1. Wat is Leerplicht?
Leerplicht
Leerplicht hangt heel nauw samen met leerrecht, ofwel het recht op onderwijs. Overal ter wereld wordt dit recht als een groot goed beschouwd. Veel landen hechten er zelfs zoveel waarde aan, dat ze de jeugd via een wet verplichten om naar school te gaan. Nederland is één van die landen.
In ons land staan de rechten en plichten van ouders, leerlingen en schooldirecteuren precies aangegeven in de Leerplichtwet. Deze wet is, kort gezegd, een rechtsmiddel waarmee gewaarborgd wordt dat alle jongeren in Nederland aan het onderwijs kunnen en zullen deelnemen. Het doel van de Leerplichtwet is dat jongeren zo goed mogelijk worden toegerust met kennis en vaardigheden, die zij nodig hebben om een zelfstandige plek in de samenleving te verwerven. Een afgeronde schoolopleiding is daarvoor een eerste vereiste.
De volgende zaken staan in de Leerplichtwet omschreven:
• Begin van de Leerplichtige leeftijd
• Het moment waarop een jongere niet langer onder de Leerplichtwet valt
• Op welke basis, al dan niet tijdelijk, vrijstelling verleend kan worden
• Taken van Leerplichtambtenaren
• Verplichtingen van schooldirecteuren
• Verplichtingen van ouders en/of leerlingen
2. Voor wie is de Leerplicht?
Bijna alle kinderen beleven hun eerste schooldag op vierjarige leeftijd. De kleuter is op die leeftijd nog niet Leerplichtig, maar het is goed voor de ontwikkeling om gelijk met leeftijdgenootjes naar school te gaan. De echte Leerplicht begint op de eerste dag van de maand, die volgt op de maand dat een kind vijf jaar is geworden. Soms is een volledige schoolweek te lang voor jonge leerlingen. Daarom biedt de Leerplichtwet een mogelijkheid tot vrijstelling. Ouders van een vijfjarige leerling mogen, in goed overleg met de schooldirecteur, hun kind maximaal vijf uur per week thuishouden. Mocht dit niet genoeg blijken te zijn, dan mag een directeur daar nog vijf extra uren vrijstelling per week bovenop doen. De mogelijkheid voor vrijstelling is uitsluitend bedoeld om overbelasting van de leerling te voorkomen. Zodra een kind zes jaar is, geldt de overgangsmogelijkheid niet meer. Zesjarige leerlingen moeten allemaal het volledige onderwijsprogramma volgen.
Niet alleen de aanvang van de Leerplichtige leeftijd is duidelijk omschreven in de Leerplichtwet. Deze wet beschrijft ook het einde van de Leerplicht. Wanneer dat moment aanbreekt, hangt af van de leerwens van uw kind. Iedere leerling heeft te maken met de zogenoemde volledige Leerplicht. Sommige jongeren vinden onderwijs maar niets en willen graag zo snel mogelijk gaan werken. Voor deze jongeren is het van belang om de partiële Leerplicht goed te begrijpen.
Volledige Leerplicht is de plicht om op een erkende school ingeschreven te staan en deze school elke schooldag te bezoeken. De volledige Leerplicht eindigt op één van de volgende twee momenten: • Aan het eind van het schooljaar, waarin een leerling zestien jaar is geworden. • Aan het einde van het twaalfde schooljaar. Een leerling die op de basisschool een groep overslaat, doorloopt deze school in minder dan acht jaar. Toch telt zijn basisschooltijd voor de berekening van de Leerplichtperiode als acht jaar. De partiële Leerplicht geldt alleen voor jongeren die na de volledige Leerplicht meteen van school willen gaan, zodat ze bijvoorbeeld kunnen gaan werken. Zij mogen zich echter niet direct fulltime op de arbeidsmarkt begeven, omdat ze aansluitend op de volledige Leerplicht nog één à twee dagen per week een onderwijsinstelling moeten bezoeken. De duur van de partiële Leerplicht is één schooljaar en eindigt op de laatste dag van dat schooljaar. Een schooljaar loopt van 1 augustus tot en met 31 juli.
3. Wat is Partiële Leerplicht?
De partiële, ofwel gedeeltelijke, Leerplicht ligt in het verlengde van de volledige Leerplicht. Jongeren die zestien jaar zijn of twaalf schooljaren hebben doorlopen en geen zin meer hebben om te beginnen aan een volledige vervolgopleiding, moeten gedurende één schooljaar maximaal twee dagen per week onderwijs volgen. Dit betekent dat zij tot maximaal twee dagen onderricht verplicht zijn. Het aantal dagen dat ze een opleiding volgen mag altijd meer zijn. De partiële Leerplicht waarbij tenminste één dag per week onderwijs gevolgd moet worden, geldt voor jongeren die met hun werkgever een overeenkomst voor beroepspraktijkvorming hebben gesloten. Deze jongeren moeten een wettelijk erkende cursus volgen, die aansluit op hun dagelijkse werk. Partieel Leerplichtige kinderen die geen leer-werkovereenkomst hebben, moeten minimaal twee dagen per week naar een onderwijsinstelling, zoals het regionaal opleidingscentrum (ROC).
4. De taak van de Leerplichtambtenaar.
Het toezicht op de naleving van de Leerplichtwet is opgedragen aan Burgemeester en Wethouders. Zij wijzen voor de uitvoering van dit toezicht een of meerdere Leerplichtambtenaren aan. Dit klinkt strenger dan het is. Leerplichtambtenaren zijn er niet alleen om overtreders van de Leerplichtwet vermanend op de vingers te tikken, maar ze vervullen ook een maatschappelijke zorgtaak. Zij hebben daarvoor een goed inlevingsvermogen, waarmee ze zich verplaatsen in de problemen van de schoolgaande jeugd. Heel soms zijn Leerplichtambtenaren genoodzaakt de officier van justitie in te schakelen. Maar zij doen dit alleen als uiterst redmiddel. Het grootste gedeelte van de tijd zijn Leerplichtambtenaren actief bezig een oplossing te vinden voor problemen die de schoolloopbaan van een leerling in gevaar kunnen brengen. Hoe weet een Leerplichtambtenaar dat een leerling met een probleem zit? Spijbelgedrag is vaak een duidelijk signaal dat er iets aan de hand is met een jongere. De school meldt dit soort ongeoorloofd schoolverzuim gewoonlijk aan de Leerplichtambtenaar, waarna hij gaat uitzoeken of er een ernstige reden achter het verzuim schuilt. Het komt ook vaak voor dat ouders of leerlingen zelf een afspraak met de Leerplichtambtenaar maken om een oplossing voor een bepaald probleem te zoeken. De Leerplichtambtenaar werkt nauw samen met allerlei organisaties en instanties die zich bekommeren over het welzijn van de jeugd, zodat hij goed weet wat voor soort oplossingen er zijn.
5. Geschiedenis van het onderwijs.
Primair onderwijs Het onderwijs in Nederland wordt geregeld via de onderwijswetten. De eerste onderwijswet dateert uit 1801 (De Wet op het lager onderwijs). In de loop van de 19de en het prille begin van de 20ste eeuw werden lagere scholen opgedeeld in openbare scholen enerzijds en bijzondere scholen anderzijds. De openbare scholen werden gefinancierd door de overheid, de bijzondere scholen werden door particulieren onderhouden. Openbare scholen zijn scholen die niet werken vanuit een bepaalde godsdienst of levensovertuiging, de bijzondere scholen daarentegen wel(vb. rooms-katholiek, protestants-christelijk, ...) Ongelijke behandeling van openbaar en bijzonder onderwijs zorgde voor een schoolstrijd in Nederland. Deze kwam neer op een politieke strijd met als inzet de volledige wettelijke gelijkstelling van beide onderwijssoorten. De katholieken en de protestanten wilden een gelijke overheidsbekostiging van hun bijzonder onderwijs.
Het werkstuk gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden