mijn vader en mijn broer, want we hoopten dat die ook aangespoeld waren.In het huisje waren al meer dan tachtig mensen, maar ja, je was dan toch binnen en het was lekker warm. Eten en drinken was er natuurlijk niet meer,alleen de ernstig zieken kregen iets van water. We zaten allemaal te wachten op hulp. Maar er was geen hulp. Er kwam niemand. We zagen ook geen vliegtuigen of boten. 16. Welke dag was dat? - Ja van die nacht weet ik niks meer, maar we werden pas gered op dinsdag. En toen kwam ook mijn vader aan, gelukkig. Die had geprobeerd iemand te redden en daardoor waren al z’n pezen doorgesneden. Dat was gaan ontsteken, want het was natuurlijk giftig water. Hij werd dinsdagmiddag door een helikopter naar het ziekenhuis gebracht. Dus ik geloof, dat we een dinsdagmiddag ingescheept zijn en dat schip heeft ons toen naar Yerseke gebracht. Maar van m’n ene broer van zestien was nog steeds geen spoor. En we hoopten nog steeds, dat hij ergens aangespoeld werd. Na drie maanden werd hij pas gevonden onder het wrakhout. Mijn oma werd nooit gevonden. 17. Hoe lang was u geëvacueerd? - Anderhalf jaar, eerst drie maanden in Goes en toen zijn we naar een onbewoonbaar verklaarde woning in Veere gegaan. Want het land was zo zout, we wilden wel terug, maar konden niet.

18. Kwam uw vader toen ook of was die nog in het ziekenhuis? - De eerste zes weken in het ziekenhuis. Later hoorden we bij het rode kruis dat haar moeder, haar broer en haar zuster waren verdronken. En wat ik het ergste vond, mijn broer was ook verdronken. Ik mocht toen nog niet naar school, vanwege de zenuwen, zeiden ze. 19. Wanneer ging u terug naar Nieuwerkerk? - Ik denk voorjaar 1954.We hebben eerst nog een tijd boven gewoond in het huis van de buurman. 20. Wat dacht u toen u weer terug was? - Ja, weer hard werken hè. ’t Was weer net als na de oorlog. Het land was wit van het zout. Maar je was toch blij, dat je weer thuis was. Maar de verliezen waren nog het ergste. Je was alles kwijt. De mensen op het dorp waren ook alles kwijt. 21. Wat denkt u nu als het stormt? - Ja, dan lig ik wakker. En soms ben ik zelf bang. 22. Weet u nog een speciale gebeurtenis? (zie hoofdstuk 3)

Interview 2:

Mag ik u interviewen over de ramp? - Ja hoor. 2. Hoe heet u? - Rijk van Ommeren
3. Waar woonde u in 1953? - In Putten. 4. Wanneer bent u geboren? - Op 17 maart 1923. 5. Waar bent u geboren? - In Elst. 6. Wanneer hoorde u over de ramp? - Al op de eerste rampdag. 7. Wat deed u toen? - Niks, Ik was thuis met mijn vrouw. Mijn eerste dochter was net geboren. Ik kon daar niet weg. Ik wist toen al dat ik naar Zeeland moest, want ik was al benoemd in Zierikzee. Op 16 maart 1953 zou ik naar Zeeland gaan. Maar door de ramp werd dat vervroegd. Ze wilden eerst dat ik meteen al kwam, maar dat kon niet want we hadden net een baby. Dus werd ik op 16 februari benoemd op het stadhuis van Zierikzee. 8. Hoe kon u in Zierikzee komen? - Ik moest in Dordrecht op de boot. We voeren uit de haven van Dord naar Katseveer op Zuid-Beveland. We gingen daar eerst heen want met deze grote boot konden ze niet door de dijkgaten bij Schouwen aan land komen. We hebben toen een nacht op de boot gebivakkeerd. En de volgende 17 februari, moesten we over stappen op een motorbootje. En zo kwamen we met dat vletje in de haven van Zierikzee aan.

9. Hoe zag Zierikzee er toen uit? - Voor de ramp een mooi stadje. Maar na de ramp moesten we zelf over planken naar het stadhuis.

10. Wat voor functie had u op het stadhuis? - Ik was gespecialiseerd in de gemeentefinanciën. En ik ben blij, dat ik daaraan een grote bijdrage heb kunnen leveren. 11. Kunt u iets vertellen over de wederopbouw? - De wederopbouw kon pas een aanvang nemen toen het eiland droog was. De getijdenbewegingen zorgden ervoor dat het twee keer per dag hoog water was. En dan bleef alleen de binnenstad droog. Daarom. Bijna alle bewoners
al geëvacueerd. Pas toen het eiland voor een groot deel droog was, kwamen de bewoners terug. Toen moesten de slachtoffers, ja, de menselijke slachtoffers worden begraven, en het dode vee en al de rommel worden opgeruimd. Daarvoor waren er opruimploegen en vrijwilligersploegen, die maakten ook samen met de bewoners de huizen schoon, want daar lag een heleboel moddertroep in. 2. Heeft u nog een speciale gebeurtenis meegemaakt? -Ja, wat erg indruk op me maakte was dat er elke dag slachtoffers werden begraven. Wat ook indruk op me maakte was dat de toenmalige koningin en ook prinses Wilhelmina naar het rampgebied kwamen kijken. Daar zijn ook nog foto’s van met koningin Juliana met lieslaarzen aan. Het rampgebied trok ook de belangstelling van het buitenland. Ik weet nog dat ik een keer mee ging met de BBC naar het Scheldegat. Ik moest toen in mijn beste engels vertellen over de dijkdoorbraken. Ze vroegen ook over de dijkdoorbraak bij Ouwerkerk en de Schelphoek. Wat ook indrukwekkend was, was de sluiting bij Ouwerkerk, op 6 november 1953. Ze kwamen aanvaren met de caissons. Je kon bijna over het hele eiland de stoomfluiten van al die boten horen toen het gelukt was.

Hoofdstuk 3: “een speciale gebeurtenis”

Het paard, een hele lieve vos, wou bij ons op het dak van de schuur klimmen. We moesten met alles wat we hadden naar het paard gooien, want het mocht natuurlijk niet op het dak komen. Het paard was heel trouw en is daarna naar de overkant gezwommen, daar stond een villa. (Die villa staat er nu nog) Hij is daar op de trap gaan staan. En de mensen in dat huis waren hem natuurlijk ook aan het wegjagen, want als hij boven zou komen zou het huis instorten. Maar hij is op de trap blijven staan, met zijn hoofd net boven het water uit en zo heeft hij de ramp overleefd. Later is hij naar een dijk gezwommen en daarna naar een boerderij in de buurt gebracht. Toen alle dieren van het eiland werden gebracht is de vos op een markt in Utrecht terechtgekomen. Een half jaar later stond er in de krant, dat iedere boer, die in de ramp zijn beesten was kwijtgeraakt mocht gaan kijken of er nog eigen dieren bij waren. Dus mijn vader was ook al een paar markten afgelopen om te zien of zijn paard en koeien nog leefden. Toen kwam hij ergens op zo’n markt in de buurt van Amsterdam, de Haarlemmermeerpolder, het paard weer tegen. Het paard herkende hem, het ging hinniken. Dat was een hartelijk weerzien. Toen heeft dat paard nog een tijdje bij een boer in de wei gelopen. En ik ging dan met mijn vader en de rest van het gezin af en toe bij het paard kijken, want we konden nu natuurlijk nog niks met dat paard. Zo gauw we na de ramp weer terug mochten, na ongeveer anderhalf jaar, hebben we het paard weer teruggehaald. Maar nooit ging hij na de ramp meer achter een gesloten ruif in een schuur. Hij scharrelde altijd op het erf en lag in de koude winter in het hooi. Hij had er dus wel een trauma van overgehouden.Maar we waren heel blij dat we het paard weer terug hadden.

Hoofdstuk 4: “De gevolgen.”

Hulpverlening

Dropping

Om de mensen te helpen werden er spullen gedropt. In die pakketten zaten veel levensmiddelen, een roeiboot en gereedschap. De pakketten werden dankbaar door de mensen ontvangen.

De eerste helpers

De eerste helpers waren mensen die direct probeerden mensen hulp te bieden. Met gevaar voor eigen leven waren ze in de rampnacht bezig om zoveel mogelijk mensen te redden. Met touwen om hun middel zwommen ze door het ijskoude water naar half ingestorte huizen. Sommigen waren urenlang in het ijskoude water bezig om de medemens te helpen. Anderen liepen over bergen wrakhout om hun dorpsgenoten te bereiken. Op zondag werd er met vaartuigen langs huizen en boerderijen gevaren om mensen uit hun benarde positie te bevrijden. Op die manier werden sommige \"kwajongens\" helden.

Helikopter

Al direct na de eerste berichten kwam de officiële hulpverlening op gang. Helikopterpiloten die boven het rampgebied vlogen gaven de omvang van de ramp door. Amerikaanse en Italiaanse helikopters voerden talloze reddingsoperaties uit. Stukken dijk fungeerden als landingsstrip. Met behulp van rubberboten en vletten werden velen uit hun benarde positie bevrijd; amfibievoertuigen, ducks, verschenen korte tijd later in het rampgebied. De helikopter redde veel mensen het leven. Nederland bezat zelf nog maar één helikopter. Helikopters werden toen nog helicoptères genoemd.

Hulp uit andere landen

De inzet van andere landen was ook groot, hieronder staat een lijstje van deze moedige helpers: » Amerika leger » Frankrijk leger/rode kruis » Duitland rode kruis » Engeland vliegtuigen » Canada leger/rode kruis » Scandinavië schonk huizen » België rode kruis » Italië brandweer
Amerika versterkte de dijken met zandzakken. Hier hadden zij erg grote trucks voor, waar wel duizend zandzakken inpasten. De Duitsers hielpen veel met het redden van voortuigen uit het water. Dit koste soms haast hun leven. De Italiaanse brandweer hielpen de Amerikanen met het versterken van de dijken. Canada bracht speelgoed. Nederland was erg blij met alle hulp, zo werd gezien dat ook andere landen om hun gaven.

Schade

Pas na de ramp bleek hoe groot de schade was. 1.835 mensen hebben het leven verloren. 300.000 mensen hebben alles verloren. In totaal hebben de boeren 25.000 runderen, 1.500 varkens, 2.500 schapen en 1.500 paarden moeten afstaan aan het woedende water. De schade aan voertuigen was 5.000.000 gulden. Gelukkig hielpen de mensen in de steden met het verzamelen van geld. Ook kregen de geëvacueerde mensen onderdak bij verschillende families in de omgeving die niet was geraakt door de kracht van het water. Het water was erg vervuild door al de dode lichamen. Ook was het water zout, dit had tot gevolg dat de akkers een tijd onvruchtbaar waren. Ook de begraafplaatsen waren bedekt met een witte laag zout.

De Schielandse hoge dijk

In de rampnacht brak de Schielandse hoge dijk langs de Hollandse IJssel door. Er ontstond een stroomgat van wel 15 meter. Zandzakken hielpen niet meer. De burgemeester van Nieuwerkerk gaf Arie Evegroen de opdracht zijn 18 meter lange schip \"De Twee Gebroeders\" in de dijk te varen.

Met veel geluk en vakbekwaamheid wist Arie het schip precies voor het dijkgat te krijgen.Het gat was afgesloten. Vlug werden zandzakken achter het schip gegooid. Zuid-Holland was gered! Zo\'n 3 miljoen mensen bleef veel leed bespaard.

Gedichten na de ramp

Lijden voert maar
naar één uitkomst
naar de barmhartigheid van God
en waar deze werkt in de mens
overal waar leed is
is zegen nabij.

Hoort gij de zee
achter mijn hart? Dan zal ik heen zijn
en gij zult met de zee
alleen zijn. De golven zullen breken
in uw hart.

Toen Zee het land met leed had overvallen
Schiep Eendracht uit die diepste kracht. Uit broederliefde, dit gebouw voor allen, Voor aller toekomst en het werk dat wacht.

Deltawerken

Vlak na de ramp kwam er een vergadering om een nieuwe watersnoodramp te voorkomen. Zij wilden de kust tot 300 kilometer dijk verkorten. In 1958 werd de Deltawet aangenomen. Dit kwam door bijna nog een overstroming in 1957. Er werden grote dijken aangelegd in het Haringvliet, de Oosterschelde, het Veerse Gat, het Volkerak, de Grevelingen, de Zandkreek en in het Brouwershavense Gat. Ook in de Hollandse IJsel werd een stormvloedkering aangebracht. Dit zorgde ervoor dat ook de laaggelegen gebieden in Zuid-Holland geen gevaar voor een overstroming liepen.

Het Deltaplan begon met het bouwen van de waterkering in de Hollandse IJssel, hij is klaar gekomen in 1958. Daarna kwam het Drie- eilanden- plan en dat beschermde Walcheren en Noord- en Zuid- Beveland. En dat was klaar in 1960. Hierna het Veerse Gatdam, deze was klaar in 1961. Hierna de Grevelingendam, deze is 6km lang. Hij heeft 2 sluisgaten. De Volkerendam was hierna aan de beurt en was gereed in 1969. Over de bouw van de Haringvlietdam is 14 jaar gedaan, in 1970 was de dam af, en in 1971 werd de weg over deze dam geopend. Tegelijk met de Brouwersdam was de Haringvlietdam klaar. Als laatst het het moeilijkste, de Oosterschelde- kering.

De Oosterschelde is wel 40 meter diep. Met eb en vloed komt er ongeveer 1100 miljoen m3 water door. Eind 1973 is ongeveer 5km dam klaar. Nu nog de drie stroomgeulen van 3km lang: de Hammen, Schaar, Roompot. De milieu en visserij stemden tegen, dit veranderde het Deltaplan. De Oosterschelde kreeg een stormvloedkering, die alleen met hoogwater wordt gesloten. Na dit lange project kwam de Philipsdam, deze kwam in 1987 klaar. Toen kwam de Maeslandkering. Deze werd gebouwd in de Nieuwe Waterweg bij de Hoek van Holland, de bouw duurde 6 jaar. Het enige nadeel van het Deltaplan is: dat veel schelp- en schaal- dierenteelt is verdwenen.

Heden en toekomst

Klimaatsverandering en de zeespiegel

Fabrieken en auto\'s blazen koolstofdioxide uit. Zo word het broeikaseffect versterkt. Bomen en planten maken hier normaal zuurstof van. Maar omdat wij te veel bomen en planten kappen, zijn er te weinig bomen en planten om de koolstofdioxide om te zetten in zuurstof. En dan komen er nog meer fabrieken en auto\'s komen, die blazen nog meer koolstofdioxide in de lucht. Zonnestralen verwarmen de aarde. Normaal worden de stralen weerkaatst. Nu kan de aarde de zonnestralen minder goed weerkaatsen. De warmte blijft bij de aarde hangen. De aarde wordt warmer, dit is hetzelfde effect als in een broeikas. Daarom heet dit het broeikaseffect.

Broeikaseffect

Door het broeikaseffect stijgt ook de zeespiegel. Het ijs van de polen en gletsjers smelt. Al dat ijs wordt water komt in rivieren en zeeën. Daardoor stijgt wereldwijd het waterniveau. Dit gaat heel langzaam, maar het is zeker dat de zeespiegel stijgt. Het KNMI verwacht dat in het jaar 2100 de zeespiegel tussen de 20 en 110 cm gestegen is. Het wordt 1 tot 6 graden warmer op aarde. Nog een probleem is dat het water op de aarde warmer wordt. Warm water neemt meer ruimte in dan koud water.

Daling van de bodem

Het overstromingsgevaar wordt nog meer vergroot, omdat de Nederlandse bodem langzaam maar zeker daalt. Dit komt doordat in Nederland steeds meer bouwen. Waar wegen worden aangelegd en huizen en kantoren worden gebouwd kan het regenwater niet in de grond. In de toekomst moeten we water meer de ruimte gaan geven.

Rijkswaterstaat verwacht voor het jaar 2050 dat de bodem van Laag-Nederland tussen de 2 en 60 cm zal zakken. Hoog-Nederland zal daarentegen 2 cm of meer stijgen.

De dijkverhoging in de toekomst
Het waterschap heeft voor de zeedijk het Flauwe werk bij Ouddorp eens globaal gekeken wat de gevolgen kunnen zijn voor de hoogte van de dijk. Voor de ramp tot 1953 was de dijk 7,22 meter boven NAP
Verhoging na de ramp 8,50 meter boven NAP
Verhoging in 1984 9,70 meter boven NAP (Dit is de huidige hoogte) Na toekomstige verhogingen in: 2050 11,2 meter boven NAP
2100 12,2 meter boven NAP
2150 13,7 meter boven NAP
2200 15,7 meter boven NAP

REACTIES

J.

J.

Hmm best goed hoor maar ik mis een inhoudsopgave. Het is zomaar een stille hint

17 jaar geleden

B.

B.

je hebt heef veel over getypt beetje simpel

13 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.