Revolutie

Beoordeling 6.9
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • 2e klas vwo | 2884 woorden
  • 19 oktober 2010
  • 14 keer beoordeeld
Cijfer 6.9
14 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Wat is een revolutie?

Een revolutie is een grote verandering in de samenleving die in korte tijd plaatsvindt. Meestal wordt bij een revolutie op politiek gebied door de ene bevolkingsgroep de macht van de andere bevolkingsgroep met geweld overgenomen en voert de regering veel belangrijke veranderingen door in de samenleving.
Een opstand of staatsgreep is anders; daarbij veranderd er weinig voor de mensen.

Revoluties verlopen vaak in 3 fasen:
1e fase
De bestaande regering wordt verdreven en gematigde hervormers krijgen de macht in handen. Deze gematigde hervormers willen wel veel veranderen maar niet te snel en met zo weinig mogelijk geweld.
2e fase

De gematigde leiders kunnen de macht niet in handen houden. Zij worden verdreven door radicale hervormers. Deze radicalen willen snel veel veranderen en doden tegenstanders.
3e fase
Door het geweld van de radicalen ontstaat chaos in het land. De kans is dan groot dat een sterke man, bijv. een generaal, geholpen door het leger, de macht grijpt.
Door trots voor het vaderland worden de ideeën van de revolutionairen naar het buitenland verspreid en daarom veroverden ze soms landen. Er zijn overeenkomsten en verschillen tussen revoluties. Er zijn meer bekende revoluties zoals de Russische revolutie.

Wat is de oorzaak van de Franse Revolutie?

Allereerst was er een indeling van de maatschappij die niet meer voldeed.
Alle mensen in Frankrijk werden verdeeld in drie zogenaamde standen. Je geboorte bepaalde in welke stand je thuishoorde.
•    Als zoon van een boer 'hoorde' je in de Derde Stand thuis.
•    Als dochter van een graaf was je lid van de Tweede Stand.
•    In de Eerste Stand kon je terechtkomen als je lid van de geestelijkheid wilde worden.
Deze drie standen, geestelijkheid, adel en boeren, bestonden sinds de Middeleeuwen. Rond het jaar 1000 was het als systeem 'af'. De geestelijkheid zorgde voor de godsdienst, de adel voor de verdediging van het land en de boeren zorgden voor het voedsel.

Sinds het jaar 1000 was er wel het een en ander veranderd. Er waren steden ontstaan. De burgers in de steden behoorden ook bij de Derde Stand. Ook de kooplieden, bankiers, fabrikanten, juristen en dokters hoorden daarbij. Hoe rijk ze ook werden...
In de zeventiende en achttiende eeuw gebeurde het in Frankrijk regelmatig dat een rijke koopman voor zichzelf een adellijke titel kocht. Op dezelfde manier kon men ook bijvoorbeeld een rang in het leger kopen. Dan werd men luitenant, niet omdat men iets goed kon, maar alleen omdat men rijk was.
Ook in de andere standen was er ongelijkheid ontstaan. Er was een duidelijk verschil tussen de hogere en lagere geestelijkheid. De bisschoppen in de steden kwamen veelal uit de adellijke families en waren rijk. De pastoors in de boerendorpen daarentegen kwamen voort uit de Derde Stand en waren arm. Bij de adel kon men verschil zien tussen de hoge adel, die bij de koning aan het hof leefde, de landadel in de provincies en de burgerlijke ambtsadel (degenen die een titel hadden gekocht).Duidelijk was in ieder geval dat de Derde Stand verreweg het grootst was. Zij vormden 89 procent van de bevolking, terwijl ze maar 30 procent van het land in handen had. Zij moest ook alle belastingen betalen. Geestelijkheid en adel waren daarvan vrijgesteld. De grond waarop de boeren werkten was vaak in handen van een edelman of van een rijke koopman uit de stad.
In 1788 was er een slechte oogst. Dat had tot gevolg dat de graanprijzen hoog waren. De gewone mensen moesten dus veel betalen om aan hun eten te komen. Daarbij kwam dat men toch pacht (= de huur van het land) moest betalen aan de landeigenaar. Men moest grondbelasting betalen. Ook andere belastingen, vaak per streek verschillend, moesten betaald worden. Rond 70 procent van het boereninkomen ging op aan belastingen. De prijzen stegen en het inkomen bleef gelijk. De gevolgen waren dat de mensen armer werden en dat er honger werd geleden.
Daarbij kwam ook nog dat er grote stukken land niet gebruikt werden, omdat bijvoorbeeld de adel het voor de jacht gebruikte.
In de steden waren de mensen ook ontevreden. In de allereerste plaats waren er fabrikanten die van de (te) strenge koninklijke voorschriften afwilden. Zij wilden geen regels voor werktijden en geen verbod om bepaalde machines te gebruiken.
De meer ontwikkelde mensen wilden meer zeggenschap, meer democratie. Onder invloed van de ideeën van de verlichting wilde men vrijheid van godsdienst en gelijkheid van rechtspraak voor iedereen. Alle mensen waren gelijk. Dat betekende dat er dezelfde regels en wetten voor iedereen moesten komen. Belasting betalen moest ook betekenen dat men mee kon beslissen in staatszaken.
De staatsschuld was enorm. De Franse koningen hadden veel te veel geld uitgegeven aan hun hofhouding en aan het leger. Zij hadden al heel veel geld geleend en de grootste post op de begroting was ook het afbetalen van de leningen. Bezuinigen kon niet, meer lenen ook niet en de belastingen verhogen kon niet meer. Er was in 1788 sprake van een staatsbankroet.
Koning van het land was op dat moment Lodewijk XVI. Hij besloot voor het eerst in 175 jaar de Staten-Generaal, de vergadering van de standen bij elkaar te roepen. Geestelijken, edelen en boeren en burgers moeten hun vertegenwoordigers kiezen.
Lodewijk XVI was geen sterke koning. Hij was nogal afhankelijk van zijn raadgevers en zijn vrouw, Marie-Antoinette, de dochter van de Oostenrijkse keizer.

De bestorming van de Bastille

Op 14 juli werd de Bastille bestormd, nog steeds een gebeurtenis die elk jaar door de Fransen wordt gevierd. Wat was het eigenlijk voor gebouw en waarvoor diende het?
Meestentijds kon het publiek het buitenhof van de Bastille bezoeken om een praatje te maken met de poortwachter of te kijken hoe goed de moestuin van de gevangenisgouverneur er voor stond. Nauwelijks iets om je over op te winden zo lijkt het. Maar de Bastille was voor alles een fort met acht torens met wel anderhalve meter dikke muren die uitrezen boven het arsenaal en de faubourg St.-Antoine, een van de radicale arbeidersbuurten van Parijs. Op latere schilderijen, zoals dat van Huber Robert, lijken de torens tientallen meters hoog. In werkelijkheid waren zij niet hoger dan zo'n 25 meter. Vooral ná de bestorming van de Bastille nam het gebouw en de taferelen die zich in zijn binnenste zouden hebben afgespeeld, legendarische proporties aan.
Het gebouw dateerde uit de 14e eeuw als versterking tegen de Engelsen. Onder Charles VI werd het omgebouwd tot gevangenis. Ten tijde van Lodewijk XVI waren de onderaardse kerkers waaraan het gebouw zijn gevreesde faam te danken had, al lang niet meer in gebruik. De meeste gevangenen zaten in achthoekige cellen opgesloten in de tussen de vijf en zeven verdiepingen tellende torens. Er stonden een bed, een of twee tafels en verschillende stoelen in. Er was een stookplaats en een raam voorzien van spijlen. De cellulairen mochten hun eigen spullen meenemen, zelfs een kat of hond! Het ter beschikking gestelde voedsel hing af van de sociale status van de gevangen: hoe hoger de status en inkomen, hoe beter het eten. Ter verstrooiing was het toegestaan te kaarten, een slokje wijn te drinken en op een goed moment zelfs een biljardje te leggen. Kortom, als symbool voor het despotisme onder de Franse koning Lodewijk XVI voldeed het leven in de Bastille niet bepaald. Maar door een krachtige romantische propaganda kreeg de Bastille toch zijn gevreesde naam. Vooral het werkje van Nicolas Linguet Mémoires de la Bastille heeft daaraan bijgedragen. Verschillende anderen die opgesloten hebben gezeten, hebben daarnaast eveneens aan de mythe meegewerkt. Het idee dat met een lettre de cachet een ieder in het holst van de nacht van zijn bed gelicht kon worden om opgesloten te worden in de Bastille, deed menigeen huiveren en gaf uiteindelijk voldoende voedsel aan de wens om de Bastille te bestormen en met de grond gelijk te maken. De sloper die opdracht kreeg de Bastille met de grond gelijk te maken, heeft vervolgens zijn fortuin gemaakt door de stenen van de Bastille per stuk te verkopen als aandenken aan deze memorabele dag.
Uiteindelijk zaten er slechts zeven gevangenen in de Bastille opgesloten op die gedenkwaardige dag van 14 juli 1789. In triomf werden zij door de straten gevoerd als ware het politieke martelaren. Dat was misschien wel te veel eer voor vier valsemunters, twee krankzinnigen en een jonge graaf die op kosten van zijn familie wegens liederlijk gedrag in de Bastille was opgesloten, zoals Von Flue in zijn ooggetuigeverslag opmerkte. Hij had geen goed woord over voor de commandant van de Bastille, Launay.
De belegerden kwamen er niet al te best vanaf, maar de belegeraars werden na afloop beschouwd als ware volkshelden. Van enkelen is een ooggetuige verslag bewaard gebleven, zoals van de horlogemaker Humbert, die bij de belegering ernstig gewond raakte.
Het volk komt opnieuw in opstand
In oktober 1789 was er weer oproer onder de bevolking van Parijs. Het leed honger. Een enorme menigte ging naar Versailles. Daar woonde de koning en de Nationale Vergadering was daar. De leiders van de stoet waren als vrouwen verkleed, want ze hoopten dat de soldaten dan niet op hen zouden schieten. De menigte ging het paleis van de koning binnen en dwong de koning om naar Parijs te verhuizen. De koning ging tussen de Parijzenaars wonen.

Na deze actie kreeg de Parijse bevolking meer zeggenschap over het bestuur. Veel mensen konden de Nationale Vergadering voortaan vanaf tribunes volgen. Als ze het ergens niet mee eens waren lieten ze dat luidkeels horen. Om dat Lodewijk bang was voor nieuwe problemen, keurde hij alles goed waar hij eerst tegen was.

Er worden veranderingen aangebracht
De opstanden van het volk hadden succes; er werden veranderingen aangebracht:
De adellijke voorrechten werden afgeschaft.
Je kon banen krijgen in de regering, kerk en in het leger als je er geschikt voor was; het maakte niet uit of je van adel was.
In 1791 kwam er een nieuwe grondwet, die zorgde ervoor dat de bourgeoisie de macht in handen kreeg en niet de adel.

Bourgeoisie wordt aangevallen

De Bourgeoisie werd onlangs hun verbeteringen door twee groepen aangevallen.
1 de Reactionairen; een groep die de revolutie wilde stoppen
2 de Radicalen; een groep die de revolutie verder wilde doorzetten
Op 20 juni 1791 vluchten de koning en zijn vrouw uit het paleis en willen zich aansluiten bij een groep edelen met troepen en hij hoopte op steun van andere koningen, om een einde te maken aan de revolutie.
Maar de vlucht mislukt en de koning en zijn vrouw worden opgemerkt en gearresteerd. De mensen zijn, na deze mislukte vlucht, bang voor een aanval van de adel.

De Jacobijnen krijgen de macht

In de winter van 1792-1793 kregen de linkse zijde (de Girondijnen) aan de macht. Zij verklaarden Groot-Brittannië, Nederland en Spanje de oorlog. Maar de oorlog verliep niet zoals gepland en de meer radicale groep (de Jacobijnen) gebruikte dat als excuus om de Girondijnen af te zetten en zelf het land te besturen. Op 31 oktober 1793 werden de Girondijnen berecht en terechtgesteld. De Jacobijnen probeerden een regeringssysteem op te zetten, daarvoor waren drie kandidaten. Robespierre zorgde ervoor dat de Hébert en Danton
Naar de guillotine werden afgevoerd. Vanaf dat moment begonnen de 2 bloederigste jaren van de Franse Revolutie…..

Het schrikbewind

De Jacobijnen waren voor die tijd aan de macht gekomen en die hadden erg extreme ideeën over de Franse Revolutie. Ze besloten daarom dat iedereen die ook maar een klein beetje tegen de revolutie was moest worden vermoord. De Jacobijnen kregen steeds meer steun van het gewone volk en in juni 1793 bestormden ze met maar liefst 80.000 man d het parlementsgebouw. Ze wilden 29 gematigde revolutionairen gevangen nemen. Acht gematigde wisten te vluchten, de rest werd enkele maanden daarna terechtgesteld. Toen hadden de Radicalen de meerderheid in de Nationale Vergadering en konden ze hun extreme en gruwelijke plan uitvoeren: Iedereen die ook maar een klein beetje tegen de Revolutie was, werd opgepakt en veroordeeld.Deze mensen moesten voor een speciale “eerlijke” rechtbank verschijnen. Deze rechtbanken waren helemaal niet eerlijk, want de verdachte kon zich niet of nauwelijks verdedigen en je werd voor zo’n 90% van de gevallen veroordeeld tot de guillotine. Tussen de zomer van 1793 en de herfst  van 1794 vonden in Frankrijk ongeveer 40.000 executies plaats. De meeste mensen werden in het openbaar, door de guillotine (een 4 meter hoog apparaat met een enorm schuin mes), vermoord anderen werden bij stiekeme moordpartijen gedood.
Maar de terreur (het schrikbewind) had ook een ook een aantal voordelige invloeden op het leger en het bestuur.
-    Er werden naar alle delen van Frankrijk mensen gestuurd, die erop moesten toezien dat de bevelen werden uitgevoerd.
-    Als eerste land voerde de regering een algemene dienstplicht in, daardoor werd hun leger veel sterker dan de andere kleinere beroepslegers of huursoldaten.
-    Je kon alleen een belangrijke functie in het leger krijgen als je er geschikt voor was. De regering stuurde er mensen opuit om te controleren of mensen van een belangrijke functie geen misbruik maakten van hun taak. Je mocht als legeraanvoerder bijvoorbeeld niet je leger laten terugtrekken, deed je dat wel, dan werd je gearresteerd en in de gevangenis gezet.

Het einde van de terreur

Toen de Terreur een tijdje bezig was, werd er bekend dat er niet alleen tegenstanders van de revolutie onder de guillotine kwamen. Er werden soms zelfs radicalen onthoofd!
Toen waren behalve de gematigden ook de radicalen voor het beëindigen van de Terreur.
Er kwam een vergadering waarin de meerderheid Robespierre (de leider van de radicalen) en zijn aanhangers buiten de wet wist te stellen, een dag later werden Robespierre en zijn aanhangers onthoofd. Dit was het einde van de Terreur, die Frankrijk zo’n 40.000 slachtoffers heeft geëist.

De guillotine

De guillotine is een executiemiddel die vooral in de Franse Revolutie erg veel gebruikt is.
De guillotine is 4 meter hoog en van hout gemaakt. In het hout zit een gleuf en boven aan hing een scherp, schuin afgesneden, mes. Verder hing er een touw die ervoor zorgde dat, als het werd doorgesneden, het mes zou vallen. Het mes viel dan door de gleuf naar benden. De misdadiger moest zijn hoofd aan de onderkant in een gat stoppen. Als het mes viel werd het hoofd afgehakt. En het hoofd viel in een bak aan de achterkant. De beul toonde dan het hoofd aan het publiek, dat vaak uit grote aantallen bestond.
De guillotine zou een bijna pijnloos wapen moeten zijn, maar velen betwijfel(d)en dat, omdat je nog een paar seconden doorleeft. Joshep Ignoce Guillotine was de eerste die voorstelde om de guillotine als standaard executiemiddel te gaan gebruiken, maar heeft het niet uitgevonden.
Hij werd wel naar hem vernoemd. Het vreemde was dat hij zelf  fel tegenstander van de doodstraf was. Hij hoopte dat het een tussenstap naar de afschaffing van de doodstraf. Hij had alleen niet voorzien dat daarmee tienduizenden mensen onthoofd zouden worden……

Napoleon krijgt de macht in handen

Na de Terreur wist de gematigde groep de macht weer in handen te krijgen. Maar die groep voelde niets voor de ideeën die de radicale groep had doorgevoerd en voor de armen werd weinig gedaan, ze waren na jaren van Terreur weer terug bij af.
De regering had tussen 1795-1799 een aantal problemen:
-    Frankrijk bleef nog steeds in oorlog met buitenlandse vijanden
-    Nieuwe bestuurders dachten meer aan zichzelf dan aan het hele land
-    De Franse adel probeerde met geweld weer de macht te krijgen
Napoleon Bonaparte vocht in die tijd tegen de opstand van de adel en 1799 besloot hij zelf de macht in handen te nemen. Vanaf dat moment werd Frankrijk bestuurd door één man.
Napoleon heeft héél veel landen veroverd, daarom is hij ook zo bekend geworden. Wat iets minder bekend is, is dat hij de ideeën van de Franse Revolutie in de landen die hij veroverde heeft ingevoerd. Zijn wetgeving heette Code Napoléon (Wetgeving van Napoléon). Daarin stond o.a.:
Iedereen is gelijk voor de wet. Het maakte dus niet uit of je meer of minder spullen had, als je van adel was maakte dat niet uit, je kreeg dezelfde straf.
Iedereen mag bepaalde banen doen als hij daarvoor geschikt is, het maakt dus niet uit of je van adel ben.
Mensen mochten niet meer zomaar, zonder rechtspraak, gevangen genomen worden. Als je werd beschuldigd kreeg je hulp van een advocaat en mocht je getuigen meebrengen om je te verdedigen. Het vonnis werd door een jury van burgers uitgesproken.
Er waren nog andere idealen van de Franse Revolutie, maar daar wilde Napoléon niets van weten.

Napoléon komt aan zijn eind

De landen die Napoléon veroverd had waren wel blij met de Code Napoléon, maar hij behandelde hen niet goed. Zo liet hij hen belasting betalen en moesten ze hem troepen geven voor zijn vele oorlogen; ze wilden Napoléon liever kwijt. In 1814 werd Napoleon door een door legers van een vele staten verslagen; hij werd naar Elba verbannen. Daar wist hij te ontsnappen maar in 1815 werd hij in de slag bij Waterloo voor het laatst verslagen.

Waarom is de Franse Revolutie nu nog belangrijk

De Franse Revolutie is nu heel erg bekend geworden omdat er dank zij die revolutie veel dingen in onze samenleving zijn veranderd:
- Door de Code Napoléon is nu iedereen gelijk voor de wet en worden er nu eerlijke straffen gegeven.
- Ook zijn er dankzij de Franse Revolutie in veel Europese landen nieuwe grondwetten gekomen.
- Door de Franse Revolutie hebben veel koningen minder macht gekregen, omdat zij hun macht moesten inleveren aan het parlement.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.