Politieke stromingen

Deel 1: Van probleem naar politieke besluitvorming. Fase 1: Constatering probleem; in dit geval euthenasie. Euthenasie is verboden, als een arts het toch uitvoerd bij een patient krijgt deze arts 8 jaar gevangenisstraf. Het probleem komt bij de regering terecht doordat de actiegroepen, media en belangengroepen in opstand komen; ze gaan staken, campagne voeren, enquetes voeren enz. Fase 2: Discussie tussen partijen. Er wordt ook gekeken wat wel en wat niet in het programma van de politieke partijen komt (prioriteiten) De belangengroepen en media helpen hierbij doordat hun weten wat ze belangrijk vinden en wordt bevonden. Fase 3: Besluitfase. Hier wordt besloten of het een nieuwe wet wordt. En het probleem wordt goed bekeken. Het komt in de Eerste en Tweede Kamer. Fase 4: Uitvoering van wet. En controle om te kijken of het in het echt ook goed gedaan wordt. Politiek heb je vaker mee te maken dan je denkt. Politiek is bijv.: - Recht op een uitkering. - Naar school tot een bepaalde leeftijd. - Recht op een eigen mening. - Houden aan verkeersregels. Deel 2: Politieke stromingen. Ons land is verdeelt in 3 politieke stromingen met daarvan eigen partijen. De 3 politieke Stromingen zijn: - Socialisme. - Liberalisme. - Christelijke. Socialisme = PvdA. Socialisme is met oog voor een ander, een algemene partij dus met veel aanhang. Liberalisme = VVD. Het liberalisme zorgt voor de wegen en infrastructuur van ons land. Christelijke partij = CDA. Christelijk zijn de christelijke, hun geloven in god.
Deel 3: De 4de en de 5de macht. De mening van de ambtenaren, 4de macht, is belangrijk, de ambtenaren hebben een grote invloed op de ministers. De minister hebben maar weinig in te brengen, zij mogen wel ja en nee zeggen, maar er wordt minder naar gekeken dan naar de ambtenaren wordt gedaan. Pressiegroepen zijn: - Socialenbewegingen. - Actiegroepen. - Belangenorganisaties. Socialenbeweging = Gemeenschappelijk. Actiegroep = Greenpease. Belangenorganisatie = de Consumentenbond. Deel 4: De regering en het parlement. Het parlement zorgt voor: - Wetten. - Let op of de ministers wel goed hun werk doen. - Stemmen over wetsvoorstellen. De regering moet o.a.: - Wetten maken. - Ministers controleren. De regering zijn de koningin en de ministers samen.