Nieuw Nederland

Beoordeling 6
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • 4e klas vwo | 6292 woorden
  • 29 juni 2004
  • 44 keer beoordeeld
Cijfer 6
44 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Inhoudsopgave

Inleiding
1. Het begin van de kolonisatie
De eerste reizen naar het gebied
De eerste nederzettingen in Nieuw Nederland
2. Het bestuur van de kolonie tussen 1624 en 1633
Willem Verhulst
Peter Minuit
De patroonschappen
3. Nieuw Nederland onder Van Twiller en Kieft
1630 tot 1640
Spanningen op verschillende fonten
4. De ondergang van Nieuw Nederland
Nieuw Nederland tot de eerste Nederlands-Engelse oorlog
De fatale oorlogen
Conclusie
Evaluatie
Literatuurlijst
Eindnoten

Inleiding

New York City is de grootste stad van de westerse wereld. Hoewel bijna alle Europese steden al veel langer op de kaart staan, viert New York pas in 2026 haar 400-jarige bestaan. Iedereen weet wel dat New York als Nieuw Amsterdam door Nederlanders gesticht is (zoals op de plaatjes hieronder te zien is, zijn er nog genoeg Nederlandse invloeden te vinden), maar niet hoe dit in zijn werk ging. Het leek mij interessant om het (Nederlandse) begin van deze stad te onderzoeken, omdat de stad nu me erg aanspreekt en ik geinteresseerd ben in de Gouden Eeuw. Al snel bleek dat het beter en leuker zou zijn om me niet zozeer op Nieuw Amsterdam, als wel op de hele kolonie Nieuw Nederland te richten. Nieuw Nederland heeft namelijk meer te maken met de geschiedenis van de Gouden Eeuw van de Nederlanden dan de ontwikkeling van enkel de nederzetting Nieuw Amsterdam.

Om de gehele periode dat Nieuw Nederland bestaan heeft te kunnen beschrijven, heb ik mij hoofdzakelijk de vraag gesteld hoe de ontwikkeling en stichting van de kolonie Nieuw Nederland verliep. Om het onderzoek overzichtelijk te houden kwam ik uiteindelijk tot de volgende deelvragen:
- Hoe kwamen de Nederlanders in contact met het gebied van Nieuw Nederland?
- Hoe en waarom werden er nederzettingen geplaatst?
- Waarom verliep de immigratie van Nieuw Nederland zo langzaam?
- Waarom en hoe werd geprobeerd dit op te lossen?
- Hoe waren de verhoudingen tussen Nederlanders en Indianen?
- Hoe waren de verhoudingen tussen Nederlanders en Engelsen?
- Waarom werd Nieuw Nederland overgegeven aan de Engelsen?
- Wat was de status van de kolonie in de tijd van haar bestaan?
Ik heb bij elke periode naar alle deelvragen gekeken, maar vanzelfsprekend waren sommigen bij bepaalde periodes minder relevant. Ik hoop al met al een goed overzicht gegeven te hebben van wat de kolonie betekende voor de Republiek en hoe deze ontwikkeld werd.
1. Het begin van de kolonisatie

De eerste reizen naar het gebied
Het gebied waar nu New York ligt is in 1609 ontdekt door de Engelsman Henry Hudson, die in dienst was van de Vereenigde Oost-Indische Compagnie (VOC), een enorme maatschappij die de scheepvaart naar Indië verzorgde. Hudson kwam bij de VOC terecht omdat hij in Engeland geen financiers meer kon vinden. Hij was een aanhanger van de theorie dat er een weg moest zijn via het noordoosten naar Indië en had al twee pogingen ondernomen deze te vinden. Ook waren er al meerdere reizen door anderen ondernomen om zo’n route naar Indië te ontdekken, de bekendste hiervan is die van Willem Barentz, die strandde op Nova Zembla. Vanwege alle mislukte expedities was de VOC niet laaiend enthousiast over het voorstel van Hudson om een nieuwe route te zoeken, ondanks de voorsprong die ze hierdoor zouden krijgen op andere Europese landen. Ze wezen hem in eerste instantie zelfs af, en vroegen hem een jaar later terug te komen. Opnieuw maakte hij weinig kans, maar toen hij met een Fransman in zee dreigde te gaan werd hij snel in dienst genomen. Het is duidelijk dat de VOC er weinig vertrouwen in had, aangezien zij Hudson een slecht, klein schip (de Halve Maen) en slechte bemanning meegaf. Het is onduidelijk of het de bedoeling was dat Hudson bij een mislukking van de expeditie een weg via het noordwesten zou proberen te vinden of naar huis zou terugkeren, maar hij deed het eerste, nadat hij vast was gelopen in het noordoosten.

Hij kwam terecht aan de Amerikaanse oostkust, en ging aan land om zijn gehavende schip te repareren. Na nog een aantal moeilijkheden (zoals gevechten met Indianen en een gebroken mast) ging hij verder zuidwaarts. Hij voer om Long Island heen en kwam terecht bij de monding van de rivier die later naar hem vernoemd is. Na ongeveer 144 kilometer deze rivier opgevaren te zijn was het onmogelijk verder te komen en moest hij zijn reis opgeven en naar Europa terugkeren. In Engeland, waar hij vanwege voedseltekorten en een storm terechtkwam, werd hij gevangengenomen, maar via zijn bemanning werden verhalen over het ontdekte gebied snel verspreid in de Republiek der Nederlanden. Het gebied werd door de Republiek geclaimd. Omdat Engeland de Republiek bij andere zaken nodig had, bijvoorbeeld bij de strijd tegen de paus en de kolonie niet echt een bedreiging zou vormen, werd deze claim in eerste instantie geduld, maar nooit officieel erkend. Engeland zou ook niks kunnen ondernemen tegen de Republiek, aangezien het minder op dit moment nog minder invloed had op het wereldtoneel. Het gebied werd Nieuw Nederland genoemd. In Amsterdam werd enthousiast gereageerd door veel handelaren, vanwege de (soms overdreven) positieve verhalen en de nieuwe mogelijkheden voor de handel. Er werden nieuwe expedities georganiseerd om het gebied te verkennen en om bont (in overvloed aanwezig) te verkrijgen van Indianen in ruil voor kleding, wapens en drank. De eerste werd opgezet door Arnout Vogels, die in 1611 met een veel groter en beter schip dan dat van Hudson naar het gebied voer. Na hem volgden nog vele andere handelaren die een expeditie wilden beginnen. Dit leidde tot ruzie in Amsterdam, ruzie in Nieuw Nederland, muiterij aldaar en ruzie binnen de Staten-Generaal. Het probleem was de vraag wie de handel mocht leiden. Als ieder voor zich zou handelen zou de prijs van bont, het enige echte handelsproduct, al snel omhoog schieten, dus velen wilden een monopolie of in ieder geval samenwerking. De VOC had zich ondertussen al teruggetrokken, vanwege dreigende conflicten met buitenlandse compagnieën en andere problemen. Uiteindelijk kreeg één kartelmaatschappij, die zich later de Nieuw Nederland Compagnie zou gaan noemen, de exclusieve rechten om in het gebied te handelen. Toen deze rechten na een aantal jaar verliepen, werd naar het voorbeeld van de structuur van de VOC de West Indische Compagnie (WIC) opgericht. De WIC was onderdeel van de oorlogsvoering tegen Spanje, omdat deze ook op gebieden in Zuid-Amerika en Afrika voer. Deze gebieden waren in Spaanse handen, dus de oprichting van de WIC werd deels als onderdeel van de oorlog tegen de Spanjaarden beschouwd. Het waren dan ook de prinsgezinden in de samenleving en in de Staten-Generaal (de aanhangers van prins Maurits, die aanvoerder van het leger was) die de grootste voorstanders van zo’n organisatie waren, terwijl de staatsgezinden (de aanhangers van de staatsman Johan van Oldenbarneveldt) de voorkeur gaven aan een vrije handel, en vrede met Spanje. De prinsgezinden wonnen deze strijd (mede dankzij de executie van Johan van Oldenbarneveldt) en uiteindelijk kon de WIC worden opgericht.
De eerste nederzettingen in Nieuw Nederland
Toen de Nieuw Nederland Compagnie nog maar net was opgericht was één van de eerste daden een fort neerzetten in Nieuw Nederland, waar het hele jaar door mensen zouden verblijven: Fort Nassau. Dit fort lag ver de Noordrivier op (nu de Hudsonrivier) ongeveer op de plek waar nu Albany, de hoofdstad van de staat New York ligt. Fort Nassau is echter niet lang gehandhaafd, omdat het iedere lente overstroomde vanwege smeltend ijs. De handel met de Indianen kon toen dus alsnog alleen ’s zomers worden voortgezet. Enkele jaren later, nadat de WIC opgericht was, werden er meteen weer kolonisten naar Nieuw Nederland gestuurd. Ongeveer dertig Waalse (en dus Franssprekende) gezinnen begonnen een boerderij in het gebied. Deze gezinnen waren meestal om godsdienstige redenen uit de Zuidelijke Nederlanden gevlucht (de zogenaamde Hugenoten). Een aantal aan de Zuidrivier (nu de Delaware), op High Island, dat bedoeld was als hoofdstad, een aantal aan de Verse rivier (nu de Connecticut) en een aantal aan de Noordrivier. Hier gingen de meeste gezinnen (achttien van de dertig) heen en zij kwamen terecht in en rond een nieuw fort, tegenover het voormalige Fort Nassau. Dit nieuwe fort, Fort Oranje, zou tijdelijk het centrum van de kolonie worden onder leiding van Willem Verhulst. In 1625 werden zes schepen tegelijk naar Nieuw Nederland gestuurd, met daarin nieuwe kolonisten. Deze reis verliep echter totaal niet zonder problemen, en een aantal van deze schepen gingen verloren door piraterij en als gevolg van slecht voedsel. Slechts drie schepen bereikten hun bestemming ongedeerd. De WIC nam na deze gebeurtenis een belangrijke beslissing, namelijk dat de kolonisten die het gebied verder zouden gaan koloniseren geconcentreerd zouden worden in één nieuwe nederzetting: Nieuw Amsterdam. Nieuw Amsterdam werd gesticht op het eiland Manhattes, zoals het door één van de Indianenstammen genoemd werd, waar al aan de bouw van Fort Nieuw Amsterdam begonnen was. Dit eiland lag centraal, en zou veel beter bereikbaar, bewoonbaar en verdedigbaar zijn dan de moeilijk te verdedigen nederzettingen Fort Oranje en het nieuwe Fort Nassau aan de Zuidrivier. Er gaat een bekend verhaal over Gouverneur Peter Minuit (die Verhulst had opgevolgd), die Manhattes voor 60 gulden aan goederen van een stam kocht, wat in de negentiende eeuw werd omgerekend naar de bekende 24 dollar. Deze prijs is bekend geworden omdat het zo goedkoop lijkt, maar het was zeker niet zo dat Minuit de Indianen afzette. Zij deden niet aan grondbezit, maar trokken vooral rond en 60 gulden aan wapens en drank was natuurlijk erg veel.
Bij Fort Oranje was ondertussen ook een oorlog uitgebroken tussen twee Indianenstammen. De Mahican-Indianen vroegen de Nederlanders in Fort Oranje te helpen de Mohawk-Indianen (Mohawk betekent menseters in de taal van de Mahican) te verslaan toen in 1626 de gevechten in hevigheid toenamen. De commandant van het fort, Daniël van Krieckebeeck stuurde zes man op de Mohawk-Indianen af om ze af te schrikken en ging zelf ook mee. Het was echter niet meer zo dat de Mohawk weerloos waren, aangezien zij nu zelf eveneens over vuurwapens beschikten, die ze verkregen hadden in de handel met de Fransen en de illegale handel met de Nederlanders en Engelsen. Vier van de zeven Nederlanders kwamen om. Dankzij een onderhandelaar werd de vrede tussen de Nederlanders en de beide stammen snel hersteld, maar toch heeft deze gebeurtenis ervoor gezorgd dat de gezinnen in Fort Oranje sneller naar Nieuw Amsterdam werden geëvacueerd.
Al met al werden er vele gezinnen in Nieuw Amsterdam ondergebracht. De kolonisatie van deze nederzetting kan waarschijnlijk worden beschouwd als de best georganiseerde kolonisatie aan de Oostkust van Noord-Amerika. Er waren vele regels en richtlijnen opgesteld door de WIC, waar iedereen zich aan moest houden. Dit waren niet alleen richtlijnen voor het opbouwen van de kolonie, maar ook voor het bestuur ervan. De Staten-Generaal hadden besloten dat de WIC niet alleen het alleenrecht op de handel met Indianen kreeg, maar ook de officiële eigenaar van Nieuw Nederland was. Aangezien het belangrijkste doel van de kolonie (naast het uitbreiden van de macht van de Republiek) de handel met de Indianen was, was deze beslissing zeker niet vreemd. Vanaf 1626 was er een gouverneur die namens de WIC moest Nieuw Nederland moest besturen in samenwerking met een aantal in een raad afgevaardigde kolonisten.
2. Het bestuur van de kolonie tussen 1624 en 1633

Willem Verhulst
Vóór Peter Minuit als gouverneur werd aangesteld, werd de kolonie, voor zover het al een kolonie was, bestuurd door de commandanten van de aanwezige schepen die met de Indianen handelden. De WIC stelde steeds één van hen aan als een soort voorzitter. Omdat er gewoonlijk alleen in de zomer schepen aanwezig waren, hadden in 1624 en 1625 verschillende kapiteins de leiding over Nieuw Nederland, respectievelijk Cornelis May en Willem Verhulst. Verhulst, die op een schip met gezinnen naar de Zuidrivier het bevel voerde, bestuurde de kolonie vanuit (het nieuwe) Fort Nassau op een eiland genaamd Hoog Eiland in de Zuidrivier. Natuurlijk verliep de kolonisatie niet zo soepel als gepland, en in plaats van voor de boerderijen van de WIC te gaan werken, probeerden vele kolonisten in het begin zichzelf te verrijken door middel van handel. Verhulst maakte zich hier kwaad over en bestreed het verschijnsel, omdat de prijzen zo zouden stijgen, wat natuurlijk slecht was voor de WIC. Jonas Michaëlius, een predikant die in 1628 in Nieuw Amsterdam aankwam, schreef in een verslag dat door deze tegenwerking het land en het volk zich minder goed hadden kunnen ontwikkelen. Ook bleek later dat Verhulst corrupt met de boekhouding was omgegaan, en vele handelsgoederen gestolen had. Ten slotte kon hij ook niet goed met de raad van kolonisten overweg. Mensen die weigerden op de boerderijen van de WIC te werken, werden volgens de raad te hard gestraft. Uiteindelijk wilde de raad dat Verhulst zou aftreden, en plaatste hem onder huisarrest zodat hij niet met de Engelsen of Fransen in zee zou kunnen gaan, die met de Nederlanders concurreerden. Uiteindelijk werd Verhulst naar de Nederlanden overgebracht op hetzelfde schip waarop Peter Minuit enkele maanden eerder naar Nieuw Amsterdam gekomen was.

Peter Minuit
Dit was het moment waarop de WIC besloot een permanente gouverneur aan te stellen in Nieuw Nederland die orde op zaken moest stellen. De keuze viel vanzelfsprekend op de Duitser Peter Minuit, die zichzelf al tot commandant had benoemd na het huisarrest van Willem Verhulst. Als eerste ging hij zich bezighouden met het huisvestingsprobleem van de kolonisten, hij wilde dat voor de winter iedereen een dak boven zijn hoofd had. Dat dit hard nodig was bleek uit het feit dat iedereen een beetje verspreid rond de nederzettingen en forten leefden die er waren (bij aankomst van Minuit bestonden alleen Fort Oranje, Fort Nassau en enkele nederzettingen) zonder goede voorzieningen. De eerder genoemde redenen en de hoge kosten voor meerdere nederzettingen zorgden ervoor dat Minuit en de WIC besloten tot de verhuizing van alle kolonisten naar Manhattes. Om voor onderdak te zorgen liet hij de bouw van Fort Nieuw Amsterdam op het puntje van het eiland staken en gaf hij de bouw van huizen voor immigranten voorrang. Later ging hij zich meer bezighouden met de verdediging, liet het fort afbouwen en kocht Staten Eylandt (genoemd naar de Staten-Generaal, nu Staten Island) als verdedigingsbuffer. Vanaf 1626 begon Nieuw Amsterdam op een echte kolonie te lijken. In 1626 kwam het eerste vrachtschip terug in Amsterdam met een succesvolle lading. Aan de Staten-Generaal werd gerapporteerd dat er sprake was van “een samenleving waarin iedereen kan proberen zijn eigen fortuin te vergaren.” In 1628 woonden er 270 mensen. Toch was de situatie niet helemaal zo rooskleurig als deze feiten doen vermoeden. Nadat de WIC in 1628 op veler verzoek had besloten een predikant naar Nieuw Amsterdam te sturen, meldde deze dat de kolonie een rotzooi was. De predikant (Michaëlius) kreeg de taak om de eerste kerk van Nieuw Nederland op te zetten. Het grootste probleem dat hij tegenkwam was het taalverschil. De meeste kolonisten waren Waalse gezinnen, terwijl de werknemers van de WIC voornamelijk uit Amsterdam kwamen, en dus Nederlands spraken. Beide groepen wilden aan hun eigen identiteit en dus ook aan hun eigen taal vasthouden. Michaëlius droeg er een stuk toe bij dat Peter Minuit werd weggestuurd als gouverneur. Hij klaagde bij de WIC dat Minuit niet genoeg deed voor de kerk en een bestuur had dat alleen uit was op eigen profijt. Verder waren er problemen omdat de kolonie nog steeds niet op eigen benen kon staan. Na 1628 nam het aantal inwoners van Nieuw Nederland af, omdat sommige Waalse gezinnen – teleurgesteld in de regels die stelden dat ze niet zelf mochten handelen – terugkeerden naar de Nederlanden. Nieuw Nederland was duidelijk toe aan nieuwe ideeën en regels om immigratie aantrekkelijker te maken.
De Patroonschappen
Toen alle negatieve berichten over Nieuw Nederland doordrongen tot de WIC, zagen velen in dat het tijd was voor verandering. In 1627 al gingen er stemmen op in verschillende afdelingen van de compagnie om minder kolonisten naar Nieuw Nederland te sturen. Op deze manier zouden de kosten dan beperkt blijven, omdat de verdediging van nederzettingen waar weinig mensen woonden duur was, maar zou er toch een maximale bonthandel met de Indianen plaats kunnen vinden. Dit was een populaire oplossing, niet alleen zouden dure nederzettingen in het gebied opgeheven kunnen worden, maar ook zouden de schulden inkrimpen.
Er waren echter ook andere geluiden te horen. In de Amsterdamse afdeling van de WIC (die sinds enkele jaren de besluiten over Nieuw Nederland nam via de Nieuw Nederland Commissie) kwam de oppositie tegen dit plan van Kiliaen van Rensselaer. Deze rijke aandeelhouder vond dat de kolonisatie wel degelijk door moest gaan, maar dan nu op kosten van particulieren. Hij was van mening dat de tegenslagen in de kolonie veroorzaakt werden door de monopoliepositie van de WIC. Zijn oplossing om de handel vrij te geven werd echter niet helemaal overgenomen door de commissie. In maart 1628 werd een compromis bereikt, het eerste patroonschapsplan. In dit plan werd vastgesteld dat de WIC niet meer zou proberen verdere kolonisatie tegen te gaan en dat particuliere investeerders , die patronen genoemd werden, de mogelijkheid zouden krijgen om kolonisten te verschepen met schepen van de WIC. Er zou land aan de investeerders gegeven worden, op voorwaarde dat daar binnen drie jaar zestig mensen zouden wonen. Voor het eiland Manhattes golden speciale, aantrekkelijke voorwaarden, omdat volgens het beleid van de WIC dat eiland het eerst gekoloniseerd moest worden. Patronen mochten verder langs de hele Amerikaanse Oostkust handelen, behalve in bont. Omdat dit het meest populaire handelsproduct was, was dit dus een behoorlijke inperking van de rechten van de investeerders. Verder was afgesproken dat alle handelswaar die terug naar de Nederlanden vervoerd zou worden via Nieuw Amsterdam getransporteerd werd, zodat de WIC er toezicht op kon houden. Uiteindelijk zou het plan vanwege de vele inperkingen niet werken, en niemand zou een patroonschap aanvragen.
Er was dus een nieuw compromis nodig tussen particuliere investeerders en de WIC. Een belangrijke reden dat de compagnie besloot tot nieuwe onderhandelingen was dat de bijna lege kas plotseling gespekt werd vanwege stijgende aandelen na de verovering door admiraal Piet Heyn van de Spaanse zilvervloot. Het uiteindelijke tweede patroonschapsplan dat door deze onderhandelingen ontstond, hield in dat iedereen die binnen vier jaar vijftig kolonisten naar een bepaald gebied overbracht patroon werd van dat gebied. De belangrijkste concessie van de compagnie was het vrijgeven van de bonthandel in gebieden waar de compagnie niet aanwezig was. De vishandel werd zelfs volledig vrijgegeven, zonder uitzonderingen. Door afstand te doen van deze monopolieposities gaf het een groot deel van de inkomsten uit het gebied uit handen, in de hoop hier op de lange termijn voordeel mee te doen. Andere veranderingen ten opzichte van het eerste patroonschapsakkoord waren dat het gebied waarover een particulier patroon zou worden, vergroot werd, dat Manhattes weer helemaal bezit van de WIC werd en nog wat details met betrekking tot het land tussen verschillende patroonschappen.
Toen het plan in juni 1629 af was werd er meteen door drie particulieren, die al in januari van dat jaar met voorbereidingen begonnen waren, een patroonschap aangevraagd. Eén van hen was Van Rensselaer. In totaal zouden er uiteindelijk drie patroonschappen opgezet worden. Ten eerste Swanendael, aan de monding van de Zuidrivier. Dit patroonschap zou binnen een jaar uitgemoord worden door Indianen. Ten tweede Pavonia, op het vasteland ter hoogte van Staten Eylandt, dat nog een aantal jaren stand zou houden. Ten slotte werd om Fort Oranje heen het patroonschap Rensselaerswyck gesticht, door Van Rensselaer. Dit was het meest succesvolle patroonschap van alledrie aangezien er tussen 1630 en 1644 174 mensen gingen wonen. Een positieve bijkomstigheid voor Van Rensselaer was het feit dat zijn neef Wouter van Twiller in 1633 Peter Minuit opvolgde als gouverneur, en hij zo dus een goed contact binnen de WIC had in Nieuw Nederland. Het hele gebied van Rensselaerswyck zou niet meer betwist worden door het bestuur van de kolonie (de WIC) en tot het eind van de Nederlandse invloed op de kolonie blijven bestaan.
3. Nieuw Nederland onder Van Twiller en Kieft

1630 tot 1640
Terwijl Van Rensselaer en zijn opvolgers Rensselaerswyck leidden, was het dagelijks bestuur van de rest van de kolonie dus nog steeds in handen van de compagnie. Na het vertrek van Peter Minuit (die in dienst trad van de Zweedse tegenhanger van de WIC) werd Wouter van Twiller als gouverneur-generaal aangesteld, de nieuwe functie van commandant. Van Twiller had geen enkele ervaring op het gebied van zeevaart en ook niet op het gebied van bestuur. Zijn enige verdienste in Nieuw Nederland was het vermeerderen van de handel met de Indianen. Hij had een hekel aan het schrijven van lange rapporten naar Amsterdam, wat hij dus ook naliet en was verder een ster in het verrijken van zichzelf en zijn oom Van Rensselaer. Ten slotte stond hij in Nieuw Amsterdam ook nog eens bekend als alcoholist. Al deze factoren zorgden ervoor dat de WIC hem in 1637 uiteindelijk weer ontsloeg als gouverneur-generaal.

Terwijl Nieuw Nederland kampte met een gebrek aan immigranten en nog sterk afhankelijk was van de handel met de Republiek, kwamen in Nieuw Engeland (oorspronkelijk het gebied dat nu bestaat uit de staten Connecticut, Rhode Island en Massachusetts en een stukje daarboven) duizenden gezinnen aan om de Engelse kolonie te bevolken. De reden dat de Nederlanders niet zo’n grootschalige kolonisatie voor elkaar konden krijgen en de Engelsen wel, was dat er in Engeland sprake was van een enorm bevolkingsoverschot. Bovendien vluchtten vele Engelsen weg uit hun vaderland om godsdienstige redenen (de bekende Pilgrims en Quakers). De Staten-Generaal, bang om onder de voet gelopen te worden, stelde de WIC voor een keuze die veel gevolgen zou hebben voor de handel in Nieuw Nederland. De WIC moest óf eindelijk Nieuw Nederland eens serieus gaan bevolken óf de macht over het gebied uit handen geven aan de Republiek. Hierop gaf de compagnie de bonthandel helemaal vrij. Iedere investeerder kon (uiteraard nog wel tegen een kleine betaling) nu naar Nieuw Nederland gaan om te proberen zoveel mogelijk winst voor zichzelf te behalen. Ondanks het feit dat nu het aantal inwoners, dat aanvankelijk onder de duizend lag, verdubbelde, bereikte deze maatregel niet datgene waar hij voor was bedoeld. De kolonie werd een chaotisch gebied waar veel mensen tijdelijk kwamen om te handelen alvorens terug te keren naar de Nederlanden. Omdat de Fransen (en de Engelsen illegaal) op grote schaal ook al vuurwapens met verschillende Indianenstammen ruilden tegen bont en andere handelswaar en de wapenindustrie van de Republiek toch al zodanig was dat bijna elke Europese oorlog door Nederlanders van wapens werd voorzien, waren de Nederlandse immigranten ook begonnen met het handelen in vuurwapens, hoewel op het leveren van vuurwapens aan Indianen eigenlijk de doodstraf stond. Bovendien was het een zeer gewild product bij de Mohawk- en de Iroquois-stammen.
Spanningen op verschillende fronten
De spanningen tussen Nederlanders en Engelsen liepen flink op eind jaren ’30 en vooral in de jaren ’40 flink op. Tijdens het gouverneursschap van Van Twiller ontstond het eerste conflict, toen een Engels schip, de Williams, bont wilde handelen langs de Hudsonrivier, en zonder toestemming de rivier opvoer. Het schip werd overmeesterd, de bemanning gearresteerd en de ruilwaar in beslag genomen. Dit was het eerste gewelddadige incident tussen Engelsen en Nederlanders. De Staten-Generaal klaagde dat er een Engels schip zomaar Nieuw Nederland in was gevaren, en de Engelse overheid klaagde dat er zomaar Nederlandse nederzettingen op Engels gebied waren gebouwd. Een ander conflict met de Engelsen waar Van Twiller mee te maken kreeg was het conflict in de vallei van de Verse rivier. Ongeveer gelijktijdig bouwden Engelsen en Nederlanders hier handelsposten en forten, dit probleem bleef echter tijdelijk onopgelost. Er zouden vele confrontaties plaatsvinden, maar tegen 1640 was de handel langs de Verse rivier volledig in handen van de Engelsen. Uiteindelijk kon het niet anders of dit zou met geweld eindigen.
Ondertussen ontstonden er ook spanningen tussen de immigranten van Nieuw Nederland en Indianen. Er was natuurlijk het cultuurverschil, en daar kwam bij dat Indianen niet door hadden dat land dat ze voor een bepaalde prijs verkocht hadden ineens meer waard was als er een boerderij op gebouwd was. Ze voelden zich verraden en begrepen de Europese gewoontes en gebruiken niet. Omgekeerd hadden de nieuwe gouverneur-generaal Willem Kieft en met hem alle kolonisten geen flauw benul van de cultuur en gebruiken van de Indianen. Zo werd het belang van wraak onderschat, en werd zelfs verondersteld dat Indianen geen menselijke gevoelens hadden. De grootste fout was het plan van Kieft om belastingen te gaan heffen onder de Indianen. Toen op een dag in 1641 een onschuldige boer vermoord werd, wegens de moord op een Indiaan van jaren daarvoor, besloten Kieft en de raad van kolonisten tot een represailleoorlog. De soldaten die deze opdrachten kregen verdwaalden echter in het donker, maar toch waren de Indianen geschrokken en bereid de vrede te tekenen. In 1643, brak er een oorlog uit tussen twee Indianenstammen, en de verliezende stam vluchtte naar Pavonia en Nieuw Amsterdam. Toen dit een tweede keer gebeurde besloot de gouverneur-generaal geen risico te nemen en alle vluchtelingen af te slachten, zodat zij in de toekomst geen bedreiging zouden vormen. Na wraakacties van Indianen op Nederlandse boeren brandde Kieft ’s nachts een aantal Indiaanse dorpen af, en liet vluchtende Indianen terug naar binnen schieten. In 1645 werd eindelijk de vrede getekend met de meeste stammen. Deze oorlogen met Indianen zorgden er wel voor dat de populariteit van Kieft met sprongen afnam en dat hij uiteindelijk teruggeroepen werd naar de Nederlanden in 1647, waarna hij werd opgevolgd door de Peter Stuyvesant. Het schip waarmee hij reisde, zonk na een schipbreuk, zodat Kieft de reis niet overleefde.
4. De ondergang van Nieuw Nederland

Nieuw Nederland tot de eerste Nederlands-Engelse oorlog
Nadat de charismatische en vaderlandslievende Stuyvesant Willem Kieft op 37-jarige leeftijd had opgevolgd als gouverneur-generaal verbeterde hij als eerste de politieke situatie. Hij had een autocratische houding, die nodig bleek te zijn om orde op zaken te stellen. Ondertussen eisten enkele kleine dorpjes die in Nieuw Nederland stonden, met name Engelse dorpjes, een autonoom bestuur. Uiteindelijk kregen ze dit voor elkaar, wat leidde tot jaloezie onder de andere Europeanen in Nieuw Nederland. (Nieuw Nederland was al vanaf het begin een multiculturele kolonie. In 1638 werden er volgens Willem Kieft achttien verschillende talen gesproken in Nieuw Amsterdam.) De eerste diplomatieke actie van Stuyvesant was het schrijven van een brief aan de Engelse gouverneur, waarin hij hem groette. In deze brief maakte hij nog eens duidelijk dat Engelse godsdienstvluchtelingen altijd in de Republiek terecht hadden gekund. Hiermee probeerde hij nog eens duidelijk te maken dat de Nederlanders volledig in hun recht stonden het gebied tussen de Verse rivier en de Zuid rivier te claimen. Wel stelde hij voor te onderhandelen over de problemen aan de grens, langs de Verse rivier. De gouverneur van Massachusetts, gouverneur Winthrop, accepteerde de uit uitnodiging, en stelde voor in de winter te beginnen met onderhandelen. Maar voordat het zover was werd er een Nederlands schip betrapt op handelen in het Engelse dorp New Haven (in Connecticut). Ondanks Stuyvesants snelle en harde optreden tegenover het schip ontving hij een brief van de gouverneur van Connecticut, waarin deze alle schuld van eventuele toekomstige problemen tussen beide kolonies in de schoenen van Stuyvesant schoof.

De koloniale top tussen Winthrop en Stuyvesant vond pas plaats in 1650. In de tussenliggende tijd was de situatie gecompliceerder geraakt door ruzie over gebied langs de Zuidrivier. Na veel gesteggel werd het verdrag van Hartford gesloten, waarmee de Nederlanders de vallei van de Verse Rivier (vanaf dat moment dus Connecticut Rivier) voorgoed opgaven. Ook kwam het oostelijke deel van het Lange Eylandt in handen van de Engelsen. Toch werd het verdrag als een overwinning voor Stuyvesant gezien, omdat de bevolking van de Engelse kolonie vele malen groter was. Toen in 1652 de eerste Nederlands-Engelse oorlog uitbrak (het bericht hierover kwam twee maanden na het eerste gevecht aan in Nieuw Amsterdam) werd verbaasd en geschokt gereageerd. Er was een scheepslag geweest in de straat van Dover. De kolonies waren op dat moment nog in vrede. De oorlog was echter een extra reden voor de Engelsen om te denken dat de Nederlanders een samenzwering beraamden met de Indianen door ze te bewapenen. Aan de Zuidrivier werd ondertussen wel een handelsverdrag met de Engelsen in de Virginies (de huidige staat Virginia) gesloten. In 1654 werd een wapenstilstand getekend, maar als dit niet of later was gebeurd, was Nieuw Nederland waarschijnlijk in handen gevallen de Engelsen die vanuit Nieuw Engeland een invasie voorbereidden. Het enige dat Nieuw Nederland kwijtraakte was Fort Goede Hoop, aan de Connecticut Rivier. De rest van zijn regeerperiode zou Stuyvesant vooral bezig zijn met voorbereidingen op een eventuele nieuwe oorlog.
De fatale oorlogen
In het zuiden probeerden de Engelsen in de Virginies aanspraak te maken op Nederlands gebied. Toen dit probleem eindelijk was opgelost met diplomatie, kwamen de Zweden. Zweden had onder leiding van oud-gouverneur Peter Minuit ook een kolonie gesticht (Nieuw Zweden) vlakbij het voormalige patroonschap Swanendael. Omdat de Zweden van geen wijken wilden weten en ze een groot deel van de bonthandel overnamen in dat gebied, stuurde Stuyvesant een militaire expeditie via het nabijgelegen Fort Nassau naar het Zweedse Fort Christina. Uiteindelijk werden in 1655 de Zweden verslagen, en het gebied geannexeerd en omgedoopt tot Nieuwer Amstel. Tijdens deze expeditie braken er nieuwe oorlogen met Indianen uit. De opstandige stammen werden al snel bloederig verslagen, maar toch hadden ze enkele dorpjes weggevaagd. Andere dorpjes waren uit zichzelf verlaten, omdat Nieuw Amsterdam meer veiligheid bood. In 1659 brak echter alweer een nieuwe oorlog uit met de Indianen, die een half jaar zou duren. Enkele dorpjes en boerderijen werden verwoest, en de hele kolonie raakte in paniek, van Fort Oranje tot Nieuwer Amstel. Nadat de vrede getekend was bleven er vijandigheden bestaan. In 1663-1664 brak de laatste oorlog met de Indianen uit, die drie maanden voor de val van Nieuw Amsterdam zou eindigen. Al deze oorlogen hadden als effect dat de soldaten vermoeid waren, en de bevolking moe was van oorlog.
Ondanks deze tegenslagen ging het over het algemeen goed met Nieuw Nederland in de jaren ‘50. De bonthandel bereikte zijn hoogtepunt en het aantal immigranten snel nam toe sinds de vrijgeving van alle handel in 1640. Vanaf 1660 ontvingen steeds meer nederzettingen stadsrechten. Nieuw Amsterdam had deze al sinds 1653. Deze voorspoed had natuurlijk geen invloed op de invasieplannen van James, de hertog van York, en broer van de Engelse koning Charles II. In 1661 werd hij aangewezen door de Charles II als landheer van het gebied van Nieuw Nederland. Zijn aanvalsplannen werden afgewezen, omdat er geen sprake was van oorlog, maar in 1664 braken er verschillende gevechten uit tussen Nederlanders en Engelsen langs de kust van Afrika. Er was sprake van een onverklaarde oorlog, maar toch kreeg James toestemming van zijn broer om Nieuw Amsterdam aan te vallen. Toen de schepen in zicht waren had Stuyvesant al het idee dat Nieuw Amsterdam verloren was. Gouverneur Winthrop Jr. Van Connecticut bood tijdens onderhandelingen aan dat de Nederlandse immigratie en handel door kon gaan, onder Engels bewind. Stuyvesant dacht er niet over om hierop in te gaan, maar de raad van kolonisten en de burgers van Nieuw Amsterdam wilden niet luisteren naar zijn oorlogsrede voor het Stadhuis. Uiteindelijk werd hij door zijn eigen bevolking gedwongen te tekenen, en hiermee was New York een feit. De rest van Nieuw Nederland volgde in de week daarop. Pas een jaar later, door het uitbreken van de Tweede Nederlands-Engelse oorlog, werd de verovering van Nieuw Amsterdam gelegaliseerd. Deze tweede oorlog werd door de Republiek gewonnen, maar Nieuw Nederland werd koppig door de Engelsen vastgehouden. In 1673 werd Nieuw Amsterdam en daarmee Nieuw Nederland voor een jaar en drie maanden terugveroverd door de Nederlanders, tijdens de Derde Nederlands-Engelse oorlog. Aan het eind hiervan was de Staten-Generaal echter gedwongen het gebied weer op te geven in het verdrag van Westminster, en het te ruilen tegen Suriname. Nederlanders konden zoals beloofd nog wel immigreren en blijven handelen, waardoor sommige Nederlandse gebruiken en gewoontes nog lang zijn blijven hangen in New York.
Conclusie

Henry Hudson had als doel van zijn bekende derde reis een passage vinden naar Oost-Indië. Hoewel het hem niet lukte, kwam het door hem dat er in Amsterdam verhalen de ronde deden over een leeg, vruchtbaar land, met heel veel mogelijkheden. Na een aantal expedities bleek er bont in overvloed aanwezig te zijn, en dit werd al snel hét handelsproduct van de inboorlingen, de Indianen. Na korte tijd leek het handiger om niet de hele tijd heen en weer te varen, maar om een permanente nederzetting te bouwen, en om die reden ontstonden de eerste forten in Nieuw Nederland. De WIC kreeg de leiding over de kolonie, met de bedoeling de handel te regulieren en kolonisten aan te trekken. Zo zag het begin van Nieuw Nederland er nog veelbelovend uit.

Toch was het logisch dat er maar bar weinig mensen bereid waren hun hele hebben en houden op te geven en te verhuizen naar Nieuw Nederland. Ten eerste was er niks wat ze daar konden doen. De WIC had alle handel met de Indianen in handen en particuliere ruilhandel was verboden. Het enige wat immigranten te doen hadden was werken op de boerderijen van de compagnie. Het is dus zeker niet vreemd dat er geen hordes mensen warmliepen voor een plekje in de kolonie. Een aantal rijke handelaren zag het probleem in, en probeerde het te verhelpen door te lobbyen voor een vrije handel, wat overigens zeker niet in de laatste plaats om eigenbelang ging. De WIC wilde weinig toegeven en pas in 1640, nadat de Staten-Generaal zich erin hadden gemengd, werd de bonthandel volledig vrijgegeven. De immigratie kwam pas na deze maatregel echt goed op gang. Tot die tijd was Nieuw Nederland niet meer dan een stukje land waar gehandeld werd, nu begon de echte kolonisatie.
In de tussentijd waren de verhoudingen met de Indianen niet altijd even goed. Er waren natuurlijk altijd een paar stammen waar handel mee gedreven werd, maar oorlogen kwamen ook regelmatig voor. De oorlogen in het begin van de jaren ’40 waren veroorzaakt door gouverneur-generaal Kieft, die het na een aantal kleine conflicten alsnog aandurfde om te proberen belasting te heffen onder de Indianen. Uitputting van de kolonie en een aantal verliezen onder de inwoners waren het gevolg van deze oorlogen. Naderhand is de verhouding met de Indianen nooit meer helemaal recht getrokken. Er bleven altijd wel een paar stammen die in opstand kwamen of die volgens de gouverneur-generaal uitgeroeid moesten worden. Dat Indianen lastig te verslaan waren kwam onder andere door het feit dat Europeanen zelf maar al te graag wapens aanleverden in ruil voor bont.
Enkele tientallen kilometers naar het Noorden hadden de Engelsen het ondertussen een stuk beter voor elkaar. De immigratie daar kwam snel en massaal op gang en de bevolking van Nieuw Engeland was dus veel groter dan die van Nieuw Nederland. Als de WIC de handel tien jaar eerder had vrijgegeven was er misschien nog een mogelijkheid geweest op behoud van de kolonie, maar achteraf gezien kon het bijna niet anders of Nieuw Nederland zou uiteindelijk in Engelse handen vallen. In het begin van Nieuw Nederland hadden beide kolonies nog niet zo veel met elkaar te maken, maar na verloop van tijd trokken de Engelsen steeds verder naar de Verse Rivier. Dit was de plek waar de conflicten begonnen, die zich later ook naar de Virginies uitbreidden. Met de grote rivaliteit tussen de Republiek en Engeland en de oorlogen die daarop volgden in het achterhoofd, is het niet moeilijk te verklaren dat de Engelsen het stukje land (Nieuw Nederland) dat tussen twee van hun kolonies in lag opeisten. Een grotere bevolking in Nieuw Amsterdam had dit misschien even kunnen uitstellen, maar uiteindelijk leek dit onvermijdelijk. De Hollandse Gouden Eeuw liep nou eenmaal ten einde aan het eind van de zeventiende eeuw, terwijl de Engelse macht alleen maar toenam.
Peter Stuyvesant had ook vanwege de druk vanuit de multiculturele bevolking (die de nationaliteit van de machthebber niet heel erg belangrijk vond) geen andere keus dan de kolonie op te geven. En de Republiek had in 1674 geen andere keus dan het heroverde Nieuw Nederland weer terug te ruilen tegen Suriname. De Engelsen waren in Noord-Amerika toch al veel sterker. Uiteindelijk was het dus niet meer dan logisch dat Nieuw Nederland verloren ging, na 40 jaar van teleurstellingen, slecht beleid en incompetente gouverneurs.
Evaluatie

Tijdens het schrijven van dit werkstuk kwam ik erachter dat er nog ontzettend veel vragen zijn die me interessant lijken om te onderzoeken. Achteraf twijfelde ik of ik niet beter een andere hoofdvraag had kunnen stellen (bijvoorbeeld: waarom was de Republiek bereid Nieuw Nederland te ruilen voor Suriname?) maar bij nader inzien was een hoofdvraag zoals deze veel te complex geweest voor een relatief klein werkstuk zoals dit. Het was zelfs zo dat ik even dacht dat ik de hoofdvraag had moeten inperken, bijvoorbeeld door alleen de laatste 20 jaar van de kolonie uitgebreid te beschrijven. Maar de lengte van het werkstuk bleek toch goed uit te komen.

Kortom, ik ben tevreden over het gekozen onderwerp, vond het heel interessant en zou er graag nog eens meer over lezen. Het werkstuk vind ik daarnaast ook inhoudelijk geslaagd. Ik had er graag meer tijd ingestoken, als ik bijvoorbeeld een profielwerkstuk voor een maatschappijprofiel gemaakt zou hebben, maar die tijd was nou eenmaal niet voor handen, ook vanwege werkstukken voor andere vakken. Ik denk dat ik al met al een duidelijk beeld heb geschetst van het verloop van het bestuur en de ontwikkelingen in en rond Nieuw Nederland. In ieder geval is het werkstuk voor mij persoonlijk erg leerzaam geweest.
Literatuurlijst

De volgende boeken heb ik gebruikt voor dit werkstuk. De bronnen van de afbeeldingen staan vermeld bij de afbeelding zelf.

- Darling, Charles W., New Amsterdam, New Orange, New York. Utica, 1889.
- Kammen, Michael, Colonial New York: A History. New York, 1975. Charles Scribner’s Sons.
- Kenney, Alice P., Stubborn for Liberty, the Dutch in New York. Syracuse, 1975. Syracuse University Press.
- Rink, Oliver A., Holland on the Hudson, an Economic and Social History of Dutch New York. Ithaca, 1986. Cornell university Press.
- Singleton, Esther, Dutch New York. New York, 1909. Benjamin Blom, Inc.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.