Inhoudsopgave:
Inleiding.
1. Claartje Haas.
2. Industriële Revolutie.
3. Levensomstandigheden.
4. Oplossingen van de sociale kwestie.
5. De eerste wereld oorlog.
6. Uitvindingen.
7. In de ban van de computer.
8. De tweede democratische revolutie.
9. Welvaart en milieu.
10. Vincent van Gogh.
Inleiding.
Dit werkstuk gaat over de geschiedenis in vooral de negentiende eeuw.
Het gaat over hoe de industrie zich ontwikkeld heeft. Ook gaat het over uitvindingen, die de industrie op gang hielpen. Het gaat over levensomstandigheden in die tijd, en over de barre en gevaarlijke werkomstandigheden die nu gelukkig veranderd zijn. Over de Eerste Wereldoorlog, hoe veel slachtoffers dat heeft gekost. Over de ontwikkeling van de computer. Over de Tweede Democratische Revolutie waarin onze grondwet is gemaakt. Het gaat natuurlijk ook over het milieu, en als afsluitend hoofdstuk het ik gekozen voor Vincent van Gogh, omdat hij de laatste tijd zoveel in het nieuws was.
Ik hoop dat u met veel plezier dit werkstuk zal lezen.
1. Claartje Haas.
Claartje haas is geboren in 1854. Ze groeide op bij haar tante. Ze woonde toen in Enschede. Op een avond kwam oom Herman op bezoek en hij wou Claartje graag meenemen. Haar tante vond dat een goed idee, daar schrok zij wel even van. Claartje ging met oom Herman mee. Op het schip van oom Herman sliep ze in een bedstee. Het schip was erg klein. Op een dag stond oom Herman met twee mannen te praten. Oom Herman vertelde aan Claartje dat ze goederen gingen vervoeren die gestolen waren. De scheepsknecht Derk zei dat hij het niet deed en vertrok. Claartje ging twijfelen maar deed het toch, want ze vond het schippersleven veel leuker dan het werken in een textielfabriek. En oom Herman zei dat wel mee viel en dat je gewoon niet aan iedereen moest vertellen wat je vervoerde. Toen ze met de gestolen goederen in Amsterdam aankwamen moest Claartje boodschappen gaan doen met heel veel geld, meer dan ze in heel haar leven bij elkaar had gezien. Toen ze terug kwam stonden er heel veel agenten en mensen om het schip van oom Herman. Twee agenten hielden oom Herman vast. Iemand zei: “dat meisje hoort er ook bij.” Maar Claartje zetten het op het lopen. Ze kon de agenten maar net afschudden.
Ze wist niet waar ze heen moest. Daarna zwierf ze een paar dagen rond in Amsterdam. Net als zo velen mensen die naar Amsterdam toekwamen om een toekomst op te bouwen waardoor ze nog armer werden.
Ze werd opeens wakker in een bedstee. De man van het gezin had haar op straat gevonden. Claartje was erg ziek. Door de goede zorg van Jet en Jan knapte ze al snel op. Jan en Jet hadden 2 kinderen en ze waren heel aardig. Jan werkte op een scheepswerf en dat wel veertien uur per dag. Ze woonde in een kleine beneden verdieping. Claartje wou gaan werken omdat ze merkte dat ze eigenlijk een blok om Jet´s en Jan´s been was. Toen ze op een dag over het plein liep kwam ze een jonge man tegen die door een paar jongens in een plas werd geduwd. Ze vroeg hem of hij even met haar meeging om zijn kleren af te doen. De man hete Fransua. Fransua was een aardige man. Nadat ze Fransua´s kleren had afgedaan bood hij haar aan om een stukje mee te lopen. Bij zijn koets bood hij haar aan om een stukje mee te rijden. Fransua woonde in het Amsterdam van de rijken. Toen ze bij zijn huis aangekomen waren gingen ze even naar binnen. Ze aten er wat en Claartje vertelde dat ze werk zocht. Fransua stelde haar voor dat ze bij hun kwam werken en ging het direct aan zijn moeder vragen. Hij kwam met de boodschap terug of ze de volgende dag even terug wou komen. De weg terug huppelde ze van plezier, want ze ging misschien werken. De volgende dag kwam ze terug en mocht er gaan werken. Ze ging werken als belle meisje. De ouders van Fransua waren rijk ze hadden ook nog een apart koetshuis. Alles was er groot en mooi. Fransua kwam haar nog wel eens opzoeken in de keuken. Fransua deed het gymnasium en was erg slim. Claartje las wel eens een boek op Fransua´s kamer. Hij merkte dat en leerde Claartje lezen. De keuken meid met wie Claartje werkte hete Mary.
De moeder van Fransua was een bestuurslid van een weeshuis. Er waren in die tijd dan ook veel weeshuizen.
Claartje wou een keertje naar een feest maar ze had geen hoed. Ze leende er een van de moeder van Fransua zonder het te vragen. Ze werd betrapt en ontslagen.
2. Industriële Revolutie.
De Industriële Revolutie begon in Engeland toen de industrie opgang kwam. Het was een hele vooruitgang. De Industrialisatie in Nederland kwam pas veel later.
De veranderingen in Engeland begonnen in de Textielnijverheid. Dat kwam doordat er rond 1750 iets uitgevonden werd waarmee je kon weven: De Schietspoel.
Op een oud weefgetouw moest je de spoel handmatig door de draden heelhalen, maar bij de schietspoel hoefde dat niet, je hoefde alleen maar op de knop te drukken en de spoel schoot weg door de draden heen. Er was alleen wel een probleem er waren vijf wevers nodig om één schietspoel bij te houden. Daarvoor werd er later een andere uitvinding gedaan namelijk: De Spinning Jenny. Daarmee kon je veel meer draden tegelijkertijd weven, daardoor is het weven steeds sneller en gemakkelijker geworden.
Stoom:
In 1769 deed Puffing Billy een geweldige uitvinding namelijk: De Stoommachine. Hiermee kan je niet alleen spin- en weefmachines aandrijven, aar ook schepen en treinen. Nu zie je nog wel eens stoomtreinen van vroeger rijden met bijvoorbeeld Koninginnedag en zo. Bij de plaatjes zie je ook de eerste locomotief die in 1804 werd gemaakt.
Elektriciteit:
In 1880 vond Antonio Pacinotti De Elektrische Energie uit. Hiermee kan van alles worden aangedreven. We gebruiken elektriciteit vaker dan wij eigenlijk denken. Want wat denk je van werkstukken, als die allemaal geschreven zouden zijn is dat toch erg vervelend voor leraren en dan vooral met mijn handschrift. Ook zou je niet aan moeten denken dat je heel het huis zou moeten vegen met een bezem of dat als je als je
`s avonds thuis komt en je geen tv of radio aan kunt zetten.
Verbranding:
In 1900 werd de verbrandingsmotor uitgevonden (ik ben er helaas niet achter kunnen komen wie dat heeft uitgevonden, maar ik denk dat het in opdracht van een bedrijf is geweest). Ook was dat een belangrijke uitvinding, hierdoor heeft de transpoort industrie een hele grote vooruitgang ondervonden, want bijna alles in deze sector wordt erdoor aangedreven. Zoals treinen, boten, auto’s vrachtwagens, maar het is wel erg schadelijk voor het milieu.
Kernenergie:
In 1942 werd de kernenergie uitgevonden. Kern energie werd en wordt nu nog steeds voor vreselijke dingen gebruikt. Één van die voorbeelden is natuurlijk kernbommen. Nu zijn er ook veel landen met kernbommen bezig. Een dergelijk voorbeeld is bijvoorbeeld Noord-Korea. Amerika beschuldigd hun ervan terwijl ze volgens mij zelf ook kernwapens hebben. Maar er zitten ook goede kanten aan kernenergie, want hiermee kunnen bijvoorbeeld medicijnen gemaakt worden die er zonder kernenergie niet waren. Het nadeel van deze energie is dat er radioactief afval overblijft (dat zit in kernbommen) en ze kunnen dat niet opruimen.
3. Levensomstandigheden.
Je levensomstandigheden zijn heel erg belangrijk, want ze zorgen ervoor of je blijft leven of niet.
Woonomstandigheden:
In de negentiende eeuw waren er wel hele grote verschillen tussen arm en rijk.
Als je arm was had je het zwaar te doen. Het was dan ook helemaal niet gek als je 14 uur per dag werkte. En dan ook nog maar een heel klein salaris zodat je maar net in een eens-kamer woning leefde.
Je had dan ook geen aparte wc, en je moest het gewoon in een emmer doen. En dan één keer in de zoveel tijd kwam er de zo gehete poepkar langs en daar kom je dan je behoefte in doen, en je kunt wel begrijpen dat het niet zo fris was. Ook werd er veel afval gewoon op straat gegooid, en er kwam dus al snel ‘Cholera’ voor.
Cholera is een ziekte die heel besmettelijk is en het kwam vaak doordat er slechte hygiëne was en mensen dronken vaak ook vies water uit de sloot. Maar omdat er zo een slechte hygiëne was breidde het zich zo snel uit zodat het een heel grote epidemie werd en veel mensen overleden eraan. Bij Cholera had je een zeerhevige maagdarmontsteking heel moeilijk allemaal, maar het kwam erop neer dat je heel erg aan de diarree ging en braken zodat je lichaam zo uitgeput raakte dat je overleed.
Maar bij de rijke burgers kwam Cholera bijna niet voor, dat komt omdat de rijke burgers veel betere hygiëne hadden maar ook vooral dat de mensen schoon water dronken.
Rijke burgers leefde in grote luxe huizen met alle voorzieningen. De rijke burgers hadden ook soms zelfs een eigen koetshuis.
Ze hadden vaak veel personeel zoals schoonmakers, dienstmeisjes, koetsiers, tuinmannen, paarden verzorgers, stalknechten enz. En die leefde vaak nog in huis ook.
Arbeidsomstandigheden:
Over de arbeidsomstandigheden heb ik hiervoor al verteld, maar ik wil het er toch nog even over hebben.
De arbeidsomstandigheden hebben veel met de economie te maken. Want als de economie goed is zijn er meer banen beschikbaar er schieten de lonen direct omhoog.
Zo rond 1900 waren de arbeidsomstandigheden heel erg slecht, zelfs zo slecht dat de regering de arbeidsomstandigheden liet onderzoeken.
En die onderzoeken spraken het juiste vermoeden dat ze zo slecht waren. Zoals iemand die had tijdens zijn heel erg gevaarlijke werk zijn oog verloren, en hij werd direct ontslagen. Toen zijn vrouw om een vergoeding van het oog vroeg kreeg ze al antwoord: ga maar bij het hek bedelen.
En je kon die tijd ook niet om een eerlijk loon vragen, want er was er toen nog geen wet voor, maar ook stonden er genoeg arbeiders om jou werk over te nemen.
4. Oplossingen van de sociale kwestie.
De sociale kwestie hield veel mensen in de negentiende eeuw bezig. Maar welke oplossingen werden ervoor bedacht?
Vrije markt:
Veel mensen in de negentiende eeuw zeiden: `Geen enkele samenleving kan gelukkig en welvarend zijn als het grootste deel van de bevolking arm en ellendig is. Maar hoe komt het dat het volk wel rijk is geworden?
Dat komt omdat mensen voor hun eigen belangen op zijn gekomen. Stel dat er in een dorp één bakker is en die denkt van, als ik mijn brood nou duurder maakt word ik rijk, want ik ben de enige. En hij doet dat. Maar als er dan een andere slimme vos is die denkt van, als ik nou bakker word en dan mijn brood iets goedkoper verkoopt dan de andere bakker komen alle mensen naar mij toe. De eerste bakker kan dan twee dingen doen zijn brood goedkoper verkopen of een betere kwaliteit leveren. En zo krijg je concurrentie, en een goede kwaliteit brood voor een redelijke prijs. En als iedereen dat zo doet is er van alles genoeg.
Economisch liberalisme:
Er moesten zo weinig mogelijk wetten en regels komen voor een goed economisch land. Want door de vrije markt zou de concurrentie vanzelf goed gaan. Deze gedachte noemen we: Economisch liberalisme. Liberalisme betekent vrijheid. Dus Economisch liberalisme betekent: economische vrijheid. Dus ging de regering in de negentiende eeuw de economie steeds meer vrij laten.
De liberalen dachten dat de sociale kwestie zichzelf op zou lossen. De arbeiders hadden het misschien niet zo goed maar dor de industrie kwam er tenminste werk. En als de industrie goed ging konden de bazen de arbeiders misschien meer gaan betalen.
De arbeiders zouden meer gaan verdienen dus ook betere huizen en producten krijgen. Dus zo hielp de sociale kwestie zichzelf weer overeind. En niemand hoefde er iets aan te doen.
Het socialisme:
Maar er waren ook mensen die er anders over dachten, zei dachten laat de sociale kwestie maar door de regering oplossen. Zei wilden dat er wetten kwamen voor loon, werktijden en betere woningen. Ze richtte vakbonden op en gingen staken.
De socialisten dachten dat er twee groepenwaren de straatarme arbeiders die niks te zeggen hadden en de mensen met de centen die alles voor het zeggen hadden.
De socialisten wilden ook dat alle fabrieken na de revolutie eigendom werden van de staat. Die ervoor zouden zorgen dat alle rijkdommen eerlijk verdeeld werden. Dan pas zou er sociale gelijkheid zijn.
5. De eerste wereld oorlog.
Aan het eind van de negentiende eeuw hield elk land rekening met een oorlog. Om sterker te zijn werden er vaak bondgenootschappen gesloten, zodat ze elkaar hielpen met oorlogen en dergelijke. Zo werd Europa verdeeld in twee blokken.
En als er een land ruzie kreeg met een ander land werd het een wereld oorlog. En in 1914 gebeurde dat ook. Toen de Oostenrijkse troonopvolger werd vermoord door een Servische nationalist verklaarde Oostenrijk de oorlog aan Servië. Maar Servië was bondgenoot van Rusland. Toen gingen alle bondgenoten van Oostenrijk en Servië meedoen. En omdat ook de koloniën meededen werd het een wereld oorlog genaamd als `De Eerste Wereldoorlog`(WOI).
Loopgraven:
De soldaten waren in goede moet naar het front gegaan, maar het werd lastig toen geen van beide partijen de ander kon verslaan. Dat kwam mede doordat er veel meer gebruik werd gemaakt van kanonnen en machine geweren. Want vroeger bestormde de soldaten de stellingen met een geweer in hun hand. Daardoor moest je stellingen bestoken met kanonnen. En als je een stelling bestormde werd je gedood door de machine geweren. Zodat de soldaten hun heil moesten zoeken in loopgraven.
De verdedigende partij was zo bijna altijd in het voordeel.
Totale oorlog:
In de Eerste Wereldoorlog stierven ruim 10 miljoen mensen, en raakte er twee keer zo veel gewond. Van de steden, darpen en stellingen bleef weinig over. Kompleten steden werden verwoest, nog nooit had een oorlog zo veel schade aangericht als deze oorlog. Niet alleen steden maar ook kompleten natuurgebieden werden verwoest.
Ook de gevolgen aan het thuisfront waren enorm. Omdat er zoveel soldaten naar het front moesten werden er geen wapens meer gemaakt, geen agenten meer en nog veel meer.
Daarom riepen de regeringen de vrouwen op om het mannenwerk te gaan doen om een grote crises te voorkomen. Vrouwen werden agenten, tramconducteurs, alles. Ook werden er veel vrouwen ingezet bij de oorlog, bijvoorbeeld als verpleegster om de gewonde soldaten te verzorgen. De Eerste Wereldoorlog was dus een oorlog waarbij het hele volk werd ingeschakeld en dat is best wat. Dus daarom noemen wij een dergelijk oorlog Een Totale Oorlog, omdat iedereen werd ingeschakeld.
De oorlog is uiteindelijk in 1918 verloren door de Duitsers.
Na de Eerste Wereldoorlog is er ook nog een Tweede Wereldoorlog geweest en die was tussen 1940 en 1945 en Duitsland heeft toen weer een nederlaag geleden toen met Hitler.
6. Uitvindingen.
Er zijn in de loop van de tijd veel belangrijke uitvindingen gedaan zoals bijvoorbeeld het wiel we kunnen niet meer zonder.
Patent:
Patent is een bescherming van je uitvinding, zodat iemand anders jou uitvinding niet kan namaken.
Als je patent aanvraagt op je uitvinding moet je er goed zeker van zijn dat jou uitvinding nog niet eerder is gedaan, want patent aanvragen kost veel geld en anders is dat weggegooid geld. Zoals bij de klapschaats. De man die patent aanvroeg op de klapschaats kreeg bericht dat het al bestond, want ze ontdekte dat er in 1894 patent was aangevraagd op een kunstschaats met losse hak, en de man verdiende er geen cent mee.
Thomas Alva Edison wist hoe belangrijk patent aanvragen belangrijk was en hij heeft maarliefst 1039 keer patent aangevraagd.
Belangrijke uitvinders:
In de loop van de tijd zijn er veel belangrijke uitvindingen gedaan. Denk bijvoorbeeld maar aan het wiel, stoom, elektriciteit, enz. hier zou ik nu een stuk over willen vertellen:
- Wiel. Het wiel is vermoedelijk rond 3500 v. Chr. uitgevonden. Door het wiel kunnen wij nu veel sneller reizen.
- Schrift. Het schrift werd ongeveer 3200 v. Chr. uitgevonden door de Sumeriërs in Mesopotamië.
- Drukkunst. De drukkunst werd in de elfde eeuw in China uitgevonden. Pas veel later in de vijftiende eeuw werd de drukkunst in Europa toegepast.
- Duikboten. De eerste duikboot werd aan het begin van de zeventiende eeuw gemaakt voor koning James I van Engeland.
- Treinen. De trein werd in 1804 uitgevonden en kon maar 4 km/h. tegenwoordig rijden er al treinen die boven de 300 km/h uitkomen.
- Naaimachine. De naaimachine werd in 1830 uitgevonden door Thimonnier. Hij was kleermaker en kon daardoor veel sneller naaien.
- Gloeilamp. De gloeilamp werd in 1878 uitgevonden door Thomas Alva Edison. Door de gloeilamp kunnen wij nu veel elektriciteit besparen.
7. In de ban van de computer.
Het woord computer is afgeleid van het Engelse woord: to compute. Dat betekent berekenen. De eerste computers waren hele grote rekenmachines en werden in 1940 uitgevonden.
In het jaar 1000 gebruikte de chinezen al reken apparatuur.
De eerste machine die zelf kon tellen werd in 1642 door de Fransman Pascal uitgevonden. Hij bouwde een kistje met tandwieltjes en door daaraan te draaien kwam er een antwoord uit. Bijvoorbeeld als je het machientje op 6+4+9+8 zette kwam er 27 uit. Het nadeel van dit kistje was dat het redelijk groot was en je er alleen mee kon optellen.
Rond 1830 werd er een machine uitgevonden door de Engelsman Babbage die allerlei soorten berekeningen kon uitvoeren tegelijkertijd. Er werd toen voor het eerst met een geheugen gewerkt. De machine is nooit in productie gegaan omdat het één groot raderwerk zou worden en het was bijna niet te onderhouden.
De elektronica:
Toen de elektronica er kwam veranderde de wereld enorm. Met elektriciteit kun je veel sneller schakelen dan met tandwielen. Eerst werden er elektronenbuizen in de computer gebruikt. Maar in de jaren vijftig werden er alleen nog maar transistors gebruikt.
In 1946 was de snelheid van de computer 5000 optellingen per seconde, maar nu al miljoenen per seconde.
Het Internet:
In een moderne computer kan je heel veel dingen opslaan. Door computers met elkaar te verbinden kunnen mensen informatie met elkaar uitwisselen.
Rond 1990 ontstond er iets nieuws: Het Internet. Dat is een wereldwijd netwerk met computers onderling. Je kunt zo informatie ophalen aan de andere kant van de wereld in een paar seconden. Tegenwoordig kun je steeds meer doen met het Internet, zoals spelletjes tegen elkaar spelen, chatten (dat is praten met elkaar d.m.v. typen), enz.
Je kunt zelfs opvragen wat het weer is aan de andere kant van de wereld.
De gevolgen:
De gevolgen voor bijvoorbeeld de economie zijn enorm. Doordat er steeds meer werk door de computer wordt overgenomen verdwijnen er banen maar er komen ook veel beroepen bij, want als er geen computers waren had mijn vader nu waarschijnlijk geen werk.
Ook de gevolgen voor de samenleving zijn enorm. Je praat met iemand via de computer i.p.v. dat je naar iemand toe gaat, je vergaderd via je eigen computer en dat soort dingen. Wil je wat weten over je favoriete popgroep ga je toch even het Internet op om even op hun eigen website te kijken.
8. De tweede democratische revolutie.
De eerste democratische revolutie:
De eerste democratische revolutie was: de Franse revolutie.
Die was van 1789 tot 1799.
De Franse burgers en boeren (98%) wilden: Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap.
Ze waren het absolutisme van de vorst zat. Lodewijk XVI en zijn vrouw kregen de doodstraf.
Maar in 1799 kwam er weer een alleenheerser aan de macht tot 1815: dictator Napoleon.
De tweede democratische revolutie:
De tweede democratische revolutie begon in 1848. Het was Willem II die er zelf voor zorgde, want hij zei: Ik ben van zeer conservatief zeer liberaal geworden. Hij was dus heel aders gaan denken.
Willem II deed dit omdat hij dacht dat het niet anders kon, want overal in het buitenland waren opstanden en revoluties.
Toen er in Amsterdam relletjes uitbraken was Willem bang. Willem II zei daarom snel dat hij men. Thorbecke wel en nieuwe grondwet liet maken. Want Thorbecke was immers de leider van de Nederlandse liberalen. Ze wilden vrijheid voor burgers om te beslissen over het bestuur van het land. Ze wilden de grondwet zo veranderen dat de burgers de macht kregen.
Nieuwe regels voor de ministers:
Voor 1848 koos de koning zelf zijn ministers uit, en zij deden precies wat de koning wilde en als zij fouten maakte moesten ze naar de koning.
In de wet van Thorbecke kwam te staan dat de ministers gekozen werden door het volk, deden wat het volk wou en hun fouten aan het volk uitleggen. Want dat is Democratisch. De ministers moesten toestemming vragen aan de vertegenwoordigers als zij wat wilde doen.
Nederland kreeg twee vergaderingen: de Eerste kamer en de Tweede kamer.
Tegenwoordig gaat het nog steeds zo als in de wet van Thorbecke is vastgesteld.
Waarom geen algemeen kiesrecht:
De reden van het niet invoeren van het algemene kiesrecht is dat de liberalen vaak hoogopgeleiden advocaten, artsen of zakenmensen waren.
Ze vonden het niet goed dat je het bestuur van een land overliet door middel van ook de armen te laten stemmen, want ze zeiden: ze kunnen nog niet eens lezen of schrijven, dan kunnen ze ook geen vertegenwoordigers en ministers kiezen.
9. Welvaart en milieu.
Meer welvaart:
In het begin van de negentiende eeuw was er in Europa veel armoede en werkloosheid. Door de industrialisatie is dat veranderd. Toen omstreeks 1900 steeds meer mensen een redelijk loon verdienden, konden ze dingen kopen die ze vroeger niet konden kopen omdat dat veel te duur was zoals: koffie, serviesgoed, een ijzeren bed, enz.
Revolutie:
Doordat de welvaart en dergelijke steeg en je de industrialisatie had veranderde het leven van de mensen ingrijpend. Daarom heet dit: De Industriële Revolutie. De eerste was in Engeland rond 1800. Daarna veel andere landen, en nu nog steeds landen dus is er een groot aantal industriële revoluties geweest.
Industrie en milieu:
De industriële revolutie had natuurlijk ook enorme gevolgen voor het milieu. Want bijvoorbeeld stoommachines werkte op steenkool dus daar kwam alles onder te zitten. Fabrieken vervuilden niet alleen de lucht maar ook het water en de bodem. Dat kwam doordat er allerlei afvalstoffen in terecht kwamen. Maar ook omdat de industrie heel veel afval maakte.
Ook worden er nu gebruikte spullen hergebruikt maar vroeger werd alles weggegooid, en dat kwam niet ten goede van het milieu.
Mensen gingen ook steeds meer energie uit de aarde halen. Een paar voorbeelden van deze energiebronnen zijn aardolie en aardgas. Ook als je dat verbrand komen er veel afvalstoffen in de natuur.
Ook bouwde men steeds meer dingen, zoals van het platteland maakte men graag steden, treinbanen, kanalen of fabrieken. En die fabrieken zorgen weer voor nog meer afval in het milieu.
Maar je kunt niet eeuwig van het milieu gebruik maken. Op een gegeven moment zegt het milieu stop en kan het milieu het niet meer aan, net zoals jij ook overspannen raakt. We zullen nog altijd met het milieu te kampen hebben en oplossingen tegen de vervuiling moeten maken en verzinnen.
Welvaart en welzijn:
In de negentiende eeuw waren veel mensen blij met de fabrieken en hun rokende schoorstenen. Het leek erop dat de wereld er alleen maar beter van werd, want het leverde welvaart en werk op.
In de twintigste eeuw gingen steeds meer mensen zich tegen de fabrieken keren en voor het milieu kiezen. Ze wilden wetten om het milieu te sparen. Pas in 1970 werden die mensen pas serieus genomen en werd er naar het milieu gekeken. Er werd ingezien dat het milieu niet alle klappen op kon vangen.
10. Vincent van Gogh.
In november 1887 woont Van Gogh bij zijn broer Theo, die in de kunsthandel werkt. Van Gogh heeft een groepstentoonstelling georganiseerd
De exposerende schilders, die Van Gogh de 'Impressionnistes du Petit Boulevard' noemt, zoeken ieder op eigen wijze naar alternatieven voor de impressionistische stijl.
Gauguin bezoekt de tentoonstelling in Restaurant du Chalet en ruilt met Van Gogh twee studies met zonnebloemen tegen een van zijn eigen doeken uit Martinique.
Zijn werk raakt de beide broers recht in het hart.
Theo is zo enthousiast dat hij meteen een aantal van Gauguins keramische werken en schilderijen bij Boussod & Valadon tentoonstelt. Zelf koopt hij twee doeken aan voor zijn privé-verzameling.
Intussen ontwikkelt Van Gogh het plan om in februari 1888 naar het warme Zuid-Frankrijk te reizen, waar hij landschappen hoopt te vinden die aan zijn geliefde Japanse prenten doen denken.
Eenmaal aangekomen in Arles raakt Van Gogh steeds meer van dit idee overtuigd. Begin mei huurt hij vier kamers, die hij als atelier van het zuiden wil inrichten
Gauguin leeft in financiële onzekerheid en Van Gogh laat hem naar Frankrijk komen om met hem samen te werken. Voor de kamer van Gauguin schildert hij een aantal prachtige stillevens met zonnebloemen. Van Gogh en Gauguin werken van 21 oktober tot 24 december 1888 samen in Frankrijk.
In het begin zijn zowel Van Gogh als Gauguin vol goede moed. Van Gogh heeft tijdens zijn verblijf in Arles als een bezetene gewerkt. Er moet geschilderd worden!
Maar dan krijgen we oplopende spanningen. Het slechte weer van november dwingt van Gogh en Gauguin voornamelijk binnen te schilderen, in het atelier. Daar werken ze eerder gemaakte studies uit en schilderen ze naar stilleven en model. Verschillende stedelingen komen voor hen poseren, waaronder de vrouw van de postbode.
De spanning stijgt en de twistgesprekken nemen toe. De verschillen in karakter worden steeds duidelijker zichtbaar. De schilders hebben onenigheid over kunstenaars en kunst in het algemeen en over principekwesties als wel of niet uit het hoofd werken. Op de avond van 23 december gaat het mis. Er vindt een drama plaats waarvan de ware toedracht tot op heden nog steeds niet precies bekend is. Volgens Gauguins versie van het verhaal snijdt Van Gogh zichzelf in een vlaag van razernij een stuk van zijn oor af en brengt het naar een prostituee in een belendend bordeel. Gauguin vluchtweg.
Van Gogh wordt opgenomen in het ziekenhuis van Arles. Op 7 januari keert hij terug. De buurtbewoners in Arles zijn niet blij met de terugkeer van Van Gogh.
Op 27 juli, schiet hij zichzelf door de borst. Na twee dagen overlijdt hij, in het bijzijn van Theo, aan zijn verwondingen.
Gauguin zet zijn plannen toch door en vertrekt in 1891 naar Tahiti.
Zijn laatste reis onderneemt de kunstenaar in 1901, naar het Marquise-eiland Hiva Oa. Eenzaam, arm en ziek sterft hij daar op 8 mei 1903.
Slot.
Aan mijn werkstuk heb ik met plezier gewerkt. Het was wel een erg lang werkstuk maar daar hebben we wel veel tijd voor gehad.
Ik vond het soms wel moeilijk om aan informatie te komen om over één onderwerp een heel hoofdstuk te schrijven maar dat is wel gelukt.
Ik vond het leuk om bezig te zijn met de geschiedenis, vooral over Nederland, van hoe mensen leefde en dat soort dingen. Het leukste onderwerp waarover ik geschreven heb is uitvindingen, omdat mij het interesseert wie bepaalde uitvindingen heeft gedaan en hoe en waarom.
Ik heb veel van dit werkstuk geleerd, ik denk dat dit komt omdat ik mezelf in alle onderwerpen heel erg heb verdiept. Het was zo wel moeilijk om hoofdstukken te typen omdat je soms heel veel informatie had gelezen waar je niks aan had. Zo had ik over Vincent van Gogh zeven bladzijden gelezen en ik kon met moeite één kantje schrijven.
Literatuurlijst.
De boeken die ik gebruikt heb zijn:
• ‘Encyclopedie panorama der wereld’. Deel 1, 2, 7 en 8. Uitgeverij Het Spectrum.
• ‘Sporen deel 2’. Uitgeverij Wolters-Noordhoff Groningen. (schoolboek)
• ‘Uitvindingen verklaard’. Uitgeverij De Lantaarn.
• ‘Uitvindingen’. Uitgeverij Antwerpen.
• ‘Uitvinders’. Uitgeverij Usborne.
• ‘Wetenschappers en hun ontdekkingen’. Uitgeverij Carona.
• ‘Wereld Oorlog I’. Uitgeverij Antwerpen.
De video’s die ik gebruikt heb zijn:
• ‘Sociale Geschiedenis 1950-1870’.
• ‘Eerste Wereld Oorlog 1914-1918’.
Ik heb ook nog Internet-Site’s bezocht via ‘www.Google.nl’ naar dat zijn er een stuk of 50 dus teveel om op te noemen, maar ze gingen over Van Gogh, Uitvindingen, Welvaart, Milieu.
REACTIES
1 seconde geleden