Inleiding
Eind 1949 werd het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger met als afkorting het KNIL opgeheven. Het leger wat ooit was opgericht in 1830 met twee redenen. De eerste reden was om alle tegenstanders te weren die zich op de kolonie bevonden. En de tweede reden was om de aanvallen van andere koloniën af te weren en om deze eventueel aan te vallen. In het KNIL zaten uitsluitend beroepsmilitairen. Het KNIL bestond driekwart uit Indonesiërs, hiervan was een grote meerderheid Javaan maar er dienden ook heel veel Molukkers.
Nadat Japan de Tweede Wereldoorlog had verloren wouden de Nederlanders weer het heerschap hebben over Nederlands-Indië. Hierover dachten de inheemse Indonesiërs anders over. De Indonesiër Soekarno riep op 17 augustus 1945 de onafhankelijkheid over Indonesië uit. Hij werd de eerste president van Indonesië. De Nederlandse overheid erkende de onafhankelijkheid niet en ondernam stappen. Het KNIL kreeg de opdracht om de opstand neer te slaan. Er werd door de Nederlandse overheid beloofd dat de Molukkers een eigen staat kregen als ze mee zouden vechten in het KNIL. Maar doordat Nederland geen internationale steun kreeg van andere landen om de kolonies te behouden, konden ze dus ook hun belofte aan de Molukkers uit het KNIL niet waarmaken. De soevereiniteitsoverdracht aan de Republiek Indonesië op 27 december 1949 betekende ook het einde van de koloniale troepen. De Molukkers die in het KNIL streden werden als collaborateurs gezien door de Indonesische bevolking en werden gediscrimineerd en vernederd. Ze werden als tijdelijke optie door Nederlandse troepschepen naar Nederland overgebracht.
Eenmaal in Nederland aangekomen werd ze verteld dat ze ontslagen werden uit militaire dienst, dit werd door velen gezien als vernedering omdat ze altijd klaar stonden om te vechten voor de Nederlanders. En nu werden ze afgedankt door dezelfde overheid.
De Nederlandse overheid dacht dat de Molukkers na een half jaar wel weer terug konden keren naar Indonesië. Dit bleek echter niet zo te zijn. De Molukkers woonden de eerste jaren in centrale woonoorden. Het was de bedoeling om ze zoveel mogelijk in bij elkaar te laten wonen en ook zover mogelijk weg van de Nederlandse samenleving. Dit was om integratie te voorkomen.
De opvangkampen werden in de loop van de jaren een symbool voor de Molukse gemeenschap. Ze werden hier tijdelijk opgevangen tot ze terug zouden kunnen naar het vaderland. Toen in de jaren zeventig en tachtig de Nederlandse politiek over ging tot het huisvesten van de Molukkers in permanente woningen legden ze zich daar niet bij neer. In een stenen huis gaan wonen stond gelijk met het erkennen van een definitief verblijf in Nederland.
Het Historische overzicht
Hieronder volgt een overzicht van de diverse gebeurtenissen ten tijde van de gijzeling. Onderstaande informatie is gebaseerd op divers naslagwerk (oude kranten, documentaire, etc.)
- 23 mei: De gijzeling begint
- 24 mei: Bij de NOS radio wordt een brief van eisen voorgelezen
- 25 mei: Verkiezingen (deze gaan gewoon door)
- 26 mei: Een geboeide man wordt buiten de trein geplaatst en weer naar binnen gehaald
- 28 mei: Grote schoonmaak in de trein, 60 demonstranten bieden zich aan ter vervanging van de gegijzelden
- 29 mei: Onderhandelingen over het vrijlaten van de zwangere N. Ellenbroek lopen op niets uit
- 30 mei: De gijzeling gaat de tweede week in
- 31 mei: De kapers vragen voor het eerst om een bemiddelaar
- 1 juni: De kapers vragen om een ambulance, maar trekken dit verzoek weer in
- 4 juni: 2 bemiddelaars voeren een urenlang gesprek met de kapers
- 5 juni: 2 zwangere vrouwen waaronder Annie Brouwer-Korf mogen de trein verlaten
- 6 juni: De kapers spelen buiten de trein slagbal
- 8 juni: Een zieke passagier (Th. J. van Hattem) wordt vrijgelaten
- 9 juni: 2 bemiddelaars hebben een tweede gesprek met de kapers
- 11 juni: ’s Morgens vroeg komt er na 482 uur een einde aan de gijzeling
Hoofdvraag: Wat was het doel van de Molukkers om de trein te kapen?
Inzet van de acties was aandacht voor een vrije Republiek der Zuid-Molukken (RMS), de republiek die in 1950 tegen de zin van Indonesië was uitgeroepen. De woede richtte zich zowel tegen Indonesië als tegen Nederland, dat de RMS nooit heeft willen steunen.
In augustus 1945 kwam er een einde aan de oorlog doordat Japan capituleerde na de atoombommen op Hiroshima en Nagasaki. Hiermee kwam er geen vrede in Nederlands-Indië. Voor de oorlog was er al een verdeling van voor en tegenstanders van de Nederlandse overheersing van Indonesië. De nationalisten kregen in de Japanse tijd meer succes. De Japanners probeerden de bevolking aan hun kant te krijgen met de leuze: 'Azië voor Aziaten'. Zij benoemden nationalistische leiders in het bestuur in plaats van de Nederlanders (die zaten in kampen). Zo kregen ze zelf meer invloed, al bleef de macht in handen van de Japanners. Toen Japan capituleerde grepen de nationalistische leiders hun kans. Twee dagen later riepen ze de onafhankelijke republiek Indonesië uit.
Dat was in strijd met de plannen van Nederland. Ze stuurde soldaten naar Indonesië en nam weer KNIL-soldaten in dienst. Dat waren voornamelijk Molukkers. Om aan het verzet een einde te maken voerde Nederland twee grote militaire acties uit, onder de noemer 'politionele acties'. Deze naam duidde aan dat het ging om de binnenlandse orde te herstellen en dat was een taak van de politie. Nederland won wel veel delen van Indonesië terug, maar uiteindelijk had het geen succes. Er waren andere staten die vonden dat Indonesië losgelaten moest worden, deze druk werd al snel te groot en op 21 december 1949 werd Indonesië afhankelijk.
Nog geen jaar later riep Jakarta de eenheidsstaat (RI) uit en bestond de deelstaat Oost-Indonesië, waaronder de Molukken niet meer. Voormalige Molukse KNIL-officieren gingen over naar het nationalistische leger (TNI). Veel onderofficieren en soldaten, beïnvloed door de Nederlandse propaganda tegen de Republiek, konden die stap niet maken, ook al omdat Jakarta aarzelde hun een plaats in het vooruitzicht te stellen binnen de TNI. Zowel Nederland als de Republiek liet hen vallen.
Het koloniale misbruik van de Ambonezen en de halfhartige dekolonisatie van de Molukse archipel hebben nog steeds invloed op de relatie tussen 'Jakarta' en de Molukken en op Molukkers onderling.
Het KNIL
Ondertussen waren de Molukse soldaten overal verspreid; sommigen vochten in het Nederlandse leger, anderen woonden met hun gezinnen in opvangkampen. Alle Molukkers werden door de Indonesische nationalisten als bondgenoten van de Nederlanders, hun vijand gezien. Ze werden vaak gediscrimineerd en gepest en daarom wilden ze weg naar hun eigen mensen.
Dat ging echter niet eenvoudig. Bij de onafhankelijkheidsverklaring was afgesproken dat het KNIL na een half jaar zou worden opgeheven. De Nederlandse militairen zouden naar huis gaan, de inheemse soldaten konden kiezen: of dienst nemen in het Apris (Indonesisch leger) of uit het leger gaan met het recht zelf de plaats te kiezen waar ze wilden wonen. Er waren weinig Molukkers die kozen voor het Apris. De meesten wilden wel in dienst blijven, maar in Oost-Indonesië worden gestationeerd.
Nederland had bij de onderhandelingen met de Indonesische nationalisten op aan gedrongen dat Indonesië een federatie werd. Alle deelstaten zouden bijna helemaal afhankelijk zijn, dus wilden de Molukkers daar heen. Nederland had dit gewild om zo de eigen godsdienst en cultuur van de verschillende volken beter tot zijn recht te laten komen en de nationalisten gingen er akkoord mee (vreemd genoeg, want ze wilden een eenheidsstaat met een regering in Jakarta).
Er bleek dan ook niets van het Nederlandse plan terecht te komen. De deelstaten werden al snel opgeheven. Ze sloten zich aan bij de regering in Jakarta, behalve de deelstaat Oost-Indonesië. Dit was tegen de zin van de republikeinen, dat die in april 1950 troepen stuurden naar deze deelstaat. Het leger daar was niet in staat de aanval af te slaan. Omdat Oost-Indonesië ingelijfd zou worden werd op 25 april 1950 de Republik Maluku Selatan, de Republiek der Zuid-Molukken uitgeroepen. De leiders van de RMS wilden dat de Molukken zelfstandig zouden zijn in plaats van een deel van (groot) Indonesië.
Als reactie legde de Indonesische regering een blokkade om Ambon: niets mocht het eiland af. Toen dat niet bleek te helpen, werd het eiland aangevallen. De strijders van de RMS hielden het verzet tot november 1950 vol. De belangrijkste leider van dit verzet was Soumokil. Uiteindelijk viel Ambon en werd Soumokil door Souharto geëxecuteerd. Een groot verlies dus voor de Molukkers. Toen Souharto naar Nederland kwam en daar heel vriendelijk ontvangen werd, brak iets bij de Molukkers en zette dat om in woede. Hoe konden ze de man die de leider van de RMS gedood had zo vriendelijk ontvangen?
President RMS, Cristiaan Soumokil
Na aanleiding van het feit dat Souharto naar Nederland zou komen schreef het Komitee 'Suharto Ongewenst’ een brief naar de Nederlandse regering en aan de leden van de Staten-Generaal. Ambon was precies het gebied waarnaar de Molukse soldaten terugwilden. De Indonesische regering kon dit natuurlijk niet goed vinden, want dan werden de guerrillatroepen nog groter en bovendien met goed geoefende militairen.
Nu was er dus een moeilijke situatie. De Nederlandse regering probeerde toen uit wanhoop de soldaten dan op Java te ontslaan uit de actieve dienst, ze waren nog in Nederlandse dienst (KNIL). Maar in hun contract stond juist dat ze zelf mochten bepalen waar ze werden gedemobiliseerd. Toen is het plan ontstaan de militairen en hun gezinnen naar Nederland te halen. Daar werden ze ondergebracht in opvangkampen totdat ze veilig naar de Molukken terug zouden keren. Dat is nu bijna vijftig jaar geleden.
De woonsituatie
Bij aankomst in Nederland werden de Molukkers verspreid over heel Nederland, meestal op plaatsen ver van de Nederlandse samenleving. Niemand vond dat een probleem, want iedereen verwachtte dat er een snelle terugkeer naar Indonesië zou zijn. Het had de overheid redelijk wat moeite gekost om de voldoende huisvesting te vinden voor de Molukkers. Het was immers net oorlog geweest en dus was er nog sprake van opbouw van alle verwoestingen. En dan was er nog de geboortegolf. Er waren dus nauwelijks huizen beschikbaar. Dat gaf ook niet, want de Molukkers mochten niet de hoop krijgen hier lang te kunnen blijven.
Ze werden ondergebracht over heel verschillende bestemmingen: villa's, kloosters, kazernes en DUW-kampen. Hier stonden oude werkbarakken. De helft van de gezinnen werd verdeeld over twee voormalige Duitse concentratiekampen: kamp Vught, dat nu woonoord Lunetten is en kamp Westerbork, wat de naam woonoord Schattenberg kreeg. Bij aankomst waren de KNIL-militairen allemaal ontslagen uit de militaire dienst. Dat betekende een werkloos bestaan hier, want ze mochten ook geen ander werk zoeken van de regering. Ze voelden zich hierdoor grotendeels verraden, ze hadden verwacht na terugkeer naar Indonesië te worden gedemobiliseerd. Nu werden ze zo aan de kant geschoven door de Nederlandse regering voor wie ze hun leven in de oorlog en tijdens de dekolonisatieperiode hadden gewaagd. Dat vonden ze onrechtvaardig. Het CRM-beleid was gericht op inpassing, maar Molukkers hadden slechts formele inspraak. Er werd helemaal niet naar hun geluisterd. Hun rechtspositie, na het opheffen van het KNIL kregen zij status van de Nederlandse landmacht. Maar direct bij aankomst hoorden zij dat ze waren ontslagen uit deze landmacht. Uit protest stapten ze naar de rechter. De rechter van het Militair Ambtenarengerecht gaf hen gelijk. Alles werd dus weer klaar gemaakt om hen weer in dienst te nemen zoals commandanten benoemen, uniformen klaarmaken etc. Maar er kwam niets van terecht, de regering was tegen de beslissing in beroep gegaan. Ze stapte naar een hogere rechter om het vonnis te wijzigen, maar deze besloot dat de ambtenarenrechter hier geen bevoegdheden had om een beslissing te nemen. Hij heeft verder niet onderzocht of de uitspraak terecht was, dus nu waren de Molukkers alsnog werkloos.
De vrije Molukse Republiek werd niet erkend door Nederland, ze hielden dus de Indonesische nationaliteit ondanks hun protesten. Deze situatie was echter onmogelijk bij de Indonesische wetgeving, dus moesten ze kiezen. Wilden ze geen Indonesische nationaliteit, dan werden ze stateloos wat gevolgen had voor hun kiesrecht, dienstplicht en buitenlandse reizen. Faciliteiten recht werd noodzakelijk, deze wet geeft Molukkers zelfde rechten van behandeling als Nederlanders met uitsluiting van dienstplicht en kiesrecht.
De dagelijkse leiding van de woonoorden was in handen van het Commissariaat Ambonezenzorg (CAZ). Deze regelde alles in de kampen, zoals de gaarkeuken tot het onderwijs van de kinderen. Er werden ook cursussen gegeven voor de mannen en vrouwen waar ze in Indonesië hun voordeel wilden doen. Dat werd echter geen succes, want terugkeer was nog niet aan de orde (er was geen vrije Molukse Republiek) en werken in bedrijfjes in de woonoorden wilden ze niet, want ze waren militairen op weg naar huis.
Bij de aankomst werden de Molukkers lukraak over de kampen verdeeld. Daardoor woonden er in een kamp rooms-katholieken, protestanten en islamieten. Nu met zoveel mensen op elkaar gepakt, zonder de militaire discipline kwamen de verschillen tot uiting. Er kwamen dus ook vechtpartijen waarna de Keiëzen en de islamieten een eigen plek kregen. Nu het verblijf al even voortduurde werd wel duidelijk dat een snelle terugkeer er niet in zat. De Molukse gemeenschap moest dus een manier vinden om gevangen in Nederland een toekomst op te bouwen. De meeste Molukkers steunden de RMS wel, maar de manier waarop die tot stand moest komen verschilde zeer. Hierdoor ontstonden er grote verschillen tot er in 1963 tussen de meeste Molukse organisaties samenwerking kwam.
De integratieperiode
De regering begreep in 1956 ook dat ze het werken voor de Molukkers niet meer konden verbieden. Ze zagen nu eindelijk in dat het verblijf niet meer tijdelijk was. Ze wilde daarom dat de Molukkers zouden integreren in de Nederlandse gemeenschap, dit was het zogenaamde inplaatsingsbeleid. Om dat te bereiken moesten de Molukkers werk zoeken om zo hun eigen inkomen te verdienen. Het overheidsbeleid ging van overheidszorg via gedeeltelijke zelfzorg naar volledige zelfzorg. Dat bracht een grote werkloosheid onder de Molukkers.
In eerste instantie bleven de Molukkers wel in de kampen wonen, maar moesten ze zelf gaan koken, de huur betalen, brandstof betalen en licht gaan betalen. Hierop kwam direct een groot protest, want de oud-KNIL soldaten wilden militair actief blijven en dat was nou net wat de Nederlandse regering niet wou. Ze betaalden de rekeningen niet en gingen staken. Na een tijdje nam het protest echter af en legden de Molukkers zich neer bij de nieuwe regeling.
Omdat de woonoorden bestonden uit slecht onderhouden barakken, moest er meer aandacht komen voor de huisvesting. Er moesten praktische zaken komen als toiletten en keukens. En daarbij kwam ook nog dat de Molukkers moesten integreren in de samenleving. De woonoorden waren dus niet meer geschikt voor de plannen van de overheid met de Molukkers.
In 1959 verscheen een rapport 'Molukkers in Nederland', waarin werd beschreven hoe de regering in de toekomst op het verblijf van de Molukkers moesten reageren. Het belangrijkste punt was het advies om de woonoorden op te heffen en Molukse woonwijken te bouwen in steden en dorpen. Die wijken moesten niet te groot zijn, er moesten huizen worden gebouwd voor circa 50 gezinnen. Hierbij was het mogelijk een eigen kerkgemeenschap te hebben, terwijl voor verdere voorzieningen verder de Nederlandse samenleving in gekeken moest worden. Bijvoorbeeld voor scholen en winkels. Zo'n kleine wijk was dan meteen een goede tussenstap tussen het beschermde leven in de woonoorden en een eigen huis tussen de Nederlandse gezinnen.
De uitvoering van dit plan ging echter niet zo voorspoedig. Veel Molukkers wilden niet naar gewone huizen, maar in de woonoorden blijven. Ze wilden de hechte gemeenschappen die in der loop der tijd waren ontstaan niet verlaten. Bovendien was de verhuizing naar woonwijken een nieuwe stap naar een permanent verblijf in Nederland: een slecht onderhouden barak heeft iets tijdelijks, in een huis vestig je je. Opgaan in de Nederlandse samenleving was in strijd met de politieke wensen dus dat was geen optie, en voor het RMS-ideaal moeten ze de eigen cultuur behouden. Dat was dan ook de reden dat sommigen niet uit de kampen weg wilden.
De Nederlandse gemeenten werkten ook niet echt mee aan de uitvoering van dit plan. Sommige gemeenten wilden geen Molukse woonwijk binnen hun grenzen hebben of maar een paar huizen. Uiteindelijk zijn de wijken gebouwd in de buurt van de (vroegere) woonoorden, zodat het niet een hele vernieuwing was. Maar nadeel hiervan was dat er geen werkgelegenheid in de buurt was.
Deelvraag: Waarom werd de aanval op de trein pas na 3 week opgezet? En waarom zo gewelddadig?
Het duurde te lang voor de gezondheid van de gegijzelden in de trein maar ook te lang voor de samenleving. Er waren verkiezingen en het moest maar een keer afgelopen zijn met de gijzelingsactie. Doordat militairen afluister apparatuur hadden bevestigd in de trein, konden ze ongeveer gokken waar de gijzelnemers zaten.
Eerst vlogen er 6 starfighters in groepjes van 2, 3 keer over de trein. Het geluid van deze straaljagers die hun naverbranders aan hadden staan moest verwarring brengen bij de kapers. Door de verwarring konden de mariniers de trein bestormen en de kapers overmeesteren. Er werden ongeveer 15000 kogels op de trein afgevuurd. Hierbij vielen 8 doden. Waaronder 2 gegijzelden en 6 gijzelnemers. De gewelddadige manier was volgens de toenmalige premier de enige uitweg om er een eind aan te maken.
Deelvraag: Hadden de treinkapingen en de andere gijzelingsacties ook gevolgen voor de Molukkers?
De acties die de Molukkers hebben uitgevoerd hebben verder niet echt veel gevolgen voor de hele Molukse samenleving in Nederland gezorgd. Ze wonen nu langer in Nederland. Toch kan je van echte integratie nog lang niet spreken. Ongeveer de helft van de Molukkers woont tussen de Nederlanders, wat dus betekent dat er nog veel Molukkers zijn die in geïsoleerde groepen wonen. Steeds meer Molukkers hebben een goede baan en hetzelfde inkomen als Nederlanders. Ook gaan steeds meer Molukse kinderen naar goede opleidingen zoals HAVO en VWO scholen. Maar het percentage Molukkers op deze scholen is helaas toch nog beneden de maat. De Molukkers weten niet precies wat ze willen, aan de ene kant willen ze een eigen groep vormen, terwijl ze aan de andere kant toch ook wel Nederlandsgezind zijn. Molukkers zijn in zekere mate geïntegreerd in de Nederlandse samenleving, in ieder geval een stuk meer dan toen ze hier aankwamen. Maar toch hebben ze nog een gevoel van saamhorigheid. Ik denk dat de RMS gedachte een stuk minder wordt maar nog niet helemaal is verdwenen. De Molukkers hebben een speciale plaats in onze samenleving ingenomen en ze zullen in de loop der jaren steeds beter integreren.
Deelvraag: Hoe denken de kapers er na meer dan 30 jaar over hun daden?
Het was in die tijd allemaal pure haat dat de Molukkers voelden. De haat tegen de Nederlanders die hun de vrijheid van een eigen land hadden afgepakt. Dat waren de gedachten over de Nederlanders eind jaren 70. Het was een wanhoopsdaad, zodat het niet vergeten zou worden. Ze wilden het verdriet van hun ouders wreken.
De kapers die de overval overleefd hebben kijken terug op de kaping met een aantal aparte gedachten. Er zijn veel vrienden en kameraden gevallen voor de vrijheid van hun volk. Maar ze hebben niet echt het gevoel dat ze er veel mee zijn opgeschoten. Het komt niet alleen door de gijzelingsacties dat de Molukkers meer geïntegreerd zijn. We zijn al een generatie verder en het is allemaal normaler geworden. Maar toch wordt de daad nog steeds herdacht. Ook de gegijzelden spreken met respect over de kapers.
Deelvraag: Hebben de gegijzelden er nog dingen aan overgehouden?
Vele mensen die in de trein hebben gezeten hebben nog psychische problemen. Een aantal hebben een boek geschreven om al hun gevoelens te uiten. De meeste mensen spreken goed over de kapers. Een aantal mensen, waaronder mevrouw Annie Brouwer-Korf, heeft door de treinkaping bedacht dat ze iets anders moest gaan doen. Een andere carrière was hiervan het gevolg. Ook zijn mensen die anders zijn gaan denken, hun standpunt veranderde door de kaping.
Ook is er een film gemaakt over hoe het er ongeveer heeft uitgezien in de trein. Deze film is gemaakt in samenwerking met de ex-gegijzelden.
De Molukkers tegenwoordig
Er hebben een aantal veranderingen plaats gevonden tussen de tweede en derde generatie Molukkers. Ze zijn meer opgenomen door de Nederlandse samenleving. De gemeenschap is heel hecht, vooral in de kerkelijke gemeenschap. Ons kent ons.
De Molukkers die de trein hebben gekaapt in 1977 zijn nu gewoon weer vrij. Ze hebben er niet veel spijt van. Een deel van de gemeenschap vindt dat deze heren vrijheidsstrijders zijn. De Nederlanders die toen zijn omgekomen worden gezien als een logisch gevolg van de vrijheid. De gebeurtenis wordt ieder jaar herdacht door zowel de Nederlanders als de Molukkers.
REACTIES
1 seconde geleden
S.
S.
Dankjewel heb er veel aan gehad.
11 jaar geleden
Antwoorden