De Economie
Van voedselverzamelaar naar jager
De prehistorische mensen waren alleseters die hun uitgebreid plantaardig menu waarschijnlijk aanvulden met eieren, wormen, insecten en kleine vogels. Vermoedelijk verjoegen zij ook prooidieren van hun aas, om zo gemakkelijk aan vlees te komen. De tropische wouden waarin zij leefden, leverden een overvloed van dit alles op.
Toen het klimaat koeler begon te worden, ruimden de beschermende wouden echter plaats voor uitgestrekte, dorre savannes. Omdat daarin veel minder vruchten, noten, bessen en zaden te vinden waren, moesten ze meer vlees beginnen te eten om in leven te blijven.
Vergeleken met het vroegere plantaardige voedsel verschafte de jacht hen voedzamer eten: wat je makkelijk kunt met een voorbeeld kunt aantonen. 100gr wildbraad bevat 2392 kjoule en 100gr plantaardig voedsel bevat nog geen 418 kjoule. Daardoor hoefden de jagers ook niet meer een hele dag vruchten te verzamelen en planten te kauwen. De gewonnen tijd werd dan besteed aan het vervaardigen van wapens en aan de jacht. Zo veranderden ze van voedselverzamelaars naar jagers waardoor hun levenswijze en menu veranderde.
De jacht op wild met vuur
In het noordelijk halfrond kreeg de mens de laatste 600 000 jaar te maken met de IJstijden. Door het natte, koude en gure klimaat groeiden er maar weinig voedzame planten, zodat vlees eens te meer z'n basisvoedsel werd. Dankzij de vindingrijke geest slaagde de mens erin zich aan te passen om zulke barre tijden te overleven. Om zich te beschermen tegen ijzige koude, trokken de mensen zich terug in duistere, kille grotten. Vuur was dus voor hen van levensbelang. Het vuur kon dan ook tegelijk gebruikt word voor de jacht.
In Spanje zijn er meer dan vijftig olifanten opgegraven. De dunne laagjes koolstof en houtskool bewijzen dat de mens het plantendek herhaaldelijk in brand heeft gestoken. We veronderstellen dat het met de bedoeling was om kudden olifanten in de hinderlagen te lokken, een moeras bijvoorbeeld. Daar werden ze dan met zware stenen en speren gedood. Er werden trouwens in de buurt fossiel hout gevonden, waarvan de scherpe punten door het vuur waren gehard.
Van de mammoeten bleef er na de slachting niet veel over. De organen werden onmiddellijk opgegeten, terwijl het vlees gerookt of gedroogd werd om het langer te kunnen bewaren. Van de taaie huid werden tenten, schoeisel, windschermen voor bij de grotingang, sterke riemen en zelfs kookpotten. Het lange bovenhaar werd tot stevige koorden gedraaid en de in eengevlochten pezen dienden als bindmateriaal. De blaas, maag en darmen konden gebruikt worden als waterzakken, voedselverpakking en voor waterdichte kledij. De 8cm dikke vetlaag werd als brandstof voor de stenen lampen en als grondstof voor zalven en smeersels. De slagtanden en zware beenderen hielden het tentdoek omlaag of er werden werktuigen van vervaardigd. Weinig werd er dus verspild.
De Techniek
Werktuigen van steen en been
In het begin gebruikte men eenvoudige materialen zoals hout, steen en been. Tot 130 000 jaar geleden was de vuistbijl het voornaamste werktuig. De ontwikkeling van werktuigen ging zo traag dat het meest gebruikte materiaal tot 3500 v.Chr. vuursteen was. De homo erectus was de eerst die daar gebruik van maakte. Dit voorwerp werd vervaardigd door met een andere steen stukken van de rand te slaan. Zo werden de vuistbijlen later steeds meer bewerkt en gladder gemaakt.
Dergelijke werktuigen waren zeer geschikt voor het doden van grote zoogdieren. Ze werden eveneens gebruikt om eetbare wortels op te graven, om huiden te doorboren, om vlees te snijden, om hout te hakken of te schaven en voor allerlei dagelijkse taken.
100 000 jaar geleden ontwikkelde de Neanderthaler de afslagtechniek, een vorm van stenen werktuigentechnologie. Door op een speciale manier op een vuursteenkern te slaan, verkregen ze een hele serie dunne schilfers. Van die afgeslagen schilfers maakte de Neanderthaler meer dan zestig verschillende stenen werktuigen, zoals: messen, scharpers om huiden schoon te maken en scherpe punten die dienden als steekwapen. Hiermee verkreeg hij een grote verscheidenheid aan gespecialiseerde werktuigen.
Later, bij de cro-magnonmensen, werd het maken van gereedschap een echte ambacht. De werktuigen konden dan ook soms tot echt kunstwerkjes uitgroeien. Hierbij werd er massaal been, ivoor en hertshoorn gebruikt.
De technologische ontwikkeling verliep traag waardoor de vuursteen tot 3500 v.Chr. het meest gebruikte materiaal was.
Het vuur gaf de mens z'n macht
Vermoedelijk was het de Peking-mens, een oermens die 400 000 jaar geleden in de buurt van de stad Peking leefden, die als eerste het vuur nuttig wist te gebruiken. Ze leefden hoofdzakelijk op plantaardig voedsel maar gedwongen door de kou moesten ze overschakelen naar dierlijk voedsel die ze verwarmde. De mens zal aanvankelijk het vuur bij blikseminslagen of bij gloeiend lava meegenomen hebben. Dat moest een heel dappere onderneming zijn. Vervolgens leerden ze het vuur met gesprokkeld hout branden te houden. Lange tijd zijn de mensen van vuur uit de natuur afhankelijk geweest. Waardoor het een catastrofe moest zijn wanneer de vlam doofde. Hoe en wanneer de mens leerde het vuur zelf te maken? Daarover kan men alleen maar gissen. Misschien gebeurde het toen men van vuursteen een werktuig aan het maken was en vonken veroorzaakten. Wel was duidelijk dat wanneer de mens het vuur beheerste dat ze heerser werd over de dieren.
De levenswijze
De samenleving was van levensbelang
Twee jagers konden onmogelijk een kudde mammoeten aanvallen. Daarom moest er in die tijd al een stamverband bestaan: een groep jagers, aangevoerd door een leider. Een bewijs van die hechte samenwerking is te vinden in Solutré(Frankrijk) waar beenderen werden gevonden van 100 000 wilde paarden die door een groep jagers in een steile afgrond waren gejaagd.
De jagers kwamen ook niet altijd thuis met een prooi. De jacht leverde niet meer op dan een kwart van het noodzakelijke voedsel. De vrouwen moesten voor de rest zorgen. Zij verzamelden noten en wortels en plukten vruchten die de groep in leven hielden. Zo werd de arbeidsverdeling een sociaal feit: deze werkverdeling tussen man en vrouw was noodzakelijk voor het voortbestaan van de stam.
Gedurende de zomer zwierven er jagersstammen over de vlakten op zoek naar groot wild. Telkens als ze in een veelbelovende streek kwamen, maakten ze een voorlopig kamp van kuilwoningen. Die waren gedeeltelijk in de grond uitgegraven, zodat ze meer beschutting boden tegen wind en de koude.
Bij het naderen van de winter kwam er een eind aan de omzwervingen. Dan vestigden zij zich op een beschermd plekje, bijvoorbeeld in een grot, om er hun voorraad voedsel op te slaan en te overwinteren.
Cultuur
De dood van een Neanderthaler
Archeologen hebben op verschillende plaatsen graven gevonden van Neanderthalers. De lijken werden zorgvuldig in gegraven kuilen gelegd, en bij het lijk legden ze dan voorwerpen. Deze grafgiften bewijzen dat de Neanderthalers dachten dat de dode die voorwerpen na de dood nodig zou hebben. Dit is dus een teken dat ze in het hiernamaals zouden geloven.
Archeologen vonden talrijke goed bewaard gebleven graven uit de laatste periode van de Oude Steentijd. De doden waren vaak geboeid of hun armen en benen waren met stenen verzwaard, omdat ze niet uit het graf konden vluchten. Vaak waren ze in grotten begraven, die met stenen waren afgesloten. Wapens, versierselen en voedingsmiddelen waren veel voorkomende grafgiften.
Zijn voorganger, de homo erectus, liet zijn doden waarschijnlijk over aan de prooidieren en aan regen en wind.
Kleurrijke kunstenaars
Het gebruik van natuurlijke kleurstoffen was voor de Neanderthaler niet onbekend. Ze gebruikteen kleurstoffen zoals rode of gele oker en zwart mangaan. Ze werden in poedervorm en soms in potloodvormige stukjes teruggevonden waarmee ze op dierenhuiden of menselijke huid gewreven hadden. Het is mogelijk dat de Neanderthaler zich voor de jacht of de strijd opschilderden. Misschien deden ze dat omdat ze meenden dat die schilderingen bovennatuurlijke krachten bezaten om hun vijand vrees aan te jagen of om de dieren te betoveren. Zijn opvolger, de cro-magnonmens, zocht nog verder. Hij geloofde dat hij door kunst en magie zijn stam kon voorzien van wild en afstammelingen. Waarvan de grotschilderingen een mooi bewijs is. Ze dienden kennelijk voor een soort cultus want ze beelden alleen jaagbare dieren af en bevinden zich in het voorste gedeelte van de grot dat door het daglicht verlicht wordt. Deze rotsschilderingen zijn tussen de 28 000 en 10 000 jaar oud.
Ze hielden zich niet alleen bezig met schilderen maar vervaardigden ook verbluffende stenen beelden van dieren maar ook vrouwenfiguren.
De eerste communicatie
Door samen op jacht te gaan en afspraken te maken, natuurverschijnselen verklaren, toverkunsten uitvoeren, enzovoort was er nood aan een communicatiemiddel: de taal.
De cro-magnonmens ontwikkelde als eerste een menselijke taal, zodat voor het eerst heel wat kennis kon worden doorgeven en ontvangen.
Enkele geleerden beweren dat de cro-magnonmens al 30 000 jaar geleden een soort van geschrift hadden. Dit bewijzen ze met een zogezegde maankalender. Een gevonden dierengewei waarop 69 tekens zijn gegrift in een kronkelende lijn. Elk teken zou een symbool zijn van de stand en fase van de maan tijdens een duur van 69 nachten. Maar veel geleerden beschouwen deze tekens niet als een echt geschrift.
REACTIES
1 seconde geleden
M.
M.
dit is egt heel leuk,
je kan altijd wanneer je maar wilt ff kijken op scholieren.nl.
14 jaar geleden
AntwoordenH.
H.
Ja, echt lache man!
14 jaar geleden
AntwoordenM.
M.
deze site heeft me egt geholpen geweldige site
13 jaar geleden
AntwoordenH.
H.
Ik kon geen informatie vinden voor mijn werkstuk over de prehistorie en nu heb ik info :D
11 jaar geleden
AntwoordenE.
E.
z'on toffe site
je vindt er over verschillende dingen.
echt handig
10 jaar geleden
AntwoordenM.
M.
het is erg leuk om dit te weten dus gelijk naar scholieren.nl
9 jaar geleden
AntwoordenH.
H.
egt goed ik heb een 9,9
9 jaar geleden
AntwoordenK.
K.
Waarom schrijft iedereen "echt" met een G,
Wauw..
8 jaar geleden
AntwoordenS.
S.
goeie info je kan er echt wat mee
7 jaar geleden
Antwoorden