Oorzaak Russische Revolutie

Beoordeling 6.1
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • 3e klas vwo | 3276 woorden
  • 3 augustus 2007
  • 148 keer beoordeeld
Cijfer 6.1
148 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Wat zijn de oorzaken van de Russische revolutie?

De macht in Rusland was in handen van de tsaar. Hij had totale macht, er was geen vrijheid voor het volk. Maar om de oorzaken van de Russische revolutie te weten moeten we veel verder terug in de geschiedenis: Naar het begin van de 19de eeuw.

Rusland in de eerste helft van de 19de eeuw:

Rusland was toen der tijd veel groter dan nu. Het strekte zich uit van de grenzen van het huidige Duitsland tot aan de Stille Oceaan. En er leefde ongeveer 170 miljoen mensen, waarvan slechts de helft Russisch was. De niet-Russen kregen strenge regels en wetten opgelegd, waartegen ze uiteindelijk in opstand kwamen.
Rusland heeft een andere geschiedenis dan West-Europa. Tot 1917 was het land zowel politiek als economisch achtergebleven. Bijna de gehele bevolking was analfabeet en ze hadden geen mogelijkheid om zich intellectueel te ontwikkelen. Er was slechts een klein percentage intellectueel ontwikkelde mensen.
Op politiek gebied was Rusland jarenlang een eigenmachtig geregeerd land. De tsaar bezat de absolute macht en werd bijgestaan door een, van hem afhankelijke, bureaucratie. Van volksinvloed op de regering was natuurlijk geen sprake. Zowel binnen als buiten de staatskerk waren er christenen die in opstand kwamen tegen het absolutisme. Maar elke poging tot hervorming werd door de tsaar gezien als revolutionair en als aantasting van “Het goddelijke karakter van het tsaristische gezag”. De tsaar verscherpte het absolutisme zelfs toen in West-Europa de democratisering op gang kwam.
Economisch gezien was Rusland een agrarisch land. Alles wat er aan handel en nijverheid was, was in handen van de buitenlanders, voornamelijk Joden. De bevolking bestond voor meer dan 90% uit boeren, die tot 1861 bijna allemaal lijfeigenen oftewel ‘slaaf’ waren. Dit was ook meerde keren aanleiding tot boerenopstanden.
In 1825 ontstond vanuit de officierenkring de zogenaamde Dekabristenopstand (dekaber = december). De officieren eisten invoering van een grondwet en afschaffing van het lijfeigenschap. Tsaar Nicolaas I was absoluut niet van plan dit te realiseren. In plaats daarvan ging hij over tot een strenge censuur. Dat hield in dat de overheid toezicht hield op alle openbare brieven en werken en dat deze de bevoegdheid had om delen uit deze werken en brieven te verbieden. Ook werd de vrijheid van meningsuiting beperkt en er kwam scherpe politiecontrole. Toen Nicolaas I aan de macht was kwam er weliswaar geen revolutie, maar er waren genoeg oorzaken voor ontevredenheid.

Twee stromingen:

Ondanks alle censuur en politietoezicht ging ‘het geestelijke leven’ door. Studenten en andere intellectuelen stelden zich zeer kritisch op ten aanzien van het tsarisme. Er ontstonden binnen deze groep twee stromingen, aan de ene kant waren er mensen die het Westen bewonderden en wilden navolgen. Dit vanwege de vrije ontwikkeling van de geest en de vooruitgang op allerlei gebieden. Rusland was op vrijwel elk gebied achtergebleven ten opzichte van het Westen. Ze wilden een vernieuwing en hervorming precies zoals het ‘model’ van het Westen. Aan de andere kant waren er mensen die alle nadruk legden op de Russische geschiedenis en het volk. Ze waren even ontevreden over de bestaande Russische maatschappij als de anderen, maar wilden geen Westerse maar een eigen Russische ‘weg naar het socialisme’. Na de revoluties in Europa in 1847 nam het geloof in het Westen af en nam het geloof in Rusland toe. Revolutie ging de mensen steeds meer bezig houden. Ze waren diep verontrust door de huidige situatie in het land en wilden een nieuwe, gezonde maatschappij vormen. Maar van een echte revolutionaire actie was in Rusland voorlopig nog geen sprake.

Een nieuwe weg:

De dood van tsaar Nicolaas I (1855) wekte bij velen nieuwe hoop. Van zijn opvolger, Alexander II, had men grote verwachtingen, die hij ook beloofde waar te maken. De nieuwe tsaar verminderde het politietoezicht en de censuur. De rechtspraak werd hervormd en de militaire dienstplicht werd verkort van 25 jaar naar 15 jaar. De districten kregen zelfs een beperkte vorm van zelfbestuur, het zemstvo. Maar de meest ingrijpende hervorming was de afschaffing van het lijfeigenschap. In februari 1861 verscheen het emancipatie-edict: een boek van meer dan 300 bladzijden. De boeren werden hierin vrij verklaard en kregen een stuk land toegewezen door de heer. Maar het emancipatie-edict bevatte een hele reeks bepalingen die deze verbeteringen gedeeltelijk weer ongedaan maakten. De tsaar had de beloofde hervormingen gedeeltelijk gerealiseerd, maar aan de autocratie, de alleenheerschappij, bleef hij vasthouden. Dit was een grote fout, omdat het volk nu de vrijheid had geproefd. Na allerlei revolutionaire uitbarstingen werd het regime weer strenger. De politie kreeg handen vol werk. Het harde optreden tegen de ene groep zorgde weer voor opstanden van een andere groep. Door alle hervormingen zou het oude Rusland niet lang meer bestaan, maar een nieuw Rusland was er nog niet. De tsaren hadden zoveel mogelijk geprobeerd het oude te handhaven, maar zagen niet in dat deze maatschappij toe was aan sociale veranderingen.

Populisme en terrorisme:

Rond 1865 begonnen de narodniki (narod = volk) oftewel populisten met “het gaan naar het volk”, om op geweldloze wijze het socialisme te realiseren. Jonge mannen en vrouwen uit de stad trokken naar het platteland om daar te gaan werken als onderwijzer, arts, verpleger of zelfs als landarbeider. Zo hoopten ze in contact te komen met het volk. Maar deze actie, die meerdere keren herhaald werd, was geen succes. De boeren vertrouwden de jonge ‘vertegenwoordigers’ niet en vele werden door de boeren aan de politie overgedragen. Deze geweldloze manier leek geen nut te hebben, maar was geweld de enige manier om voor een omvorming van de maatschappij te zorgen? In april 1866 werd de eerste moordaanslag tsaar gepleegd, waarna er nog vele volgden. Ook op andere hooggeplaatste personen werden aanslagen gepleegd. In eerste instantie waren het incidentele acties, maar langzamerhand werden er terroristische verzetsgroepen opgezet. Om de staat te vernietigen en om een populistische maatschappij te realiseren, werden er steeds meer moordaanslagen en ondergrondse acties uitgevoerd. Uiteindelijk voerde de revolutionaire beweging ‘Volkswil’ de succesvolle moordaanslag op tsaar Alexander II uit. De moord op de tsaar. bracht de terroristen niet wat ze gehoopt hadden. Integendeel juist. De nieuwe tsaar, Alexander III (1881 – 1894) keerde ter bestrijding van het terrorisme en de revolutionaire acties terug naar het strenge regime van Nicolaas I:
Het politietoezicht nam ernstig toe, de censuur werd verscherpt en universiteiten en rechtbanken kwamen onder uiterst streng toezicht van de staat te staan. Van het op een grondwet lijkend plan, dat Alexander II vlak voor zijn dood had ondertekend, wilde Alexander III al helemaal niets weten. Het plan werd ongeldig verklaard en de minister die het had opgesteld werd ontslagen. Wel had het strenge optreden tegen het terrorisme resultaat: Bijna alle leiders van ‘Volkswil’ werden gearresteerd, waardoor de organisatie uit elkaar viel. Maar niet alleen de Russen waren slachtoffer van het strenge regime. Ook de Oekraïners, Wit-Russen, Finnen, Polen en andere Baltische volken werden slachtoffer van de zogenaamde ‘radicale russificering’: het werd verplicht dat onderwijs alleen nog in het Russisch gegeven mocht worden, Lutheranen werden gedwongen zich te bekeren tot de officiële staatsgodsdienst en in heel Rusland kregen niet-leden van de Russische Orthodoxe Kerk te maken met discriminerende maatregelen en soms zelfs onderdrukking. Dit gebeurde voornamelijk bij de Joden.

Van populisme naar marxisme:

Na de geslaagde moordaanslag op Alexander II had ‘Volkswil’ zijn doel niet bereikt. Het enige wat ze bereikt hadden was dat de regering harder ging optreden. Het volk zag niks meer in het terrorisme. Er werden weliswaar nog verschillende moordaanslagen gepleegd, maar aan het echte terrorisme kwam een einde. Het populisme dat ook altijd een ‘legale vleugel’ had, vormde zich langzamerhand tot een legaal verzet. Nu was het alleen de vraag of het populisme nog wel zin had. Het werd gekenmerkt door totale afwijzing van de industrialisatie van Rusland en door het benadrukken van de eigen weg naar het Russische socialisme, waarbij de boerencommune werd behouden. De industriële ontwikkeling was echter niet tegen te houden. Dit was ook nodig, als Rusland economisch belangrijk wilde worden in de wereld. Toen men dit inzag, begrepen ze ook waarom het populisme had gefaald. Het terrorisme bleek zinloos te zijn en het populisme kon de ontwikkeling niet tegenhouden. Hierdoor kwam de Russische revolutionaire beweging tot stilstand. Opeens verscheen het marxisme. Volgens de leer van Karl Marx moest eerst de ‘burgerlijke’ revolutie komen, die voor politieke vrijheid zou zorgen. Daarna zou het proletariaat (klasse van bezitloze arbeiders) de macht op de bourgeoisie (bezittende klasse) veroveren.

Enkele jonge mannen wijdden zich aan de leer van het marxisme, waaronder Oeljanov (Lenin). Lenin (1870 – 1924) zette zich in voor de propaganda en het verenigen van verschillende sociaal-democratische groepen. Door middel van geschriften en door hem opgerichte organisaties droeg hij daar goed aan bij.
De drie belangrijkste politieke stromingen:

In 1903 kwam een congres bijeen van verschillende sociaal-democratische partijen uit Rusland. Het congres werd gehouden in Brussel en na optreden van de Belgische politie, voortgezet in Londen. Op dit congres ontstond een splitsing van de sociaal-democraten. De ene groep waren de bolsjewieken, wat letterlijk meerderheid betekende. En andere groep de mensjewieken, wat letterlijk minderheid betekende.

- Mensjewieken
Zij vormden de sociaal-democratische partij onder leiding van Trotsky. Ze wilden een democratische en een federalistisch (= dat verschillende partijonderdelen samenwerken, maar hun zelfstandigheid behouden) opbouw van hun partij. Ze waren het marxistisch van alle partijen. De mensjewieken wilden wachten met het beginnen van de revolutie tot het kapitalisme zijn hoogtepunt had bereikt. Ze waren veel meer op het Westen gericht dan de bolsjewieken. Ze steunden ook de ‘burgerlijke’ revolutionaire acties.
- Bolsjewieken
Ze stonden achter de Russische revolutionaire traditie. Ze wilden direct starten met een proletariaat (= klasse van bezitloze arbeiders) en wilden de fase van het kapitalisme overslaan. De mensjewieken noemden deze aanpak ‘dictatuur over het proletariaat’ in plaats van ‘dictatuur van het proletariaat’.
De bolsjewieken werden geleid door één man, Wladimir Oeljanow, beter bekend als Lenin. Hij zag zichzelf als de allerbelangrijkste man van de partij en meende dat het volk alleen door hem de weg naar het socialisme kon betreden.
- Socialistenrevolutionairen
Ondanks succes van het marxisme wist de vernieuwde versie van het populisme zich ook staande te houden. De partij ontstond uit samenwerking tussen een aantal plaatselijke groepen. De Socialistenrevolutionairen richten zich zowel op de boeren als op de arbeiders, als op de intellectuelen. In tegenstelling tot de sociaal-democraten geloofden zij dat de revolutie op het platteland moest beginnen. Ze wilden dat alle boeren, zonder vergunning, zoveel land in bezit konden nemen als ze met hun gezin konden bewerken. Dit noemden ze arbeidslandgebruik.
In 1905 kwam de gewone bevolking in opstand. De partij daarentegen begon zich in de steden doelbewuster te organiseren. De leiding werd genomen door liberalen met verschillende beroepen, die vakbonden begonnen te stichten. Die vakbonden werden niet lang daarna samengevoegd tot de “Unie der Vakbonden”. De leider hiervan was de liberaal Pawel Miloekow. De organisatie was voor geheim kiesrecht en gelijke behandeling van alle partijen. Een jaar later sloot de Boeren Unie zich aan bij de Unie der Vakbonden.
De revolutie van 1905:

Toen Nicolaas II aan de macht kwam, was het volk onrustig en de politie had grote moeite de openbare orde te bewaren. Het volk hoopte dat hij een liberaal bewind ging voeren. Alleen was Nicolaas II dit helemaal niet van plan. De tsaar begon op een gegeven moment zijn taken uit te besteden en de minister van financiën werd verantwoordelijk voor de binnenlandse zaken. Om het staatsbudget in evenwicht te krijgen werden de belastingen enorm verhoogd. De armoede was schrijnend en vele leden honger. In november 1904 werd er een openbare vergadering van de zemstvo-leiders gehouden. Het merendeel stemde voor afschaffing van de autocratie en voor de instelling van een parlement met een wetgevende bevoegdheid. De tsaar weigerde dit absoluut.
Het verliezen van de oorlog tegen Japan en het voedselgebrek in Rusland, vooral in de grote steden, versnelde de revolutie. In de eerste dagen van de revolutie in 1905 vond een drama plaats: Bloedige Zondag. Arbeiders waren op weg gegaan naar het winterpaleis om de tsaar een manifest aan te bieden waarin zij vroegen om betere werkomstandigheden en hogere lonen. Onderweg sloten velen zich bij de stoet aan en tegen de tijd dat zij bij het paleis aankwamen was het een enorme menigte geworden, die helemaal niet meer zo vreedzaam was als aan het begin van de tocht. Ze omsingelden pleinen en het leger moest ingrijpen. Alleen het laatste mislukte volkomen. Ze schoten op de menigte in om hen uit elkaar te drijven en daarbij verwonde en doodde ze vele opstandelingen. De chaos en het optreden van het leger, maakte de mensen alleen nog maar opstandiger.
Begin mei namen de arbeiders van een textielbedrijf het initiatief om een staking te beginnen, om te proberen om hun eisen alsnog in te laten willigen. Later kwamen daar ook politieke eisen bij. De staking duurde 72 dagen. De stakers hadden namelijk geen loon gehad en moesten wel weer gaan werken om in hun levensonderhoud te kunnen voorzien. In het begin verliep de revolutie van 1905 vrij doelloos. Het ontbrak vooral aan organisatie. De boeren en de arbeiders zorgden op eigen houtje voor kleine rellen en stakingen, niemand wist hoe het verder moest met de onrust in het land en hoe het volk weer tevreden zou kunnen worden. In oktober was er in een fabriek in Moskou weer een massale staking onder de arbeiders. Snel daarna begonnen andere fabrieksarbeiders te staken en daarna volgden de spoorwegarbeiders. Die laatste arbeiders hadden de macht om binnen een paar weken het volledige spoorwegverkeer stil te leggen. Rusland werd gered door een minister, die inzag dat de onrust op dat moment niet te stoppen was door middel van geweld. Hij schreef een politiek meesterwerk, waarin hij pleitte voor burgerrechten, vrijheid van meningsuiting en drukpers, vrijheid van vergadering, maar vooral voor het geven van de wetgevende macht aan de Doema: een grondwet. Op 30 oktober 1905 ondertekende tsaar Nicolaas II het beroemde Oktobermanifest. Dit was een grote omslag in de geschiedenis, want voor het eerst stond de tsaar iets van zijn absolute macht af aan het volk. Na die tijd waren er nog wel kleine opstanden, maar daar werd amper gehoor aan gegeven. De meeste mensen waren tevreden met het manifest en hoopten dat de tsaar zich eraan zou houden. Nog één keer was er een grote opstand in Moskou, rond half december dat jaar. 150.000 arbeiders ondernamen een gewapende opstand, gesteund door (alweer) de spoorwegarbeiders. De tsaar besloot dit keer om meteen met geweld in te grijpen. Eind december gaven de laatste stakers zich over, maar de stad was grotendeels verwoest en duizenden stakers waren omgekomen, gevangen genomen of verbannen. Dat was het einde van de revolutie van 1905, maar het volk was veranderd. Ze hadden leren vechten en geleerd om voor hun rechten op te komen.

De laatste fase van het tsarisme:

Het tsarisme had zich in 1905 met veel moeite staande gehouden. Toen de tsaar de touwtjes weer in handen had, ging hij zelf in de aanval. Hij liet vele voormannen arresteren en liet Joden vervolgen en hun bezittingen vernietigen.
Maar gelukkig voor de bevolking was er de Doema. De constitutioneel-democraten vormden er de grootste partij, gevolgd door de sociaal- revolutionairen. Toen in mei 1906 de Doema bijeenkwam was de ontevredenheid erg groot. De meerderheid van de afgevaardigden eisten volledige politieke vrijheid, ministeriële verantwoordelijkheid, democratisch kiesrecht, kwijtschelding van straffen voor politieke gevangenen en de onafhankelijkheid van Polen en Finland. Dit ging de tsaar veel te ver. Na 10 weken liet hij de Doema ontbinden. Ook de tweede Doema werd snel ontbonden. Nicolaas II had totaal geen oog voor de toestand in het land en regeerde gewoon verder zoals voorheen. Extreme hervormingen waren hard nodig, maar die werden niet doorgevoerd, behalve de afschaffing van de boerencommune. De tsaar bleef vasthouden aan zijn ‘goddelijk recht’, maar het volk had geen vertrouwen meer in hem. Dit kwam mede door de nederlaag tegen Japan, door de ‘bloedige zondag’, maar vooral door een Siberische boer die aan het hof verscheen: Raspoetin.
Deze onbeschaafde man scheen ‘goddelijke’ genezende krachten te hebben. Hiermee maakte hij grote indruk op de bij-gelovige tsarina Alexandra Fjodorowna. Door de tsarina kreeg Raspoetin in de loop der jaren grote invloed, die hij gebruikte om zich te mengen in staatszaken. Toen de tsaar in 1914 naar het oorlogsfront vertrok, besliste Raspoetin via de steeds naar hem luisterende tsarina, over de belangrijkste zaken van het land. In dat zelfde jaar braken er rellen uit in Petrograd (St. Petersburg). Er was grote armoede doordat de economie aan het instorten was.
Het spoorwegennet raakte in verval en hierdoor kon er niet genoeg voedsel aan de stad geleverd worden. Door de uiterst slechte omstandigheden werden de mensen steeds ontevredener en revolutionairder. Zelfs soldaten en soms zelfs hele eenheden weigerden de demonstranten uit een te drijven. Toen de tsaar hoorde van de opstanden en er het leger op afstuurde, weigerde zij de demonstraten te stoppen. Vele liepen zelfs over naar de demonstranten. Op datzelfde moment was de oorlog nog aan de gang, maar die was aan het uitlopen tot een grote ramp. De Russische fronten stortten meerdere keren in door het geweld van het veel beter georganiseerde Duitse leger. De militaire leiding was extreem slecht, er was een tekort aan wapens en overal was corruptie. Er vielen miljoenen doden en gewonden.
Dit was ondragelijk voor het volk. De Doema stelde daarom in 1917 aan Nicolaas II voor om af te treden. Hierdoor werd hij zo woedend, dat hij eiste dat eerst de Doema zelf ontbonden zou worden. Zijn eis werd genegeerd en de woede van de bevolking beangstigde hem. Uit wanhoop probeerde hij naar Petrograd te vluchten, maar hij werd tegengehouden door stakende spoorwegarbeiders. Zij vertelden hem over de situatie in de stad en uit angst besloot hij af te treden. Het regeren van de tsaren was voorgoed voorbij. Ondanks het aftreden van de tsaar waren de problemen in Rusland zo groot, dat in maart 1917 hierdoor in St. Petersburg opnieuw een revolutie uitbrak: De Februarirevolutie.

Tijdens de revolutie werd in Rusland nog de ouderwetse, Juliaanse kalender gebruikt. Deze kalender liep dertien dagen achter op de Westerse, Gregoriaanse kalender. Op de Westerse kalender was het maart, toen in Rusland de revolutie uitbrak. In Rusland was het echter nog februari, waardoor deze revolutie ook wel de Februarirevolutie wordt genoemd.
Conclusie:

In het begin van de 19de eeuw was Rusland op alle vlakken achtergebleven ten opzichte van het Westen. Het grootste gedeelte van de bevolking was lijfeigene en analfabeet. De bevolking was zeer ontevreden en wilde veranderingen, maar Tsaar Nicolaas bleef vasthouden aan zijn strenge regime. Zijn opvolger Tsaar Alexander II was minder streng dan zijn voorganger en liet wel enige verandering toe, maar in de ogen van de bevolking was dit niet genoeg. Via het populisme wilde de bevolking op vreedzame wijze het socialisme realiseren, maar dat lukte niet op deze manier, waardoor ze over ging tot het terrorisme. De tsaar werd vermoord. Zijn opvolger Alexander III keerde terug naar het strenge regime van tsaar Nicolaas om het terrorisme te onderdrukken. Het terrorisme had hierdoor geen zin meer en de Russische revolutionaire beweging hield zich rustig. Toen verscheen het marxisme. Onder de sociaal-democraten ontstond een splitsing tussen de bolsjewieken en de mensjewieken, die allebei een ander idee hadden over hoe de revolutie er moest komen. Politieke partijen werden gevormd. Alle partijen waren het erover eens, dat de autocratie moest worden afgeschaft. Dit lukte niet en de ontevredenheid bleef groot. Dit versnelde het uitbreken van de revolutie van 1905. Het tsarisme hield zich met moeite staande en vele arrestaties en jodenvervolgingen volgden. De tsaar weigerde in 1906 in te gaan op de eisen van de Doema: volledige politieke vrijheid, vrijheid van meningsuiting, democratisch kiesrecht en ministeriële verantwoordelijkheid. De grote ontevredenheid bleef bestaan, maar veranderingen volgenden niet. Het volk werd nog steeds onderdrukt en de Joden werden nog steeds vervolgd. In 1917 bereikte de ontevredenheid zijn hoogtepunt en brak de revolutie uit in St. Peterburg.

REACTIES

J.

J.

hey,
heel knap dat jullie dit maken. well done

8 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.