Rechts-extremisme

Beoordeling 6.3
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • 5e klas havo | 2066 woorden
  • 10 maart 2002
  • 38 keer beoordeeld
Cijfer 6.3
38 keer beoordeeld

Inleiding De centrumpartij ’86 en de centrumdemocraten worden vaak ‘extreemrechts’ genoemd. Extreem betekent letterlijk ‘uiterst’ of ‘heel erg’. Als we deze betekenis gebruiken dan bedoelen we dus politieke groeperingen aan de uiterst rechterzijde van de politiek. Extreemrechts kan echter ook in andere zin gebruikt worden, namelijk dat de betreffende partijen geweld gebruiken om politieke doeleinden te bereiken. Daarnaast betekent ‘extremistisch’ ook wel ‘antidemocratisch’, tegen de parlementaire democratie. Die laatste betekenis wordt meestal bedoeld als men spreekt van extreemlinks en extreemrechts. De aanduiding extreemrechts voor CP’86 en CD brengt een paar problemen met zich mee. In de eerste plaats gebruiken CP’86 en CD als partij geen geweld in hun politieke strategie en beschouwen zij zichzelf niet als antidemocratisch. Sterker nog, zij beschuldigen soms op goede gronden hun tegenstanders van gebruik van geweld en van antidemocratische gezindheid. Een tweede bezwaar tegen de term extreemrechts is dat er ook partijen bestaan die wel op de uiterst rechterkant van de politiek zitten maar die zich niet tegen immigranten keren. Zoals de RPF, het GPV en de SGP, samen vaak klein-rechts genoemd. Maar de namen neofascistisch en neonazistisch die ook wel worden gebruikt, hebben weer andere bezwaren. Het belangrijkste bezwaar tegen een benaming waarin fascistisch wordt gebruikt, si dat zij verwijst naar de Tweede Wereldoorlog, het Derde Rijk en het Italië van Mussolini. CD en CP’86 wensen hiermee niet geassocieerd te worden. Vaak zijn er wel banden tussen de partijen en fascistische en neonazistische groeperingen. Het verschil tussen het Duitse nationaal-socialisme en het Italiaanse fascisme is dat een uitgewerkte rassentheorie bij het laatste ontbreekt. Bovendien richtte het racisme van de nazi’s zich in de eerste plaats op joden en zigeuners en veel minder tegen immigranten. Om al deze redenen gebruiken wij liever voor CD en CP’86 liever de term racistische partijen. 1. Wat zijn racistische partijen? Om te bepalen of een partij racistisch is zijn er een aantal criteria. Allereerst kijken we in hoeverre de propaganda van de partij gebaseerd is op biologistische redeneringen. Racistisch zijn voor ons als die redeneringen waarbij maatschappelijke ongelijkheid verklaard wordt uit verschillen tussen mensen die een onveranderbare, biologische grondslag hebben en die erfelijk zijn. Het belangrijkste van de argumentatie van het moderne racisme is de idee dat culturen niet veranderen, dat sommige culturen onverenigbaar zijn en dat een cultuur op een of andere manier aangeboren is. Racistische partijen baseren hun houding tegenover immigranten dus op een etnisch of raciaal verschil tussen allochtonen en autochtonen. De eigen, nationale cultuur wordt als homogeen en onveranderbaar voorgesteld, terwijl ook de vreemde culturen volstrekt geslote en onveranderbaar lijken. Tenslotte wordt aangenomen dat de verschillende culturen elkaar niet verdragen. Een tweede criterium om en partij racistisch te noemen is de positie die de partij inneemt ten aanzien van geweld dat tegen immigranten wordt gebruikt. Racistische partijen benadrukken het geweld dat door allochtonen wordt gepleegd, maar zij negeren het geweld dat tegen allochtonen wordt gebruikt. Sterker nog, zij vinden het gerechtvaardigd zich eventueel met geweld tegen allochtonen te verdedigen. Een derde criterium is de plaats die het buitenlandersprobleem inneemt in de propaganda. Wanneer een partij voortdurend hamert op de criminaliteit van allochtonen en op de problemen die de opvang van asielzoekers met zich meebrengen, dan spreken wij van een racistische partij. Door de eenzijdigheid wordt immers de indruk gewekt dat de allochtonen het zelf allemaal veroorzaken. De racistische partij is ene typische single-issue partij, die zich beperkt tot een politiek programmapunt. Tenslotte kijken we ook naar de eventuele banden die vooraanstaande leden van de betreffende partij met neonazistische organisaties hadden of hebben. 2. CD en CP’86: geschiedenis van 2 racistische partijen

In 1980 nam Henry Brookman, een wetenschappelijk medewerker aan de Vrije Universiteit, het initiatief tot de oprichting van een nieuwe partij: de Centrumpartij. Hans Janmaat werd al snel de leider van de CP. Janmaat had enige politiek ervaring en hij had geen besmet verleden, want hij was nooit lid gewest van een neonazistische of fascistische organisatie. Bovendien was hij doctorandus in de politicologie en leraar, zodat hij de nieuwe partij een respectabel gezicht kon geven. In 1982 werd hij met bijna 70.000 stemmen in de Tweede Kamer gekozen. Bij tussentijdse gemeenteraadsverkiezingen in 1983 haalde de CD in Almere niet minder dan 9,1 procent. In 1984 haalde de CD bij de Europese verkiezingen landelijk 2,5 procent, in die grote steden meer dan 7 procent, dat was niet genoeg voor een zetel. Janmaat richtte eind 1984 een nieuwe partij op, de Centrumdemocraten. De oude CP ging vervolgens failliet, waarna een nieuwe partij werd opgericht: CP’86. geen van beide partijen, CD noch CP’86, slaagde erin om de Tweede Kamerverkiezingen van 1986 een zetel te bemachtigen. Sinds 1989 zijn de partijen echter weer succesvol. Na de parlementsverkiezingen van 1989 mocht Janmaat namens de CD weer in de Kamer zitting nemen. Bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1990 kregen de Centrumdemocraten en CP’86 samen in die drie grote steden bijna 7 procent van de stemmen. In sommige wijken in Amsterdam, Rotterdam en Den Haag stemde twintig tot dertig procent van de kiezers op racistische partijen. 3. Ideologieën van de twee partijen De CD claimt al sinds haar oprichting dat zij ‘niet links en niet rechts’ is. De CD heeft weinig fascistische elementen in haar ideologie en propaganda. Vooral Janmaat heeft nauwelijks fascistische taal. Hij legt bijvoorbeeld weinig nadruk op cultuur, er is geen sprake van een Europese gedachte. Hij is zonder meer materialistisch te noemen: in zijn argumentatie overheerst het economische argument. Ook zijn opvatting Neerland is vrij liberaal. Vluchtelingen vormen voor hem allereerst een financieel probleem. De ideologie van CP’86 gaat meer dan die van de CD in nazistische richting. Het partijprogramma heette in 1993 “Eigen volk eerst”. Een van de belangrijkste mensen van de CP’86, Stewart Mordaunt, beschouwde zichzelf als nationaal-socialist. Mordaunt vindt het sterke punt van nationaal-socialisme “vooral hun rassentheorie, en dat heeft het fascisme weer helemaal niet”. In 1983 heeft hij ook verklaard op tv dat hij “volledig kon sympathiseren met de ideeën van het nationaal-socialisme”. 4. Propaganda “Nederland voor de Nederlanders” (CD) en “Eigen volk eerst” (CP’86) zijn de verkiezingsleuzen van de racistische partijen. Zij vinden dat niet de allochtone minderheden maar de autochtone Nederlanders worden gediscrimineerd. De CD claimde dat “niet-Nederlandse invloeden moeten worden teruggedrongen”. In de jaren tachtig kiezen de racistische partijen een ander doelwit. De nadruk is bij de CD steeds meer op Turken en Marokkanen komen te liggen. De islam wordt als de grootste bedreiging gezien. De laatste jaren is op twee thema’s in de propaganda van de CD steeds meer nadruk gelegd. Dit zijn de komst van vluchtelingen, in het bijzonder asielzoekers, en de toenemende criminaliteit. 5. Strategie De CD heeft zich, sinds haar op richting, behoed voor openlijk racistische uitspraken. De strategie van de CD is er uitdrukkelijk op gericht ten opzichte van CD’86 een ‘gematigde’ positie in te nemen. De leiders onthouden zich van antisemitische uitspraken, anders dan de leden van CP’86. Het is alleen de vraag of deze twee partijen werkelijk zo verschillen. Zoals de Nederlandse kiezers hen zien, zijn er wel degelijk verschillen, maar achter de schermen vervagen deze verschillen zeker wel. Hun doen en laten is uitsluitend afhankelijk van strategische overwegingen. De belangrijkste verschillen tussen CD en CP’86 zijn dus niet van inhoudelijke, ,maar van strategische aard. 6. Kiezers De centrumstroming heeft voornamelijk in de grote steden aanhangers, in de provincies Zuid-Holland, Noord-Holland en Utrecht. Mannen stemmen veel vaker op CD/CD dan vrouwen. Het zijn vooral jongeren in de leeftijd van 18 t/m 24 en mensen op middelbare leeftijd (45 t/m 64) die op CD/CP stemmen. Ze hebben vaal voor hun achttiende hun schoolopleiding beëindigd en afkomstig uit de lagere inkomensgroepen, hoewel de CD/CP ook uit de modale inkomens relatief veel stemmen krijgt. Werklozen en WAO’ers stemmen relatief vaak op de racistische partijen. CD/CP hebben trouwe kiezers: ze stemmen keer op keer op deze partijen. Ook jongeren die voor het eerst mogen stemmen en voormalige kiezers van andere protestpartijen stemmen CD/CP. Maar in tegenstelling tot de CP trekt de huidige CD ook veel kiezers die voorheen op PvdA of het CDA stemden zelfs onder kiesgerechtigden die voorheen op kleine confessionele partijen stemden zijn aanhangers van Janmaat. De vraag is nu door welke factoren en omstandigheden mensen ertoe gebracht worden om op de CD of CP’86 te stemmen. Sommige onderzoekers verklaren het succes van de Centrumstroming uit gevoelens van concurrentie en afgunst. Juist de ‘kansarme autochtonen’ zijn aangewezen op dezelfde delen van de woningmarkt en de arbeidsmarkt waarop ook het merendeel van de allochtonen is aangewezen. Geen wonder dat zij de immigranten als oorzaak van hun ongeluk beschouwen. Het is dus een hang naar het aanwijzen van een zondebok.
7. Bestrijding Doodzwijgen
De strategie tegen racistische partijen was er aanvankelijk vooral een van doodzwijgen. In de media kwamen racisten niet of nauwelijks aan het woord, verslagen van hun bijeenkomsten werden niet gepubliceerd. In de Tweede kamer liet met janmaat al vanaf het begin links liggen. In gemeenteraden werden vertegenwoordigers van de racistische partijen buiten commissies gehouden. Contacten met leden en politici van de racistische partijen werden zoveel mogelijk vermeden. Hetzelfde gold voor de thema’s die de centrumpartij aan de orde stelde. Maar aan deze strategie bleken enkele nadelen te zitten. Ten eerste bleven de mogelijkheden om aan te tonen dat racisme slecht is onbenut. Bovendien veronderstelde het doodzwijgen dat door geen aandacht te schenken aan politiek racisme het vanzelf wel over zou gaan. Dat bleek een misvatting. Ontmaskeren en criminaliseren
De strategie van het ontmaskeren is gedeeltelijk een reactie op de doodzwijgstrategie. Na de successen van de centrumpartij bij de verkiezingen in Almere stelde de VVD dat de gevestigde partijen niet langer om de centrumpartij heen kunnen en dat zij de strijd met janmaat aan moesten binden. De kiezer moest dus duidelijk gemaakt worden wat er achter het gezicht van de centrumpartij steekt. Dat haar programma weliswaar niets voorstelt maar dat er toch grote bezwaren kleven aan deze partij. Het ontmaskeren is erop gerichtbelastende informatie te verspreiden over de leden van de racistische bewegingen en over hun werkelijke standpunten, om hen zo zwart te maken. De ontmaskeringstrategie werd gecombineerd met pogingen om de racistische partijen te criminaliseren. Demonstreren en directie actie
De twee bovengenoemde strategieën werden vooral door politici, de overheid en de media gebruikt. Individuele burgers hadden echter ook de behoefte hun bezorgdheid te uiten. Van begin af aan is er dan ook gedemonstreerd en actie gevoerd tegen de racistische partijen. Daarnaast waren er in de jaren ’80 groeperingen die de racistische partijen wilden bestrijden door directe, soms gewelddadige acties. Juridisch vervolgen
Racistische partijen zijn ook met juridische middelen te bestrijden. Aanvankelijk nam de overheid, en da vooral het penbaar ministerie, het initiatief. In het verleden kwamen er al eerdere Nederlandse racistische partijen in aanvaring met justitie. Nederland heeft het Internationaal verdrag van New York van 7 maart 1966, over de uitbanning van elke vorm van rassendiscriminatie ondertekend. Volgens dit verdrag dient het begrip ‘ras’ ruim te worden genomen. Met ‘ras’ worden ook nationale of etnische afstamming, huidskleur of afkomst bedoeld. Naamsregistratie

Racistische partijen kunnen ook via de Kieswet worden bestreden. In de kieswet is een artikel opgenomen over het weigeren van naamsregistratie. De Kieswet is duidelijk niet geschikt en niet bedoeld voor het bestrijden van racistische politieke organisaties. Pas als de rechter een rechtspersoon verboden heeft verklaard, is de Kieswet bevoegd om inschrijving van de naam of aanduiding te weigeren. De registratie van naam en aanduiding staat echter los van de deelname aan de verkiezingen. Alleen de strafrechter kan in bepaalde een kiesgerechtigde het recht te kiezen of te worden gekozen ontnemen. Conclusie We hebben veel aandacht besteed aan de wijze waarop politici, justitie en journalistiek met politiek racisme zijn omgegaan. De toekomst van politiek racisme is echter maar beperkt afhankelijk van het antwoord dat politieke partijen en de media weten te geven. Minstens zo belangrijk is hoe de rest van de samenleving –individuele burgers en maatschappelijke organisaties- met politiek racisme omgaat. Blijft racisme in het algemeen en politiek racisme in het bijzonder een weliswaar groeiend maar geïsoleerd fenomeen, waar de overgrote meerderheid niet mee kan en niet mee wil leven? Of raakt de Nederlandse samenleving er meer aan gewend? Zoals in Frankrijk, waar het front National van Jean-Marie Le Pen al tien jaar door meer dan 10 procent van de kiesgerechtigde Fransen wordt gesteund. Deze vragen zijn moeilijk te beantwoorden. Een ding is wel zeker: politiek racisme kan niet langer worden doodgezwegen en genegeerd, in de hoop dat het langzaam overwaait. We moeten een sterke strategie ontwikkelen die de oude strategieën van ontmaskeren en vervolgen aanvult.

REACTIES

S.

S.

hartelijk bedankt ik heb er heel veel aangehad. je hebt het ook heel goed geschreven. zou je vaker zulke verslagen in kunnen sturen

20 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.