Hoofdvraag
Om een onderzoek goed te doen moet je een hoofdvraag maken. Ik heb getracht een zo goed mogelijke hoofdvraag te formuleren. Uit deze hoofdvraag heb ik drie deelvragen af kunnen leiden.
Mijn hoofdvraag is:
In hoeverre is het surrealisme een reactie op de maatschappelijke, economische en culturele ontwikkelingen van die tijd?
De deelvragen die ik hieruit heb afgeleid zijn:
- Hoe zag de samenleving er in die tijd uit?
- Wat is het surrealisme?
- Welke verbanden zijn er tussen het surrealisme en de samenleving?
Elke deelvraag heb ik beantwoord in een hoofdstuk. Er zijn dus drie hoofdstukken.
Het antwoord op de hoofdvraag staat in de conclusie.
Hoofdstuk 1: Een beeld van de samenleving in Europa.
In 1900 konden de Europeanen terugzien op twee en misschien wel drie eeuwen van verbazingwekkende groei. De meeste van hen zouden gezegd hebben dat het een groei was naar iets beters, dat wil zeggen, vooruitgang. De Europeanen bevonden zich op een naar voortdurende verbeteringen voerend pad. Dit betekende vanzelfsprekend dat dan ook de hele wereld zich op een dergelijk pad bevond, want de Europese beschaving had een wereldomvattende verbreiding.
Dit is een redelijk optimistische opvatting. Maar er waren ook pessimisten in die tijd en die zeiden dat al die vooruitgang niet alleen het beste kon brengen. Zij voorspelden dat de beschaving waar zij in leefden zichzelf, door alle vooruitgang en groei, zou vernietigen.
Noch de optimisten noch de pessimisten hadden het goed, maar de pessimisten hadden toch het meest van al gelijk als we kijken naar de geschiedenis van de 20e eeuw.
§ 1.1. De economische ontwikkelingen.
Na de Eerste Wereldoorlog ging het economisch moeilijk in Europa. Veel oorlogsindustrieën moesten worden omgezet in vredesindustrieën.
Er moesten arbeidsplaatsen plaatsen gevonden worden voor de soldaten die terugkwamen van het front. Die plaatsen waren er niet voor iedereen, dus de werkloosheid nam toe. Ook een oorzaak van de werkloosheid was de koopkracht die in heel Europa verminderde.
Vooral Duitsland zat in de problemen. Duitsland moest herstelbetalingen doen in Engelse ponden en Amerikaanse dollars. Duitsland kon alleen maar aan Engelse ponden en Amerikaanse dollars komen via de export. Engeland en Amerika schermden hun eigen industrie af door hoge invoerrechten te heffen, dus Duitsland kon alleen maar via de kapitaalmarkt aan vreemde valuta komen. Hierdoor steeg het aanbod van de Duitse mark, waardoor de waarde van de mark daalde. Het gevolg hiervan was inflatie.
In veel landen in Europa heerste er in de eerste vijf jaren na de oorlog inflatie.
Veel landen hadden tijdens de oorlog veel geld bijgedrukt, waardoor de waarde ervan daalde. De werkloosheid steeg alleen maar, omdat door de inflatie de koopkracht afnam.
Engeland was haar sterke economische positie kwijt geraakt aan Amerika. In Amerika groeide de economie geweldig. Waar eerst Amerika geld leende van Europa, daar leende nu Europa geld van Amerika. Amerika werd de bank van de wereld, want in 1924 kwam Amerika met het Dawes-plan. Met dat plan leende Amerika forse bedragen aan Duitsland, waardoor de economie in Duitsland weer opbloeide. Duitsland kon dan haar herstelbetalingen doen aan Frankrijk en Engeland, waardoor Frankrijk en Engeland hun schulden die zij gemaakt hadden in de Eerste Wereldoorlog konden terugbetalen aan Amerika. Amerika kon daardoor weer terug naar het isolationisme.
Na 1924 ging het weer redelijk goed met de economie in de Europese landen. De economie in Duitsland leefde door het Dawes-plan weer helemaal op. De productie groeide en het inkomen groeide met 37% tot het niveau van voor de Eerste Wereldoorlog.
Door modernisering steeg de vraag naar arbeidskrachten, dus de werkloosheid daalde weer wat. Door deze groeiende economie kon Duitsland weer haar herstelbetalingen doen aan Frankrijk en Engeland.
Ook de economie in Nederland verbeterde na 1924. De industrie groeide sterk en het liberalisme werd weer het leidende economische beginsel.
Maar dan gebeurt er iets verschrikkelijks in de geschiedenis. Net toen de economische toestand in Europa weer een beetje stabiel was stagneerde de economie van Amerika. Op 24 oktober 1929 liet vooral de beurs van New York een enorme teruggang zien, de Beurskrach. De aandelenmarkt was zeer populair geworden. Je kon blijven lenen bij banken om maar aandelen te kopen. Men kocht aandelen met de verwachting winst te maken, dus men leende nog meer om nog meer aandelen te kopen. Zolang die winstverwachting er was bleven de koersen van de aandelen stijgen. Maar toen dit geloof bij enkelen afnam, en toen die enkelen hun aandelen gingen verkopen, verslechterde het vertrouwen in de beurs. Er kwam een ommekeer op de beurs en velen gingen hun aandelen verkopen. De koersen daalden en nog meer mensen gingen hun aandelen verkopen, waardoor de koersen nog meer daalden. Nu gingen nog meer mensen hun aandelen verkopen, gedwongen omdat zij met leningen hadden gekocht. In plaats van winst verkochten nu velen met verlies, waardoor zij hun leningen niet konden afbetalen.
Daardoor moesten weer kleine banken hun deuren sluiten omdat zij geen geld meer hadden. Doordat de banken geen geld meer hadden kwam de industrie ook in de problemen. De mensen hadden geen geld meer om te consumeren, dus de koopkracht nam sterk af, waardoor de productie minder werd en de werkgelegenheid daalde.
De crisis in Amerika had wel gevolgen voor Europa. Vooral voor de landen met veel industrie had het veel gevolgen. De Amerikaanse banken gingen natuurlijk de Dawes-leningen terugvorderen in Europa. Daardoor kwamen de Europese industrieën die met behulp van deze leningen opgang gekomen waren in de financiële problemen. Daardoor moesten er weer werknemers ontslagen worden en nam de werkloosheid dus toe. Er gebeurt dus eigenlijk hetzelfde in Europa als in Amerika.
Elk Europees land ging proberen haar eigen problemen op te lossen door middel van hoge invoerrechten. Dit deden ze om zo hun eigen industrie te stimuleren, maar de crisis werd hierdoor alleen maar erger. Verschillende landen gingen daarom over tot het devalueren van hun munt, waardoor hun producten voor het buitenland goedkoper werden. De productie nam toe, waardoor de werkloosheid afnam. Een aantal landen wilden hun munt niet devalueren, waardoor hun concurrentiepositie verslechterde en de werkloosheid dus toenam in plaats van afnam. Later hebben ook die landen afgezien van de Gouden Standaard. Daardoor volgde er ook in die landen licht economisch herstel.
Een aantal landen probeerde de werkgelegenheid te bevorderen met arbeidsplannen. Een van die landen was Duitsland. Hitler probeerde met grote openbare werken de werkgelegenheid en dus ook de economie te verbeteren. Het was ook een soort voorbereiding op de Tweede Wereldoorlog.
§ 1.2. De politieke ontwikkelingen.
§ 1.2.1 Na de Eerste Wereldoorlog.
Op 28 juli 1914 verklaarde Oostenrijk-Hongarije de oorlog aan Servië. De Eerste Wereldoorlog was een feit. Op 11 november 1918 werd de wapenstilstand getekend. Nou moest de vrede nog worden gewonnen. Er kwamen tientallen staatslieden uit 27 landen in 1919 naar Frankrijk om daar de vredesbepalingen te bespreken. Maar in feite telde alleen de mening van de overwinnaars: Frankrijk, Engeland en Amerika. Zij waren het eens over de schuldvraag. Duitsland had samen met zijn bondgenoten de oorlog veroorzaakt.
Er werd onderhandeld óver Duitsland. Frankrijk wilde van Duitsland een tweederangs macht maken, zodat die nooit meer een rol van betekenis zou kunnen spelen. Engeland had andere opvattingen. Engeland wilde een stevig Duits blok hebben in Midden-Europa gezien de communistische revolutie in Rusland. Amerika, met president Wilson, kwam met nog andere denkbeelden naar de vredestafel. Hij wilde een internationale organisatie die de vrede moest bewaken: de Volkenbond. Verder waren er nog dertien punten van Wilson die hij wilde realiseren.
In de loop van 1919 en 1920 werden er diverse vredes gesloten. Wilson had het voor elkaar gekregen dat er een Volkenbond zou komen, maar belangrijke landen werden geen lid, zoals Rusland, Duitsland en tot woede van Wilson, Amerika zelf.
Er werd bepaald dat alle leden van de Volkenbond het vetorecht kregen wat de besluitvorming zou belemmeren. Ook ontbraken er militaire middelen om in te kunnen grijpen. Het enige ‘wapen’ was de economische sanctie. Het resultaat was een krachteloze bond.
De belangrijkste vrede was ‘de vrede van Versailles’. Duitsland werd hier zwaar aangepakt. Het verloor grondgebied, het raakte koloniën kwijt, het mocht in het Rijngebied geen militairen legeren, het moest het leger beperken tot 100.000 man en mocht geen luchtmacht of onderzeeërs hebben. Ten slotte moest Duitsland herstelbetalingen doen van 132 miljard goudmark.
§ 1.2.2 De Russische Revolutie.
Rusland was een arm, onderontwikkeld en dictatoriaal land toen het in 1914 betrokken raakte bij de Eerste Wereldoorlog. Het was een overwegend agrarisch land met een opkomende industrie. De arbeiders waren straatarm en rechteloos. Tsaren probeerden de politieke macht in handen te houden door onderdrukking en voelden niets voor de ontwikkeling van de parlementaire democratie, zoals die zich in het Westen voltrok. Er was wel een parlement, de Doema, maar dat had niets te vertellen. Het ging dus rommelen in Rusland.
In april 1917 keerde er een Rus uit Zwitserse ballingschap terug. Lenin was zijn naam. Kerenski was inmiddels aan de macht in Rusland. Lenin had heel andere politieke opvattingen dan Kerenski. Kerenski wilde doorvechten tegen de Duitsers, maar Lenin wilde dat niet. Lenin wilde alle aandacht vestigen op veranderingen in Rusland zelf.
Lenin was een aanhanger van de ideeën van Marx. Marx was ervan overtuigd dat de ellende in de wereld werd veroorzaakt door het kapitalisme. De productiemiddelen zijn maar in handen van een kleine groep mensen die andere mensen uitbuitte.
Pas als het kapitalisme vernietigd was en de productiemiddelen gemeenschappelijk bezit waren geworden, zou er een werkelijk rechtvaardige samenleving kunnen ontstaan.
Maar de bezitters van de productiemiddelen zouden dat niet vrijwillig doen. Met behulp van een revolutie door de grote massa van fabrieksarbeiders zouden de bezitters van de productiemiddelen worden gedwongen afstand te doen van hun macht.
Volgens de leer van Marx was Rusland nog niet toe aan zo’n revolutie, omdat Rusland nog voornamelijk agrarisch was. Maar Lenin en zijn aanhangers, de ‘bolsjewieken’, wilden niet wachten. Bij de verkiezingen in november 1917 bleek dat de bolsjewieken maar op de steun van een kwart van de bevolking konden rekenen. De bolsjewieken wilden hoe dan ook de macht en dat kon voortaan alleen door middel van terreur.
Na de revolutie ontstond er een burgeroorlog tussen de ‘roden’ (aanhangers van Lenin) en de ‘witten’ (de tegenstanders). Het Rode Leger wist uiteindelijk onder leiding van Trotsky de zege te behalen. De geallieerden waren boos op Lenin en de bolsjewieken, omdat zij de oorlog met Duitsland niet wilde voortzetten. Maar Lenin wilde zich concentreren op de binnenlandse gebeurtenissen en sloot daarom eenzijdig vrede met Duitsland: de vrede van Brest-Litovsk. De geallieerden waren niet alleen boos om de eenzijdige vrede, ze hadden meer redenen om de ‘witten’ te steunen. Ze waren bang dat het marxisme het westen zou halen.
In 1922 kreeg Lenin een beroerte en hij stierf in 1924. Na de dood van Lenin ontstond er in de partij een strijd om de macht wie Lenin zou kunnen opvolgen. Uiteindelijk won Stalin de strijd van Zinovjev, Kamenev en Trotsky. Stalin zou lang aan de macht blijven. Tot 1953 om precies te zijn. Met het aan de macht komen van Stalin ontstond het stalinisme. Kenmerken van het stalinisme zijn:
- collectivisatie van de landbouw
- industrialisatie
- absolute macht van Stalin
§ 1.2.3 Op weg naar een tweede wereldoorlog.
Na de Eerste Wereldoorlog was de economie slecht en heerste er armoede. De inflatie steeg, omdat de regeringen geld moesten lenen. Daarvan werden mensen de dupe en dus steeg de ontevredenheid. Men was bang voor de chaos van een revolutie zoals in Rusland. Door al deze ontevredenheid en angst nam het fascisme steeds meer toe. De roep om een sterke man ontstond en in veel landen ontstonden dictaturen. Dit zien we vooral in Italië met Mussolini, in Rusland met Lenin en later met Stalin en in Duitsland met Hitler.
Adolf Hitler moest in 1923,vanwege de Hitler/Ludendorf-putsch, de gevangenis in. In de gevangenis schreef Hitler zijn autobiografie ‘Mein Kampf’. In dit boek beschreef Hitler onder andere zijn jodenhaat. Volgens Hitler waren de joden de schuld van alle economische onrust. In 1925 werd Hitler, wegens goed gedrag, vervroegd vrijgelaten. Sindsdien probeerde hij alleen maar op een legale manier aan de macht te komen.
Op 30 januari werd Hitler door president Von Hindenburg tot rijkskanselier benoemd. Een maand later, op 27 februari, brak er brand uit in het Rijksdaggebouw. Hitler legde de schuld bij de communistische partij, de KPD. In plaats de communisten gevangen te nemen schreef Hitler nieuwe verkiezingen uit. Hij verbood de KPD niet en men kon ook nog op de KPD stemmen, maar de afgevaardigden mochten niet in het parlement. Hierdoor kreeg Hitler de kans om tot een tweederde meerderheid van zijn partij te komen. Dit deed hij niet voor niets, want hij wilde een machtigingswet doorvoeren. Om die wet aangenomen te krijgen had Hitler tweederde meerderheid nodig. Door de machtigingswet kreeg Hitler voor een periode van vier jaar onbeperkte volmachten.
Toen Hitler eenmaal aan de macht was, weliswaar op een legale manier, ging hij verder. Hij schakelde zijn tegenstanders, de communisten, uit en hij ging verder met het uitbouwen van een totalitaire staat. Alles werd gelijkgeschakeld. Politieke partijen, vakbonden, organisaties, kranten en radio-omroepen moesten zich aanpassen aan de fascistische ideeën.
Hitler begon ook een zuivering in zijn eigen gelederen. In de ‘nacht van de lange messen’ werd de top van de SA uitgeschakeld. Dit betekende de opkomst van de SS, de lijfwacht van Hitler. De SS was een elitekorps dat geselecteerd was op Arische rassensuperioriteit. Dit was het grote verschil tussen de SA en de SS. De SA was een willekeurige bijeengeschraapte ploeg vechtersbazen.
Hitler ging nog verder. Hij buitte de macht van de Volkenbond uit. Hitler was voor bilaterale overeenkomsten, dat zijn overeenkomsten tussen twee of meer landen onderling, in plaats van de politiek van collectieve veiligheid. Met het uit de Volkenbond stappen kon Duitsland weer over gaan tot bewapening. Dit was geheel in strijd met het Verdrag van Versailles en het Verdrag van Locarno.
Toen in augustus 1934 president Von Hindenburg stierf, werd Hitler zijn opvolger. Hij had nu alle macht in handen.
In 1934 deed Hitler een poging om Oostenrijk te bezetten. Daar was Dolfuss aan de macht, die tegen de Duitse agressie hulp zocht bij Italië. Oostenrijkse nazi’s probeerden, door Dolfuss te vermoorden, een staatsgreep te plegen. Maar door de dreiging van Italië, om militair in te grijpen, ging de staatsgreep niet door.
In 1935 werden de Neurenbergerwetten aangenomen. In deze wetten verloren de Joden hun staatsburgerschap. De Joden werden beroofd, verjaagd of naar concentratiekampen gestuurd. Hitler haatte de Joden en propagandeerde dat ook. Hij vond dat de Joden de schuldige waren van alle economisch slechte jaren. Veel Joden bezaten grote banken en waren rijk. Dit vond Hitler oneerlijk en verdacht en met de Neurenbergerwetten wilde Hitler de Joden straffen. Later werden deze straffen nog erger.
Hitler wilde een zuiver ras, het Germaanse ras. Daar had hij levensruimte, ‘Lebensraum’, voor nodig. Ten eerste wilde hij de Duitsers die, door het verdrag van Versailles, buiten de grenzen van Duitsland waren geraakt weer binnen de Duitse grenzen krijgen. Het ging vooral om Tsjecho-Slowakije en de Sudetenduitsers die daar woonden. Begin oktober 1938 werd er een conferentie in München gehouden. Daar werd, zonder Tsjecho-Slowakije en USSR, besloten dat Sudetenland bij Duitsland hoorde. Door Sudetenland aan Duitsland toe te kennen hoopten Engeland, Frankrijk en Italië de vrede te hebben gered, maar dat bleek niet zo te zijn, want Hitler ging verder met het uitbreiden van zijn levensruimte.
In het voorjaar van 1939 bezette Hitler heel Tsjecho-Slowakije. Ook Oekraïne en andere landen in het Oosten werden bezet. Engeland ging inzien dat de appeasement-politiek tot niets leidde, waardoor de kans op oorlog toenam.
Op 1 september begon de Tweede Wereldoorlog door een Duitse aanval op Polen. Engeland en Frankrijk hadden de soevereiniteit van Polen gegarandeerd en konden dus de aanval niet onbeantwoord laten.
§ 1.3. De culturele ontwikkelingen.
De kunst van de eerste helft van de 20ste eeuw weerspiegelt de veranderde levensomstandigheden en -opvattingen. Charles Darwin haalde met zijn evolutietheorie de mens uit het centrum van het bestaan. Albert Einstein formuleerde in 1905 zijn relativiteitstheorie. Met Ernest Rutherfords atoomtheorie bleek de vaste stof niet meer vast te zijn en Sigmund Freud ontmaskerde het onderbewuste.
Fauvisme.
In 1905 werd er in Parijs een tentoonstelling gehouden waarbij een vertrek was ingericht met schilderijen van onder andere Derain, Matisse en Vlaminck, die een uitbarsting van pure, sterk contrasterende kleuren vormden. Een criticus noemde de makers van deze schilderijen: ‘les fauves’ (de wilde dieren). Het fauvisme was geboren. De ‘wildheid van het fauvisme kwam voornamelijk tot uitdrukking in de krachtige kleuren, de dynamische penseelvoering en de expressieve diepte van de schilderijen, die een fantastische, vreugdevolle wereld van verhevigde emotie en kleur oproepen. De schilder Matisse wordt als leider van deze stroming beschouwd.
Expressionisme.
Het expressionisme was hoofdzakelijk geconcentreerd in Duitsland tussen 1905 en 1930. Expressionistische schilders probeerden picturale vormen te ontwikkelen die eerder de innerlijke gevoelens van de schilder weergaven dan dat ze de wereld buiten hem verbeelden. De expressionistische schilderkunst is intens, hartstochtelijk en uiterst persoonlijk van aard. Voor tal van expressionistische schilders was Vincent van Gogh, met zijn bezeten schilderstijl en uitzonderlijk kleurgebruik, de inspiratiebron bij uitstek.
Kubisme.
Deze revolutionaire manier om een schilderkunstige voorstelling te maken werd gedurende de eerste tien jaar van deze eeuw bedacht en ontwikkeld door Pablo Picasso. Hoewel het er op het eerste gezicht abstract en geometrisch uitziet verbeeldt een kubistisch schilderij wel degelijk reële voorwerpen. Kubistische kunst creëert niet de illusie van een ruimtelijk voorwerp, maar definieert voorwerpen in termen van het tweedimensionale doek.
Het kubisme heeft de koers van de westerse kunst voor altijd gewijzigd.
Futurisme.
Deze stroming liep min of meer parallel aan het kubisme en ontstond rond 1910 in Italië. Zoals de opzet van de kubisten was om met alle traditionele normen en waarden te breken, zo deden ook de futuristen dat. De futuristen hielden zich alleen maar met de toekomst bezig. Die toekomst moest een nieuwe vorm gaan krijgen. Verkeer en mensenmassa’s waren veel gekozen thema’s. Veel futuristen werden beïnvloed door de fotografische studies van de beweging, die in die tijd gemaakt werden. Snelheid en beweging waren dan ook aspecten die terug te vinden waren in de schilderijen van de futuristen.
Pittura Metafysica, of metafysische schilderkunst, dadaïsme en surrealisme komen in het volgende hoofdstuk aan de orde, maar horen uiteraard ook bij de culturele ontwikkelingen. De stromingen die hierboven beschreven zijn golden ook voor de beeldhouwkunst, muziek en literatuur.
Hoofdstuk 2: Het surrealisme.
Tijdens het interbellum was de storm van het Modernisme enigszins geluwd. De schilderkunst raakte in de ban van twee vrij filosofische stromingen, het dadaïsme en het surrealisme, die deels een reactie waren op het zinloze geweld van de Eerste Wereldoorlog. Tegelijkertijd richtten kunstenaars hun blik naar binnen, naar de wereld van dromen en het onderbewuste: de psychoanalytische theorieën van Sigmund Freud waren inmiddels bekend en schilders zochten een nieuwe artistieke vrijheid door hun eigen irrationele drijfveren en fantasieën te onderzoeken.
§ 2.1. De metafysische schilderkunst.
De Italiaan Giorgio de Chirico was de grondlegger van de zogenaamde ‘metafysische schilderkunst’. Deze schilderkunst zou ook de surrealisten beïnvloedde. Door de wreedheden van de Eerste Wereldoorlog gingen De Chirico en zijn landgenoot Carlo Carrà rond 1917 op een andere manier naar de werkelijkheid kijken. De Chirico schilderde realistische locaties en objecten vanuit vreemde perspectieven en in nieuwe onderlinge verbanden. Dit leidde tot onbehaaglijk aandoende beeldcombinaties in een opvallend stille wereld.
De Chirico wilde de kale feiten overstijgen en streefde juist, door middel van een realistische weergave, naar een bovenwerkelijk, magisch effect. Toch kunnen zijn theorieën de kracht van zijn werk niet echt verklaren en hij slaagde er evenmin in het oorspronkelijke niveau te continueren.
§ 2.2. Het dadaïsme.
Het dadaïsme was eerder een houding in plaats van een stijl. Het was van 1915 tot 1922 een internationale literaire en artistieke beweging. Het dadaïsme of dada werd opgericht door de schilder Hans Arp, de dichter Tristan Tzara en andere schrijvers uit het café Voltaire in Zürich.
Daar gaven zij hun eerste optredens met bizarre muziek en dans. In Amerika werd er toen een soortgelijke groep opgericht door Marcel Duchamp, Man Ray en Francis Picabia. Beide groepen fuseerden in 1918 te Lausanne.
Het dadaïsme was een soort antikunst. De dadaïsten wilden de gevestigde kunst op verschillende manieren vernietigen Zij dreven de spot met eeuwenlange bewonderde kunstobjecten. Ze presenteerden alledaagse voorwerpen als kunstwerken door ze tentoon te stellen. De gevestigde kunst had geen betekenis meer, maar de toeval had evenveel betekenis zinvoller was dan de kunst van een verrotte maatschappij.
Natuurlijk veroorzaakte het dadaïsme schandalen, maar dat was wel op een positieve manier. Het dadaïsme liet de mensen op een andere manier naar dingen kijken. De beschouwers werden gedwongen om een rol aan het toeval en de verbeelding toe te kennen.
Na de Eerste Wereldoorlog vonden er een aantal tentoonstellingen plaats in Parijs. Daar maakten de dadaïsten kennis met André Breton, die later de oprichter was van het surrealisme.
§ 2.3.1 Het surrealisme.
Het surrealisme kwam voort uit de metafysische schilderkunst die haar inhoud uit de verbeelding haalde, en uit het dadaïsme dat de nadruk legde op toevallige composities van
voorwerpen. Het surrealisme wilde het onderbewustzijn ontdekken en weergeven, in plaats van de bestaande kunst te vernietigen zoals het dadaïsme probeerde.
Omstreeks 1922 beantwoordden de dadaïstische activiteiten niet meer aan de doelen die woordvoerder André Breton en zijn medestanders voor ogen hadden. Ze wilden zich niet langer uitsluitend afzetten tegen de maatschappij, maar er ook iets voor in de plaats stellen. Breton experimenteerde toen al twee jaar met automatisch schrijven. Automatisch schrijven is een techniek die Breton voor het eerst toepaste. Hij noteerde alles zo snel mogelijk zonder er bij na te denken. Zo hoopte hij wezenlijke zaken op papier te krijgen. Een gebeurtenis die zich eens vlak voor het inslapen afspeelde, vormde voor Breton de aanleiding voor dergelijke experimenten. Half wakker, half in slaap hoorde hij een vreemde zin: “Er is een man in tweeën gehakt door het raam.” Tegelijkertijd verscheen hem dit beeld haarscherp voor de ogen.
Er werden regelmatig woordspelen gehouden. Het meest bekende spel, waaraan vijf personen konden deelnemen, heet Le cadavre exquis. Bij dit spel kreeg ieder persoon een vel papier waarop hij een zelfstandig naamwoord schreef. Vervolgens werd het papier zo omgevouwen, dat het geschrevene niet meer zichtbaar was. De buurman schreef het volgende woord of zinsdeel op, vouwde het papier weer om en gaf het door. De eerste zin die men met dit spelletje kreeg was: “Le cadavre exquis boira le vin nouveau” ( het kostelijke kadaver zal de nieuwe wijn drinken). Dit werd tevens de naam van het spelletje.
Breton zag in de boven beschreven methoden om spontaan te schrijven onmiddellijk mogelijkheden voor de beeldende kunst. Diverse malen maakte hij samen met kunstenaars tekeningen volgens hetzelfde systeem als “Le cadavre exquis”. Maar los van de mogelijkheden die deze gezamenlijke spelletjes boden, zag Breton voor schilders een oneindig braakliggend terrein in het weergeven van de droomwereld. Ook de door hem toegepaste methode van automatische schrijven moest naar zijn mening om te zetten zijn in een proces waarbij de kunstenaar zijn pen of penseel beweegt zonder er bewust richting aan te geven.
De definitie van het surrealisme legde Breton vast in zijn eerste manifest; “Manifeste du surrealisme”. Met het eerste manifest kreeg de beweging in 1924 gestalte in een groep die alleen nog maar schrijvers omvatte. Er waren ook beeldende kunstenaars die tot de groep hoorden, maar die tekenden het manifest niet.
Het manifest was in feite een grote oproep tot absolute vrijheid voor de menselijke geest. Die oproep beperkte zich niet tot een artistieke of literaire problematiek, maar wilde alle aspecten van het menselijk bestaan omvatten. Het wilde de totale bevrijding van de mens als individu.
Breton gaf in zijn eerste manifest een definitie van wat hij onder surrealisme verstond.
“SURREALISME: Puur psychisch automatisme waarmee men zich voorneemt om, in woord en geschrift of op welke andere manier ook, de wezenlijke werking van het denken tot uitdrukking te brengen. Dictaat van het denken, zonder controle van de rede, in welke vorm dan ook, vrij van iedere esthetische of zedelijke vooringenomenheid.”
In deze definitie wordt een methode voorgesteld om het functioneren van het werkelijke denken uit te kunnen drukken en dit zodoende te leren kennen.
§ 2.3.2 De kenmerken van het surrealisme.
Het surrealisme heeft net als elke andere kunststroming een aantal kenmerken. Deze kenmerken waren oorspronkelijk kenmerken van het literaire surrealisme, maar ze zijn ook van toepassing in de beeldende kunst. De kenmerken zijn: het toeval, de liefde, het wonderlijke, de waanzin, de humor en de poëzie.
· Het toeval.
De surrealisten probeerden door middel van het toeval de grenzen van het menselijke bewustzijn te verruimen. Hiervoor gebruikten zij technieken die dit mogelijk maakten.
* ‘Le Cadavre Exquis’
* ‘frottage’
De surrealisten legden een vel papier op een voorwerp dat enig reliëf vertoonde en wreef met een potloot of verf over de andere zijde. Hierdoor kregen de surrealisten toevallige ‘afbeeldingen’.
* ‘decalcomie’
De surrealisten spreidden zwarte verf op een wit vel papier en bedekten dat met een soortgelijk vel waarop ze een middelmatige druk uitoefenden. Nadat ze het tweede val er rustig afhaalden ontstonden de gekste ‘afbeeldingen’
· De liefde.
In de surrealistische levenshouding stond de liefde centraal. De liefde was voor de surrealisten onverbrekelijk verbonden met de beleving van een ongeremde seksualiteit. Ze hadden dan ook het streven om de mens de bevrijden van alle seksuele taboes.
· Het wonderlijke.
“Kortom: het wonderlijke is altijd mooi, al het wonderlijke is mooi, sterker nog, alleen het wonderlijke is mooi” ( A. Breton in ‘Manifest van het Surrealisme’)
De surrealisten zochten constant naar ‘le merveilleux’, het wonderlijke. Het wonderlijk loopt als een rode draad door het werk van de surrealisten.
· De waanzin.
De surrealisten erkende het geniale karakter van bepaalden geestesziekten, omdat die sterker dan wie ook in de wereld van de droom en de verbeelding leven en in hun verbale uitingen soms dieper in het onderbewuste doordringen dan de ‘normale’ individu.
“Hysterie is een betrekkelijk onherleidbare geestestoestand die zich kenmerkt door een stoornis in de relatie tussen het ik en de morele wereld waarvan het in feite afhankelijk denkt te zijn. Hysterie is geen ziekelijk verschijnsel en kan in alle opzichten beschouwd worden als een expressiemiddel van het hoogste niveau.” ( Louis Aragon en Andre Breton in een in 1928 gepubliceerde tekst)
De surrealisten zien geestesziekten dus als een soort uitingsmiddel van het onderbewuste. Voor surrealisten zou het dan ook geen ziekte zijn, maar een voordeel.
· De humor.
Humor beschouwden de surrealisten als het beste wapen dat het individu kan hanteren tegen alles wat hem onderdrukt. In de films van Luis Buñuel, in samenwerking met Salvador Dali, is te ontdekken hoe de surrealisten de zwarte humor als wapen hanteerden.
De humor werd gebruikt als een absolute weigering om zich te plooien naar allerlei sociale en morele vooroordelen.
· De poëzie.
Poëzie betekende voor de surrealisten niet alleen het schrijven van gedichten en was dus niet alleen een puur literaire aangelegenheid. Je kon, volgens de surrealisten, de poëzie alleen maar beleven als je door de kracht van je eigen verbeelding de oude tegenstellingen tussen werkelijkheid en droom, het rationele en irrationele kon vernietigen en op die manier een nieuwe werkelijkheid kon bereiken. Het bereiken van een nieuwe werkelijkheid was het grote streefdoel van het surrealisme.
§ 2.4.1 Salvador Felipe Jacinto Dalí (1904-1989).
Een van de bekendste surrealisten is Salvador Dalí. Hij werd op 11 mei 1904 geboren in het kleine Spaanse stadje Figueras. Hij groeide op tussen de in huis wonende vrouwen: zijn moeder, grootmoeder, tante en kinderoppas. Zijn vader was een autoritaire man met conservatieve ideeën. Dalí verzette zich al vroeg tegen de poging van zijn vader hem discipline bij te brengen.
Al tijdens zijn schooltijd kreeg Dalí tekenonderwijs. In 1918 werd zijn werk voor het eerst in het stadstheater van Figueras tentoongesteld en door de critici zeer gewaardeerd. Naast de impressionistische schilderkunst richtte hij zich ook op de kubistische schilderkunst. Hij las het werk van Nietzsche, Kant en Voltaire en begon zich voor psychologie te interesseren. Hoewel hij in zijn schoolperiode slechts matige resultaten behaalde, haalde hij voor zijn toelatingsexamen voor de hogeschool uitzonderlijk goede cijfers, zodat de weg naar de kunstacademie voor hem open lag.
Na zijn schoolperiode ging Dalí in 1922 studeren aan de koninklijke kunstacademie van Madrid. Al heel snel werd de rebelse student gestuurd. Kort daarop organiseerde galerie Dalmau in Barcelona in 1925 de eerste solotentoonstelling van Dalí, die uitstekende kritieken kreeg. In juni 1926 moest Dalí voor de tweede keer de academie verlaten omdat hij weigerde examen af te leggen. Hij was er van overtuigd dat de kwalificatie van de examinator niet voldoende is om zijn talent te beoordelen. Zo bracht hij veel tijd door in Figueras en Cadaqués, waar hij zich intensief stortte op zijn artistieke studie. Toch heeft het verblijf in Madrid veel invloed gehad voor de rest van zijn leven. Hij had daar namelijk zijn eerste contact met het surrealisme.
In de jaren ‘70 schilderde Dalí nog maar weinig. Hij hield zich meer bezig met het ontwerp voor een museum in zijn geboorteplaats Figueras. Op 21 januari 1989 overleed Salvador Felipe Jacinto Dalí in de Galatea-toren van zijn museum in Figueras. In dat zelfde museum werd hij ook begraven.
§ 2.4.2 Dalí en het surrealisme.
De tijd tussen 1929 en het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog was de vruchtbaarste en belangrijkste fase in Dalí’s carrière. Hij ontmoette zijn toekomstige vrouw Gala Eluard en sluit zich aan bij de surrealisten.
Nadat Georges Bataille in 1929 een artikel over Dalí’s schilderij Het duistere spel had geschreven, begonnen de surrealisten Dalí als kunstenaar serieus te nemen. Als nieuw lid van de beweging hielp hij André Breton bij de oprichting van het tijdschrift Het surrealisme in dienst van de revolutie, ontwierp de titelbladzijde voor het Tweede surrealistische manifest en schreef meerdere artikelen en essays voor surrealistische publicaties.
Dalí was al sinds zijn studententijd vertrouwd met de geschriften en werken van de surrealisten en ook met de ideeën van Freud. Toen hij kennismaakte met de beweging, was deze al over zijn hoogtepunt heen, maar door de creatieve invallen van Dalí en zijn ontwikkeling van de ‘paranoïde-kritische methode’ werd ze weer nieuw leven ingeblazen. Deze ‘paranoïde-kritische methode’ was een van Dalí’s belangrijkste bijdrage aan het surrealisme.
Door een proces van hallucinatie, waartoe Dalí door het onderzoek van Sigmund Freud naar de droomduiding geïnspireerd was, probeerde de kunstenaar zijn waarneming van de werkelijkheid te veranderen. Freud had uitgevonden dat patiënten, die zich onder hypnose verdrongen, traumatische voorvallen konden herinneren. De bewustmaking hiervan zou tot afname van de psychische ziekte kunnen leiden. Freud benadrukte daarom de waarde van dromen en de vrije, spontane associatie, om zo herinneringen en ervaringen uit het onbewuste naar boven te brengen.
Dalí ging nu verder met de door de surrealisten ontwikkelde techniek van de vrije associatie, het automatisme. Hij vertaalde zijn droombeelden naar de schilderkunst. Dit betekende dat er geen censuur was op de onbewuste beelden, maar dat ze werden omgezet in concrete schilderijen, waardoor “handgemaakte foto’s” ontstonden. Terwijl het surrealistische automatisme een andere, nieuwe werkelijkheid openbaarde, onderzocht Dalí deze andere werkelijkheid en hielp zo mee haar te leren kennen.
Veel van Dalí’s waanzinnige beeldelementen hebben op grond van zijn bemoeienis met objectivering en systematisering een symbolische betekenis gekregen: de mieren staan voor verrotting en ontbinding, de overdimensionale hand voor de masturbatie van een mannelijk persoon, de sprinkhanen zijn het symbool van de angst dat nog uit zijn jeugd stamt, en de met uitwerpselen besmeurde kledingstukken verbeelden schaamte en seksuele remmingen.
In het begin van de jaren ‘30 distantieerde Dalí zich steeds meer van de politieke idealen van de surrealisten. In 1933 schilderde hij een omstreden portret van Lenin en toen hij ten slotte een hakenkruis in zijn schilderij weergaf, kwam het voor het eerst tot een groot schandaal. André Breton was woedend over de schilderijen en stelde voor Dalí uit de groep
van de surrealisten te zetten. Op 5 februari 1934 vond er een ‘proces’ plaats, waarin Dalí zich op een surrealistische wijze verdedigde. Hij had zijn Hitler en Lenin vanuit een droomtoestand gecomponeerd, zijn interesse in de Duitse dictator was apolitiek en zuiver artistiek van aard. Taboes waren vogelvrij, anders mocht Breton hem een lijst met thema’s geven, die hij dan zou behandelen. Gedurende deze zitting had Dalí een koortsthermometer in de mond en deed alsof hij griep had. In de loop van zijn verhaal ontkleedde hij zich, totdat hij zijn verdediging ten slotte met een naakt bovenlichaam en de volgende zin beëindigde:
“En wanneer ik vannacht een droom heb dat wij tweeën van elkaar houden, dan zal ik morgenvroeg onze standjes met veel details schilderen.”
Breton moest de verwijten tegen Dalí laten varen. Het schandaal leidde al snel tot het eind van hun artistieke en persoonlijke vriendschap.
Na de breuk met Breton, bleef Dalí zich nog wel interesseren in het onbewuste. In zijn schilderijen zijn steeds meer reacties op de politieke gebeurtenissen terug te vinden. Zowel reacties op binnenlandse politieke gebeurtenissen, zoals de Spaanse Burgeroorlog, als op buitenlandse politieke gebeurtenissen, zoals de Tweede Wereldoorlog.
Hoofdstuk 3: Verbanden tussen het surrealisme en de samenleving.
De meeste kunstenaars proberen, door middel van een legale manier, te reageren op de gebeurtenissen in de wereld. Dit doen zij onder andere in schilderijen, beeldhouwwerken, gedichten en boeken. Er zijn bijvoorbeeld tal van utopieën geschreven. Daarin werd een ideale wereld beschreven, maar er waren ook utopieën die juist een soort ondergang van de wereld beschreven. Karl Marx heeft ook een soort utopie geschreven. Hij beschreef hoe een proletarisch leger de macht zou over nemen. Dit zou de ondergang betekenen van het kapitalisme. De productiemiddelen zouden in handen zijn van alle mensen.
Er waren niet alleen reacties op de politiek die bedreven werd, maar er waren ook reacties op de economie en de cultuur. Het dadaïsme is bijvoorbeeld een kunststroming die zich niet alleen afzet tegen de maatschappelijke orde, maar ook tegen de andere kunststromingen. Het dadaïsme werd ook een antikunst genoemd.
§ 3.1. Het surrealisme en de politiek.
André Breton, de oprichter van het surrealisme, was er omstreeks 1925 achter gekomen dat de ware bevrijding van de mensheid alleen mogelijk was na een revolutie van het proletariaat. Breton riep alle surrealisten op om lid te worden van de communistische partij, maar de meesten weigerden op die manier met politiek bezig te zijn. Vanaf dat moment waren er talloze grote en kleine conflicten. In surrealistische tijdschriften kregen de kunstenaars die weigerden toe te treden tot de communistische partij er flink van langs. De meeste ruzies waren echter van korte duur.
Breton en zijn groep kozen voor een maatschappij zoals het zich in de jonge Sovjetrepubliek ontwikkelde. Levensbeschouwelijke en artistieke opvattingen moesten gekoppeld worden aan een doeltreffend sociaal-economisch systeem dat grondig met de bestaande maatschappelijke structuren afrekende.
Deze nieuwe oriëntering gaf binnen de groep aanleiding tot verwoede discussies en ruzies. Met enkele surrealisten werd in het tweede manifest keihard afgerekend. Aan de ene kant werden er surrealisten uitgesloten, maar er voegden zich ook nieuwe leden bij de groep waaronder Salvador Dalí, René Magritte en Louis Buñuel. Er waren dus ook surrealisten die dezelfde denkwijze hadden als Breton en de communisten. Samen maakten de surrealisten een nieuw tijdschrift met een naam die aan duidelijkheid niets te wensen overliet: ‘Le Surréalisme au service de la Révolution’ (‘Het surrealisme in dienst van de revolutie’).
Al vrij snel echter bleken de opvattingen van Breton over de functie van de kunst niet te kloppen met de visie van de communistische partij. Hij vond de idee dat kunstenaars hun werk ten dienste moesten stellen van de politieke zaak geheel achterhaald. Kunst moest vrij zijn en hoefde in zijn ogen geen sociaal onderwerp te hebben. Als de kunstenaar maar revolutionair dacht, was dat naar zijn mening voldoende.
Toen de surrealisten zich in 1933 kritisch uitlieten over het schrikbewind van Stalin, de opvolger van Lenin, werden zij verstoten. In de bundel teksten: ‘Position politique du surréalisme’ rekende Breton definitief af met de communistische partij. De politieke voorkeur van Breton ging daarna uit naar Trotski, de tegenstander van Stalin, met wie hij ook persoonlijk contact had tijdens een verblijf in Mexico. Samen stelden zij een manifest op.
Het surrealisme had niet alleen verbanden met het communisme. De surrealisten waren in het algemeen tegen dictators. Ze waren immers vóór ongebonden vrij-zijn. Daar zijn dan ook invloeden van terug te vinden in hun schilderijen. Ook de dreigende oorlog was een onderwerp die de surrealisten in hun schilderijen verwerkten. Oorlog was immers een beginnende onderdrukking. Sommige surrealisten verwerkten ook binnenlandse gebeurtenissen in hun schilderijen. Salvador Dalí heeft veel schilderijen gemaakt waarin de afkeer tegen de Spaanse Burgeroorlog is terug te vinden.
Op het politieke vlak heeft het surrealisme geen eigen weg gevonden. Mogelijk omdat het streven naar ongebonden vrij zijn en toch samen leven paradoxaal is.
§ 3.2. Het surrealisme en de economie.
De relatie met het communisme betekent bijna automatisch de afkeer tegen het kapitalisme.
Ze wilden dat iedereen vrij was. Niet dat er een paar mensen het geld hadden en daarmee ook alle macht in handen hadden. Dat zou tevens ook in de richting van een dictatuur gaan.
Na de Eerste Wereldoorlog ging het slecht met de economie in Europa. Veel landen waren totaal bankroet. Veel kunstenaars voelden zich toen verplicht om hun werk in dienst te stellen van de sociale vooruitgang. Hier waren overigens niet alle surrealisten het mee eens, want de kunstenaars die hun werk in dienst van de sociale vooruitgang stelden grepen vaak terug naar aspecten uit andere kunststromingen, zoals het futurisme of het expressionisme.
Veel verbanden heeft het surrealisme niet met de economie. Het belangrijkste verband is dat de surrealisten voor sociale vooruitgang waren. Dat hoopte sommige van hen te bereiken door zich aan te sluiten bij een communistische partij. Anderen hielden het bij het beïnvloeden van hun schilderijen met hun gevoelens.
§ 3.3. Het surrealisme en de cultuur.
Net als het dadaïsme zette het surrealisme zich ook af tegen de gevestigde kunst. Het dadaïsme was alleen een soort provocatie. Dadaïsten lieten de mensen, door middel van literaire avonden in het literaire café Cabaret Voltaire, weten hoe zij over de gevestigde kunst dachten. Met provocaties, zoals met krijt allerlei kunstwerken tekenen om het daarna weer demonstratief met een natte spons uit te vegen en, hard met klokken luiden tijdens een voordracht van een gedicht, probeerde de dadaïsten de boodschap duidelijk te maken. Deze boodschap hield het volgende in: het moest maar eens afgelopen zijn met die verering van de kunst. Bezoekers van dat soort literaire avonden tolereerden deze provocaties niet en gingen meestal boos weg. Vandaar dat het surrealisme anders te werk ging. Het surrealisme wilde er iets voor in de plaats stellen. De surrealisten maakten schilderijen, gedichten enzovoorts, waaruit af te leiden was dat ze zich afzetten tegen de gevestigde kunst.
De surrealisten wilden afrekenen met de esthetische wetten die er waren in de kunstwereld. Zij hechtten bijzondere waarde aan de artistieke producten van kinderen, geesteszieken en amateurschilders. Die opereerden vanuit zuiver creatieve impulsen en werden dus niet gehinderd door conventies en esthetische wetten.
Het surrealisme heeft ook op een andere manier verbanden met de cultuur. Het surrealisme is namelijk beïnvloed door een aantal kunststromingen. Vooral de metafysische schilderkunst en het dadaïsme hebben veel invloed op het surrealisme gehad. De surrealisten herkenden bij de metafysische schilderkunst het belang van het onbewuste en lieten zich inspireren door de werken van de schilders die tot die stroming behoorden, vooral door de onverwachte combinatie van ongelijksoortige objecten. Van het dadaïsme hebben de surrealisten het irrationele aspect overgenomen.
§ 3.4. Analyses
Salvador Dalí
Het raadsel van Hitler, 1938
De troosteloosheid van het landschap, de afgezaagde boom en de gebroken telefoonhoorn met kapot getrokken snoer verwijzen in dit werk, ontstaan in de periode van de crisis in München, naar de vruchteloze vredesonderhandelingen. Chamberlain en Hitler hadden in die periode vele telefonische onderhandelingen gevoerd.
Salvador Dalí
Zachte constructie met gekookte bonen – voorgevoel van de burgeroorlog, 1936
Twee enorme menselijke lichamen paren, trekken als waanzinnigen aan elkaar en wurgen zichzelf daarbij. Een paar gekookte bonen zijn de laatste etensresten in het verstarde landschap.
Bonen zijn een vastenkost en staan symbool voor honger en oorlog.
Dalí heeft dit schilderij zes maanden voor het uitbreken van de burgeroorlog in Spanje geschilderd. Het schilderij hoeft op zich niet een concrete politieke situatie voor te stellen. Het kan ook als een tijdloze reactie of aanklacht worden opgevat.
Conclusie
In hoeverre is het surrealisme een reactie op de politieke, economische en culturele ontwikkelingen in het Interbellum?
Het surrealisme reageert zowel op de politieke ontwikkelingen als op de economische en de culturele ontwikkelingen. Op de ene ontwikkeling is die reactie groter dan op de andere en er is ook een verschil tussen de reacties.
De surrealisten hebben het meeste gereageerd op de politieke ontwikkelingen, zowel op de ontwikkelingen die internationaal waren als op de binnenlandse ontwikkelingen. Deze reacties gaven een afkeer weer. Afkeer tegen een dictatuur, afkeer tegen een burgeroorlog, afkeer tegen onderdrukking en afkeer tegen een dreigende wereldoorlog.
In het Interbellum waren ook veel ontwikkelingen. Het was een periode tussen twee wereldoorlogen. Tussen die wereldoorlogen was ten eerste een verwerkfase van de Eerste Wereldoorlog en ten tweede een voorbereidingsfase van de Tweede Wereldoorlog. In allebei die fasen ontstonden er prikkelingen. Prikkelingen tussen machtspersonen. Aan de ene kant stonden de vredebewaarders en aan de andere kant stonden de dictators. Deze prikkelingen waren er al in de verwerkingsfase, maar in de voorbereidingsfase werden deze prikkelingen steeds groter. De surrealisten reageerden hierop, door aspecten weer te geven in hun schilderijen. Deze schilderijen hadden zij irrationeel vervaardigd, waardoor de drang naar vrijheid ook weergegeven werd.
De economische ontwikkelingen stonden eigenlijk in verband met de politieke ontwikkelingen. Na de Eerste Wereldoorlog was de economie slecht. Daarna ging het weer wat beter, maar door weer slechte economische omstandigheden kon de Tweede Wereldoorlog ‘voorbereid’ worden. De reactie van de surrealisten was dus ook afkeer, die zij weergaven in hun schilderijen, maar daar moet nog een type reactie aan toegevoegd worden. De surrealisten voelde een verplichting om hun werk in dienst te stellen van de sociale vooruitgang. Dit is uiteraard een andere soort reactie.
De reacties op de culturele ontwikkelingen zijn ook verschillend. De surrealisten reageerden op sommige kunststromingen, zoals het expressionisme en het futurisme, op een destructieve manier. Ze wilden die kunst vernietigen. Er ontstond een soort vernietingsdrang. Dit was ook al bij het dadaïsme aan de orde, maar in die stroming stelden de dadaïsten er niets voor in de plaats. Ze wilden alleen maar provoceren. De surrealisten stelden er wel wat voor in de plaats, maar hebben het provoceren van de gevestigde kunst wel overgenomen van het dadaïsme. Ook heeft het surrealisme invloed gehad van de metafysische schilderkunst. Ondanks de goede eigenschappen van het dadaïsme en de metafysische schilderkunst wilde het surrealisme het toch nog anders doen. De surrealisten reageerden op die stromingen door verbeteringen aan te brengen en het dus net iets anders te doen. Maar er werden wel gedeelten van de gedachtegang van allebei de stromingen overgenomen.
Het surrealisme is dus een reactie op de politiek, economische en culturele ontwikkelingen in het Interbellum, maar de reacties verschillen dus voor elke soort ontwikkeling.
REACTIES
1 seconde geleden
A.
A.
Ik vind het niet erg overzichtelijk.
Wat ik wil vinden kan ik nu niet vinden want ik ga niet de hele tekst lezen.
Ik geef het een 2.5 om nog een beetje sportief te zijn.
Het valt me erg tegen moet ik zeggen!
Volgende werkstuk moet stukken beter!
11 jaar geleden
AntwoordenS.
S.
Mist bronvermelding, voornamelijk van https://www.surrealisme.nl/surrealisme-kenmerken/
Dit stuk is bijna gekopiëerd.
7 jaar geleden
Antwoorden