Inleiding
We hebben voor dit onderwerp gekozen omdat dit ons na de overgebleven onderwerpen het meest aansprak. Maastricht, is stad met een rijke geschiedenis. Het was zuidelijkste post van Nederland, waar veel is gevochten en veel waren oorlogen. Daarom leek Maastricht in die tijd ook meer op een groot fort dan een stad. Typisch zijn de vele ambachtsgilden en de huisnijverheid. Maastricht is dan ook de eerste stad van Nederland die is geïndustrialiseerd. De stad van waar de fabrieken van Petrus Regout hebben gestaan, met afzet die ver reikte.
Hoofdvraag: Welke factoren hebben ertoe geleid dat Maastricht zich zo snel en zo fors ontwikkelde tot industriestad?
Maastricht ontstond rond de Maasovergang, die de Romeinen kenden als Mosae Trajectum. De brug te Maastricht was een vitale schakel in de Romeinse verbindingsroute tussen Gallië en Germanië, aangelegd onder keizer Augustus 27 voor - 14 na Chr. Maastricht lag dus zeer gunstig voor handel, aan de Maas, die was belangrijk om goederen enzovoorts over te vershepen. Ook de romeinse verbindingsroute was zeer gunstig. De rivier zelf vormde een tweede route en er ontstond bij de brug een kleine handelsnederzetting. Voor de tweede eeuw waren de Romeinse nederzettingen in de provincies Gallia en Germania niet versterkt. Als bescherming vertrouwde men op de verdedigingslinie langs de Rijn. Maar toen de macht van het Romeinse rijk in de derde eeuw afnam vielen de Germaanse stammen uit het gebied ten oosten van de Rijn vaker aan, braken door de verdedigingen en plunderden nederzettingen in het achterland. Een aantal belangrijke steden legde daarop versterkingen aan om zich te kunnen verdedigen. Controle over de brug te Maastricht werd gezien als een factor van doorslaggevende betekenis en zo bouwde men ter bescherming van de oversteekplaats een castellum of fort, bestaande uit een muur met ronde torens en een droge gracht. Mede dankzij recente opgravingen kan men zich een beeld vormen van Romeins Maastricht. De brug die de Romeinen bouwden lag ten zuiden van de Sint Servaasbrug, ter hoogte van de Eksterstraat. Aan de Maastrichtse kant bevindt zich een aanzet van deze brug, in 1984 onthuld bij de opening van de Noorderbuur. Het castellum omsloot een kleine nederzetting op de westelijke oever bij de brug. Belangrijke openbare gebouwen en monumenten werden kennelijk opgetrokken uit steen, terwijl particuliere woningen gewoonlijk in vakwerk waren gebouwd. De belangrijkste Romeinse vondsten zijn te zien in het Bonnefantenmuseum.
Een verdeelde stad Rond het jaar 402 trokken de Romeinse troepen terug naar Italië en kwam Maastricht onder het bestuur van de Franken. Veel is over deze tijd en de daarop volgende Karolingische periode niet bekend, maar tijdens de groei van het Karolingische rijk, dat in Aken zijn hoofdzetel had, bevond Maastricht zich in een gunstige positie dichtbij het machtscentrum.
Met name de Sint-Servaaskerk en -abdij profiteerden van deze nabijheid. Karel de Grote en zijn opvolgers verleenden gunsten aan de kerk en droegen bij aan haar groeiende rijkdom en invloed. Deze ontwikkelingen vonden plaats buiten het oude Romeinse hart van de stad, dat zich in het gebied van de latere Onze-Lieve-Vrouwekerk bevond. Eind zevende eeuw, begin achtste eeuw verplaatste bisschop Lambertus de zetel van het bisdom naar Luik, waarmee de Onze-Lieve-Vrouwe en de voormalige Romeinse gedeelten onder gezag kwamen van de bisschop van Luik, die jurisdictie en belastingrecht over dit gedeelte van de stad kreeg. Het Karolingische gedeelte -het Vrijthof en de Sint-Servaas- vormde de basis voor het gezag, dat tenslotte overging op de hertogen van Brabant. In de vijftiende eeuw werd Brabant opgeslokt door het zich uitbreidende Bourgondische rijk. Het huwelijk van Maria van Bourgondië met Maximiliaan van Oostenrijk in 1477 bracht de stad gedeeltelijk onder het gezag van de Habsburgers. Toen de stad in 1632 door Frederik Hendrik op de Spanjaarden veroverd werd, gingen de nog altijd met de prinsbisschop van Luik gedeelde rechten over op de Staten-Generaal van de republiek der Verenigde Nederlanden. In 1284 werden met de Alde Caerte regels voor de jurisdictie over de stad vastgelegd. De prinsbisschop en de hertog werden gelijkwaardige Soevereinen van de onverdeelde stad. Zij bezaten rechtsmacht over respectievelijk de burgers van Luikse en van Brabantse nativiteit. Het gemeentebestuur diende een gelijk aantal vertegenwoordigers van beide partijen te bevatten. De munt, de muren en de poorten stonden onder gezamenlijk gezag, maar de rivier was verdeeld: stroomopwaarts vanaf de brug bezat de prinsbisschop van Luik autoriteit, stroomafwaarts de hertog van Brabant. Rivaliteit tussen beiden had eerder ertoe geleid, dat in 1229 de hertog de stad toestond een ommuring aan te leggen.
Tussen 1280 en 1298 werd een nieuwe stenen brug gebouwd. Een periode van welvaart volgde. Wellicht bracht de ondertekening van de Alde Caerte een gevoel van zekerheid en vertrouwen over de stad. De bevolking groeide, de handel nam een geweldige vlucht en de plaatselijke leer- en lakennijverheid bloeide. Voor 1350 werd een nieuwe omwalling aangelegd, die het omsloten gebied verdubbelde en nieuwe bouwwerkzaamheden mogelijk maakte. Ook de godsdienst kende gedurende deze jaren een bloeitijd. De twee oudste kerken in de stad- de Onze-Lieve-Vrouwe en de Sint-Servaas - werden verbouwd en vergroot, terwijl er tal van nieuwe, gotische kerken werden gebouwd: Sint-Jan, de Dominicanenkerk, de Minderbroederskerk, de Sint-Mathiaskerk, de Sint-Nicolaaskerk, de Kruisherenkerk, de Sint-Martinuskerk en de Sint-Antoniuskerk. Ook talrijke kloosters vestigden zich in de stad. De kerken trokken beeldhouwers aan, houtsnijders, schilders en handwerkslieden, die goud, zilver en ivoor bewerkten. De Maaslandse kunst bloeide. De welvaart nam in het begin van de zestiende eeuw enorm toe. De tweeherigheid duurde tot 1794, toen de Franse revolutionaire legers de stad innamen, daarbij een einde maakten aan het Ancien Régime, en Maastricht in het Departement van de Nedermaas inlijfden.
Oorlog Na een hoogtepunt bereikt te hebben rond 1530, kreeg Maastricht een aantal harde klappen te verwerken. Internationale gebeurtenissen bepaalden steeds meer het lot van de stad. De Reformatie veroorzaakte godsdiensttwisten, terwijl de opstand van de noordelijke provincies tegen de Spaanse overheersing oorlog bracht. In 1576 brak er te Maastricht een opstand uit tegen de Spanjaarden maar het oproer werd niets ontziend neergeslagen. Een korte wapenstilstand tussen de opstandige provincies en de Spanjaarden veroorzaakte een tijdelijke terugtocht van de bezettingstroepen. Maar toen Maastricht weer naar de andere zijde overging, maakten de Spanjaarden zich op om voor eens en altijd het verzet te vernietigen. Alexander Farnese, hertog van Parma, werd gezonden om de stad tot afschrikwekkend voorbeeld te stellen. In maart 1579 sloegen de Spaanse troepen het beleg voor Maastricht. Het garnizoen en de burgerbevolking hielden het vier maanden uit, hopend te worden ontzet door de legers van Willem van Oranje. Op 29 juni 1579 echter werd de stad na hevige gevechten rond de Brusselsepoort onder de voet gelopen. Spaanse troepen raasden moordend en plunderend door de straten. Plannen om burgers naar Wyck te evacueren en daar stand te houden liepen tragisch af, toen de houten overspanning aan de Wyckerzijde van de brug te vroeg vernietigd werd, waardoor veel mensen in de rivier vielen en verdronken. Het uiteindelijke verlies, dat de stad leed door deze tweede Spaanse Furie, bedroeg vele honderden doden op een geschatte bevolking van 10.000. Door de Staten-Generaal werden twee pogingen (1592 en 1594) gedaan om Maastricht weer in te nemen, maar beide mislukten. De stad bleef in Spaanse handen tot ze in 1632 heroverd werd door Frederik Hendrik. Zowel in 1579 als in 1632 maakten de legers gebruik van nieuwe aanvals- en verdedigingstechnieken. De belangrijkste nieuwigheid was het graven van tunnels onder de verdedigingswerken en het daar plaatsen van explosieven om bressen in de omwalling te slaan. De verdedigers reageerden met het uitgraven van mijngalerijen voor de ommuring, die ze opbliezen, zodra de vijand dicht genoeg genaderd was. Beide zijden maakten ook gebruik van luistergalerijen om elkaars bewegingen te volgen. Na 1632 werden de vestingwerken van Maastricht grondig gewijzigd. Een ring van nieuwe verdedigingswerken, de buitenwerken, werd aangelegd. Telkens wanneer de internationale spanning of oorlogsdreiging steeg, werden de vestingwerken haastig hersteld en gemoderniseerd, maar na ieder vredesverdrag raakten ze weer in verval. Zo werden de verdedigingswerken na de Vrede van Munster in 1648 verwaarloosd, maar toen in 1672 een Franse invasie dreigde, werd het herstel snel ter hand genomen. Het jaar daarop werd Maastricht aangevallen. Het beleg werd geleid door Lodewijk XIV in eigen persoon teneinde zijn kunnen te tonen. Tijdens de bestorming van het hoornwerk bij de Tongersepoort sneuvelde de musketier d\'Artagnan. De Fransen hielden de stad zes jaar bezet en leverden in die periode hun eigen bijdrage aan de verdedigingswerken rond de stad. Ze vertrokken in 1678, maar keerden zeventig jaar later -in 1748- tijdens de Oostenrijkse successieoorlog terug.
Het werkstuk gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden
T.
T.
hoi allemaal alles goed
DDDOOOEEIIIIII
12 jaar geleden
Antwoorden