Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Leerplicht

Beoordeling 7
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • 4e klas vwo | 1700 woorden
  • 3 februari 2004
  • 82 keer beoordeeld
Cijfer 7
82 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
1. Wat is Leerplicht? Leerplicht
Leerplicht hangt heel nauw samen met leerrecht, ofwel het recht op onderwijs. Overal ter wereld wordt dit recht als een groot goed beschouwd. Veel landen hechten er zelfs zoveel waarde aan, dat ze de jeugd via een wet verplichten om naar school te gaan. Nederland is één van die landen. In ons land staan de rechten en plichten van ouders, leerlingen en schooldirecteuren precies aangegeven in de Leerplichtwet. Deze wet is, kort gezegd, een rechtsmiddel waarmee gewaarborgd wordt dat alle jongeren in Nederland aan het onderwijs kunnen en zullen deelnemen. Het doel van de Leerplichtwet is dat jongeren zo goed mogelijk worden toegerust met kennis en vaardigheden, die zij nodig hebben om een zelfstandige plek in de samenleving te verwerven. Een afgeronde schoolopleiding is daarvoor een eerste vereiste. De volgende zaken staan in de Leerplichtwet omschreven: • Begin van de Leerplichtige leeftijd • Het moment waarop een jongere niet langer onder de Leerplichtwet valt • Op welke basis, al dan niet tijdelijk, vrijstelling verleend kan worden • Taken van Leerplichtambtenaren • Verplichtingen van schooldirecteuren • Verplichtingen van ouders en/of leerlingen 2. Voor wie is de Leerplicht? Bijna alle kinderen beleven hun eerste schooldag op vierjarige leeftijd. De kleuter is op die leeftijd nog niet Leerplichtig, maar het is goed voor de ontwikkeling om gelijk met leeftijdgenootjes naar school te gaan. De echte Leerplicht begint op de eerste dag van de maand, die volgt op de maand dat een kind vijf jaar is geworden. Soms is een volledige schoolweek te lang voor jonge leerlingen. Daarom biedt de Leerplichtwet een mogelijkheid tot vrijstelling. Ouders van een vijfjarige leerling mogen, in goed overleg met de schooldirecteur, hun kind maximaal vijf uur per week thuishouden. Mocht dit niet genoeg blijken te zijn, dan mag een directeur daar nog vijf extra uren vrijstelling per week bovenop doen. De mogelijkheid voor vrijstelling is uitsluitend bedoeld om overbelasting van de leerling te voorkomen. Zodra een kind zes jaar is, geldt de overgangsmogelijkheid niet meer. Zesjarige leerlingen moeten allemaal het volledige onderwijsprogramma volgen. Niet alleen de aanvang van de Leerplichtige leeftijd is duidelijk omschreven in de Leerplichtwet. Deze wet beschrijft ook het einde van de Leerplicht. Wanneer dat moment aanbreekt, hangt af van de leerwens van uw kind. Iedere leerling heeft te maken met de zogenoemde volledige Leerplicht. Sommige jongeren vinden onderwijs maar niets en willen graag zo snel mogelijk gaan werken. Voor deze jongeren is het van belang om de partiële Leerplicht goed te begrijpen. Volledige Leerplicht is de plicht om op een erkende school ingeschreven te staan en deze school elke schooldag te bezoeken. De volledige Leerplicht eindigt op één van de volgende twee momenten: • Aan het eind van het schooljaar, waarin een leerling zestien jaar is geworden. • Aan het einde van het twaalfde schooljaar. Een leerling die op de basisschool een groep overslaat, doorloopt deze school in minder dan acht jaar. Toch telt zijn basisschooltijd voor de berekening van de Leerplichtperiode als acht jaar. De partiële Leerplicht geldt alleen voor jongeren die na de volledige Leerplicht meteen van school willen gaan, zodat ze bijvoorbeeld kunnen gaan werken. Zij mogen zich echter niet direct fulltime op de arbeidsmarkt begeven, omdat ze aansluitend op de volledige Leerplicht nog één à twee dagen per week een onderwijsinstelling moeten bezoeken. De duur van de partiële Leerplicht is één schooljaar en eindigt op de laatste dag van dat schooljaar. Een schooljaar loopt van 1 augustus tot en met 31 juli.
3. Wat is Partiële Leerplicht? De partiële, ofwel gedeeltelijke, Leerplicht ligt in het verlengde van de volledige Leerplicht. Jongeren die zestien jaar zijn of twaalf schooljaren hebben doorlopen en geen zin meer hebben om te beginnen aan een volledige vervolgopleiding, moeten gedurende één schooljaar maximaal twee dagen per week onderwijs volgen. Dit betekent dat zij tot maximaal twee dagen onderricht verplicht zijn. Het aantal dagen dat ze een opleiding volgen mag altijd meer zijn. De partiële Leerplicht waarbij tenminste één dag per week onderwijs gevolgd moet worden, geldt voor jongeren die met hun werkgever een overeenkomst voor beroepspraktijkvorming hebben gesloten. Deze jongeren moeten een wettelijk erkende cursus volgen, die aansluit op hun dagelijkse werk. Partieel Leerplichtige kinderen die geen leer-werkovereenkomst hebben, moeten minimaal twee dagen per week naar een onderwijsinstelling, zoals het regionaal opleidingscentrum (ROC). 4. De taak van de Leerplichtambtenaar. Het toezicht op de naleving van de Leerplichtwet is opgedragen aan Burgemeester en Wethouders. Zij wijzen voor de uitvoering van dit toezicht een of meerdere Leerplichtambtenaren aan. Dit klinkt strenger dan het is. Leerplichtambtenaren zijn er niet alleen om overtreders van de Leerplichtwet vermanend op de vingers te tikken, maar ze vervullen ook een maatschappelijke zorgtaak. Zij hebben daarvoor een goed inlevingsvermogen, waarmee ze zich verplaatsen in de problemen van de schoolgaande jeugd. Heel soms zijn Leerplichtambtenaren genoodzaakt de officier van justitie in te schakelen. Maar zij doen dit alleen als uiterst redmiddel. Het grootste gedeelte van de tijd zijn Leerplichtambtenaren actief bezig een oplossing te vinden voor problemen die de schoolloopbaan van een leerling in gevaar kunnen brengen. Hoe weet een Leerplichtambtenaar dat een leerling met een probleem zit? Spijbelgedrag is vaak een duidelijk signaal dat er iets aan de hand is met een jongere. De school meldt dit soort ongeoorloofd schoolverzuim gewoonlijk aan de Leerplichtambtenaar, waarna hij gaat uitzoeken of er een ernstige reden achter het verzuim schuilt. Het komt ook vaak voor dat ouders of leerlingen zelf een afspraak met de Leerplichtambtenaar maken om een oplossing voor een bepaald probleem te zoeken. De Leerplichtambtenaar werkt nauw samen met allerlei organisaties en instanties die zich bekommeren over het welzijn van de jeugd, zodat hij goed weet wat voor soort oplossingen er zijn. 5. Geschiedenis van het onderwijs. Primair onderwijs Het onderwijs in Nederland wordt geregeld via de onderwijswetten. De eerste onderwijswet dateert uit 1801 (De Wet op het lager onderwijs). In de loop van de 19de en het prille begin van de 20ste eeuw werden lagere scholen opgedeeld in openbare scholen enerzijds en bijzondere scholen anderzijds. De openbare scholen werden gefinancierd door de overheid, de bijzondere scholen werden door particulieren onderhouden. Openbare scholen zijn scholen die niet werken vanuit een bepaalde godsdienst of levensovertuiging, de bijzondere scholen daarentegen wel(vb. rooms-katholiek, protestants-christelijk, ...) Ongelijke behandeling van openbaar en bijzonder onderwijs zorgde voor een schoolstrijd in Nederland. Deze kwam neer op een politieke strijd met als inzet de volledige wettelijke gelijkstelling van beide onderwijssoorten. De katholieken en de protestanten wilden een gelijke overheidsbekostiging van hun bijzonder onderwijs. In de Grondwet van 1917 werd de financiële gelijkstelling van het lager onderwijs bereikt via de zgn. Onderwijspacificatie van 1917. Na 1917 werd deze financiële gelijkstelling verder uitgebreid naar het voortgezet onderwijs en het hoger onderwijs. Artikel 23 van de Nederlandse grondwet bevat eveneens de vrijheid van het onderwijs. In de 19de eeuw (sinds 1840) bestond er in Nederland reeds georganiseerde kinderopvang, onder meer in de vorm van "bewaarscholen" waar kinderen vanaf 2,5 jaar heen gingen als hun moeder buitenshuis werkte. Deze werden gefinancierd door filantropische burgers of de kerk. Geleidelijk aan legde men de nadruk meer op onderwijs dan op opvang waardoor de ontwikkeling van het kleuteronderwijs werd ingezet. Na WO II werden deze bewaarscholen kleuterscholen genoemd en vanaf 1956 kwam het onderwijs voor kinderen van 4 tot 6 jaar onder de kleuteronderwijswet. Deze kleuterscholen (4-6 jaar) bestonden dus naast de lagere scholen (6-12 jaar). In 1985 zijn de kleuterscholen en de lagere scholen in de Wet op het Basisonderwijs (WBO) geïntegreerd tot scholen voor basisonderwijs, voor de kinderen in de leeftijdsgroep van 4 tot 12 jaar. Het speciaal onderwijs voor kinderen met gedrags -en leermoeilijkheden was vervat in de Interim-wet op het speciaal en het voortgezet speciaal onderwijs (ISOVSO). Er bestond toen een duidelijke scheiding tussen het 'gewone' basisonderwijs en het speciaal onderwijs. Vanaf 1 augustus 1998 werd de WBO vervangen door de Wet op het primair onderwijs (WPO), bestaande uit het WBO en delen van de ISOVSO, welke per één augustus dan ook vervallen is. Voortgezet Onderwijs Het voortgezet onderwijs in Nederland kende tot ver in de 20ste eeuw zeer veel verschillende schooltypen, geregeld in uiteenlopende wetten. 1968 was echter een belangrijk jaar met de invoering van de Wet op het Voortgezet Onderwijs (WVO). De verschillende schooltypen werden vanaf dat jaar allemaal in één wet ondergebracht, vandaar de bijnaam Mammoetwet. Bovendien werd er ook een nieuw schooltype geïntroduceerd: het hoger algemeen voortgezet onderwijs (havo). Deze wet is met ingang van 1 augustus 1998 vernieuwd. Vanaf deze datum onderscheiden we in het voortgezet onderwijs scholen voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo), het hoger algemeen voortgezet onderwijs (havo), voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo) en praktijkonderwijs. Het hoger onderwijs In Nederland heeft het hoger onderwijs een sterke groei gekend in de tweede helft van de 20ste eeuw. Het hoger onderwijs wordt sinds 1993 geregeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW). Het wetenschappelijk onderwijs, het hoger beroepsonderwijs en de Open Universiteit, die voorheen in afzonderlijke wetten geregeld werden, vielen vanaf toen samen onder één wet.
6. De ontwikkeling van de Leerplicht. De Leerplicht in Nederland werd ingevoerd in 1900. De eerste Leerplichtwet bepaalde dat een kind schoolplichtig was van 6 tot 12 jaar. Na herhaaldelijke wijzigingen van de Leerplicht, onder meer van 6 tot 16 jaar in de Leerplichtwet van 1969, werd de Leerplicht in 1985 vastgelegd van 5 tot 16 jaar. Een kind in Nederland moet nl. naar school op de eerste dag van de maand na zijn of haar 5de verjaardag. Als een kind bijvoorbeeld in maart vijf jaar wordt, moet het op één april van dat jaar naar school. De volledige Leerplicht duurt tot en met het schooljaar waarin de jongere 16 wordt. Een schooljaar loopt van 1 augustus tot en met 31 juli in het primair en voortgezet onderwijs. De Leerplicht is van toepassing op alle kinderen die in Nederland wonen of langdurig verblijven, ongeacht hun nationaliteit of religie. Kinderen in Nederland gaan doorgaans reeds naar school vanaf 4 jaar. Vanaf deze leeftijd zijn ze immers toegelaten tot de school. In de loop van 2002 is er dan ook een wetsvoorstel geweest in de Tweede Kamer om de Leerplicht te verlagen van 5 tot 4 jaar. Dit wetsvoorstel werd echter ingetrokken waardoor de Leerplicht- verlaging er (voorlopig) niet komt. Na de volledige Leerplicht, die eindigt op zestien jaar, begint de zogenaamde partiële Leerplicht. Deze is sinds 1971 geïntroduceerd in de Leerplichtwet. Voor jongeren die van school gaan na het schooljaar waarin ze 17 worden, bestaat geen partiële Leerplicht meer.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.