Doe mee met Markteffect's studiekeuze-onderzoek
Maakt niet uit of je je studie al gekozen hebt. Win één van de 200 (!) cadeaubonnen van €25

Meedoen

Leninsme en Marxisme

Beoordeling 6.6
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • 3e klas vwo | 2549 woorden
  • 25 mei 2001
  • 78 keer beoordeeld
Cijfer 6.6
78 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Onderwerpen

Lenin (eig. Vladimir Iljitsj Oeljanov; 1870-1924) Russisch revolutionair en staatsman, oprichter van de Communistische Partij, stichter van de Sovjetstaat. Leefde - na een ballingschap in Siberië - in West-Europa, nam de schuilnaam Lenin aan en ontwikkelde zijn visie op de organisatie van de socialistische beweging die afweek van Marx: een autoritair georganiseerde elitepartij van beroepsrevolutionairen zou als 'voorhoede' van het proletariaat een revolutie moeten ontketenen, haar - zonder directe tussenkomst van het proletariaat - veiligstellen en de klassenloze samenleving verwezenlijken (leninisme). Op het oprichtingscongres van de Sociaal- Democratische Arbeiderspartij in 1903 kwam het tot een breuk tussen de aanhangers van Lenin, de bolsjeviki, en de mensjeviki (dogmatisch marxisten). In 1912 werd de partij der bolsjeviki officieel opgericht in Praag. Na de Februarirevolutie keerde Lenin met hulp van de Duitsers in Rusland terug en ontvouwde zijn Aprilthesen: vrede tot iedere prijs, alle macht aan de sovjets en alle grond aan de boeren. Na de machtsgreep (Oktoberrevolutie, 1917) werd Lenin voorzitter van de Raad van Volkscommissarissen (regeringsleider). Handhaafde de macht ('dictatuur van het proletariaat') met massaterreur en intimidatie, resulterend in de burgeroorlog. Centraliseerde de macht van de partij (Politburo, Centraal Comité) en verbood fractievorming. Na zijn dood is Lenin als 'vader des vaderlands' het middelpunt geworden van een gigantische heldenverering. Zijn gebalsemde lichaam werd in een mausoleum op het Rode Plein in Moskou bijgezet. Werk o.a. 'Wat is te doen' (1902), 'Het imperialisme, het hoogste stadium van het kapitalisme' (1917). leninisme Variant van het marxisme, geformuleerd door de Russische revolutionair en de eerste communistische leider V.I. Lenin (1870-1924). Lenin meende dat juist in een zwak geïndustrialiseerd land als Rusland de communistische revolutie kon slagen, dit in tegenstelling tot andere marxisten die een volledig ontplooid kapitalisme een voorwaarde achtten voor een revolutie. Lenin zag het imperialisme als het hoogste en laatste stadium van het kapitalisme; in de imperialistische rivaliteit zou het ten onder gaan. Juist de uitgebuite koloniale of semi-koloniale gebieden vormden het zwakste punt van het kapitalisme. Verder stelde Lenin dat de arbeiders krachtdadig geleid dienden te worden door een kleine, professioneel georganiseerde revolutionaire voorhoede; uit zichzelf zouden zij niet verder komen dan een 'vakbondsbewustzijn': het ijveren voor marginale veranderingen. Deze vorm van het marxisme, marxisme-leninisme, vormde de officiële ideologie van veel communistische landen.
Russische Revolutie Complex van gebeurtenissen als gevolg waarvan Rusland het eerte communistische land werd (1917). De R. bestaat uit de Februarirevolutie en de Oktoberrevolutie, ook wel Maart- en Novemberrevolutie genoemd. Tot februari 1918 werd in Rusland nl. de Juliaanse tijdrekening aangehouden, die 13 dagen achterliep bij de algemeen geaccepteerde Gregoriaanse tijdrekening. Vandaar dat de revolutie van 25 oktober 1917 herdacht wordt op 7 november. Begin 20e eeuw had zich tegenover de starre, niet tot hervormingen bereide tsaar Nicolaas II (reg. 1894-1917) een oppositie gevormd die in samenstelling varieerde van liberale plattelandsadel tot radicale socialisten. De catastrofale verliezen tijdens WO I deden het aanzien van Nicolaas (tevens opperbevelhebber) nog verder dalen. Terwijl het land in grote ontreddering verkeerde, ontstond begin 1917 een spontaan volksoproer (Februarirevolutie). Door een comité van de doema (volksvertegenwoordiging) werd in samenwerking met de linkse sovjet van arbeiders en soldaten een voorlopige regering gevormd (2 maart), die de tsaar tot aftreden dwong en de republiek uitriep. Deze regering o.l.v. vorst Lvov bestond vrijwel helemaal uit politiek gematigden. Minister van Justitie Kerenski was de enige socialist. Hun grote fout was dat ze niet de agrarische en sociale hervormingen doorvoerden waarop de bevolking al zo lang gewacht had. Bovendien werd de oorlog tegen Duitsland zonder gunstige gevolgen voortgezet. Dit alles veroorzaakte verdere linkse radicalisering, waarbij de sovjetvoorman Lenin als leider van de radicaal sociaal-democratische bolsjeviki naar voren trad. Hij eiste afzetting van de Voorlopige Regering, sociale revolutie o.l.v. de sovjet en beëindiging van de oorlog. Een in juli ondernomen bolsjevistische poging de macht te grijpen, mislukte. Kerenski, die nu het premierschap van Lvov overnam, dacht aanvankelijk dat het gevaar van links geweken was, maar in het najaar van 1917 hadden de bolsjeviki zich van hun nederlaag hersteld. Hun nieuwe staatsgreep, ook wel Oktoberrevolutie genoemd, maakte een eind aan de Voorlopige Regering. Er kwam nu een overwegend bolsjevistische regering, o.l.v. Lenin: de Raad van Volkscommissarissen. Trotski werd volkscommissaris van Buitenlandse Zaken en Stalin van Nationaliteitszaken. De oorlog werd tot ergernis van de geallieerden eenzijdig als beëindigd verklaard, wat de Russen kwam te staan op de voor hen zeer onvoordelige vrede van Brest-Litovsk met Duitsland (1918). Een tweede belangrijke regeringsmaatregel was de nationalisering van alle grond, die vervolgens onder de plattelandsbevolking werd verdeeld. De bolsjeviki (die zich nu communisten noemden) stuitten in Rusland zelf op veel verzet. Bij de verkiezing voor de grondwetgevende vergadering (eind 1917) was gebleken dat zij slechts 175 van de 707 zetels hadden gekregen. Zij bleven echter vastbesloten hun positie niet meer op te geven. In de lente begon het gewapende verzet van de 'Witten' (antibolsjeviki), die hierbij aanvankelijk ook steun kregen van Frankrijk en Engeland. De 'Roden' zetten al hun machtsmiddelen in: het Rode Leger, de Tsjeka (geheime politie), censuur en een rigide beheersing van de economie. Dat de strijd in 1921 in hun voordeel beslist werd, was vooral een gevolg van de verdeeldheid van hun tegenstanders. De in 1922 opgerichte Sovjetunie werd een bondstaat. bolsjewiki (Lett: meerderheid) Factie binnen de Russische Sociaal-Democratische Arbeiderspartij, ontstaan in 1903 toen Lenin (1870-1924) en zijn aanhangers zich afsplitsten. Vanaf 1912 opereerde de partij zelfstandig. De bolsjewiki vonden dat er een voorhoedepartij van beroepsrevolutionairen nodig was om het proletariaat de weg naar de revolutie te wijzen. Tijdens de Oktober-revolutie (1917) wisten ze de macht te veroveren. Vanaf 1918 gingen zij zich communisten noemen. Oktoberrevolutie (November-revolutie volgens de westerse tijdrekening) Staatsgreep in Rusland in oktober 1917 van bolsjewiki tegen de Voorlopige Regering, die tijdens de Februari-revolutie van 1917 aan de macht was gekomen. De regering bleek onvoldoende geneigd om met agrarische en sociale hervormingen tegemoet te komen aan de verwachtingen die de Februari-revolutie had gewekt. Ook bleek de regering niet bereid een einde te willen maken aan de impopulaire oorlog tegen Duitsland. Lenin (1870-1924), die in april 1917 was teruggekeerd uit ballingschap, wierp zich op als leider van de bolsjewiki en eiste afzetting van de regering. Op 25 oktober 1917 grepen de bolsjewiki de macht, waarna een nieuwe, overwegend bolsjewistische regering o.l.v. Lenin werd gevormd, de Raad van Volkscommissarissen. Februari-revolutie (Rusland) (Maart-revolutie volgens de westerse tijdrekening) Revolutie in Rusland in februari 1917 tegen het autocratische bewind van tsaar Nicolaas II (reg. 1894-1917). Algemene ontevredenheid met name over de slecht verlopende oorlog tegen Duitsland, de slechte voedselsituatie en de stagnerende economie vormden de achtergrond. De tsaar weigerde hervormingen en ontbond de doema (volksvertegenwoordiging). Massale stakingen in Sint-Petersburg leidden tot een spontaan volksoproer, waar ook garderegimenten zich bij aansloten. De doema, die weigerde uiteen te gaan, vormde hierop een voorlopige regering. In Sint-Petersburg werd een sovjet (raad) van arbeiders en soldaten opgericht. De Voorlopige Regering, o.l.v. vorst Georgi Lvov (1861-1925), waarin één socialist zitting nam: Alexander Kerenski, dwong Nicolaas II tot aftreden. Op 3 maart 1917 werd Rusland een republiek. mensjewiki (Lett: minderheid) Orthodox marxistische partij in Rusland, ontstaan in 1903 door een scheuring binnen de Russische Sociaal Democratische Partij waarbij de mensjewiki tegenover de bolsjewiki kwamen te staan. De mensjewiki o.l.v. Gegorij Plechanov (1856-1918), streefden naar de ontwikkeling van het socialisme d.m.v. een massapartij. Tijdens de Russische Revolutie (1917) verloren ze de machtsstrijd tegen de bolsjewiki.
socialisme Het begrip socialisme heeft een tweeledige betekenis: enerzijds is het een ideologie die de grondslag vormt voor de beweging die een maatschappij nastreeft waarin de produktiemiddelen door de gemeenschap worden beheerd en waarin klassetegenstellingen zijn opgeheven; anderzijds wordt ook een dergelijke samenlevingsvorm met de term socialisme aangeduid. Hoewel het gelijkheidsideaal reeds in de Oudheid geformuleerd was, is er pas in de 19e eeuw sprake van een continue beweging die dit ideaal nastreeft. Aanvankelijk waren het o.a. Saint-Simon, Charles Fourier en Robert Owen die probeerden voor het produktieproces nieuwe, rechtvaardiger vormen te vinden. Zij worden utopisch socialisten genoemd, een stempel dat hun is opgedrukt door Karl Marx, die vond dat hun theorieën te veel waren gebaseerd op luchtspiegelingen en te weinig op wetenschappelijke analyse. Marx en Friedrich Engels gebruikten deze methode wel bij hun bestudering van het kapitalisme en werden de grondleggers van het marxisme of wetenschappelijk socialisme. Hun ideeën en oproep aan de 'proletariërs aller landen' zich te verenigen en het kapitalisme omver te werpen, inspireerden de socialistische partijen en vakbonden die na 1860 in de westerse landen werden opgericht. In 1864 verenigden deze organisaties zich in de Eerste Internationale. Ondanks pogingen om tot eenheid te komen kende het socialisme verschillende stromingen. Echt marxistische partijen heeft West-Europa nauwelijks gekend. Het perspectief van een wereldrevolutie werd gaandeweg vager en de meeste socialistische partijen neigden ertoe zich te conformeren aan de bestaande politieke stelsels, om daarbinnen zoveel mogelijk verbeteringen voor de arbeiders te bewerkstelligen (revisionisme). Anarchisten en syndicalisten vormden hierop een uitzondering, maar de Engelse Labour Party en de Duitse Sozialistische Arbeiterpartei bevestigen dit beeld. Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog viel het ideaalbeeld van een internationale socialistische beweging in duigen, doordat socialistische afgevaardigden in de landelijke volksvertegenwoordigingen hun stem uitbrachten ten gunste van de nationale defensiebegrotingen. De socialistische staatsgreep in Rusland (1917) deed de hoop weer even opflakkeren, maar pogingen om elders (Berlijnse Spartakusopstand) de macht te veroveren, mislukten. Na 1918 bestond een definitieve breuk tussen sociaal-democraten, die de revolutie als doel opgaven of op de zeer lange baan schoven, en communisten, die met meer nadruk de wereldrevolutie als ideaal bleven koesteren. Ook in de Derde-Wereldlanden bestaan vele vormen van socialisme. Deze verschillen van de westerse varianten, doordat zij nauw zijn verbonden met de dekolonisatiestrijd en dus sterk nationalistisch getint zijn. Bovendien is in deze landen vaak geen sprake van een massaal industrieproletariaat en zijn het vooral de kleine boeren die zich tot het socialisme voelen aangetrokken. marxisme De filosofie waarvoor Marx en Engels in de 19e eeuw de grondslagen hebben gelegd. Deze theorie is geen afgerond geheel of een gesloten systeem, zoals de filosofie van Marx' leermeester Hegel dat was. Ze is veeleer een geheel van onderling min of meer samenhangende uitspraken over de aard en de richting van de maatschappelijke ontwikkeling en bevat zowel methodologische uitspraken over de manier om de maatschappelijke werkelijkheid te analyseren, als inhoudelijke uitspraken over het karakter van de maatschappelijke werkelijkheid zelf. Marx zelf wees de term 'filosofie' voor zijn werk af, dat hij veeleer als een bijdrage aan de economie, de sociologie en de geschiedenis opvatte. Het denken van Marx heeft een bijdrage geleverd aan de geschiedwetenschap door zijn materialistische geschiedopvatting (het historisch materialisme) en zijn theorie over de verschillende fasen van de historische ontwikkeling. Aan de economie heeft het marxisme de waarde- en kapitaaltheorie geleverd, alsmede de theorie van kapitalistische accumulatie en crisis; aan de sociologie een klassentheorie. Maar misschien nog wel belangrijker dan al deze wetenschappelijke bijdragen is dat het marxisme - in dit verband meestal wetenschappelijk socialisme genoemd - vanaf de tweede helft van de 19e eeuw de belangrijkste theorie van de internationale arbeidersbeweging is geweest. Filosofie van de geschiedenis
Het historisch materialisme is de marxistische geschiedopvatting. Het is zowel een methode (die aangeeft hoe je naar de geschiedenis moet kijken) als een bepaalde theorie over de historische ontwikkeling zelf. Methode en theorie hangen ten nauwste samen. Het is een dialectische en materialistische theorie over de historische ontwikkeling van de maatschappij. 'Dialectisch' wil zeggen dat volgens deze theorie de werkelijkheid zich via tegenstellingen ontwikkelt. De theorie zelf maakt daarmee deel uit van dezelfde werkelijkheid. 'Materialistisch' wil zeggen dat in deze theorie met betrekking tot het oeroude filosofische geschilpunt of het denken van de mens de maatschappelijke werkelijkheid bepaalt dan wel de werkelijkheid het denken, voor het laatste standpunt wordt gekozen. Economische filosofie
De theorieën over waarde en kapitaal vormen een kernstuk van de marxistische economische theorie. Het is voor deze theorie kenmerkend dat de begrippen 'waarde' en 'kapitaal' niet los kunnen worden gezien van hun maatschappelijke betekenis. De begrippen kunnen alleen worden begrepen als uitdrukkingsvorm van bepaalde produktieverhoudingen. In de marxistische theorie impliceert het bestaan van kapitaal dat er een klasse van arbeiders bestaat om dit kapitaal voort te brengen en een klasse van kapitalisten om zich dit kapitaal toe te eigenen. Het kapitalisme is een meer ontwikkelde vorm van een economie waarin door mensenhanden vervaardigde produkten voor de verkoop worden gemaakt. Kenmerkend is dat produkten tot stand komen via de loonarbeider, via arbeiders dus die hun arbeidskracht aan een kapitalist ter beschikking stellen. Volgens de theorie van het marxisme wordt in het kapitalisme de uitbuiting van de loonarbeiders verhuld. Een waardeoverschot (de zg. meerwaarde) wordt door deze arbeiders geproduceerd. Het bedrag dat ze daarvoor ontvangen wordt bepaald door de noodzakelijke kosten van levensonderhoud. Dit bedrag is geringer dan de waarde van de geleverde arbeidsprestatie. Het is de produktie van meerwaarde die winstvorming mogelijk maakt. De meerwaarde - en daarmee de winst - is dus al geproduceerd voor zij als winst gerealiseerd wordt (voordat het produkt verkocht is en de meerwaarde als winst vrijkomt). Het erkennen van dit onderscheid tussen waardevorming en waarderealisering is kenmerkend voor de marxistische opvatting over de economie. Sociale filosofie
In het marxisme neemt de klassentheorie een belangrijke plaats in. Men kan iedere maatschappij in twee klassen indelen: een producerende klasse en een zich toeëigenende klasse. 'De geschiedenis van alle maatschappijen tot nu toe is de geschiedenis van de klassenstrijd', zo luidt de beroemde openingszin van het Communistisch Manifest, geschreven door Marx en Engels en verschenen in 1848. De marxistische klassentheorie deelt alle maatschappijen dus in tweeën. Zij maakt onderscheid tussen de klassen op grond van de produktieverhoudingen: bezitters van de produktiemiddelen tegenover niet-bezitters. In de kapitalistische maatschappij heten deze twee klassen bourgeoisie of kapitalistenklasse en proletariaat of arbeidersklasse. Proletarisch klassebewustzijn is het inzicht van de arbeiders dat hun problemen veroorzaakt worden door het systeem van de kapitalistische produktie als geheel. Het behelst bovendien de opvatting dat de belangen van de arbeidersklasse diametraal tegenovergesteld zijn aan die van de kapitalistenklasse, d.w.z. dat er antagonistische klassentegenstellingen bestaan. Verbetering van het lot van de arbeiders is dan niet mogelijk binnen het kapitalisme. De arbeidersklasse moet deze produktiewijze omvergooien en het socialisme invoeren. Het proletarisch klassebewustzijn is daarom altijd een revolutionair klassebewustzijn. communisme Economisch stelsel of de politieke leer die hieraan ten grondslag ligt. Het communisme is gebaseerd op het ideaal van gelijkheid in een samenleving en de veronderstelling dat machtsverhoudingen worden bepaald door het bezit van de produktiemiddelen. De belangrijkste theoreticus van het communisme, Karl Marx (1818-1883), stelde in zijn in 1848 samen met Friedrich Engels geschreven Communistisch Manifest dat alleen de afschaffing van het privé-bezit een werkelijk gelijke maatschappij tot stand zou brengen. Het proletariaat, de arbeiders, zouden zich moeten verenigen teneinde het kapitalistische systeem omver te werpen. Na een tussenfase, waarin het proletariaat de alleenheerschappij uitoefent, zou een klassenloze maatschappij gevestigd worden, die vrij zou zijn van sociale onrechtvaardigheid en egoïsme. Rusland was het eerste land waar een samenleving naar communistisch model werd opgezet, na de revolutie van 1917. Na de Tweede Wereldoorlog volgden o.a. de Oosteuropese landen, China (1949) en Cuba (1959). De centraal geleide economie was een belangrijk instrument ter verwezenlijking van de communistische idealen. Geen enkel land heeft het stadium van volledig communisme ooit bereikt en aan het eind van de jaren tachtig werden de communistische idealen, mede onder invloed van Gorbatsjovs hervormingspolitiek, in heel Oost-Europa en de Sovjetunie één voor één opgegeven. Uiteindelijk streefde het voormalige Oostblok naar de invoering van (meer) democratie en een vrije-markteconomie.

REACTIES

D.

D.

hier heb je serieus wat aan

13 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.