Liberalisme

Beoordeling 5.6
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • Klas onbekend | 4723 woorden
  • 6 maart 2004
  • 195 keer beoordeeld
Cijfer 5.6
195 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak

Inhoudsopgave
1. Inleiding
2. Liberale Filosofen
1. Filosofen algemeen
1. Grondleggers van het liberalisme
2. John Locke (1632-1704)
3. Liberalisme na de Franse revolutie
4. Wilhelm von Humboldt (1767-1835)
3. De geschiedenis van het liberalisme
1. De geschiedenis van het liberalisme in Engeland
2. De geschiedenis van het liberalisme in Frankrijk
3. De geschiedenis van het liberalisme in Duitsland
4. De geschiedenis van het liberalisme in Nederland
4. Liberalisme - een beschouwing
1. Politieke ontwikkelingen in het liberalisme
5. Politieke partijen in Nederland die Liberaal zijn.
6. Conclusie
7. Bronvermelding

1 Inleiding

Ik heb een werkstuk over Liberalisme gemaakt, m.b.v internet, en moeilijke stukkken tekst. Dat is niet alleen te merken aan een verschil in stijl, maar zeker ook aan de manier van uitleggen enzo, ik heb geprobeerd er het beste van te maken, maar dit viel tegen omdat de informatie wel zoooo moeilijk was dat je er hoofdpijn van kreeg.
Vooral als ik me uitlaat over het liberalisme, en economisch liberalisme, komen de verschillen in de benadering boven. Juist omdat het politiek, zoals we die nu kennen veel te discusieren heeft over het liberalisme.
Op het eerste Ik heb ervoor gekozen om bepaalde landen, namelijk deze: Nederland, Engeland, Frankrijk en Duitsland apart te behandelen, en omdat het begrip LIBERALISME in deze landen soms grote verschillen kent. Ik heb een keuze moeten maken om er niet een al te lang werkstuk van moeten maken, daarom heb ik juist de 18e, en 19e en 20e eeuw gekozen.

[plaatje0]

Een foto van één van de meest bekendste liberalen ooit, namelijk: Thorbecke.
2 Liberale Filosofen

In dit hoofdstuk ga ik wat meer vertellen over bekenden mensen van het Liberalisme, veelal het vroegere liberalisme. Ook ga ik even kort in op de grondleggers van het liberalisme. Omdat er zo heel veel te vinden was van het liberalisme heb ik me een beetje te moeten beperken in alles wat ik vertel, vandaar dat het kan zijn dat sommige dingen niet helemaal kloppen .
2.2.1 Grondleggers van het Liberalisme Inleiding
Er zijn studies waarin word beweerd dat het liberalisme al in het klassiek Griekenland z’n wortels heeft. Maar de boeken, folders en het internet dat ik afgespeurd heb, zegt dat het toch een echt typisch moderne traditie is in Europa.
Maar de kern van het liberalisme is vooral in de Verlichting ontstaan, dus in de achttiende eeuw. Dat wil niet zeggen dat de oorsprong al daarvoor lag, in de zeventiende eeuw. Vandaar dat ik besloten heb ook John Locke te behandelen; als één van de voorlopers en grondleggers van het liberalisme.
2.2.2 John Locke leefde van (1632 - 1704)
In 1661 schrijft Locke een opstel dat de stelling van Erward Bagshawe, een medestudent, zwaar bekritizeert. Bagshawe had betoogd dat regeringen alleen wetten mochten afdwingen die in de bijbel genoemd worden. In de overige gevallen mocht de burger vrij zijn. Locke wees die vrijheid af, ‘Er is niemand die een groter respect en een grotere verering voor autoriteit heeft dan ik.’ Hij bepleitte absolute macht voor de overheid.
Zeven jaar later verscheen er een tweede opstel van Locke. Daarin wordt precies het tegenovergestelde beweerd. Ieder individu heeft het natuurlijke recht zelf te bepalen op welke manier hij zijn geluk wil bereiken. Op dat moment was Locke radicaler dan Bagshawe ooit had durven zijn.
Het is niet zo dat Locke alleen maar over één onderwerp theorieën heeft gevormd. Hij heeft bijvoorbeeld in 1960 een essay uitgebracht waarin hij antwoord probeert te geven op twee vragen. De eerste is waar mensen hun gedachten vandaan halen; de tweede is de vraag of de mens kan vertrouwen op zijn zintuigen. Hoewel dit project natuurlijk ook erg ‘belangrijk’ is, gaat het niet over het onderwerp van dit werkstuk, het liberalisme. Andere dingen waar Locke zich mee bezig heeft gehouden zijn het zogenaamde principe van de ‘scheiding van de macht’, ‘recht op opstand’ en ‘privé-eigendom’. Deze drie projecten zijn wél belangrijk voor het liberalisme.
Locke hamerde erop dat bij een monarchie de koning zijn macht altijd zal uitbuiten en dat de monarchie daarom als systeem gewoon niet werkt. Hij stelde voor de macht op te delen in wetgevende macht en uitvoerende macht. Het volk moest inspraak hebben bij de wetgevende macht. Later heeft Montesquieux dit principe nog uitgebreid door naast de wetgevende en uitvoerende macht ook nog een rechtsprekende macht in te voeren. Het feit dat Locke zich daar mee bezig hield komt doordat hij, zoals ieder ander, een ‘kind van zijn tijd’ was. Toen hij tien jaar was brak er een burgeroorlog uit. Hij gaf de monarchie er de schuld van.
Met dit gegeven in zijn achterhoofd vormde hij ook zijn tweede theorie omtrent de organisatie van de staat; ‘recht op opstand’. Hij stelde dat het de belangrijkste taak van de overheid is de rechten en eigendommen van haar burgers te beschermen. Als de wetgevende macht in strijd met de belangen van het volk handelt, mag het volk haar vervangen. Als Locke spreekt van volk bedoelt hij simpelweg de meerderheid.
Locke meent dat wanneer het volk de wetgevende macht afzet, er geen anarchie zal ontstaan. Immers, de anarchie is er al; doordat de staat haar macht misbruikt. Juist door die macht te vervangen wordt de anarchie beëindigd.
De meeste theorieën van Locke zijn niet bijzonder nieuw, de theorie over privé-eigendommen is dat wél. Met deze theorie rechtvaardigt hij eigenlijk het privé-eigendom; in de bijbel staat dat God alles in ‘gemeenschappelijk goed’ heeft gegeven.
Locke zag het lichaam als absoluut privé-eigendom. Locke stelde ook dat God alles in gemeenschappelijk goed heeft gegeven zolang de mens er niets mee doet. Met andere woorden, zodra iemand Gods ongecultiveerde land bewerkt, mag hij dat als eigendom zien.
Deze theorie stelde hem in staat de annexatie van koloniale gebieden te rechtvaardigen, maar hij viel er ook de Adel mee aan. De Adel had namelijk meer land dan hij kon gebruiken. En dan was het juist geen eigendom meer.

2.4.1 Liberalisme na de Franse revolutie Inleiding

In 1984 brengt Anthony Arblaster zijn boek ‘The rise and decline of the Western liberalism’ uit. Daarin stelt hij dat de Frans revolutie ‘the climax of liberalism’ is. 6 Inderdaad, de klassiek liberale vrijheidsrechten vormen de neerslag van de ideeën die door filosofen als Locke zijn bedacht. Maar met de verloop van de revolutie waren veel liberalen niet gelukkig. Juist de Franse filosofen, die het dichtste bij het vuur zaten, waren geschokt. Humboldt was nadrukkelijk tegen het radicalisme en egalitairisme. Ook de interne tegenspraken in de leus ‘vrijheid, gelijkheid en broederschap’ werden wantrouwig ontvangen.
2.4.2 Wilhelm von Humboldt (1767 - 1835)
Er ontstonden liberale politieke partijen, die de liberale ideeën verkondigden. Nu veel liberale idealen bereikt zijn, zijn de liberale partijen veranderd in economisch liberale partijen. Dat is ook met de VVD gebeurd.(daarover meer in het hoofdstuk ‘Politieke ontwikkelingen in het liberalisme’) Maar de politiek liberale partijen waren er wel, tenminste in West-Europa. In Duitsland ging het anders. Dat komt onder andere door de ideeën van Wilhelm von Humboldt. In ieder geval hebben zijn ideeën samen met die van anderen gezorgd voor het ‘Duits liberalisme’ of ‘Bildungsliberalismus’. De ware vrijheid is daarbij gelegen in de ontplooiing van de het individu, dat zich innerlijk vervolmaakt met kunst, religie, wetenschap en filosofie. Maar daardoor bleven uiterlijke ontplooiingen - politieke veranderingen - ondergeschikt. ‘Zelfs toen de Duitse burgerij in de tweede helft van de negentiende eeuw in sociaal en economisch opzicht aan betekenis won, behield zij op politiek terrein haar ondergeschikte positie. Zij legde zich neer bij de heerschappij van vorst, Adel, bureaucratie en leger.
Met innerlijke ontplooiing bedoelt Humboldt het loslaten van materiële waarden. Dingen hebben pas waarde als ze aan de ontplooiing helpen bijdragen. ’Het ware doel van de mens is de hoogste en meest harmonieuze ontplooiing van zijn krachten tot één geheel.8 Doelen als macht, rijkdom en aanzien zijn slechts schijndoelen. Alleen ontplooiing heeft waarde, het handelen alleen als het die ontplooiing bevordert. Het uiterlijk doel is slechts de aanleiding tot het handelen; eigenlijk doet het er niet toe of het doel bereikt wordt. Het gaat niet om het resultaat, maar om het motief. Het motief is dan het einddoel.
Humboldt was bang voor eenzijdige ontwikkeling. De mens moet zich op zoveel mogelijk fronten ontwikkelen om een volledig mens te worden. Dat lijkt veel op de renaissance opvatting over de ‘homo universalis’, die ook veelzijdigheid als doel heeft. Hij benadrukte het feit steeds nieuwe situaties op te zoeken.

[plaatje1]
Ook dit is een veel gebruikt Liberalistisch plaatje
3 De geschiedenis van het liberalisme
3.1 De geschiedenis van het liberalisme in Engeland

Toen er in de 17e eeuw conflicten met het vorstenhuis waren, liep dit uiteindelijk uit op de "Glorious Revolution" van 1688. Dit hield in dat de koning geen wetten kon maken of belastingen opleggen buiten het parlement om; ook werden de persoonlijke rechten en vrijheden van de burger gegarandeerd. Een voorstander van de verminderde koninklijke macht vormde de Whig-partij.
In tegenstelling tot met name het Franse en Zuideuropese liberalisme is dat het liberalisme in het Britse rijk niet anti-godsdienstig is. Doordat de vrijheid van de kerk er hoog genoteerd staat voelden veel dissenters zich overigens wel aangetrokken tot de Whig-partij.
Bij het Engelse liberalisme krijgt vanaf het begin van de 19e eeuw steeds meer de gedachte de overhand dat het voorop stellen van het eigen belang bevorderlijk is voor de gehele samenleving. Er komt een extreem individualisme.
De liberalen verdedigen de economische beginselen van vrijhandel en vrije concurrentie en men bestrijdt elke inspraak van de overheid in de economie. Men denkt dat men het zonder de overheid ook wel af kan. Bovendien was men bang dat als de overheid zich eenmaal met de economie zou gaan bemoeien deze bemoeienis niet beperkt zou blijven tot enkele grondbeginselen. Men vreesde nieuwe belastingen, minimum loon voor de arbeiders, een pensioengerechtigde leeftijd, een verbod op kinderarbeid en alle andere regelingen zoals wij die nu, wellicht in overdreven vorm, kennen. In Engeland wordt het liberalisme als het ware één met het kapitalisme.
Er wordt door de liberalen vastgehouden aan de contract-vrijheid tussen werkgevers en werknemers, waarbij de meeste liberalen niet inzien dat de contract-vrijheid altijd werkt ten gunste van de sterkste partij, namelijk de werkgevers. Als later de arbeidende klasse zich gaat organiseren en steeds belangrijker gaat worden komt er bij de liberalen een crisis. Desondanks wil men nooit het individualisme en de vrijheidsgedachte opgeven.
In de 19e eeuw wordt vrije concurrentie vooral een zaak van de kleine ondernemingen. De grootindustrie schept een internationale concurrentie, die niet meer in de eerste plaats een zaak is van de ondernemers maar veel meer van de staten. De regering moet met andere landen vrijhandelsverdragen sluiten. De overheid krijgt een grotere taak, maar het liberale grondbeginsel blijft: de overheid moet de economie via het vraag- en aanbodmechanisme haar werk laten doen.
Door het economisch liberalisme ontstaat een grote economische opbloei in het Britse rijk, ook al kan het de economische depressies die zich steeds weer voordoen, niet verhinderen.
Het liberalisme heeft in Engeland een positief en een negatief effect gehad. Positief omdat het voor individuele vrijheid en parlementaire democratie heeft gezorgd. Op dit gebied liep Engeland dan ook voorop in Europa.

3.2 De geschiedenis van het liberalisme in Frankrijk

Het liberalisme kent in Frankrijk, anders dan in Engeland, een revolutionaire traditie. Na de val van de keizer is er geen terugkeer tot het vóórrevolutionaire systeem maar komt er een vrij grote invloed van de liberale bourgeoisie. Er komt een grondwet met censuskiesrecht en twee kamers mogen over de belastingen stemmen en meewerken aan de wetgeving. Toch blijft het initiatief bij de Franse koning die eenzijdig zijn daden kan stellen. Als in 1830 Karel X de grondwet intrekt en daarmee ook de burgerlijke vrijheden afschaft ziet de liberale bourgeoisie zich tot revolutie genoodzaakt. De scheiding die er al lang is tussen democraten, radicalen, constitutionelen en de liberalen verdiept zich. De liberalen ging het primair om het veilig stellen van de vrijheidsrechten van de enkeling. De min of meer liberale burgerij voelt de opkomst van de democratie, radicalisme, socialisme en het communisme. Dit zijn de vijanden waartegen alle middelen geoorloofd zijn. De liberale burgerklasse is afkerig van het socialisme dat ze als een wezenlijke bedreiging van haar belangen ervaart. Maar er is ook een andere vijand, namelijk de Rooms Katholieke Kerk, die ook door de socialisten als gevaarlijke tegenstander wordt gezien. Na de val van Napoleon zijn er in Frankrijk twee grote stromingen: die van de "Restauratie" en de liberalen. De Rooms Katholieke Kerk keert zich met grote felheid tegen de liberalen en staat achter de partij van restauratie en reactie. Wanneer de liberalen de kans krijgen aarzelen zij niet en maken met de steun van de socialisten de openbare school gedeeltelijk los van de kerk en van de godsdienst om aan te tonen dat de kerk en de staat niet bij elkaar horen. Tegen het einde van de 19e eeuw wordt het onderwijs geheel los gemaakt van het Rooms Katholicisme en nadert de definitieve scheiding van kerk en staat.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog was Charles de Gaulle de leider van de Franse regering in ballingschap. Hij was zwaar conservatief. Zijn grootste politieke tegenstanders waren de communisten die veel invloed na de Tweede Wereldoorlog hadden. Dit had een aantal redenen. Ten eerste ging het economisch heel slecht. Verder had het communisme een belangrijke rol in het Franse verzet gespeeld en keurden veel mensen de gebeurtenissen tijdens de Tweede Wereldoorlog af, waarin veel Fransen "fout" waren geweest. Door de tegenstelling tussen de communisten en de partij van de Gaulle kwam er een instabiele periode waarin het niet lukte een stabiele regering te vormen. Door de slechte economische toestand werd de roep om een sterke man steeds luider. Uiteindelijk werd de Gaulle president. Tijdens zijn beleid balanceerde Frankrijk op de rand van de democratie. De Gaulle trok namelijk veel macht naar zich toe; van het politieke liberalisme bleef dus maar weinig over. Op het gebied van de economie voerde de Gaulle wel een liberale koers. Met name door de problemen met de afscheiding van Algerije moest de Gaulle uiteindelijk aftreden. Hierna komen nog een aantal conservatieve presidenten. In 1981 komt Mitterand aan de macht. Hij volgt aanvankelijk een meer communistische koers: hij nationaliseert banken en verhoogt het minimum loon. Als hij door heeft dat de economische tekorten alleen maar toenemen, schuift hij meer op naar rechts, waarna de economie weer aantrekt. Mitterand begint dus zeer anti-liberalistisch, maar komt daar later grotendeels op terug. De huidige Franse president, Chirac, is weer behoorlijk rechts en voert dus op politiek gebied een meer liberale koers.

3.3 De geschiedenis van het liberalisme in Duitsland

In Duitsland heeft politiek gezien het liberalisme nooit een dominante rol gespeeld. Enerzijds was het gebrek aan eenheid, het land was immers verdeeld in vele soevereine staatjes, hierbij een belangrijke factor. Anderzijds is het eigenlijk steeds overvleugeld door andere stromingen als het socialisme, het communisme, het nationalisme en het nationaal socialisme. In de 19e eeuw bleef de macht bij de aristocraten. Een belangrijke rol heeft Otto von Bismarck gespeeld. Hij heeft Duitsland tot een eenheid gesmeed. Zijn feitelijke alleenheerschappij heeft men hierbij op de koop toe genomen. Hij verbood enerzijds de sociaal democratische partij, maar bestreed anderzijds socialistische opmarsen door een moderne sociale wetgeving. Toch maakte de steeds snellere groei van industrie en handel de burgerij in Duitsland tot de belangrijkste klasse. Hierdoor moest Bismarck met zijn aristocratische opvattingen toch een parlement accepteren. Concluderend over de 19e eeuw kun je dus zeggen dat, hoewel het liberalisme aanvankelijk weinig invloed had, met name op politiek gebied, aan het einde van de eeuw door de opkomst van de burgerij een steeds belangrijkere stroming werd.
Nadat Duitsland de Eerste Wereldoorlog verloren had, het Ruhrgebied bezet werd en het land opgezadeld werd met een enorme oorlogsschuld, was er met name voor meer radicale stromingen als communisme en nationaal socialisme plaats. De strijd tussen deze twee groeperingen werd door de nationaal socialisten onder aanvoering van Hitler gewonnen met alle dramatische gevolgen van dien voor de Joden en andere minderheden, Europa in zijn totaliteit en Duitsland in het bijzonder. Na de Tweede Wereldoorlog kende Duitsland aanvankelijk door het hanteren van een benedengrens om zitting te mogen nemen in het parlement (5% horde) slechts een beperkt aantal politieke partijen, te weten de christelijke zusterpartijen CDU en CSU, de socialistische partij SPD en de liberale partij FDP. De eerste bondskanselier na de Tweede Wereldoorlog werd in 1949 Konrad Adenhauer, de eerste bondspresident werd de liberaal Theodor Heuss. Het laatste decennium kost het de liberale partij, zeker bij de verkiezingen in de deelstaten, grote moeite om de 5 % horde te nemen. Dit heeft een aantal redenen. Als derde reden voor de neergang van de liberale partij kunnen we de opkomst van de neo-nationaal socialistische partij zien. Al deze factoren spelen de rol van de liberalen in negatieve zin parten. Het samengaan van Oost- en West-Duitsland heeft hierin weinig verandering gebracht. In de 19e eeuw zien we op het punt van het economisch liberalisme dezelfde ontwikkelingen in Duitsland als in andere landen. In de 20e eeuw wordt de economie in Duitsland vooral bepaald door imperialistische ontwikkelingen. Na de Tweede Wereldoorlog toen Duitsland geheel verwoest was, is West-Duitsland met behulp van het Marchall-plan in korte tijd weer geheel opgebouwd. Door dit Wirtschafswunder waarin de principes van het liberalisme ruim baan gegeven, is West-Duitsland uitgegroeid tot een van de belangrijkste landen in de wereld op economisch gebied. De hereniging met Oost-Duitsland verloopt economisch gezien moeizaam door de slechte economische basisvoorwaarden, gebaseerd op het communistische principe, in Oost-Duitsland.

3.4 De geschiedenis van het liberalisme in Nederland

Na de Franse tijd doet het liberalisme ook zijn intrede in Nederland. Dit blijkt onder andere uit de scheiding van kerk en staat en de afschaffing van een aantal privileges. Toch is tussen 1815 en 1840 de macht van de Staten- Generaal zeer beperkt en die van de Koning groot. De koning vormt als het ware de regering. Dit komt met name door de c houding van Willem 1, die vindt dat de koning aan het hoofd van Nederland staat, in meerdere opzichten. Bij de bourgeoisie komt echter toenemend verweer tegen de macht van de aristocratie; omstreeks 1840 ontstaat "De Constitutionele Partij" als een samenbundeling van de oppositie, hieruit ontstaat de latere liberale partij. Mede onder invloed van de revolutionaire bewegingen in Frankrijk en Duitsland en onder leiding van de liberaal Thorbecke komt er in 1848 herziening van de Grondwet, waarbij de macht van de Koning aanzienlijk wordt beperkt ten gunste van de macht van het parlement. In Nederland is de bloei van het liberalisme nauw verbonden met Thorbecke. Thorbecke is de maker van de grondwet van 1848, en daarmee de grondlegger van onze huidige grondwet. In de jaren na de herziening van de grondwet won de beweging voor een algemeen kiesrecht veld, wat in 1917 resulteerde in de invoering van een algemeen kiesrecht. In Nederland leden de liberalen door de invoering van het algemeen kiesrecht groot verlies van invloed.
Als je deze ontwikkeling bekijkt is het des te verrassender dat de liberalen de grote voorstanders waren van het algemeen kiesrecht en dat zij er grotendeels zelf voor hebben gezorgd dat het algemeen kiesrecht wordt ingevoerd. De confessionelen waren fel tegen het algemeen kiesrecht, alhoewel zij in verloop van tijd het meeste voordeel hebben gehad. Dit had een aantal redenen: een van de belangrijkste redenen was waarschijnlijk dat de leiding van de confessionele partijen zeer conservatief in haar opvattingen was en nog steeds het idee had dat stemrecht aan slechts enkelen voorbehouden was, en zeker niet aan het ‘gepeupel’. Verder was het nog zo dat Nederland aan het begin van de twintigste eeuw sterk verzuild was. Dit houdt in dat de samenleving verdeeld was in verschillende zuilen /blokken die elk geheel afzonderlijk van elkaar leven. De confessionelen willen graag dat de verzuiling in stand bleef. Ze waren bang dat met het algemeen kiesrecht ook de verzuiling langzaam zou verdwijnen; dit zou namelijk betekenen dat socialisme sterk zou opkomen en dit zou de zuilen kunnen ontwrichten. Het socialisme was namelijk niet één aparte zuil, maar kwam in elke zuil voor.
Toch stemden de confessionelen in met de invoering van het algemeen kiesrecht. In ruil hiervoor namelijk stemden de liberalen in met de beëindiging van de schoolstrijd. De confessionelen wilden persé dat er een einde aan de
schoolstrijd kwam. De liberalen wilden dit niet, ze vonden dit zonde van het geld.
In Nederland bestonden tussen de wereldoorlogen twee liberale partijen: de Liberale Staatspartij en de meer vooruitstrevende Vrijzinnig-Democratische Bond. Na de Tweede Wereldoorlog ging de laatste groepering op in de Partij van de Arbeid. Die vrijzinnige-democraten die dit niet verkozen, vormden met de resten van de Liberale Staatspartij, de Partij van de Vrijheid. De confessionelen vormden de ene keer met de socialisten en de andere keer met de liberalen een kabinet.

4 Liberalisme - een beschouwing
4.1 Politieke ontwikkelingen in het liberalisme

Liberalisme is ontstaan uit onvrede over een radicaal systeem, het absolutisme. De liberalen verheerlijkten de economische vrijheid. Een wel heel extreme vorm van economisch liberalisme is kapitalisme. Hierbij is het doel vrijheid een middel geworden. Een middel om zoveel mogelijk bezit te verkrijgen.
Dat zo weinig mensen het verschil tussen politiek liberalisme - vrijheid van meningsuiting, geloof, beroep, kortom vrije ontwikkeling van de mens - en kapitalisme kennen, komt doordat kapitalisten er steevast mee schermen liberalen te zijn. Zo ook de VVD. In een politiek liberaal land als Nederland, waar het individu al zo’n honderd jaar belangrijker is dan de staat, is geen politieke partij nodig om voor de liberale belangen op te komen. Simpelweg omdat die zaken al algemeen aanvaard en geregeld zijn. Dus als een politieke partij in Nederland beweert liberaal te zijn, bedoelen ze economisch liberaal. Zoals een econoom eens zei, ‘politiek gaat praktisch alleen maar over economie’. En als zo’n partij doordraaft wordt het een kapitalistisch partij, die monopolies en uitbuiting in naam van de economische vrijheid goedkeurt. Maar kapitalisme heeft niets meer met persoonlijke vrijheid te maken. Des te meer met economische vrijheid. Het is heel belangrijk je te realiseren dat arbeiders in een kapitalistisch stelsel niet vrij zijn.
In de negentiende eeuw had je grofweg twee partijen, de mensen die zich vastklampten aan de gevestigde macht en orde, en de liberalen, die vonden dat vrije burgers hun eigen keuzen moesten kunnen maken, op politiek en economisch gebied.
Het liberalisme zegevierde, maar bracht vervolgens haar eigen machtselite voort, de kapitalisten. Maar het kapitalisme brengt weinig vrijheden met zich mee. Dus ontstonden er in de loop van deze eeuw nieuwe partijen, zoals de ‘linksen’. Nu vochten zij voor vrijheden. Nu staat rechts voor de handhaving van bestaande, vooral bevoorrechte posities, terwijl links die ter discussie stelt.
De tendens dat de oude liberale partijen steeds progressiever worden, speelt niet alleen in Nederland en Europa, maar ook in Amerika. Daar werden de afgelopen honderd jaar, de liberale Republikeinen gaandeweg conservatiever en de behoudende Democraten progressiever. Sinds de ‘New Deal’ van Franklin Roosevelt kampte vooral de Democratische partij met een gespleten persoonlijkheid: in het noorden evolueerde de partij in de richting van de Europese sociaal-democratie; de zuidelijke democraten staan voor intolerantie met en duidelijk religieus accent.

5 Politieke partijen in Nederland

in Nederland zijn diversen Liberalen partijen. Ik heb er een paar uitgezocht die echt 100% liberaal zijn, er zijn wel meer partijen dan dat ik hier vernoemd, maar die zijn niet allemaal voor 100% liberaal.
5.1 De Liberalistische party
Ik heb hun visie kunnen vinden op internet, en die ziet er kort samengevat zo uit:
Als libertariërs, streven wij naar een vrije wereld; een wereld waarin niemand wordt gedwongen zijn of haar waarden op te offeren voor het profijt van anderen.

Wij geloven dat respect voor individuele rechten een essentiële voorwaarde is voor een vrije en welvarende wereld, dat geweld en fraude moeten worden verbannen uit menselijke relaties, en dat vrede en welvaart alleen door vrijheid gerealiseerd kunnen worden.
Daaruitvolgend verdedigen wij het recht van ieder mens om welke vreedzame activiteit dan ook te ontplooien, en verwelkomen wij de diversiteit die vrijheid met zich meebrengt. De wereld die wij trachten op te bouwen is er een waarin individuen vrij zijn om hun eigen dromen op hun eigen wijzen te verwezenlijken, zonder tussenkomst van de overheid of een andere autoritaire macht.
Vrijwillige samenwerking en vrije markt zijn de organisatievormen die passen bij deze individuele verantwoordelijkheid.
[plaatje2]
5.2 De liberaal democratische partij

Ook hiervan heb ik een korte samenvatting van wat hen standpunten zijn van het beleid in Nederland
De algemene pijlers van het liberalisme zijn hier uitgewerkt:
- Vrijheid
- Verantwoordelijkheid
- Sociale gerechtigheid
- Gelijkwaardigheid
Vrijheid:
Een zo groot mogelijke vrijheid van de mens is een onmisbare voorwaarde voor ontplooiing. De LDP doelt dan op vrijheid in geestelijk, staatkundig en materieel opzicht. Deze vrijheid komt ieder mens toe zonder enige vorm van discriminatie.
Verantwoordelijkheid
Vrijheid is geen onbeperkte vrijheid. Volgens liberalen kan vrijheid slechts worden beleefd in het besef van verantwoordelijkheid. Individuele verantwoordelijkheid is een onderdeel van de menselijke waardigheid.
Sociale gerechtigheid
Verdraagzaamheid is onverbrekelijk verbonden met vrijheid. De ware vrije mens laat ook anderen vrij in geloofsbelijdenis, levensbeschouwing, meningsuiting en gedrag. De vrije mens erkent de mogelijkheid van overheidsingrijpen op het moment dat de grenzen van het maatschappelijk toelaatbare worden overschreden.
Gelijkwaardigheid
Mensen zijn niet gelijk. Wel gelijkwaardig. Ieder mens moet de mogelijkheid hebben zich naar eigen kunnen en wil te ontplooien. Ieder mens heeft recht op vrijheid in geestelijk, staatkundig en materieel opzicht ongeacht zijn geestelijke overtuiging, huidskleur, nationaliteit, seksuele geaardheid, geslacht of maatschappelijke positie. Discriminatie is uit den boze.

6 Conclusie

Toen we begonnen met (onder)zoeken naar het antwoord op de hoofdvraag (wat is het liberalisme), vonden wij niet zonder meer één antwoord. Nergens één definitie van liberalisme. Hoewel het voor de administratie misschien het makkelijkst zou zijn, is het liberalisme niet in één definitie te vangen. Het liberalisme is meer dan een macromodel waarlangs je de werkelijkheid kan leggen om hem zo te begrijpen, het liberalisme is een levensfilosofie.
Het strekt zich uit in ruimte en tijd, van Locke in Engeland in 1632 tot de VVD in Nederland in 1997. Maar door de ‘bedenkers’, de filosofen en de geschiedenis te behandelen samen met een korte beschouwing en een toekomstverwachting, denken we dat we wel een duidelijk beeld van het liberalisme hebben geven.
Als ons één ding duidelijk is geworden dan is het wel het verschil tussen het politiek liberalisme en het economisch liberalisme. Het politiek liberalisme dat ervan uitgaat dat ieder mens een vrij wezen is, haar eigen keuzen kan en wil maken om zo gelukkig te worden en het economisch liberalisme dat handelsvrijheid wil, om minimumlonen en monopolies goed te keuren en zo - voor de rijksten en machtigsten - een grotere welvaart wil verkrijgen staan in schril contrast met elkaar. Want juist bij het economisch liberalisme is de individuele vrijheid nihil, is er alleen een theoretische vrijheid.
Het feit dat we dit werkstuk samen hebben geschreven en tot andere conclusies zijn gekomen, heeft de verscheidenheid juist versterkt. Niet alleen verlevendigden de discussies maar ook zijn we op die manier tot een grotere objectiviteit gekomen, en hebben ons denkraam vergroot.
Voor mij, Wouter Groen, geldt dat de politieke liberale filosofie een groot gedeelte van mijn levensfilosofie is gaan betekenen. Ik ben dus erg blij dat wij over het liberalisme een werkstuk hebben geschreven. Ik moet bekennen dat ik van tevoren enigszins sceptisch stond tegenover het liberalisme, maar gelukkig heb ik niet halsstarrig vastgehouden aan die houding.
De politiek liberalistische idealen zijn veelal bereikt. Daarom strijden de liberalen niet meer vooraan op het slagveld. Maar omdat het geen actieve strijd meer voert, kan je nog niet zeggen dat het liberalisme niet groot meer is, of niet meer leeft onder de mensen. In tegendeel zelfs, juist omdat de liberale ideeën algemeen geaccepteerd zijn, juist omdat het leeft, wordt er geen strijd meer over gevoerd.

6 Bronvermelding:

Ik heb onder andere op internet gezocht, maar het meeste eigenlijk toch wel van internet gehaald, ik heb ook nog wat uit boeken van de bibliotheek kunnen halen, maar omdat het een opzich best moeilijk hoofdstuk was, viel het wel tegen om goede en niet al te moeilijke teksten te vinden.
Boeken/folder/tijdschriften
1993 Kok Agora, Kampen
Onder redactie van G.A. Van der List, P.G.C. van Schie
Van Thorbecke tot Telders
1993 Van Gorcum, Assen/Maastricht
Onder redactie van L.A. Beeloo
Encyclopedie voor zelfstudie
Zonder jaartal, ‘s Gravenhage
Jostein Gaarder
De wereld van Sofie
1994 Houtenkiet/Fontein, Antwerpen
Meindert Fennema
Waar vrijheid heerst is geen gelijkheid meer
1996, Artikel uit de Volkskrant

[plaatje3]
Hier een plaatje wie de liberalisten gebruikten om de aandacht te kiezen voor stemmers

REACTIES

P.

P.

"Ik heb onder andere op internet gezocht, maar het meeste eigenlijk toch wel van internet gehaald, ik heb ook nog wat uit boeken van de bibliotheek kunnen halen, maar omdat het een opzich best moeilijk hoofdstuk was, viel het wel tegen om goede en niet al te moeilijke teksten te vinden." Grapjas !!!! Dit hele stuk heb je letterlijk van internet!! Maak mij niet uit hoor, groot gelijk, maar om dan deze bullshit erbij te zetten is ook weer niet nodig hé.

14 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.