Inhoudsopgave
Voorwoord
De middeleeuwen
Middelen van bestaan
Het geloof
Kruistochten
Karel de grote en Marco polo
Betekenis voor ons
Hoe leefden ze
Staatsvorm Overblijfselen
De zwarte dood
Bronvermelding
voorwoord
Ik wil mijn werkstuk graag over de middeleeuwen doen, omdat ik er graag wat meer over deze tijd wil weten. Ik ben benieuwd hoe ze leefden in deze tijd, wat voor belangrijke persoonen er in die tijd waren, hoe er geregeert werd en wat voor godsdiensten ze haden. We hebben het met geschiedenis over deze tijd gehad en dat vond ik best leuk. Het hoofdstuk met extra informatie doe ik over de zwarte dood oftewel de pest, omdat deze ziekte een belagrijke rol speelde in de middeleeuwen en er veel mensen aan zijn overleden.
De middeleeuwen
rond het jaar 400 vertrokken de laatste romeinen uit nederland. het romeinse rijk verdween en de middeleeuwen begonnen. De middeleeuwen duurden 1000 jaar, en daarom zijn de middeleeuwen in 3 delen gesplitst. die delen zijn: de vroege middeleeuwen [400- 1000], de
uit het oosten kwamen allemaal germaanse volken. zij werden opgejaagt door andere volken. dit noemen we de grote volksverhuizing,
het duurde vanaf het jaar 400 tot 700. nederland werd vanaf die tijd bewoont door de friesen
franken en de saksen. clovis was koning van de franken. hij veroverde veel landen. koning clovis
viel ook galie aan in galie was bijna iedereen chrisene. clovis liet zich ook dopen en werd christene.
veel franken volgde zijn voorbeeld, en steeds minder mensen geloofden nog in de germaanse goden,
en steets meer mensen werden christene. dit noemen wij de kerstening. andere germaanse volken
moesten ook christene worden vonden de franken. ze stuurden predikers naar die germanen. twee
bekende predikers waren willibrord en bonifatius. na koning clovis kwamen er nog veel meer
andere koningen. een van die koningen was karelde grote. in 800 was karel de grote erg machtig .
hij was zelfs zo machtig dat de paus hem tot keizer kroonde. de franken waren boeren, zij leefden
van de landbouw. De vikingen leefden in noorwegen, zweden en denemarken. ze gingen met hun
schepen de zee op. hierdoor ontdekten ze veel landen. ze kwamen ook in ons land, en omdat ze uit
het noorden kwamen werden zij de noormanen genoemd. in de middeleeuwen waren er veel boeren, de meeste daarvan waren arm. die arme boeren leefden met de dieren samen in een donkere ruimte in de boerderij. zij moesten erg hard werken. de rijkere boeren hadden het veel beterder, maar hun boerderijen werden wel vaak aangevallen door de noormanen. daarom bouden zij versterkingen. eerst bouwden zij een burcht van hout, maar later werden die burchten van steen gemaakt. zo ontstonden de eerste kastelen. Rijke boeren met z'n burcht of kasteel werden steeds belangrijker. we noemen hen de edelen, veel van die edelen werden ridder. ridders vochten voor de koning. als er gevaar drijgde te zijn mochten de boeren met hun gezin binnen de muren van het kasteel komen.
In Mekka woonde Mohammed. Hij geloofde maar in een god allah, genaamd. Eerst wilde de arabieren niets van het nieuwe geloof weten. later kreeg het islam steeds meer volgelingen. Na mohammeds dood veroverden de moslims veel landen, 2 landen daarvan waren Spanje en zuid - Italie. Hierdoor kwamen arbieren in allerlei landen en daardoor leerden zij veel. Van de chinezen leerden ze om papier te maken en van de grieken leerden ze dat de wereld een ronde bol was. De arabieren wisten veel van sterekunde, geneeskunde, wiskunde en muziek. de arabieren schreefen daar boeken over. De mensen in west- europa leerden veel van de arabieren. Jeruzalem was eerst van de arabieren, toen kon iedereen nog gewoon de stad bezoeken, maar dat veranderde toen de turkse moslims de stad veroverden. De paus ziep iedereen op om de stad te bevrijden. Veel mensen gingen mee met de kruistochten. Die duurden van het jaar 1100 tot 1300. In de middeleeuwen ontstonden steden. Ze ontstonden op plaatsen waar kooplui gingen wonen. Door de kruistochten kwam er steeds meer handel daardoor werden de steden groter. De steden lagen vaak op het grondgebied van de edelen. In ruil voor geld gaven zij de steden rechten. Een stad werd beschermt door muren en een gracht. In de stad waren bijna alle huisen van hout. Er was ook een jaarmarkt daar werden allerlei spullen verkocht en er was van alles te beleven. Ambachtslui moesten lit zijn van een gilde. Een gilde was een vereniging van het zelfde beroep. De gilde bepaalde ook de prijsen, de werktijden en de lonen. Als ze niet lid waren van een gilde mochten zij hun beroep niet uitoefenen.
In het begin van de middeleeuwen bestond Nederland uit 17 kleine landjes. De edelen waren daar de baas. Ze vochten veel met elkaar. Een van die edelen was graaf floris v, hij beschermde de boeren. Andere edelen vonden dat hij veel te machtig werd en daarom werd hij op 27 juni in het jaar 1296 vermoord in het plaarsje muidenberg vlak bij zijn kasteel, het muiderslot. De boeren die graaf floris had beschermt, kwamen het zeisen en hooivorken hun heer bevrijden maar jammer genoeg kwamen ze net te laat.
Middelen van bestaan
Boeren
De meeste boeren bezaten zelf geen enkel stukje land. het land dat ze wel nodig waren huurden of pachtten ze van een eigenaar, meestal was die eigenaar dan een edelman. De boeren werkten hard op het land en ze zorgden voor het eten van de eddelmannen waarvan het land dat ze huurden was. Ze repareerde een hele boel aan het kasteel van de edelman en de boeren verrichtte ook veel hand -en spandiensten. De man van adel beschermde de boeren die hun land huurde tegen allerlei rovers, noormannen en andere vijanden. Dat was de afspraak die ze hadden gemaakt. De boeren leefden van de land bouw. Veel boeren gebruikten ieder jaar hetzelfde stukje grond om te zaaien en te oogsten. Maar dat is niet goed voor de grond. Op den duur raakt de grond "uitgeput" en was de oogst steeds minder. Karel de Grote maakte nieuwe regels voor het gebruiken van de grond. Eens in de drie jaar mocht men niets verbouwen op het land. Het land kreeg dan een jaar rust. Hierdoor werd de opbrengst beter.
1e jaar 2e jaar 3e jaar
stuk A zomergraan (haver) onbebouwd wintergraan
stuk B wintergraan (rogge, tarwe ) zomergraan onbebouwd
stuk C onbebouwd wintergraan zomergraan
drieslagstelsel van karel de grote
Ambachtslieden
In de 14e eeuw werkten de mensen in Europa in de landbouw.
Door verbetering in de techniek van de landbouw had een boerengezin steeds meer voedsel dan het zelf nodig had. Er was genoeg te eten en daarom waren ze veel gezonder en werden ze ook steeds ouder. De bevolking groeide en naast de landbouw werden ook veel meer andere middelen van bestaan belangrijker. Er kwamen steeds meer ambachtslieden, zij gingen dan bij elkaar wonen omdat ze dan op dezelfde plaats hun producten konden verkopen. Vaak was dat langs een rivier, bij een kruispunt van wegen of in de buurt van een kasteel of een klooster, dat deden ze omdat het veiliger was. De boeren kwamen hier ook naartoe om hun producten te verkopen, en zo veranderden de marktplaatsen in de steden. De boeren konden daar hun producten kwijt en de ambachtslieden konden er werken en wonen. In één stad was bijna de helft van alle mannen ambachtslieden. Mensen die hetzelfde werk deden, woonden dan ook vaak dicht bij elkaar. Van af hun zevende leerde ze al om een ambacht oud was zocht zijn vader een leerplaats bij een meester. Voor deze leerplaats moest soms leergeld betaald worden, de leerling woonde bij de meester. Na zo'n zeven jaar moest de leerling een werkstuk maken om te laten zien wat hij in die tijd geleerd had. Als het werkstuk goed gekeurd werd dan werd hij gezel. Als gezel ging hij een klein beetje loon verdienen. Na weer zeven jaar gezel te zijn geweest moest hij weer een werkstuk maken en dat noemde men een meesterstuk. Ze kregen dus een veertienjarige opleiding om ambachtslieden te worden
Bij rivieren en bij grote kastelen kwamen mensen vaak samen om te handelen. Schepen met goederen uit andere landen legden aan. Boeren kwamen er hun waren aanbieden op de markt. Op zulke plaatsen gingen steeds meer mensen ook wonen: handelaren en timmerlui, schoenmakers, kappers, bakkers. Ze hadden elkaar allemaal nodig. Zo ontstonden op verschillende plaatsen in het land langzaamaan nederzettingen. Deze werden steeds groter. De landsheer was nog steeds de baas, maar de mensen in de nederzettingen gaven hem geld en in ruil daarvoor mochten ze de nederzetting stad noemen en zelf hun stad besturen. Aan de naam van een stad kun je vaak zien waar hij ooit is gebouwd. Amsterdam is gebouwd bij een dam in de rivier de Amstel. Valkenburg is gebouwd bij een kasteel of burcht
Het geloof
Vanaf de vroege Middeleeuwen breidde het christendom zich steeds meer uit over Europa: steeds meer mensen werden christen. De kerk werd sindsdien steeds machtiger. Met het woord kerk bedoelen we behalve een kerkgebouw soms ook alle gelovigen en geestelijken bij elkaar. Een deel van de geestelijken waren priesters die bij kerken hoorden en die voor de mensen preekten. Andere geestelijken waren monniken en nonnen, die in kloosters leefden. De kerk had veel invloed op het leven van de mensen, om drie redenen:
1. Het geloof gaf voor veel dingen in het leven een verklaring, zoals ziekte en dood, stormen en mislukte oogsten. God werd gezien als de oorzaak van alles.
2. Geestelijken hadden veel macht. Na de val van het Romeinse Rijk waren zij bijna de enige mensen die konden lezen en schrijven. Ze werden door vorsten gevraagd als adviseurs en ze bestuurden delen van het rijk. Een groot deel van Nederland werd bijvoorbeeld bestuurd door de bisschop van Utrecht.
3. In de Middeleeuwen was er in West- Europa alleen het rooms-katholieke geloof; andere godsdiensten waren verboden. De kerk stelde ook regels op hoe je moest leven en wat je moest geloven.
Een middeleeuws klooster vormde de kern van de christelijke cultuur: het was een archief, bibliotheek, schatkamer, hogeschool en ambachtscentrum tegelijk. Maar waarom ging men in zo'n klooster, zo'n afgezonderde gemeenschap, wonen? Misschien deden ze dat om het voorbeeld van Christus te volgen. Hij had namelijk gezegd: 'als je volmaakt wilt zijn, verkoop dan alles wat je bezit en geef het geld aan de armen. Als je dat doet zul je in de hemel beloond worden.' Maar wie naar het klooster ging leerde ook lezen en schrijven. Het kloosterleven was dus eigenlijk één van de weinige manieren waarop je iets kon leren.
Voor meisjes was het kloosterleven een manier om niet afhankelijk te zijn van een man. Ook konden vrouwen alleen zó een soort geestelijke zijn. Want pastoors of bisschoppen waren nooit vrouwen: alleen mannen konden dat worden. Veel verstoten echtgenotes en ongewenste dochters kwamen ook in het klooster terecht. De meeste monniken werkten hard, want ze moesten in hun eigen onderhoud voorzien. Daarom verrichten ze vele taken, van zware handarbeid tot fijn vakwerk en van administratief tot huishoudelijk werk. Ze profiteerden van donaties van rijken en giften van mensen die hun zonden probeerden weg te wassen; als je iets aan de kerk gaf, was de kans dat je in de hemel kwam groter. Hoewel de monniken en nonnen dus in afzondering leefden, waren ze niet wereldvreemd. Het klooster bezat dus land en gaf velen werk, verzorgde armen en zieken, bood een rustplaats aan reizigers en onderwijs aan kinderen.
De kruistochten
Kruistochten zijn militaire tochten die veel voor kwamen in de Middeleeuwen. Kruistochten zijn vernoemd naar het 'kruis'. Veel soldaten hadden een rood kruis op hun rechterschouder staan. Dit droegen zij als teken dat zij wilden vechten voor het Christendom. De ridders die mee deden aan een kruistocht kwamen uit Europa en gingen naar Palestina. Het doel van die kruistocht was om Jeruzalem te bevrijden. Jeruzalem lag toen in de handen van de Islamitische Turken. De eerste kruistocht begon in 1096 (na Christus) en deze kruistocht eindigde in 1099. Deze kruistocht duurde maar liefst drie jaar. Jeruzalem was een belangrijke stad voor mensen uit Europa. Dat komt omdat Jezus na zijn dood in Jeruzalem aan het kruis was begraven. Die plek waar Jezus was begraven wilden zij graag goed bewaren en ervoor zorgen dat er niks mee gebeurde. Die plek waar Jezus was begraven was heilig voor de mensen. Daarom was Jeruzalem ook een 'heilig' land voor mensen uit Europa. Er waren al veel mensen uit heel Europa afgereisd naar Jeruzalem om bij de begraafplaats van Jezus te bidden. En dan moet je weten dat die mensen die naar Jeruzalem kwamen wel een reis van twee jaar hadden gemaakt. En dat hadden ze allemaal te voet gedaan! Zo'n reis noemden men een "Pelgrimstocht". Wanneer je meedeed aan een pelgrimstocht of een kruistocht mocht je wel heel blij zijn als je levend aankwam in Jeruzalem. Tijdens de pelgrimstocht of kruistocht was er het grote gevaar dat er Islamitische Turken kwamen en je door een gevecht met hen om het leven kwam. De Islamitische Turken wilden namelijk niet dat de mensen naar Jeruzalem kwamen om daar te bidden. En ze wilden niet dat de Ridders naar Jeruzalem kwamen omdat de ridders Jeruzalem wilden bevrijden maar de Islamitische Turken wilden Jeruzalem voor zichzelf houden. De paus Urbanus die toen leefde en het 'hoofd' van de Katholieke Kerk was, vond het maar niks dat de Islamitische Turken Jeruzalem wilden hebben. Daarom vroeg hij aan een priester uit Frankrijk of hij naar de Christenen wilden gaan. Hij moest naar die mensen toe gaan om aan hen te vragen of zij oorlog wilden voeren met de Islamitische Turken. En dat deed de priester. De allereerste kruistocht begon in het jaar 1096. Iedereen die het maar wilde mocht meedoen. Zo deed niet alleen het gewone volk mee maar er liepen ook priesters, vorsten en bisschoppen mee. Ook moeders en kinderen liepen mee in deze tocht. Er waren twee goede redenen om mee te lopen met deze kruistochten. Ten eerste deed je mee om Jeruzalem te bevrijden. De tweede rede was omdat als je meedeed alle schulden die je had vergeten werden. Dat betekende als je ooit iets strafbaars had gedaan of je had geldschuld, dan werd het vergeten. Je hoefde niet meer naar de gevangenis en je schulden ook niet meer terug te betalen. Aan deze tocht deden wel meer dan 80.000 mensen mee! Helaas en zeer verdrietig zijn al deze mensen die meededen overleden tijdens de tocht of vlak voor de eindbestemming. Ze werden gedood door de Turken. De hoop om Jeruzalem te bevrijden werd niet opgegeven. Daarom werd er nog een keer een kruistocht georganiseerd. Er deden ongeveer 60.000 mensen mee aan deze kruistocht. Deze tocht ging veel beter. Er deden veel meer ridders en andere sterke legers mee. Dit keer lukte het wel. Jeruzalem werd bevrijd. De heilige stad Jeruzalem was weer vrij en nu konden er ook weer pelgrimstochten worden gemaakt.
Na die tweede kruistocht zijn er nog meer kruistochten gehouden. Die kruistochten werden allemaal gehouden om een land of een plaats te bevrijden. Tijdens kruistochten werden veel mensen gedood. Er waren vaak zware gevechten tijdens deze kruistochten. Als je al levend aankwam bij de plek waar je wilde zijn moest je nog voor je leven vechten. Een kruistocht was heel gevaarlijk en vooral ook heel zwaar.
Karel de Grote en Marco polo
Karel de Grote
Karel de Grote werd in het jaar 742 geboren. hij was de zoon van pipijn de korte, hij was de koninging van Frankenrijk. De vrouw van pipijn was koninging bertrade. toen de Vader van karel de grote in het jaar 768 overleed werd hij opgevolgt door karel en zijn broer karloman. 3 jaar later stierf karloman. Toen moest karel het land alleen besturen. Zijn koningkrijk was erg rijk en machtig. Karel gebruikte zijn leger voor het veroveren van italie, oostenrijk en hongarije. meer dan 30 jaar lang vocht hij met de saksen en vocht ook 30 jaar lang in noord - duitsland. hij trad hard op tegen zijn vijanden op. karel de grote liet een keer op een dag 4500 saksen vermoorden. karel probeerde de saksen te dwingen om christene te worden en wie dat weigerde, werd gedood. de saksen waren erg dappere strijders maar ze gaven zich tenslote toch over aan karel de grote. In 800 ging Karel de grote naar Rome. Daar woonde de Paus die was de baas van de Katholieke Kerk. De paus had ruzie met de rijke heren uit Rome en Karel de Grote moest hem komen helpen. De Paus heeft Karel de Grote toen gekroond tot keizer. toen werd hij karel de grote genoemd. de naam die hij eerst had was karolus van karolingen.Een keizer was nog veel belangrijker dan een koning. Karel was hiet niet zo blij met deze onverwachte kroning. Hij had zich liever zelf gekroond ! Nu leek het net alsof de Paus nog machtiger was dan hijzelf. nu had Karel de Grote een enorm rijk maar hij kon dit nooit in z'n eentje besturen. daarom deelde Hij zijn rijk op in kleinere stukken. karel noemde deze kleine stukjes land gouwen. voor iedere gouw had hij een belangrijke man aangevraagd. Meestal waren dit rijke edelen of belangrijke bisschoppen. zo n iemand wordt een "leenman" genoemd. Die leent de grond van Karel de Grote. De leenmannen moesten precies doen wat Karel de Grote wenste. Om dat te controleren waren er ook "zendgraven". Zendgraven moesten alle graven gaan controleren of ze zich wel aan de regels hielden. Meestal gingen er twee zendgraven tegelijk op pad. De ene was iemand van de Kerk en de ander een hoge edelman. Met z'n tweeën trokken ze van de ene gouw naar de andere om te kijken of alles verliep zoals was afgesproken. Als bijvoorbeeld een Graaf zich niet hield aan de hoogte van de belastingen, schreven de zendgraven dit op. Zo bleef Karel de Grote op de hoogte van wat er in zijn rijk gebeurde. Karel liet alle regels en wetten op schrijven omdat hij zelf niet kon lezen en schrijven. Eén van de regels die Karel maakte, ging over de landbouw. Het werd het "drieslagstelsel" genoemd. Veel boeren gebruikten ieder jaar hetzelfde stukje grond om te zaaien en te oogsten. Maar dat is niet goed voor de grond. na een lange tijd raakt de grond "uitgeput" en is de oogst steeds minder. Karel de Grote maakte nieuwe regels voor het gebruiken van de grond. Eens in de drie jaar mocht men niets verbouwen op het land. Het land kreeg dan een jaar rust. Hierdoor werd de opbrengst beter. Karel werd steeds ouder en hij wou dat iedereen als één volk zou kunnen samen leven. Er zou dan maar één taal zijn, één godsdienst en één wetgeving. Zo probeerde Karel een nieuwe munt in te voeren. Want in zijn rijk waren er verschillende munten van verschillende waarden. Dit was niet goed voor de handel. Helaas was het Karel niet gelukt om de munt echt in te voeren. Ook was Karel de Grote de bedenker van het onderwijs. Er kwamen voor het eerst scholen. Alleen kinderen die later in de Kerk wilden werken, kregen les. In 806 was Karel te oud geworden om nog te regeren. Hij verdeelde zijn land onder zijn drie zoons : Pippijn, Karel en Lodewijk. In 810 overleed Pippijn en in 811 Karel. Nu was alleen Lodewijk nog over. Hij werd de nieuwe koning over alle gebieden. In 813 kroonde de oude Karel de Grote zijn zoon Lodewijk de Vrome tot keizer. Lodewijk de Vrome dankte zijn bijnaam aan het feit dat hij erg godsdienstig was. een jaar later na dat karel zijn zoon gekroond had stierf karel de grote.
Marco polo
Marco Polo werd in het jaar 1254 in Venetië geboren. Zevenhonderd jaar geleden was het reizen om de wereld veel gevaarlijker. Mensen die in Europa woonden wisten weinig of niets over de mensen die aan de andere kant van de wereld woonden. Van tijd tot tijd kwamen er schepen van Venetië, die zijden stoffen, specerijen vreemde sieraden meebrachten uit het verre Oosten. Deze goederen waren vaak jaren onderweg. De zeelieden die de laatste paar honderd kilometer met hun schepen voor het vervoer zorgden, konden niets vertellen van de landen waar de zijden stoffen en sieraden vandaan werden de balen en kisten hoog opgestapeld. De kleine Marco polo wiens vader koopman was, keek vaak met grote ogen naar het Chinese of Arabische schrift op de goederen en hij vroeg zich af uit welke verre plaatse ze kwamen. Marco’s vader, Niccolo Polo bezat een huis in het plaatsje Soedak op het krim. Hij ging daar altijd heen om de koopwaar op te halen die daar was gebracht uit het Oosten via een handelsroute die de zijdeweg werd genoemd. Toen Marco zes jaar was, vertrokken zijn vader Niccolo en zijn oom Maffeo naar Soedak. Marco wuifde naar hen op de kade bij het paleis van de Doge en ging met zijn moeder terug naar huis. De reis naar Soedak en rug duurde in die tijd vele weken. Naarmate de weken en maanden voorbij gingen, begon Marco te verlangen naar de terugkeer van zijn vader en zijn oom en naar de cadeautjes. Maar de maanden werden jaren en de kleine Marco kon zich bijna niet meer herinneren hoe zijn vader eruit zag. Zijn moeder stierf en Marco ging bij familie wonen. Toen zeilde er op een dag, in 1269, een schip uit Constantinopel de haven binnen met aan boort Niccolo en Maffeo. Tegen de tijd dat Niccolo en Maffeo klaar waren om aan de lange terug reis naar Peking te beginnen, was Marco 17 jaar. Ze besloten hem mee te nemen. In het jaar 1271 stapte Marco Polo aan boord van een klein scheepje dat in de haven van Venetië lag. Het was het begin van een reis die drie en een halfjaar zou duren en die hem tot een van de beroemdste wereldreizigers zou maden. Vanuit Venetië zeilden de Polo's de Middellandse Zee op naar Akko en vervolgens gingen ze over land naar Jeruzalem. In Akko ontmoeten Niccolo, Maffeo en Marco een priester die Theobald heette, de latere paus Gregorius X. Niccolo vertelde Theobald over zijn vorige reis naar China, en dat keizer Kubla Khan hun gevraagd had priesters op te halen, die zijn onderdanen het christendom moesten prediken. Theobald beloofde voor twee monniken te zorgen die in dienst van de Kerk alle ontberingen en gevaren zouden willen trotseren. De drie Vientiane waren nu klaar om te beginnen aan de lange reis over land dwars door Azië. In de Heilige Grafkerk in Jeruzalem hing een lamp die zonder uit te gaan al meer dan duizend jaar had gebrand. Niccolo wilde graag wat olie uit de lamp nemen en daarmee de lamp van het christendom in China ontsteken. Zijn wens werd vervuld, en het gezelschap van vijf mannen zeilde langs de kust naar Layas, een stad die handel dreef in specerijen en goudlaken, en waarvandaan gewoonlijk de kooplieden naar het Oosten reisden vertrokken. Van Layas liep de weg naar het Oosten dwars door Perzië. Tegenwoordig zouden we het geen weg noemen. Hij was slecht, soms was het alleen maar een moeilijk te volgen spoor dwars door de woestijn. Ze moesten door rivieren waden en vaak liep de weg over een smalle richel die was uitgehouwen in de steile rotswand. Daaronder stroomden in diepe ravijnen riviertjes met gevaarlijke stroomversnellingen. De gedachte aan de moeilijke weg maakte de twee monniken al bang, en toen ze een groep gewapende mannen ontmoetten die hun vertelden dat er in Perzië gevochten werd tussen het leger van de koning van Egypte en een Mongools leger, weigerden ze nog verder mee te gaan. En dus vertrokken de drie Vientiane alleen. Soms reisden ze te voet, soms op muilezels of kamelen, en kamelen, en ’s nachts bivakkeerden ze onder de sterren. Marco moet zich wel heel ver van zijn gezellige huis in Venetië hebben gevoeld. Marco was in een gebied waar hij nog nooit was geweest. Gelukkig lette hij goed op alles wat hij onderweg zag. Een van de vreemde dingen die hij zich herinnerde was een oliefontein die uit de grond omhoog kwam. De mensen in dat dorp vertelden dat de fontein dag en nacht werkte. Ze gebruikten de olie voor hun lampen en smeerden er hun zieke kamelen mee in. Marco luisterde veel naar verhelen en legendes uit het dorp. Die schreef hij later op. Marco ging van Venetië naar China. Deze reis heeft meer dan drie jaar geduurd. Van tijd tot tijd waren Niccolo en Maffeo Polo en ook de jonge Marco weken- of maanden lang in een stad gebleven waar ze zaken konden doen. Marco was nu een jonge man van 20 jaar en hij werd vriendelijk door Kubla Khan ontvangen. Hij verbleef een paar maanden op het zomer paleis en ging vaak mee op jacht. Marco Polo werd snel door de Staat in dienst genomen. Hij stond hoog in de gunst bij de keizer die als snel begreep dat hij eerlijk en betrouwbaar was. Hij was ook ijverig, werkte hard en legde er zich op toe de vier belangrijkste talen van China te leren. Drie jaar lang regeerde Marco Polo in de naam des keizers. Na drie jaar gouverneur van Yan-qui te zijn geweest, werd Marco Polo door de keizer zo vertrouwd, dat hij voor belangrijke zaken naar andere delen van China gestuurd. Na een verblijf van zeventien jaar in China was Marco Polo een rijke man geworden en hij begon te denken aan zijn terugkeer naar Venetië. Kubla Khan werd oud en Marco was bang dat zijn leven na de dood van de keizer gevaar liep. Niccolo en Maffeo werden ook oud. Zij hadden ook succes gehad in China en wilden nu de rest van hun leven in hun eigen land doorbrengen. Kubla Khan liet hen niet graag gaan. Marco Polo was zijn mees betrouwbare dienaar en daarom kon hij hem helemaal niet missen. Het toeval wilde dat een Chinese prinses zich gereed maakt om per schip naar Hormoes te reizen om daar met de koning van Perzië te trouwen. Toen Marco Polo in Perzië aan kwam, hoorde hij dat de keizer Kubla Khan gestorven was. Dus besloten de drie Vientiane niet naar China terug te gaan. In 1925 kwamen ze eindelijk in Venetië terug 24 jaar nadat ze vertrokken waren. Ze waren zolang weg geweest, dat niemand hen herkende. Ze waren bekleed in de versleten Tartarenkleding waarin ze gereisd hadden en waren bijna vergeten hoe ze Italiaans moesten praten. Men geloofden de verhalen over de wonderen van Kubla Khans paleizen niet, en de kooplieden in Venetië scholden hen uit voor nietsnutten. Marco Polo, die commandant van een van de Venetiaanse galeien was geweest, keerde voor de tweede maal in 1299 naar Venetië terug. Zijn avonturen waren voorbij.
Betekenis voor ons
Na het jaar 1400 regeerde Philips de goede over veel Nederlanden. Nederland bestond in deze tijd uit 17 kleine landjes, Philips de goede noemde deze kleine landjes gewesten. Van die 17 gewesten wilde hij 1 rijk maken. De koningen die na Philips de goede kwamen veroverden nog meer landen er bij, zo werd het rijk steeds groter. Het bestuur van de gewesten vormde samen de staten- generaal. Nederland heeft nu nog steeds een state generaal en dat zijn de leden van de eerste en tweede kamer.
Hoe leefden ze
Het leven op het kasteel
De meeste kastelen die gebouwd werden waren bedoeld om in te wonen. Koningen en hoge adel waren degene die vaak in de kastelen woonden. Ze hadden vaak wel meer dan een kasteel. Door het jaar heen reisden ze dan heen en weer tussen hun kastelen. De gewone ridders woonden vaak in kleinere versterkte landhuizen, die wel een grote zaal en soms ook een kapel hadden. Ridders leefden samen met hun familie, pages en schildknapen, soldaten, bedienden, koks en stalknechten. In het kasteel zorgde de kasteelvrouwen er voor dat alles goed geregeld werd. Zij lette op de bedienden en ontving bezoek van andere adellijke dames. Als de kasteelheer er niet was zorgde zij ervoor dat de voorraden met eten aangevuld werden en bezocht zij zelf ook de boerderijen. Die tijd was een echte mannen wereld waarin vrouwen niet echt serieus genomen werden. Jammer voor de kasteelvrouwen, want zij mocht geen land bezitten of een testament hebben. De kinderen mochten vrij in het kasteel rondlopen en spelen. Ze liepen de stalknechten in de weg of werden verjaagd uit de keuken als ze weer eens van het eten hadden zitten snoepen. In de zomer konden ze lekker buiten spelen en in de winter zaten ze veel binnen bij het vuur waar hun moeder borduurde en verhalen vertelde. Naast het spelen moesten de kinderen ook wel mee helpen in het huishouden en kregen les. Vanaf hun zes jaar werden de kinderen naar een ander kasteel gestuurd. Daar leerden de jongens vechten en werden opgeleid tot pages. Een page is een soort knecht van de koning. Meisjes daarin tegen leerden nette manieren bij en hoe zij het huishouden moesten regelen. Op veertien jarige leeftijd werd men uitgehuwelijkt. Dit lijkt voor onze heel jong, maar de mensen van toen werden mestal niet ouder dan veertig jaar.
Vroeg in de middeleeuwen waren de kastelen en huizen vaak koud en vochtig. Dit kwam omdat men toen nog geen glazen in de ramen had. Glas bestond toen al wel maar het was in die tijd een duur en lux iets. In plaats van glazen ramen hadden ze tralies en luiken. Als je dus wat daglicht wilde zien of gewoon naar buiten wilde kijken kreeg je altijd de wind van buiten erbij. Gelukkig hadden de meeste kamers een eigen open haard waardoor je er toch prettig kon wonen. In de torens van het kasteel zaten meestal de kamers. Het bovenste deel van de toren was het vertrek van de persoonlijke bedienden van de kasteelvrouwen. Al het linnengoed werd daar ook in opgeborgen. De kamer daaronder was de leef -en slaapkamer van de hofdame. Daaronder kwam de privé-woonkamer van de kasteel heer. Daar at hij en kon hij uitrusten. In de kelder werden wapens en kostbaarheden bewaard. Kastelen werden vaak bezocht door rondreizende artiesten. Zij zorgden voor vermaak. De kasteelheer en kasteelvrouwen maakten zelf ook graag muziek, zongen en maakten gedichten. Verder vermaakten zij zich door te schaken, te borduren (vrouw) en te luisteren naar ridderverhalen.
Eten en drinken
In het kasteel was er door het jaar heen maar een kleine voorraad voedsel aanwezig. Dit kwam natuurlijk omdat een kasteelheer of koning meestal niet een heel jaar op een kasteel verbleef. Hij had meerdere kastelen waar hij door het jaar heen verbleef. Maar als ze dan wel aanwezig waren dan moest men er wel voor zorgen dat er veel eten en drinken aanwezig was. Vroeger had men geen koelkast dus legde men het voedsel in de stenen kelders van het kasteel. Helaas bleef het meest verse voedsel daar niet heel lang goed. Daar hadden ze gelukkig wel wat op gevonden. Het vlees werd gerookt of flink gezouten, de groente werd gedroogd of ingelegd. Soms werd het fruit en het vlees ook wel eens samen in een ton gedaan. Het vruchtensap drong dan in het vlees waardoor het langer houdbaar bleef. Koeien , schapen en geiten gaven hen melk. Daar werd dan room, boter en kaas van gemaakt. Om brood te kunnen bakken moesten wel eerst tarwe, rogge en gerst tot meel vermalen worden. Dit werd gedaan in de windmolens. Sommige kastelen hadden zelfs hun eigen windmolen. Hiernaast was het ook erg belangrijk dat men iedere dag fris water had om zich te wassen en te drinken. Dit water kwam uit putten die meestal binnen het kasteel lagen. Deze putten waren met de hand gegraven. Om aan het water te komen moest men op zoek gaan naar onderaardse bronnen. Als deze was gevonden werd daar een put omheen gebouwd. Kleinere kastelen moesten meestal het voedsel van ver laten komen, maar grotere kastelen haalden hun voedsel van het omringende boerenland.
De kleding
Kleding was heel belangrijk in de middeleeuwen. Vooral voor de adelen. De rijken kleedden zich heel netjes en mooi omdat men aan iedereen wilde laten zien hoe rijk en mooi men was. De kleuren van de kleren die men droeg hadden meestal ook een bepaalde betekenis. Blauw betekende dat men verliefd was, geel stond voor boosheid en grijs stond voor verdriet. Vrouwen droegen sierlijke jurken en stopten hun haar weg onder hoofddeksels. Een van die hoofddeksels was de punthoed. Deze was soms wel een meter lang. Aan de binnenkant zat een ijzeren kooi als steun. De mannen droegen meestal soort maillots met daarover een soort groot kleed met mouwen eraan. De schoenen die men toen droeg, als man, waren vrij puntig en gemaakt van stof. Soms werden onder die schoenen wel eens houten zolen gebonden. Vooral als de straten buiten nat en modderig waren. In die tijd had men geen kledingwinkels waar je kant en klaar je kleren kon kopen zoals wij dat nu hebben. Wilde kleren kopen dan moest je naar kleermakers gaan. Daar kon je de stof uitzoeken en dat werden je maten opgenomen. Na een patroon te hebben ontworpen werden de stukken stof in elkaar gezet. Het gewone volk had geen geld om zich zo netjes te kleden. Zij droegen eenvoudige kleren; tunieken, hemden, wollen leggings, mantels, strooien hoeden, kappen en petten.
Het leven op het platte land
De meeste boeren bezaten zelf geen land. Dat huurde of pachtten ze van de eigenaar, vaak was dat een edelman. Ze werkten op het land en zorgden voor het eten van deze edelman. Ze voerden reparaties uit aan het kasteel en verrichtten hand -en spandiensten. De man van adel beschermde de boeren tegen rovers en andere vijanden. Dat was de afspraak. In de Middeleeuwen was de boerderij een plaats om te werken en om te wonen. De stal en de woonruimte lagen naast elkaar. In de winter leefden mensen en dieren vaak in dezelfde ruimte. In het midden van de boerderij was een openhaardplaats. Er waren geen plafonds, omdat de rook via een gat in het dak of de gevel moest kunnen wegtrekken. De mensen sliepen, aten, kookten, kortom leefden met elkaar in één en dezelfde ruimte. Het levensritme van de boeren werd bepaald door de seizoenen. Als het oogsttijd was, stonden ze heel vroeg op en gingen vroeg naar bed. Zo lang het licht was werkte de middeleeuwer, behalve op zondag en op christelijke feestdagen. Man, vrouw en kinderen werkten mee op de boerderij. Er wordt vaak gezegd dat de mensen in de Middeleeuwen niet zo schoon waren. Vergeleken met ons misschien niet, maar er was zeker aandacht voor hygiëne. Het was een goed gebruik om eenmaal per week te baden. 's Ochtends en voor het eten waste men gezicht en handen. Nadat de bedden aan kant waren gedaan en eventueel gelucht, werd de tafel weer op zijn plaats gezet en ging het vuur aan. Zo was er warm water, wat bijvoorbeeld nodig was voor de warme maaltijd tussen 12.00 en 13.00 uur. Dat eten bestond vaak uit een stoofpot van groenten en soms vlees of worst. De mensen dronken melk en licht alcoholisch bier, de volksdrank van de middeleeuwer. Vorken kenden ze nog niet in de Middeleeuwen. De mensen aten met de hand of gebruikten een mes en een lepel. Een doek die ze over de schouders droegen, werd gebruikt om de handen aan af te vegen.
Staatsvorm
Bovenaan in de lijst stond de koning. De koning had een groot stuk land. Dat stuk land verdeelde de koning weer in kleine stukken land, die stukken land gaf de koning in leen aan zijn belangrijkste bisschoppen of leenmannen. In ruil daarvan beloofde de edelman dat hij soldaten aan de koning zou geven als er oorlog uitbrak. De edelman beloofde tijdens een speciale ceremonie, dat hij trouw zou blijven aan de heer waarvan het land was. De belangrijkste eddelmannen of bisschoppen verdeel het land dat ze hadden gekregen vaak onder lagere heren of ridders die om de beurt leenmannen van de koning werden. Helemaal onderaan stonden de boeren die het land moesten bewerken. Zij hadden weinig rechten en erg weinig eigendommen en geel leenmannen.
De koning
Weinig koningen waren zo rijk om een heel leger te betalen. Daarom lieten ze die leenmannen beloven soldaten te geven.
De bisschoppen
De bisschoppen konden net zoveel macht krijgen als de grote leenmannen. Ze heersten over grote gebieden die bisdommen werden genoemd en over alle priesters en kloosters daarin.
De grote leenmannen
De grote leenmannen waren de rijkste en machtigste edelmannen die hun landgoederen meteen van de koning ontvingen.
De heren
Heren bestuurde de leengoederen en verpachte bijna al het land in kleine stukjes land aan de boeren die voor hen werkten. Als geoefende ridders hadden ze een eed afgelegd waar bij ze zweerden dat ze de edelman waarvan het land was zouden dienen. Ze konden op alle tijden worden opgeroepen voor de strijd.
De boeren
Helemaal onderaan stonden de boeren. Zij waren de arbeiders die het land moesten bewerken om het voedsel van alle anderen te voor zien. De meeste boeren werkten voor een heer die hen toestond een stukje land te bewerken in ruil voor hun arbeid.
Overblijfselen
Kastelen zie je nog heel veel overal in Nederland. Maar kastelen zie je niet alleen in Nederland, er staan kastelen door heel Europa. De kastelen hebben ook een naam zoals: kasteel de haar, het muiderslot, kasteel coevorden en kasteel nijenrode.
De zwarte dood
De zwarte dood wordt ook wel de pest genoemd. Het is een hele besmettelijke ziekte. De ziekte verspreide zich rond het jaar 1340 vanuit Azië. De ziekte werd verspreid door ratten. De ratten droegen de pestbacteriën in hun bloed. Al vlooien dan de ratten beten, kregen ze niet alleen het bloed binnen maar ook de pestbacteriën. De ratten vermenigvuldigen de zich snel. Ze kwamen europa binnen via de schepen die uit Azië naar europa voeren. De schepen waar die ratten in mee voeren hadden vaak veel voedsel bij zich. Als de ratten weer op het vaste land waren kropen ze meestal de huizen in, dar was het warm en er was genoeg voedsel te vinden. Die vlooien die op de ratten zaten beten ook mensen. Als dat gebeurde droegen de vlooien de pestbacteriën van die ratten over aan dat mens. De eerste tekens van de ziekte waren zwarte en blauwe bulten. Mestal zaten deze bulten onder de oksels. De meeste mensen die de pest hadden stierven binnen 2 dagen. Aan de pest is meer als 30% van de Europese bevolking gestorven. De slachtoffers werden in diepe massagraven begraven. Het enige wat de bewoners van de stad dan nog konden doen was de stad verlaten.
Bronvermelding
Boek: hoe zou je overleven in de middeleeuwen.
Geschreven door: Fiona macdonalds
Uitgever: Ars Scribendi
Boek: ooggetuigen middeleeuwen.
Geschreven door: .Andrew langley
Uitgever: Memphis Belle
Boek: zo was het in de middeleeuwen.
Geschreven door: jaap deinema
Uitgever: ICOB
Boek: kijk op het verleden middeleeuwse ridders.
Geschreven door: David Nicolle.
Uitgever: De lantaarn
Boek: De wereld in de tijd van karel de grote.
Geschreven door: Fiona macdonalds
Uitgever: Corona
Boek: Leven in de middeleeuwen, kastelen, ridders, feesten, toernooien en wapens.
Geschreven door: Philips steele
Uitgever: gottmer Haarlem
Voorwoord
De middeleeuwen
Middelen van bestaan
Het geloof
Kruistochten
Karel de grote en Marco polo
Betekenis voor ons
Hoe leefden ze
Staatsvorm Overblijfselen
De zwarte dood
voorwoord
Ik wil mijn werkstuk graag over de middeleeuwen doen, omdat ik er graag wat meer over deze tijd wil weten. Ik ben benieuwd hoe ze leefden in deze tijd, wat voor belangrijke persoonen er in die tijd waren, hoe er geregeert werd en wat voor godsdiensten ze haden. We hebben het met geschiedenis over deze tijd gehad en dat vond ik best leuk. Het hoofdstuk met extra informatie doe ik over de zwarte dood oftewel de pest, omdat deze ziekte een belagrijke rol speelde in de middeleeuwen en er veel mensen aan zijn overleden.
De middeleeuwen
rond het jaar 400 vertrokken de laatste romeinen uit nederland. het romeinse rijk verdween en de middeleeuwen begonnen. De middeleeuwen duurden 1000 jaar, en daarom zijn de middeleeuwen in 3 delen gesplitst. die delen zijn: de vroege middeleeuwen [400- 1000], de
uit het oosten kwamen allemaal germaanse volken. zij werden opgejaagt door andere volken. dit noemen we de grote volksverhuizing,
het duurde vanaf het jaar 400 tot 700. nederland werd vanaf die tijd bewoont door de friesen
franken en de saksen. clovis was koning van de franken. hij veroverde veel landen. koning clovis
viel ook galie aan in galie was bijna iedereen chrisene. clovis liet zich ook dopen en werd christene.
veel franken volgde zijn voorbeeld, en steeds minder mensen geloofden nog in de germaanse goden,
en steets meer mensen werden christene. dit noemen wij de kerstening. andere germaanse volken
moesten ook christene worden vonden de franken. ze stuurden predikers naar die germanen. twee
bekende predikers waren willibrord en bonifatius. na koning clovis kwamen er nog veel meer
hij was zelfs zo machtig dat de paus hem tot keizer kroonde. de franken waren boeren, zij leefden
van de landbouw. De vikingen leefden in noorwegen, zweden en denemarken. ze gingen met hun
schepen de zee op. hierdoor ontdekten ze veel landen. ze kwamen ook in ons land, en omdat ze uit
het noorden kwamen werden zij de noormanen genoemd. in de middeleeuwen waren er veel boeren, de meeste daarvan waren arm. die arme boeren leefden met de dieren samen in een donkere ruimte in de boerderij. zij moesten erg hard werken. de rijkere boeren hadden het veel beterder, maar hun boerderijen werden wel vaak aangevallen door de noormanen. daarom bouden zij versterkingen. eerst bouwden zij een burcht van hout, maar later werden die burchten van steen gemaakt. zo ontstonden de eerste kastelen. Rijke boeren met z'n burcht of kasteel werden steeds belangrijker. we noemen hen de edelen, veel van die edelen werden ridder. ridders vochten voor de koning. als er gevaar drijgde te zijn mochten de boeren met hun gezin binnen de muren van het kasteel komen.
In Mekka woonde Mohammed. Hij geloofde maar in een god allah, genaamd. Eerst wilde de arabieren niets van het nieuwe geloof weten. later kreeg het islam steeds meer volgelingen. Na mohammeds dood veroverden de moslims veel landen, 2 landen daarvan waren Spanje en zuid - Italie. Hierdoor kwamen arbieren in allerlei landen en daardoor leerden zij veel. Van de chinezen leerden ze om papier te maken en van de grieken leerden ze dat de wereld een ronde bol was. De arabieren wisten veel van sterekunde, geneeskunde, wiskunde en muziek. de arabieren schreefen daar boeken over. De mensen in west- europa leerden veel van de arabieren. Jeruzalem was eerst van de arabieren, toen kon iedereen nog gewoon de stad bezoeken, maar dat veranderde toen de turkse moslims de stad veroverden. De paus ziep iedereen op om de stad te bevrijden. Veel mensen gingen mee met de kruistochten. Die duurden van het jaar 1100 tot 1300. In de middeleeuwen ontstonden steden. Ze ontstonden op plaatsen waar kooplui gingen wonen. Door de kruistochten kwam er steeds meer handel daardoor werden de steden groter. De steden lagen vaak op het grondgebied van de edelen. In ruil voor geld gaven zij de steden rechten. Een stad werd beschermt door muren en een gracht. In de stad waren bijna alle huisen van hout. Er was ook een jaarmarkt daar werden allerlei spullen verkocht en er was van alles te beleven. Ambachtslui moesten lit zijn van een gilde. Een gilde was een vereniging van het zelfde beroep. De gilde bepaalde ook de prijsen, de werktijden en de lonen. Als ze niet lid waren van een gilde mochten zij hun beroep niet uitoefenen.
In het begin van de middeleeuwen bestond Nederland uit 17 kleine landjes. De edelen waren daar de baas. Ze vochten veel met elkaar. Een van die edelen was graaf floris v, hij beschermde de boeren. Andere edelen vonden dat hij veel te machtig werd en daarom werd hij op 27 juni in het jaar 1296 vermoord in het plaarsje muidenberg vlak bij zijn kasteel, het muiderslot. De boeren die graaf floris had beschermt, kwamen het zeisen en hooivorken hun heer bevrijden maar jammer genoeg kwamen ze net te laat.
Middelen van bestaan
Boeren
De meeste boeren bezaten zelf geen enkel stukje land. het land dat ze wel nodig waren huurden of pachtten ze van een eigenaar, meestal was die eigenaar dan een edelman. De boeren werkten hard op het land en ze zorgden voor het eten van de eddelmannen waarvan het land dat ze huurden was. Ze repareerde een hele boel aan het kasteel van de edelman en de boeren verrichtte ook veel hand -en spandiensten. De man van adel beschermde de boeren die hun land huurde tegen allerlei rovers, noormannen en andere vijanden. Dat was de afspraak die ze hadden gemaakt. De boeren leefden van de land bouw. Veel boeren gebruikten ieder jaar hetzelfde stukje grond om te zaaien en te oogsten. Maar dat is niet goed voor de grond. Op den duur raakt de grond "uitgeput" en was de oogst steeds minder. Karel de Grote maakte nieuwe regels voor het gebruiken van de grond. Eens in de drie jaar mocht men niets verbouwen op het land. Het land kreeg dan een jaar rust. Hierdoor werd de opbrengst beter.
1e jaar 2e jaar 3e jaar
stuk A zomergraan (haver) onbebouwd wintergraan
stuk B wintergraan (rogge, tarwe ) zomergraan onbebouwd
stuk C onbebouwd wintergraan zomergraan
drieslagstelsel van karel de grote
Ambachtslieden
In de 14e eeuw werkten de mensen in Europa in de landbouw.
Door verbetering in de techniek van de landbouw had een boerengezin steeds meer voedsel dan het zelf nodig had. Er was genoeg te eten en daarom waren ze veel gezonder en werden ze ook steeds ouder. De bevolking groeide en naast de landbouw werden ook veel meer andere middelen van bestaan belangrijker. Er kwamen steeds meer ambachtslieden, zij gingen dan bij elkaar wonen omdat ze dan op dezelfde plaats hun producten konden verkopen. Vaak was dat langs een rivier, bij een kruispunt van wegen of in de buurt van een kasteel of een klooster, dat deden ze omdat het veiliger was. De boeren kwamen hier ook naartoe om hun producten te verkopen, en zo veranderden de marktplaatsen in de steden. De boeren konden daar hun producten kwijt en de ambachtslieden konden er werken en wonen. In één stad was bijna de helft van alle mannen ambachtslieden. Mensen die hetzelfde werk deden, woonden dan ook vaak dicht bij elkaar. Van af hun zevende leerde ze al om een ambacht oud was zocht zijn vader een leerplaats bij een meester. Voor deze leerplaats moest soms leergeld betaald worden, de leerling woonde bij de meester. Na zo'n zeven jaar moest de leerling een werkstuk maken om te laten zien wat hij in die tijd geleerd had. Als het werkstuk goed gekeurd werd dan werd hij gezel. Als gezel ging hij een klein beetje loon verdienen. Na weer zeven jaar gezel te zijn geweest moest hij weer een werkstuk maken en dat noemde men een meesterstuk. Ze kregen dus een veertienjarige opleiding om ambachtslieden te worden
Bij rivieren en bij grote kastelen kwamen mensen vaak samen om te handelen. Schepen met goederen uit andere landen legden aan. Boeren kwamen er hun waren aanbieden op de markt. Op zulke plaatsen gingen steeds meer mensen ook wonen: handelaren en timmerlui, schoenmakers, kappers, bakkers. Ze hadden elkaar allemaal nodig. Zo ontstonden op verschillende plaatsen in het land langzaamaan nederzettingen. Deze werden steeds groter. De landsheer was nog steeds de baas, maar de mensen in de nederzettingen gaven hem geld en in ruil daarvoor mochten ze de nederzetting stad noemen en zelf hun stad besturen. Aan de naam van een stad kun je vaak zien waar hij ooit is gebouwd. Amsterdam is gebouwd bij een dam in de rivier de Amstel. Valkenburg is gebouwd bij een kasteel of burcht
Het geloof
Vanaf de vroege Middeleeuwen breidde het christendom zich steeds meer uit over Europa: steeds meer mensen werden christen. De kerk werd sindsdien steeds machtiger. Met het woord kerk bedoelen we behalve een kerkgebouw soms ook alle gelovigen en geestelijken bij elkaar. Een deel van de geestelijken waren priesters die bij kerken hoorden en die voor de mensen preekten. Andere geestelijken waren monniken en nonnen, die in kloosters leefden. De kerk had veel invloed op het leven van de mensen, om drie redenen:
1. Het geloof gaf voor veel dingen in het leven een verklaring, zoals ziekte en dood, stormen en mislukte oogsten. God werd gezien als de oorzaak van alles.
2. Geestelijken hadden veel macht. Na de val van het Romeinse Rijk waren zij bijna de enige mensen die konden lezen en schrijven. Ze werden door vorsten gevraagd als adviseurs en ze bestuurden delen van het rijk. Een groot deel van Nederland werd bijvoorbeeld bestuurd door de bisschop van Utrecht.
3. In de Middeleeuwen was er in West- Europa alleen het rooms-katholieke geloof; andere godsdiensten waren verboden. De kerk stelde ook regels op hoe je moest leven en wat je moest geloven.
Een middeleeuws klooster vormde de kern van de christelijke cultuur: het was een archief, bibliotheek, schatkamer, hogeschool en ambachtscentrum tegelijk. Maar waarom ging men in zo'n klooster, zo'n afgezonderde gemeenschap, wonen? Misschien deden ze dat om het voorbeeld van Christus te volgen. Hij had namelijk gezegd: 'als je volmaakt wilt zijn, verkoop dan alles wat je bezit en geef het geld aan de armen. Als je dat doet zul je in de hemel beloond worden.' Maar wie naar het klooster ging leerde ook lezen en schrijven. Het kloosterleven was dus eigenlijk één van de weinige manieren waarop je iets kon leren.
Voor meisjes was het kloosterleven een manier om niet afhankelijk te zijn van een man. Ook konden vrouwen alleen zó een soort geestelijke zijn. Want pastoors of bisschoppen waren nooit vrouwen: alleen mannen konden dat worden. Veel verstoten echtgenotes en ongewenste dochters kwamen ook in het klooster terecht. De meeste monniken werkten hard, want ze moesten in hun eigen onderhoud voorzien. Daarom verrichten ze vele taken, van zware handarbeid tot fijn vakwerk en van administratief tot huishoudelijk werk. Ze profiteerden van donaties van rijken en giften van mensen die hun zonden probeerden weg te wassen; als je iets aan de kerk gaf, was de kans dat je in de hemel kwam groter. Hoewel de monniken en nonnen dus in afzondering leefden, waren ze niet wereldvreemd. Het klooster bezat dus land en gaf velen werk, verzorgde armen en zieken, bood een rustplaats aan reizigers en onderwijs aan kinderen.
De kruistochten
Kruistochten zijn militaire tochten die veel voor kwamen in de Middeleeuwen. Kruistochten zijn vernoemd naar het 'kruis'. Veel soldaten hadden een rood kruis op hun rechterschouder staan. Dit droegen zij als teken dat zij wilden vechten voor het Christendom. De ridders die mee deden aan een kruistocht kwamen uit Europa en gingen naar Palestina. Het doel van die kruistocht was om Jeruzalem te bevrijden. Jeruzalem lag toen in de handen van de Islamitische Turken. De eerste kruistocht begon in 1096 (na Christus) en deze kruistocht eindigde in 1099. Deze kruistocht duurde maar liefst drie jaar. Jeruzalem was een belangrijke stad voor mensen uit Europa. Dat komt omdat Jezus na zijn dood in Jeruzalem aan het kruis was begraven. Die plek waar Jezus was begraven wilden zij graag goed bewaren en ervoor zorgen dat er niks mee gebeurde. Die plek waar Jezus was begraven was heilig voor de mensen. Daarom was Jeruzalem ook een 'heilig' land voor mensen uit Europa. Er waren al veel mensen uit heel Europa afgereisd naar Jeruzalem om bij de begraafplaats van Jezus te bidden. En dan moet je weten dat die mensen die naar Jeruzalem kwamen wel een reis van twee jaar hadden gemaakt. En dat hadden ze allemaal te voet gedaan! Zo'n reis noemden men een "Pelgrimstocht". Wanneer je meedeed aan een pelgrimstocht of een kruistocht mocht je wel heel blij zijn als je levend aankwam in Jeruzalem. Tijdens de pelgrimstocht of kruistocht was er het grote gevaar dat er Islamitische Turken kwamen en je door een gevecht met hen om het leven kwam. De Islamitische Turken wilden namelijk niet dat de mensen naar Jeruzalem kwamen om daar te bidden. En ze wilden niet dat de Ridders naar Jeruzalem kwamen omdat de ridders Jeruzalem wilden bevrijden maar de Islamitische Turken wilden Jeruzalem voor zichzelf houden. De paus Urbanus die toen leefde en het 'hoofd' van de Katholieke Kerk was, vond het maar niks dat de Islamitische Turken Jeruzalem wilden hebben. Daarom vroeg hij aan een priester uit Frankrijk of hij naar de Christenen wilden gaan. Hij moest naar die mensen toe gaan om aan hen te vragen of zij oorlog wilden voeren met de Islamitische Turken. En dat deed de priester. De allereerste kruistocht begon in het jaar 1096. Iedereen die het maar wilde mocht meedoen. Zo deed niet alleen het gewone volk mee maar er liepen ook priesters, vorsten en bisschoppen mee. Ook moeders en kinderen liepen mee in deze tocht. Er waren twee goede redenen om mee te lopen met deze kruistochten. Ten eerste deed je mee om Jeruzalem te bevrijden. De tweede rede was omdat als je meedeed alle schulden die je had vergeten werden. Dat betekende als je ooit iets strafbaars had gedaan of je had geldschuld, dan werd het vergeten. Je hoefde niet meer naar de gevangenis en je schulden ook niet meer terug te betalen. Aan deze tocht deden wel meer dan 80.000 mensen mee! Helaas en zeer verdrietig zijn al deze mensen die meededen overleden tijdens de tocht of vlak voor de eindbestemming. Ze werden gedood door de Turken. De hoop om Jeruzalem te bevrijden werd niet opgegeven. Daarom werd er nog een keer een kruistocht georganiseerd. Er deden ongeveer 60.000 mensen mee aan deze kruistocht. Deze tocht ging veel beter. Er deden veel meer ridders en andere sterke legers mee. Dit keer lukte het wel. Jeruzalem werd bevrijd. De heilige stad Jeruzalem was weer vrij en nu konden er ook weer pelgrimstochten worden gemaakt.
Na die tweede kruistocht zijn er nog meer kruistochten gehouden. Die kruistochten werden allemaal gehouden om een land of een plaats te bevrijden. Tijdens kruistochten werden veel mensen gedood. Er waren vaak zware gevechten tijdens deze kruistochten. Als je al levend aankwam bij de plek waar je wilde zijn moest je nog voor je leven vechten. Een kruistocht was heel gevaarlijk en vooral ook heel zwaar.
Karel de Grote en Marco polo
Karel de Grote
Karel de Grote werd in het jaar 742 geboren. hij was de zoon van pipijn de korte, hij was de koninging van Frankenrijk. De vrouw van pipijn was koninging bertrade. toen de Vader van karel de grote in het jaar 768 overleed werd hij opgevolgt door karel en zijn broer karloman. 3 jaar later stierf karloman. Toen moest karel het land alleen besturen. Zijn koningkrijk was erg rijk en machtig. Karel gebruikte zijn leger voor het veroveren van italie, oostenrijk en hongarije. meer dan 30 jaar lang vocht hij met de saksen en vocht ook 30 jaar lang in noord - duitsland. hij trad hard op tegen zijn vijanden op. karel de grote liet een keer op een dag 4500 saksen vermoorden. karel probeerde de saksen te dwingen om christene te worden en wie dat weigerde, werd gedood. de saksen waren erg dappere strijders maar ze gaven zich tenslote toch over aan karel de grote. In 800 ging Karel de grote naar Rome. Daar woonde de Paus die was de baas van de Katholieke Kerk. De paus had ruzie met de rijke heren uit Rome en Karel de Grote moest hem komen helpen. De Paus heeft Karel de Grote toen gekroond tot keizer. toen werd hij karel de grote genoemd. de naam die hij eerst had was karolus van karolingen.Een keizer was nog veel belangrijker dan een koning. Karel was hiet niet zo blij met deze onverwachte kroning. Hij had zich liever zelf gekroond ! Nu leek het net alsof de Paus nog machtiger was dan hijzelf. nu had Karel de Grote een enorm rijk maar hij kon dit nooit in z'n eentje besturen. daarom deelde Hij zijn rijk op in kleinere stukken. karel noemde deze kleine stukjes land gouwen. voor iedere gouw had hij een belangrijke man aangevraagd. Meestal waren dit rijke edelen of belangrijke bisschoppen. zo n iemand wordt een "leenman" genoemd. Die leent de grond van Karel de Grote. De leenmannen moesten precies doen wat Karel de Grote wenste. Om dat te controleren waren er ook "zendgraven". Zendgraven moesten alle graven gaan controleren of ze zich wel aan de regels hielden. Meestal gingen er twee zendgraven tegelijk op pad. De ene was iemand van de Kerk en de ander een hoge edelman. Met z'n tweeën trokken ze van de ene gouw naar de andere om te kijken of alles verliep zoals was afgesproken. Als bijvoorbeeld een Graaf zich niet hield aan de hoogte van de belastingen, schreven de zendgraven dit op. Zo bleef Karel de Grote op de hoogte van wat er in zijn rijk gebeurde. Karel liet alle regels en wetten op schrijven omdat hij zelf niet kon lezen en schrijven. Eén van de regels die Karel maakte, ging over de landbouw. Het werd het "drieslagstelsel" genoemd. Veel boeren gebruikten ieder jaar hetzelfde stukje grond om te zaaien en te oogsten. Maar dat is niet goed voor de grond. na een lange tijd raakt de grond "uitgeput" en is de oogst steeds minder. Karel de Grote maakte nieuwe regels voor het gebruiken van de grond. Eens in de drie jaar mocht men niets verbouwen op het land. Het land kreeg dan een jaar rust. Hierdoor werd de opbrengst beter. Karel werd steeds ouder en hij wou dat iedereen als één volk zou kunnen samen leven. Er zou dan maar één taal zijn, één godsdienst en één wetgeving. Zo probeerde Karel een nieuwe munt in te voeren. Want in zijn rijk waren er verschillende munten van verschillende waarden. Dit was niet goed voor de handel. Helaas was het Karel niet gelukt om de munt echt in te voeren. Ook was Karel de Grote de bedenker van het onderwijs. Er kwamen voor het eerst scholen. Alleen kinderen die later in de Kerk wilden werken, kregen les. In 806 was Karel te oud geworden om nog te regeren. Hij verdeelde zijn land onder zijn drie zoons : Pippijn, Karel en Lodewijk. In 810 overleed Pippijn en in 811 Karel. Nu was alleen Lodewijk nog over. Hij werd de nieuwe koning over alle gebieden. In 813 kroonde de oude Karel de Grote zijn zoon Lodewijk de Vrome tot keizer. Lodewijk de Vrome dankte zijn bijnaam aan het feit dat hij erg godsdienstig was. een jaar later na dat karel zijn zoon gekroond had stierf karel de grote.
Marco polo
Marco Polo werd in het jaar 1254 in Venetië geboren. Zevenhonderd jaar geleden was het reizen om de wereld veel gevaarlijker. Mensen die in Europa woonden wisten weinig of niets over de mensen die aan de andere kant van de wereld woonden. Van tijd tot tijd kwamen er schepen van Venetië, die zijden stoffen, specerijen vreemde sieraden meebrachten uit het verre Oosten. Deze goederen waren vaak jaren onderweg. De zeelieden die de laatste paar honderd kilometer met hun schepen voor het vervoer zorgden, konden niets vertellen van de landen waar de zijden stoffen en sieraden vandaan werden de balen en kisten hoog opgestapeld. De kleine Marco polo wiens vader koopman was, keek vaak met grote ogen naar het Chinese of Arabische schrift op de goederen en hij vroeg zich af uit welke verre plaatse ze kwamen. Marco’s vader, Niccolo Polo bezat een huis in het plaatsje Soedak op het krim. Hij ging daar altijd heen om de koopwaar op te halen die daar was gebracht uit het Oosten via een handelsroute die de zijdeweg werd genoemd. Toen Marco zes jaar was, vertrokken zijn vader Niccolo en zijn oom Maffeo naar Soedak. Marco wuifde naar hen op de kade bij het paleis van de Doge en ging met zijn moeder terug naar huis. De reis naar Soedak en rug duurde in die tijd vele weken. Naarmate de weken en maanden voorbij gingen, begon Marco te verlangen naar de terugkeer van zijn vader en zijn oom en naar de cadeautjes. Maar de maanden werden jaren en de kleine Marco kon zich bijna niet meer herinneren hoe zijn vader eruit zag. Zijn moeder stierf en Marco ging bij familie wonen. Toen zeilde er op een dag, in 1269, een schip uit Constantinopel de haven binnen met aan boort Niccolo en Maffeo. Tegen de tijd dat Niccolo en Maffeo klaar waren om aan de lange terug reis naar Peking te beginnen, was Marco 17 jaar. Ze besloten hem mee te nemen. In het jaar 1271 stapte Marco Polo aan boord van een klein scheepje dat in de haven van Venetië lag. Het was het begin van een reis die drie en een halfjaar zou duren en die hem tot een van de beroemdste wereldreizigers zou maden. Vanuit Venetië zeilden de Polo's de Middellandse Zee op naar Akko en vervolgens gingen ze over land naar Jeruzalem. In Akko ontmoeten Niccolo, Maffeo en Marco een priester die Theobald heette, de latere paus Gregorius X. Niccolo vertelde Theobald over zijn vorige reis naar China, en dat keizer Kubla Khan hun gevraagd had priesters op te halen, die zijn onderdanen het christendom moesten prediken. Theobald beloofde voor twee monniken te zorgen die in dienst van de Kerk alle ontberingen en gevaren zouden willen trotseren. De drie Vientiane waren nu klaar om te beginnen aan de lange reis over land dwars door Azië. In de Heilige Grafkerk in Jeruzalem hing een lamp die zonder uit te gaan al meer dan duizend jaar had gebrand. Niccolo wilde graag wat olie uit de lamp nemen en daarmee de lamp van het christendom in China ontsteken. Zijn wens werd vervuld, en het gezelschap van vijf mannen zeilde langs de kust naar Layas, een stad die handel dreef in specerijen en goudlaken, en waarvandaan gewoonlijk de kooplieden naar het Oosten reisden vertrokken. Van Layas liep de weg naar het Oosten dwars door Perzië. Tegenwoordig zouden we het geen weg noemen. Hij was slecht, soms was het alleen maar een moeilijk te volgen spoor dwars door de woestijn. Ze moesten door rivieren waden en vaak liep de weg over een smalle richel die was uitgehouwen in de steile rotswand. Daaronder stroomden in diepe ravijnen riviertjes met gevaarlijke stroomversnellingen. De gedachte aan de moeilijke weg maakte de twee monniken al bang, en toen ze een groep gewapende mannen ontmoetten die hun vertelden dat er in Perzië gevochten werd tussen het leger van de koning van Egypte en een Mongools leger, weigerden ze nog verder mee te gaan. En dus vertrokken de drie Vientiane alleen. Soms reisden ze te voet, soms op muilezels of kamelen, en kamelen, en ’s nachts bivakkeerden ze onder de sterren. Marco moet zich wel heel ver van zijn gezellige huis in Venetië hebben gevoeld. Marco was in een gebied waar hij nog nooit was geweest. Gelukkig lette hij goed op alles wat hij onderweg zag. Een van de vreemde dingen die hij zich herinnerde was een oliefontein die uit de grond omhoog kwam. De mensen in dat dorp vertelden dat de fontein dag en nacht werkte. Ze gebruikten de olie voor hun lampen en smeerden er hun zieke kamelen mee in. Marco luisterde veel naar verhelen en legendes uit het dorp. Die schreef hij later op. Marco ging van Venetië naar China. Deze reis heeft meer dan drie jaar geduurd. Van tijd tot tijd waren Niccolo en Maffeo Polo en ook de jonge Marco weken- of maanden lang in een stad gebleven waar ze zaken konden doen. Marco was nu een jonge man van 20 jaar en hij werd vriendelijk door Kubla Khan ontvangen. Hij verbleef een paar maanden op het zomer paleis en ging vaak mee op jacht. Marco Polo werd snel door de Staat in dienst genomen. Hij stond hoog in de gunst bij de keizer die als snel begreep dat hij eerlijk en betrouwbaar was. Hij was ook ijverig, werkte hard en legde er zich op toe de vier belangrijkste talen van China te leren. Drie jaar lang regeerde Marco Polo in de naam des keizers. Na drie jaar gouverneur van Yan-qui te zijn geweest, werd Marco Polo door de keizer zo vertrouwd, dat hij voor belangrijke zaken naar andere delen van China gestuurd. Na een verblijf van zeventien jaar in China was Marco Polo een rijke man geworden en hij begon te denken aan zijn terugkeer naar Venetië. Kubla Khan werd oud en Marco was bang dat zijn leven na de dood van de keizer gevaar liep. Niccolo en Maffeo werden ook oud. Zij hadden ook succes gehad in China en wilden nu de rest van hun leven in hun eigen land doorbrengen. Kubla Khan liet hen niet graag gaan. Marco Polo was zijn mees betrouwbare dienaar en daarom kon hij hem helemaal niet missen. Het toeval wilde dat een Chinese prinses zich gereed maakt om per schip naar Hormoes te reizen om daar met de koning van Perzië te trouwen. Toen Marco Polo in Perzië aan kwam, hoorde hij dat de keizer Kubla Khan gestorven was. Dus besloten de drie Vientiane niet naar China terug te gaan. In 1925 kwamen ze eindelijk in Venetië terug 24 jaar nadat ze vertrokken waren. Ze waren zolang weg geweest, dat niemand hen herkende. Ze waren bekleed in de versleten Tartarenkleding waarin ze gereisd hadden en waren bijna vergeten hoe ze Italiaans moesten praten. Men geloofden de verhalen over de wonderen van Kubla Khans paleizen niet, en de kooplieden in Venetië scholden hen uit voor nietsnutten. Marco Polo, die commandant van een van de Venetiaanse galeien was geweest, keerde voor de tweede maal in 1299 naar Venetië terug. Zijn avonturen waren voorbij.
Betekenis voor ons
Na het jaar 1400 regeerde Philips de goede over veel Nederlanden. Nederland bestond in deze tijd uit 17 kleine landjes, Philips de goede noemde deze kleine landjes gewesten. Van die 17 gewesten wilde hij 1 rijk maken. De koningen die na Philips de goede kwamen veroverden nog meer landen er bij, zo werd het rijk steeds groter. Het bestuur van de gewesten vormde samen de staten- generaal. Nederland heeft nu nog steeds een state generaal en dat zijn de leden van de eerste en tweede kamer.
Hoe leefden ze
Het leven op het kasteel
De meeste kastelen die gebouwd werden waren bedoeld om in te wonen. Koningen en hoge adel waren degene die vaak in de kastelen woonden. Ze hadden vaak wel meer dan een kasteel. Door het jaar heen reisden ze dan heen en weer tussen hun kastelen. De gewone ridders woonden vaak in kleinere versterkte landhuizen, die wel een grote zaal en soms ook een kapel hadden. Ridders leefden samen met hun familie, pages en schildknapen, soldaten, bedienden, koks en stalknechten. In het kasteel zorgde de kasteelvrouwen er voor dat alles goed geregeld werd. Zij lette op de bedienden en ontving bezoek van andere adellijke dames. Als de kasteelheer er niet was zorgde zij ervoor dat de voorraden met eten aangevuld werden en bezocht zij zelf ook de boerderijen. Die tijd was een echte mannen wereld waarin vrouwen niet echt serieus genomen werden. Jammer voor de kasteelvrouwen, want zij mocht geen land bezitten of een testament hebben. De kinderen mochten vrij in het kasteel rondlopen en spelen. Ze liepen de stalknechten in de weg of werden verjaagd uit de keuken als ze weer eens van het eten hadden zitten snoepen. In de zomer konden ze lekker buiten spelen en in de winter zaten ze veel binnen bij het vuur waar hun moeder borduurde en verhalen vertelde. Naast het spelen moesten de kinderen ook wel mee helpen in het huishouden en kregen les. Vanaf hun zes jaar werden de kinderen naar een ander kasteel gestuurd. Daar leerden de jongens vechten en werden opgeleid tot pages. Een page is een soort knecht van de koning. Meisjes daarin tegen leerden nette manieren bij en hoe zij het huishouden moesten regelen. Op veertien jarige leeftijd werd men uitgehuwelijkt. Dit lijkt voor onze heel jong, maar de mensen van toen werden mestal niet ouder dan veertig jaar.
Vroeg in de middeleeuwen waren de kastelen en huizen vaak koud en vochtig. Dit kwam omdat men toen nog geen glazen in de ramen had. Glas bestond toen al wel maar het was in die tijd een duur en lux iets. In plaats van glazen ramen hadden ze tralies en luiken. Als je dus wat daglicht wilde zien of gewoon naar buiten wilde kijken kreeg je altijd de wind van buiten erbij. Gelukkig hadden de meeste kamers een eigen open haard waardoor je er toch prettig kon wonen. In de torens van het kasteel zaten meestal de kamers. Het bovenste deel van de toren was het vertrek van de persoonlijke bedienden van de kasteelvrouwen. Al het linnengoed werd daar ook in opgeborgen. De kamer daaronder was de leef -en slaapkamer van de hofdame. Daaronder kwam de privé-woonkamer van de kasteel heer. Daar at hij en kon hij uitrusten. In de kelder werden wapens en kostbaarheden bewaard. Kastelen werden vaak bezocht door rondreizende artiesten. Zij zorgden voor vermaak. De kasteelheer en kasteelvrouwen maakten zelf ook graag muziek, zongen en maakten gedichten. Verder vermaakten zij zich door te schaken, te borduren (vrouw) en te luisteren naar ridderverhalen.
Eten en drinken
In het kasteel was er door het jaar heen maar een kleine voorraad voedsel aanwezig. Dit kwam natuurlijk omdat een kasteelheer of koning meestal niet een heel jaar op een kasteel verbleef. Hij had meerdere kastelen waar hij door het jaar heen verbleef. Maar als ze dan wel aanwezig waren dan moest men er wel voor zorgen dat er veel eten en drinken aanwezig was. Vroeger had men geen koelkast dus legde men het voedsel in de stenen kelders van het kasteel. Helaas bleef het meest verse voedsel daar niet heel lang goed. Daar hadden ze gelukkig wel wat op gevonden. Het vlees werd gerookt of flink gezouten, de groente werd gedroogd of ingelegd. Soms werd het fruit en het vlees ook wel eens samen in een ton gedaan. Het vruchtensap drong dan in het vlees waardoor het langer houdbaar bleef. Koeien , schapen en geiten gaven hen melk. Daar werd dan room, boter en kaas van gemaakt. Om brood te kunnen bakken moesten wel eerst tarwe, rogge en gerst tot meel vermalen worden. Dit werd gedaan in de windmolens. Sommige kastelen hadden zelfs hun eigen windmolen. Hiernaast was het ook erg belangrijk dat men iedere dag fris water had om zich te wassen en te drinken. Dit water kwam uit putten die meestal binnen het kasteel lagen. Deze putten waren met de hand gegraven. Om aan het water te komen moest men op zoek gaan naar onderaardse bronnen. Als deze was gevonden werd daar een put omheen gebouwd. Kleinere kastelen moesten meestal het voedsel van ver laten komen, maar grotere kastelen haalden hun voedsel van het omringende boerenland.
De kleding
Kleding was heel belangrijk in de middeleeuwen. Vooral voor de adelen. De rijken kleedden zich heel netjes en mooi omdat men aan iedereen wilde laten zien hoe rijk en mooi men was. De kleuren van de kleren die men droeg hadden meestal ook een bepaalde betekenis. Blauw betekende dat men verliefd was, geel stond voor boosheid en grijs stond voor verdriet. Vrouwen droegen sierlijke jurken en stopten hun haar weg onder hoofddeksels. Een van die hoofddeksels was de punthoed. Deze was soms wel een meter lang. Aan de binnenkant zat een ijzeren kooi als steun. De mannen droegen meestal soort maillots met daarover een soort groot kleed met mouwen eraan. De schoenen die men toen droeg, als man, waren vrij puntig en gemaakt van stof. Soms werden onder die schoenen wel eens houten zolen gebonden. Vooral als de straten buiten nat en modderig waren. In die tijd had men geen kledingwinkels waar je kant en klaar je kleren kon kopen zoals wij dat nu hebben. Wilde kleren kopen dan moest je naar kleermakers gaan. Daar kon je de stof uitzoeken en dat werden je maten opgenomen. Na een patroon te hebben ontworpen werden de stukken stof in elkaar gezet. Het gewone volk had geen geld om zich zo netjes te kleden. Zij droegen eenvoudige kleren; tunieken, hemden, wollen leggings, mantels, strooien hoeden, kappen en petten.
Het leven op het platte land
De meeste boeren bezaten zelf geen land. Dat huurde of pachtten ze van de eigenaar, vaak was dat een edelman. Ze werkten op het land en zorgden voor het eten van deze edelman. Ze voerden reparaties uit aan het kasteel en verrichtten hand -en spandiensten. De man van adel beschermde de boeren tegen rovers en andere vijanden. Dat was de afspraak. In de Middeleeuwen was de boerderij een plaats om te werken en om te wonen. De stal en de woonruimte lagen naast elkaar. In de winter leefden mensen en dieren vaak in dezelfde ruimte. In het midden van de boerderij was een openhaardplaats. Er waren geen plafonds, omdat de rook via een gat in het dak of de gevel moest kunnen wegtrekken. De mensen sliepen, aten, kookten, kortom leefden met elkaar in één en dezelfde ruimte. Het levensritme van de boeren werd bepaald door de seizoenen. Als het oogsttijd was, stonden ze heel vroeg op en gingen vroeg naar bed. Zo lang het licht was werkte de middeleeuwer, behalve op zondag en op christelijke feestdagen. Man, vrouw en kinderen werkten mee op de boerderij. Er wordt vaak gezegd dat de mensen in de Middeleeuwen niet zo schoon waren. Vergeleken met ons misschien niet, maar er was zeker aandacht voor hygiëne. Het was een goed gebruik om eenmaal per week te baden. 's Ochtends en voor het eten waste men gezicht en handen. Nadat de bedden aan kant waren gedaan en eventueel gelucht, werd de tafel weer op zijn plaats gezet en ging het vuur aan. Zo was er warm water, wat bijvoorbeeld nodig was voor de warme maaltijd tussen 12.00 en 13.00 uur. Dat eten bestond vaak uit een stoofpot van groenten en soms vlees of worst. De mensen dronken melk en licht alcoholisch bier, de volksdrank van de middeleeuwer. Vorken kenden ze nog niet in de Middeleeuwen. De mensen aten met de hand of gebruikten een mes en een lepel. Een doek die ze over de schouders droegen, werd gebruikt om de handen aan af te vegen.
Staatsvorm
Bovenaan in de lijst stond de koning. De koning had een groot stuk land. Dat stuk land verdeelde de koning weer in kleine stukken land, die stukken land gaf de koning in leen aan zijn belangrijkste bisschoppen of leenmannen. In ruil daarvan beloofde de edelman dat hij soldaten aan de koning zou geven als er oorlog uitbrak. De edelman beloofde tijdens een speciale ceremonie, dat hij trouw zou blijven aan de heer waarvan het land was. De belangrijkste eddelmannen of bisschoppen verdeel het land dat ze hadden gekregen vaak onder lagere heren of ridders die om de beurt leenmannen van de koning werden. Helemaal onderaan stonden de boeren die het land moesten bewerken. Zij hadden weinig rechten en erg weinig eigendommen en geel leenmannen.
De koning
Weinig koningen waren zo rijk om een heel leger te betalen. Daarom lieten ze die leenmannen beloven soldaten te geven.
De bisschoppen
De bisschoppen konden net zoveel macht krijgen als de grote leenmannen. Ze heersten over grote gebieden die bisdommen werden genoemd en over alle priesters en kloosters daarin.
De grote leenmannen
De grote leenmannen waren de rijkste en machtigste edelmannen die hun landgoederen meteen van de koning ontvingen.
De heren
Heren bestuurde de leengoederen en verpachte bijna al het land in kleine stukjes land aan de boeren die voor hen werkten. Als geoefende ridders hadden ze een eed afgelegd waar bij ze zweerden dat ze de edelman waarvan het land was zouden dienen. Ze konden op alle tijden worden opgeroepen voor de strijd.
De boeren
Helemaal onderaan stonden de boeren. Zij waren de arbeiders die het land moesten bewerken om het voedsel van alle anderen te voor zien. De meeste boeren werkten voor een heer die hen toestond een stukje land te bewerken in ruil voor hun arbeid.
Overblijfselen
Kastelen zie je nog heel veel overal in Nederland. Maar kastelen zie je niet alleen in Nederland, er staan kastelen door heel Europa. De kastelen hebben ook een naam zoals: kasteel de haar, het muiderslot, kasteel coevorden en kasteel nijenrode.
De zwarte dood
De zwarte dood wordt ook wel de pest genoemd. Het is een hele besmettelijke ziekte. De ziekte verspreide zich rond het jaar 1340 vanuit Azië. De ziekte werd verspreid door ratten. De ratten droegen de pestbacteriën in hun bloed. Al vlooien dan de ratten beten, kregen ze niet alleen het bloed binnen maar ook de pestbacteriën. De ratten vermenigvuldigen de zich snel. Ze kwamen europa binnen via de schepen die uit Azië naar europa voeren. De schepen waar die ratten in mee voeren hadden vaak veel voedsel bij zich. Als de ratten weer op het vaste land waren kropen ze meestal de huizen in, dar was het warm en er was genoeg voedsel te vinden. Die vlooien die op de ratten zaten beten ook mensen. Als dat gebeurde droegen de vlooien de pestbacteriën van die ratten over aan dat mens. De eerste tekens van de ziekte waren zwarte en blauwe bulten. Mestal zaten deze bulten onder de oksels. De meeste mensen die de pest hadden stierven binnen 2 dagen. Aan de pest is meer als 30% van de Europese bevolking gestorven. De slachtoffers werden in diepe massagraven begraven. Het enige wat de bewoners van de stad dan nog konden doen was de stad verlaten.
Bronvermelding
Boek: hoe zou je overleven in de middeleeuwen.
Geschreven door: Fiona macdonalds
Uitgever: Ars Scribendi
Boek: ooggetuigen middeleeuwen.
Geschreven door: .Andrew langley
Uitgever: Memphis Belle
Boek: zo was het in de middeleeuwen.
Geschreven door: jaap deinema
Uitgever: ICOB
Boek: kijk op het verleden middeleeuwse ridders.
Geschreven door: David Nicolle.
Uitgever: De lantaarn
Boek: De wereld in de tijd van karel de grote.
Geschreven door: Fiona macdonalds
Uitgever: Corona
Boek: Leven in de middeleeuwen, kastelen, ridders, feesten, toernooien en wapens.
Geschreven door: Philips steele
Uitgever: gottmer Haarlem
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden
T.
T.
Groterder? Dat is toch geen woord, of wel soms?
In ieder geval ; het maakt niet uit
13 jaar geleden
AntwoordenD.
D.
Echt sleeecht
5 jaar geleden
AntwoordenD.
D.
Echt sleeecht zeg
5 jaar geleden
AntwoordenH.
H.
Dit is de allerslechtste onbetrouwbarewebsite ooit
5 jaar geleden
AntwoordenG.
G.
haal deze website van het internet
5 jaar geleden
Antwoorden