Het huwelijk in de Middeleeuwen

Beoordeling 5.1
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • Klas onbekend | 5614 woorden
  • 17 augustus 2010
  • 108 keer beoordeeld
Cijfer 5.1
108 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
ADVERTENTIE
Maak kans op 50 euro Bol.com tegoed 💜

Scholieren.com wil weten hoe school écht is voor jou. Vul de vragenlijst in (7 - 10 min) en laat weten wat er beter kan. Wij luisteren — en je maakt kans op 50 euro 💶

Doe mee
1.    Inleiding
Ik vond het fijn dit onderwerp te behandelen omdat ik nu nog duidelijker de verschillen en de evolutie zie tussen hoe het huwelijk toen was en hoe het nu is geworden(dit zal je zelf tijdens het lezen ervaren). Ik heb verscheidene dingen bijgeleerd. Naarmate je deze tekst leest, zie je zelf ook de progressieve evolutie van het huwelijk. Deze tekst is het resultaat van veel zoekwerk op het Internet (o.a. Wikipedia) en in de bibliotheek. Er zijn stukken tekst die overgenomen zijn van teksten uit de middeleeuwen. Ik denk dat mensen die vinden dat het leven vandaag hard is, zich vast gelukkig zullen prijzen dat ze in deze eeuw geboren zijn.
2.    Wat is de betekenis van een huwelijk in de middeleeuwen?


2.1    Definities

Het is belangrijk het onderwerp van dit eindwerk precies af te bakenen. Daarom moeten de twee begrippen uit de titel, “huwelijk” en “middeleeuwen”, zo precies mogelijk gedefinieerd worden.
    Een “huwelijk” is een gemeenschap aangegaan tussen man en vrouw, in principe voor het leven, volgens en bekrachtigd door de maatschappelijke, juridische en dikwijls ook religieuze voorschriften . In dit werk gaat de meeste aandacht naar de instelling van het huwelijk en de gevolgen ervan voor de huwelijkspartners. De huwelijksceremonie of bruiloft is de belangrijkste etappe op de weg naar het huwelijk en ook daar zal ik de nodige aandacht aan besteden.
    Met “Middeleeuwen”  wordt de periode tussen de oudheid en de nieuwe tijd aangeduid in de geschiedenis van Europa.
De Middeleeuwen worden vaak onderverdeeld in 3 kleinere periodes:
    Vroege of donkere Middeleeuwen: 4e eeuw-10e eeuw, worden gekenmerkt door het verval van het Romeinse Rijk, toenemende barbarisering en verschillende invasies, zowel van Germaanse stammen als van enkele steppevolkeren. De vroege Middeleeuwen eindigen na het uiteenvallen van het rijk van Karel de Grote, die de feodaliteit  heeft geïntroduceerd. Er ontstaan kleine locale vorstendommen.
    Hoge of volle Middeleeuwen: 10e eeuw-13e eeuw, worden gekenmerkt door het belang van de feodale structuren en een verandering in het erfrecht waardoor de alleenstaande vorstendommen zich beginnen uit te breiden zowel door oorlog als door huwelijken. De Europese rijken richten zich buiten Europa voornamelijk op het Midden-Oosten in de vorm van kruistochten.
    Late Middeleeuwen: 13e eeuw-15e eeuw. De kennis meegebracht uit de kruistochten en opgedaan in de strijd tegen Arabische invallen in Spanje brengt een langzame overgang naar de nieuwe tijd. De Europese rijken richten hun aandacht buiten Europa op het Oosten. Door de opkomst van rijke steden vermindert de greep van het feodale systeem. De Zwarte Dood bereikt Europa: hele streken raken ontvolkt door de pest.

2.2    Analyse van het begrip “Huwelijk”

Een huwelijk heeft altijd twee aspecten die van belang zijn.: een werelds en een spiritueel. Geen van beide aspecten is ooit onbelangrijk geweest, maar in de loop der tijd werd soms meer en soms minder belang gehecht aan het ene of het andere aspect.

2.2.1    Het wereldse aspect van het huwelijk in de middeleeuwen

Aan de ene kant is het huwelijk een wereldse, publieke gebeurtenis, een ceremonie met gevolgen voor de bezittingen van de echtgenoten. Bovendien worden de kinderen uit een huwelijk de toekomstige erfgenamen van hun ouders. Een huwelijk heeft dus in de eerste plaats belangrijke materiële gevolgen. Het is dan ook uiterst belangrijk voor een familie om de geschikte echtgenoten te vinden opdat de sociale rang, de familiebezittingen en de eer van de voorouders bewaard zouden blijven voor de toekomst. De huwelijksovereenkomst is dan ook de afloop van lange onderhandelingen tussen twee families.
De overeenkomst berust op een weloverdachte strategie lange termijn. Het is dan ook normaal dat de huwelijksbeloften gedaan worden lang voordat het eigenlijke huwelijk voltrokken wordt (zie verder). De volgende drie onderlinge ideeën schijnen steeds min of meer aanwezig te zijn in de middeleeuwse huwelijksstrategieën.
    Ten eerste zal men neigen naar endogamie, m.a.w. men zal bewust of onbewust trachten een bruid te vinden die afstamt van dezelfde voorouder als de bruidegom. Op die manier zal het huwelijk het familiepatrimonium eerder verenigen dan verspreiden.
    Ten tweede zal men trachten het nakomelingschap en dus ook het aantal huwelijken te beperken. Indien het nakomelingschap te talrijk is loopt men het risico dat de erfenis verwatert en dat de familie dus verarmt. Dat is de reden waarom een deel van de jonge mannen, de erfgenamen, een leven als geestelijke in celibaat  moest leiden.
    Ten derde is men bezorgd niet te veel af te staan aan de andere familie in verhouding tot wat het huwelijk kan opbrengen.
Doordat een deel van de jonge mannen niet mocht trouwen omdat daardoor het familiepatrimonium zou verspreid raken, was het aantal beschikbare vrouwen op de “huwelijksmarkt” groter dan het aantal beschikbare mannen. Alleen de mannen konden immers de familiebezittingen erven. Daardoor hadden de jonge mannen een bredere keuze en werd het gewoon dat de bruid afkomstig was van een rijkere en hogere stand dan de bruidegom.

2.2.2    Het spirituele aspect van het huwelijk in de middeleeuwen

Aan de andere kant leidt het huwelijk tot nakomelingschap. Man en vrouw creëren nieuw leven en daardoor krijgt het huwelijk een spiritueel karakter. De band tussen man een vrouw door het huwelijk is de afspiegeling van de band tussen Christus en de Kerk of tussen de mensheid en God. De Kerk zal trachten de nadruk te leggen op het akkoord tussen de echtgenoten, tussen twee zielsverwanten, los van de familiale dwang die eerder materiële belangen nastreeft.
Maar de Kerk zal ook trachten een absolute monogamie  op te leggen. Ze veroordeelt de verstoting  en elk tweede huwelijk en meent dat weduwen in het klooster moeten treden.
In het West-Europa van de Middeleeuwen, werd meer dan een vorm van verbintenis tussen man en vrouw sociaal aanvaard. In de vroege middeleeuwen was samenwonen of concubinaat sociaal even goed aanvaard en wettelijk geldig als het huwelijk.
Het grootste verschil tussen concubinaat en huwelijk was de sociale status van de vrouw tegenover de man. In een concubinaat waren de partners evenwaardig aan elkaar, terwijl dit in het middeleeuwse huwelijk helemaal niet het geval was. Het huwelijk dient om bezittingen over te dragen en om de familie verder te zetten. Om deze doelstellingen te bereiken, kan je dus best met iemand trouwen met dezelfde of een hogere sociale status. Door een huwelijk kan een familie haar sociale status dus behouden of verbeteren. Concubinaat vervulde het individuele verlangen naar een levensgezel of seksuele voldoening. Dit wil echter niet zeggen dat concubinaat niet formeel erkend zou zijn. Concubinaat  was een verbintenis die gepaard ging met een ceremonie, net zoals het huwelijk.
De Kerk tracht haar moraal op te leggen aan de echtgenoten. Voor de Kerk is het huwelijk en de bijhorende seksualiteit gericht op de voortplanting. Volgens Gregorius de Grote  overtreden de echtgenoten de wet van het huwelijk als ze zich overgeven aan het plezier. “Dat ze zich onthouden van elke vleselijk (seksueel) plezier op de heilige tijdstippen , of God zal zich wreken: iedereen weet dat de mismaakten, de verminkten en alle kwaadaardige kinderen verwekt zijn op zondagnacht. “.

3.    De evolutie van het huwelijk in de middeleeuwen


3.1    De vroege middeleeuwen

De Franken maakten reeds in de vierde eeuw het onderscheid tussen twee soorten huwelijk die ze “Muntehe” en “Friedehe” noemden. De twwe soorten huwelijk waren allebei algemeen gangbaar, maar hadden erg verschillende gevolgen voor de huwelijkspartners en –vooral- hunbezittingen.

    Muntehe was definitief van aard. Het gevolg was dat bezittingen overgedragen werden van de ene familie naar de andere.
    Friedehe was tijdelijk van aard en leidde niet tot overdracht van eigendommen. De kinderen uit een Friedehe-huwelijk waren officieel erkend door hun ouders en de gemeenschap, net zoals die uit een Muntehe-huwelijk.
Karel de Grote  liet zijn dochters bijvoorbeeld toe een friedehe-huwelijk aan te gaan, maar geen muntehe-huwelijk. Door een muntehe-huwelijk zou hij immers de controle over zijn dochter verliezen en haar bruidschat voor altijd verliezen. Door de friedehe-huwelijken behield hij de controle over zijn dochters en –vooral- over hun bezittingen.
Door de kerstening  van West-Europa werden de heidense gebruiken vervangen door Christelijke. Tegelijkertijd werden de Romeinse cultuur en het Romeinse rechtssysteem uitgedragen. Voor de Romeinen was de wederzijdse toestemming van de echtgenoten het belangrijkst en volstond dit ook. Een ceremonie of een geschreven contract was niet echt nodig. Bij de Franken en de Germanen was het belangrijk dat het huwelijk “geconsumeerd” werd, maar de toestemming van de vader van de bruid was nog belangrijker. Zonder die toestemming was er sprake van “verleiding” en daar kon zelfs de doodstraf op staan. Zonder de ouderlijke toestemming riskeerden de twee echtgenoten de dood of verbanning.
In het Engeland van de Angelen en de Saxen  was het gewoon te huwen door de bruid te kopen. De man betaalde met geld voor zijn bruid. Men weet echter niet zeker of hij echt zijn bruid kocht, of eerder het recht haar bezittingen te beheren. De gehuwde vrouw bleef, zoals een kind, onmondig. De voogdij over haar berustte bij de man. Zij kon niet zelf handelen en bijvoorbeeld een huis kopen of doen wat ze wilde met haar eigen bezittingen. Daarvoor had ze steeds de toestemming van haar man nodig.
Hincmar, de aartsbischop van Reims (845-882) heeft getracht orde op zaken te stellen in een verhandeling met de titel “De Divorto”. Voor hem moest voldaan zijn aan de volgende vier voorwaarden opdat er sprake zou kunnen zijn van een huwelijk:
    de partners moesten vrij zijn, van dezelfde rang en toestemmen;
    de vrouw moet door haar vader weggegeven worden, samen met een bruidschat;
    het huwelijk moet in het openbaar voltrokken worden;
    het huwelijk moet seksueel “geconsumeerd” worden.
Hincmar probeerde dus de Romeinse tradities in overeenstemming te brengen met de Germaanse.

3.2    De hoge middeleeuwen

Naarmate de Kerk sterker werd in de middeleeuwen (vanaf de twaalfde eeuw) drong ze meer en meer haar standpunt tegenover het huwelijk op. Voor de Kerk moest een huwelijk gelden voor het leven en was het uitgesloten dat iemand er een tweede partner op na hield.
Met de verdere opkomst van de Kerk, wogen de Romeinse opvattingen steeds zwaarder door. Dit betekende dat de wederzijdse instemming belangrijker werd dan de seksuele relatie tussen de echtgenoten. In de twaalfde eeuw, stelde Gratian, een monnik, in zijn verhandeling “Over de sacramenten van de Christelijke religie”, dat getuigen zeker niet nodig waren om een huwelijk te voltrekken. Een geheim huwelijk was dus perfect toegelaten.
Vanaf de twaalfde eeuw ontstond verwarring doordat men het onderscheid begon te maken tussen huwelijksbeloften die in de tegenwoordige tijd werden uitgesproken (verba de praesenti) en huwelijksbeloften in de toekomende tijd (verba de futuro, eigenlijk de verloving). Zo verklaarde Paus Alexander III (1159-1181) dat de verba de praesenti essentieel waren en dat de verba de futuro (verloving) pas geldig waren wanneer het huwelijk seksueel geconsumeerd was.
In deze klassieke doctrine kwamen  dus drie essentiële tijdstippen voor:
    Matrimonium initiatum : verloving of huwelijksbeloften voor de toekomst
    Matrimonium ratum : instemming voor het heden
    Matrimonium consommatum : het huwelijk wordt seksueel “geconsumeerd”

3.3    De late middeleeuwen

Vanaf de dertiende eeuw begon de Kerk eigen richtlijnen op te stellen voor Christelijke huwelijken. Met het vierde concilie  van Lateranen in 1215 werd de aanwezigheid van een priester verplicht. Bovendien moesten de huwelijken aangekondigd worden in de parochies van de toekomstige echtgenoten. Vreemd genoeg erkende de Kerk daarna nog altijd huwelijken die voltrokken waren zonder de aanwezigheid van een priester.
Voor het Concilie van Lateranen  was de aanwezigheid van een priester op het huwelijk helemaal niet nodig. De rol van de priester bestond er gewoon in het koppel te zegenen, maar dat kon hij ook na de voltrekking van het huwelijk doen. De bisschop van Bourge verbood in de negende eeuw de priesters van zijn diocese zelfs deel te nemen aan huwelijksceremonies omdat daardoor de seksuele relatie tussen de echtgenoten gevierd werd.
Er bestaat een tekst over een huwelijksfeest in Ardres (Frankrijk) in 1194. Daarin wordt beschreven dat de priester er alleen bijgeroepen werd om het koppel te zegenen, hen met wijwater te besprenkelen en het bed te bewieroken. Er bestaan echter ook geschriften over huwelijksceremonies die volledig door een priester geleid waren. Vanaf de dertiende en de veertiende eeuw raakte de aanwezigheid van een priester echter ingeburgerd. In 1403 ging de bisschop van Magdeburg zelfs zo ver de koppels die trouwden zonder een priester te excommuniëren . Vanaf de vijftiende en de zestiende eeuw werd de aanwezigheid van een priester normaal.
Doorgaans diende ook de leenheer met het huwelijk in te stemmen en moest de lijfeigene  hem bij die gelegenheid een bijzondere cijns betalen en symbolische geschenken geven, zoals een huwelijksgerecht of een geschenk in zilver.
De minimum leeftijd werd door de Kerk gesteld op 12 jaar voor de vrouw en 14 jaar voor de man.

4    Hoe werd een huwelijk gesloten?

In de middeleeuwen werd het huwelijk in twee fasen voltrokken : de “huwelijksbeloften voor de toekomst” of verloving en de eigenlijke bruiloft. Het waren twee afzonderlijke ceremonieën die allebei van groot belang waren voor de huwelijkspartners.

4.1    De huwelijksbeloften voor de toekomst of verloving

De huwelijksbeloften voor de toekomst of verloving gingen gepaard met het nodige ceremonieel. De ouders van de bruidegom gingen naar het huis van de familie van de bruid. Daar beloofden ze de eenheid van de twee families en werden cadeaus overhandigd om de overdracht van bezittingen te symboliseren. Paus Nicholaas  schreef in 860 dat het geven van een ring en een kus deel uitmaakten van de verlovingsceremonie. Soms schudde de vader van de bruid de hand van de toekomstige bruidegom. In de vijftiende eeuw werd de verloving in Frankrijk bezegeld door wijn te drinken en een stuk fruit te eten.
Tijdens deze plechtigheid werden symbolische daden gesteld, zoals de omhelzing van de bruid, die later deel zouden uitmaken van de eigenlijke huwelijksceremonie.
Bij de verlovingsceremonie werden de overeenkomsten gesloten over de bezittingen, de bruidschat en de erfenis. Het kan ook zijn dat door de verloving de man de eigenaar of de voogd werd van de vrouw. De huwelijksceremonie kan dan beschouwd worden als de viering van de inbezitname van de vrouw (samen met haar bezittingen) door de man.

4.2    De bruiloft of het eigenlijke huwelijk

Er kon best een tijdje verlopen tussen de verloving en de bruiloft. Dikwijls liet dit toe het feest voor te bereiden, maar het kon ook nodig zijn omdat de bruidegom nog te jong was. Als voorbeeld kan het huwelijk vermeld worden van Jeanne, dochter van de graaf Waleran van Saint-Pol en Antoine, zoon van Hertog Philips de Stoute van Bourgondië. Het huwelijkscontract werd getekend in 1393 en vanaf dat tijdstip leefde Jeanne bij de familie van Antoine.  Men begon met de voorbereiding van het huwelijk in 1401. In november volgde de verloving en in april 1402 volgde uiteindelijk de bruiloft.
In de vroege middeleeuwen  ging de verloving met meer ceremonieel gepaard dan de bruiloft, maar met de tijd en de toenemende invloed van het Romeins recht op de Kerk, veranderde dit. Voor de Kerk was de verloving (verba de futuro) niet bindend terwijl het huwelijk zelf (verba de praesenti) niet kon ongedaan gemaakt worden.  De Kerk begon dan ook meer en meer de nadruk te leggen op de onverbreekbare, definitieve overeenkomst. Hierdoor wordt immers een levenslange band geschapen tussen de partners.
Eigenlijk is het niet meer dan normaal dat huwelijksbeloften konden verbroken worden. Het huwelijk is immers precies gebaseerd op de vrije wil van de partners en een gedwongen huwelijk, wanneer een van de partijen wenst terug te komen op zijn of haar huwelijksbeloften, is dan ook niet denkbaar. Een huwelijk dat niet gebaseerd is op de vrije wil van de echtgenoten is daarom ook nietig.
Vroeg middeleeuwse huwelijksceremonies stelden eigenlijk niet zo veel voor. Tot in de twaalfde eeuw is er sprake van feestvieringen en een stoet die het koppel begeleid tot het huwelijksbed.
Voor de vroege Kerk kwam er maar weinig ceremonieel bij te pas : de handen van het koppel vouwen, de zegen uitspreken, het haar van de bruid losmaken, het koppel kronen met een krans en de bruid naar haar nieuwe huis dragen…
Eerder is al vermeld dat de aanwezigheid van een priester oorspronkelijk niet vereist was bij een huwelijksceremonie. Van wanneer dateert dan de traditie het huwelijk te vieren in de kerk in aanwezigheid van een priester ? Tot de tiende eeuw, woonde het koppel waarschijnlijk ergens tussen de verloving en de bruiloft gewoon een speciale huwelijksmis bij. Pas vanaf de twaalfde eeuw vinden we geschriften waarin sprake is van een Christelijke ceremonie in verband met de verloving en het eigenlijke huwelijk.
In de twaalfde eeuw grijpt nog een belangrijke verandering plaats. Voor het eerst is er sprake van een ceremonie aan de poort van de kerk. Men neemt aan dat de verlovingsceremonie, met onder andere het geven van de ring, geleidelijk aan verhuisd is naar de kerk. Vanaf dan werden de verloving en het eigenlijke huwelijk gevierd in een enkele ceremonie. Doordat de ceremonie nu plaats had aan de kerkpoort, moesten het koppel en de gasten zich verplaatsen in een stoet. Deze stoet begon langzamerhand een deel te vormen van de huwelijksceremonie. Wanneer er twijfel ontstond over een huwelijk waren de getuigenissen van de stoet belangrijk om het huwelijk te bewijzen.
Wanneer de stoet aankomt bij de kerk gaat de priester na of niets het huwelijk belet, zoals een eerder huwelijk of te nauwe familiebanden tussen bruid en bruidegom. Daarna vraagt hij of de partners instemmen met het huwelijk en verleent hij hen de zegen van de Kerk. De partners stemmen actief of passief in. Passief instemmen wil zeggen dat ze gewoon antwoorden met “ja”. Actief instemmen betekent dat ze een formule uitspreken zoals “Ik neem je tot man/vrouw” of “Ik geef mezelf aan jou”, waarop de partner antwoordt “Ik ontvang je.”.
Een erg mooi voorbeeld  dateert uit 1374 en is afkomstig uit Apt, in het Zuiden van Frankrijk.
“Je,NOM, donne mon corps à toy, NOM, en loyal mari.”
“ Et je le recoy. ”
“Je, NOM, donne mon corps à toy, NOM.”
“Et je le recoy. ”
De volgende actieve instemmingsformule dateert van het einde van de veertiende eeuw en werd gevonden in de abdij van Barbeau:
“NAAM, ik neem je tot vrouw en ik huw je; en ik beloof je de trouw en de gehechtheid van mijn lichaam en mijn bezittingen; en ik zal je behouden in gezondheid en in ziekte en in alle omstandigheden die de Heer behagen, noch zal ik ten goede of ten kwade veranderen tegenover jou, tot het einde”.
Nadat bruid en bruidegom elkaar hun ja-woord hebben gegeven, zegent de priester hen en geeft de bruidegom een ring aan de bruid. In die tijd gaf de bruid nog geen ring aan de bruidegom. Een Keulense tekst uit de veertiende eeuw luidt als volgt:
“So sall der Brudgam dan der Rynck nemen ind stechen dan der Rynck der Bruyt in yren Vynger neyst den kleynen Vynger .”.
In Frankrijk en Engeland ging het aandoen van de ring met meer ceremonieel gepaard, maar aan welke vinger van welke hand de ring werd gedragen verschilde volgens tijdstip en plaats. Isidoor van Sevilla schreef in de zevende eeuw dat de ring moest geschoven worden aan de vierde vinger omdat daarin een ader bloed rechtstreeks naar het hart voerde. Gewoonlijk werd de ring gedragen aan de rechterhand en het is pas sinds de reformatie dat hiervoor de linkerhand gebruikt werden. Soms werd de trouwring aan de middelvinger, de wijsvinger of zelfs de duim geschoven.
De manier waarop de bruid aan de bruidegom werd gegeven varieert ook. In Spanje en Frankrijk gaf de familie de bruid over aan de priester die daarna de handen van bruid en bruidegom samen voegde. In Spanje werd ook de bruidegom door zijn familie overhandigd aan de priester. In Normandië werd de bruid rechtstreeks aan de bruidegom gegeven.
Nadat de geloften zijn afgelegd, gaat iedereen de kerk binnen om een mis bij te wonen. Tot in de zestiende eeuw was het gewoonte dat een sluier over het koppel werd gelegd terwijl de priester zijn zegen gaf. Soms moesten ze hiervoor knielen voor het altaar.
Welke kleren droeg men voor een huwelijk ? Waarschijnlijk droeg men zijn beste kleren, met levendige kleuren en borduursels. Een weduwe die hertrouwde, droeg handschoenen, maar een maagdelijke bruid trouwde met blote handen.

4.3    Enkele gebruiken

In de middeleeuwen was het de gewoonte dat de familie, vrienden en kennissen het koppel begeleidden tot aan het huwelijksbed. Soms ging het er vrij ruw aan toe en het gebeurde dat de gasten de bruid uit de kleren wilden helpen. Om zo’n situatie te vermijden deed de bruid dan vlug haar kousebanden uit en gooide die tussen de gasten. Met de tijd is dit een traditie geworden die nu nog altijd voortleeft. De kousebanden van bruid zouden geluk brengen.
De maatschappij veranderde echter en het werd steeds ongepaster dat de bruid haar ondergoed te grabbel gooide, zelfs al bracht dit geluk en zelfs al was het uit zelfbehoud. Daarom verving men geleidelijk de kousebanden door het bruidsboeket. In de twintigste eeuw begon men de kouseband te verkopen en ging men verder het bruidsboeket te gooien naar de gasten. Het is niet duidelijk waarom mannen geen stuk van hun ondergoed mogen gooien of verkopen.
De trouwring was dikwijls voorzien van een diamant. Dit gebruik stamt uit het middeleeuwse Italië . Daar geloofde men dat de schittering van de diamant het gevolg was van het vuur van de liefde.
Sinds het huwelijk van Anne van brittany in 1499 werd het de gewoonte dat de bruid een witte bruidsjurk droeg. Voordien droeg ze gewoon haar mooiste kleren. Dikwijls waren de bruid en de bruidegom in het blauw gekleed. Volgens de Bijbelse traditie is blauw immers de kleur van de zuiverheid, en niet het wit.

4.4    Een voorbeeld : het huwelijk van Arnoud in 1194

In “Historia comitum Ghisnensium”, beschrijft een priester genaamd Lambert van Ardres in het begin van de dertiende eeuw het huwelijk van Arnoud, de oudste zoon van  de hertog van Guînes in 1194.
“Na de lange jeugdjaren van vruchteloos zoeken en misrekeningen, ontdekt Arnoud eindelijk de erfgename, unicarn et justissimom heredem , van een kasteeldomein vlakbij het kleine prinsdom waarvan hij erfgenaam is. De erfrechten van het meisje zijn blijkbaar haar belangrijkste kwaliteit.
De vader van Arnoud, de graaf heeft met de vier broers van het meisje onderhandeld over de voorwaarden van het huwelijk. De graaf heeft ook de minder gunstige eerdere verloving van zijn zoon doen verbreken en de akkoorden verkregen van de bisschop van Thérouanne en van de aartsbisschop van Reims. Bovendien heeft hij ervoor gezorgd dat zijn zoon niet zou geëxcommunieerd worden voor een zaak met een misbruikte weduwe. Tot slot heeft de graaf het bedrag van de bruidschat vastgesteld.
Het huwelijk heeft plaats in Ardres in het huis van het jonge koppel. “Aan het begin van de nacht, toen de echtgenoot en de echtgenote samen kwamen in hetzelfde bed, riep de graaf ons, mijzelf, een andere priester en mijn twee zonen .”, vervolgt Lambert. “De graaf beval ons de echtgenoten te besprenkelen met wijwater, het bed te bewieroken, het koppel te zegenen en toe te vertrouwen aan God. Daarna neemt de Graaf op zijn beurt het woord en roept God aan die Abraham en zijn zaad zegende om ook de echtgenoten te zegenen opdat ze zouden leven in een goddelijke liefde, zouden volharden in hun eenheid en hun zaad zich zou vermenigvuldigen in de lengten van dagen en eeuwen.”. Het is deze formule die de rituele van de twaalfde eeuw voorschrijven in deze Christelijke provincie. Het is belangrijk dat het de vader is die ze uitspreekt en niet de priester, want de vader is hier de belangrijkste aanwezige.

5    De hoofse liefde

De onderstaande zin dateert uit het derde kwart van de 11e eeuw en  was lange tijd de oudst bekende regel in het Oudnederlands. Na bijna duizend jaar geeft deze zin nog steeds uitdrukking aan een gevoelen dat als “hoofse liefde” kan omschreven worden. De tekst luidt: “Hebban olla uogala nestas bigunnan hinase hi(c) (e)nda thu uuat unbidan uue nu”.
In hedendaags Nederlands betekent dit: “Hebben alle vogels nesten begonnen, behalve ik en jij. Waarop wachten we nu?”.
De middeleeuwse troubadours hadden de over hoofse liefde, overspelige liefde, ontoegankelijke liefde en respect voor de dames. In de hoofse liefde beschouwde de man de vrouw als zijn meerdere, net zoals de leenheer de meerdere was van de leenman en dit vormde een belangrijke culturele evolutie in de twaalfde en dertiende eeuw.
De ideale middeleeuwse ridder beschermde de zwakkeren en in het bijzonder de vrouwen en kinderen. Aan de hoven ontstond het concept van de “hoofse liefde” dat echter meer met de verbeelding en de literatuur dan met de werkelijkheid te maken had. De aristocratische vrouwen konden het spel meespelen, maar er was geen sprake van dat een ridder zich “hoofs” zou gedragen tegenover een boerin. Vanaf 1250 werd het “hofmaken” de normale aanloop tot een huwelijk in de hogere kringen.
Het huwelijk in de middeleeuwen had eigenlijk niet zo veel te maken met het beeld van de hoofse liefde zoals de dichters die bezingen. Het huwelijk was veel meer ingegeven door praktische, materiële overwegingen.
Voor de Kerk vormden de vrouwen een aanleiding voor de man om te zondigen. De relatie tussen Adam en Eva was hiervan het beste voorbeeld. De man kan de vrouw redden van de hel door van haar een moeder te maken; zoals Maria, de moeder van Jezus. Voor de Kerk kan dat alleen in het kader van het huwelijk. De voornaamste taak van de vrouw bestaat er dus in te zorgen voor erfgenamen. Lange tijd kon een vrouw zelfs verstoten worden als bleek dat ze geen kinderen kon krijgen.
Eigenlijk lag de beslissing om te trouwen en de keuze van de toekomstige echtgenoot of echtgenote meer bij de ouders dan bij het toekomstige paar. Hun toestemming wint wel aan belang met de tijd, maar trouwen zonder de toestemming van de ouders leidde vaak tot onterving. Voor de ouders was het huwelijk van hun kind een gelegenheid om het familiekapitaal te doen aangroeien. Door de grote pestepidemieën nam de druk van de ouders op hun kinderen om zelf kinderen te maken nog toe. Men gehoorzaamde dus aan zijn ouders en zette zijn eigen gevoelens opzij door te trouwen met wie de ouders gekozen hadden. Eigenlijk lag de zaak erg eenvoudig: een huwelijk was te belangrijk om overgelaten te worden aan de gevoelens van onervaren jongeren. Een romantische liefde vormde een luxe die men zich niet kon veroorloven.
Het lijkt vreemd, maar in de ogen van de hoofse ridder waren liefde en huwelijk aan elkaar tegengesteld. Het huwelijk was immers het resultaat van een politieke of materiële berekening. Dit ontneemt elke romantiek aan het huwelijk. Volgens de hoofse liefde konden liefde en passie dus alleen bestaan buiten het huwelijk.

6    Tijdens het huwelijk

In de vroege middeleeuwen hingen alle vrouwen, tot welke sociale klasse ze ook behoorden, af van de goede wil van hun man. Polygamie was een gewoon verschijnsel. Trouwens Koning Dagobert  had bijvoorbeeld drie echtgenoten.
De vrouwen op het platteland, boerinnen en lijfeigenen, werden over het algemeen niet ouder dan de kasteeldames. Ze trouwden erg jong, vanaf twaalf jaar voor edeldames en vanaf vijftien voor  de anderen en stierven dikwijl tijdens de bevalling. Voorbehoedsmiddelen bestonden niet en vrouwen waren tijdens hun huwelijk minstens zeven keer zwanger. Een vrouw werd gewoonlijk niet ouder dan 36 jaar, terwijl de mannen gemiddeld op 44-jarige leeftijd stierven. De voornaamste oorzaak van dit hoge sterftecijfer bij de vrouwen waren de gebrekkige hygiëne en medische kennis.
Op het platteland bestond de grootste zorg van de vrouw samen met haar man te voorzien in het levensonderhoud. Vermits ze vrijwel niets bezaten, konden ze trouwen uit liefde en niet uit berekening.
Met de tijd verdwijnt de polygamie maar de heer behoudt dikwijls in een vleugel van het kasteel een kamer voor zijn dienstmeisjes en concubines. Van de echtgenote werd echter absolute huwelijkstrouw verwacht. De kasteelvrouw gehoorzaamde aan haar heer en meester die haar levenswijze volledig controleerde. Zelf bezat zij geen enkele macht. De Kerk beschouwde de vrouw als een bron van verleiding en kwaad en daarom mocht een vrouw in het openbaar niet lachen en moest ze haar gezicht bedekken, “tenzij ze erg lelijk was”. Van jongsaf had men haar geleerd altijd recht voor zich uit te kijken wanneer ze ergens naar toe ging. Zelfs wanneer ze naar de kerk ging, moest ze begeleid zijn door een jonkvrouw.
De middeleeuwen zijn een periode van voortdurende oorlogen en kruistochten. De heer is daardoor vaak lange tijd van huis. Wanneer hij thuis is moet zijn vrouw in haar appartementen in het kasteel blijven. Vanaf de twaalfde eeuw beschikt ze over haar persoonlijke vertrekken met verwarming en wandtapijten. Wanneer de kasteelheer echter afwezig is, vervangt zij hem. Zij beheert dan de gronden en geeft leiding aan iedereen op het domein, inbegrepen de soldaten. Zij kan zelfs recht spreken in naam van haar afwezige echtgenoot. Zij int belastingen en beheert het familiefortuin. Zij had gewoonlijk een betere opvoeding genoten dan de man en kon hierdoor ook meer op de voorgrond treden. In familiekwesties had ze steeds meer te zeggen.
Doordat de samenleving vrij gewelddadig van aard was, bleven nogal wat kasteelvrouwen als weduwe achter. Zij namen dan, net zoals tijdens de afwezigheid van de heer, de macht over van hun overleden echtgenoot, in afwachting van de meerderjarigheid van hun zoon. Overleefden kasteeldames de bevallingen en hun echtgenoot, dan werden ze gerespecteerde dames die over veel invloed beschikten bij hun nakomelingen.

7    Het einde van het huwelijk

In de vroege middeleeuwen werd het huwelijk beschouwd als een contract dat net zoals alle andere contracten kon verbroken worden, al dan niet met wederzijdse instemming. In die periode was de Kerk er nog niet in geslaagd het spirituele aspect van het huwelijk  voldoende te benadrukken.
In de vroege middeleeuwen, toen de kerstening van West-Europa nog niet voltooid was, kon op verschillende manieren een einde gemaakt worden aan het huwelijk.
    De man kon, om verschillende redenen, de vrouw verstoten ;
    De vrouw kon in sommige gevallen de man verstoten
    Men kon scheiden met wederzijdse toestemming
Voor de man volstond het een « libellum repudii », op te stellen waarin hij formeel verzaakte aan zijn verplichtingen in het huwelijkscontract. Voor de vrouw stonden de zaken er echter heel wat moeilijker voor. Volgens de Bourgondische wet, bijvoorbeeld, riskeerde een vrouw die wilde scheiden verstikking in de modder.
De verstoting kwam vaak voor bij de Franse adel. De wetgeving stond toe dat een echtgenote ingeruild werd voor een betere. De Kerk was echter gekant tegen de echtscheiding en beschouwde het huwelijk als definitief en onverbrekelijk. Geleidelijk drong de Kerk haar standpunt op. In de 9de eeuw beslisten de bisschoppen dat overspel en kinderloosheid geen gegronde reden meer vormden voor een echtscheiding. Vanaf de elfde eeuw begint de Kerk haar opvattingen over het huwelijk op schrift te stellen.
Volgens de teksten die ons overgeleverd zijn uit de elfde eeuw, kan niets de huwelijksband verbreken, noch een lange afwezigheid zoals de kruistochten, noch het intreden van een van de echtgenoten in een klooster. Hertrouwen is onmogelijk zolang de partner nog leeft. Een man kan  zijn overspelige vrouw wegsturen, maar hij kan daarna niet met een andere vrouw hertrouwen. De pausen Alexander III en Innocentius III geven in de twaalfde eeuw kracht van wet aan de bestaande principes. De toepassing van de wet is echter niet gemakkelijk en de praktijk wijkt nogal eens af van wat de Pausen voorgeschreven hebben.
De lange afwezigheid van de huwelijkspartner liet bijvoorbeeld toe te veronderstellen dat hij overleden was. Twee getuigen van het overlijden zijn dan nodig om de overblijvende echtgenote toe te laten te hertrouwen. Het eerste huwelijk wordt hierdoor niet verbroken want een weduwe is geen gescheiden vrouw. De weduwe kan hertrouwen en mocht de afwezige eerste echtgenoot ooit terug opduiken, dan kan zij niet beschuldigd worden van bigamie .
Tot in de twaalfde eeuw was een huwelijk tussen lijfeigenen niet geldig en kon het dus verbroken worden zolang de heer zijn toestemming niet had gegeven. Nochtans was een lijfeigene geen slaaf : hij had een eigen rechtspersoonlijkheid en zijn wettelijk erkende kinderen hoorden zowel bij hun moeder als bij hun vader . Toch beperkten de heren het recht van hun lijfeigenen te trouwen. De heer stond het huwelijk van zijn lijfeigene toe  of hij weigerde zijn toestemming. De houding van de heren was in tegenspraak was met het standpunt van de Kerk. Voor de heer was het de gelegenheid om een belasting te innen: de “maritagium”. Dit principe gold trouwens niet alleen voor lijfeigenen, maar ook voor leenmannen moesten de toestemming van hun leenheer krijgen om te trouwen en hiervoor een maritagium betalen. Vanaf de dertiende eeuw hebben nog alleen lijfeigenen die tot verschillende heren behoren de toelating van hun heren nodig om te trouwen.
Vanaf de twaalfde eeuw stond het standpunt van de Kerk niet meer ter discussie. De Kerk versterkte het spirituele aspect van het huwelijk door het als definitief en onverbreekbaar te beschouwen. Een lange afwezigheid, overspel, intreden in een klooster, niets mocht de huwelijksband verbreken.
In 1215, met vierde concilie  van Lateranen wordt het huwelijk verheven tot sacrament . Tot de dood hen scheidt, moeten man en vrouw gehuwd blijven.
De kerk staat echter wel de « scheiding der lichamen» of de scheiding van tafel en bed toe . Dit werd destijds ook wel « divortium » genoemd. Hierdoor wordt het huwelijk echter niet ontbonden en een nieuw huwelijk, met een andere partner is uitgesloten.

8    Besluit

Er is een duidelijk verschil tussen huwelijken, het leven van mannen en vrouwen, van nu en van toen. Men ziet dat de moderne vrouw veel meer te zeggen heeft, niet alleen wat betreft het huwelijk maar ook wat de kinderen, de keuze van haar echtgenoot,…betreft. Net zoals nu waren er duidelijke verschillen in sociale klassen. Een groot verschil tussen nu en vroeger is dat de kloof tussen man en vrouw kleiner is geworden. Vrouwen en mannen zijn nu vrij hun echtgenote te kiezen. Ouders hebben dus duidelijk minder te zeggen. Wat ik persoonlijk goed vind is dat men onafhankelijker geworden is van de mensen rondom ons naarmate de tijd verliep.

REACTIES

A.

A.

Handig (:

13 jaar geleden

P.

P.

:DD Handig , en vooral nice

13 jaar geleden

D.

D.

ik vindt het fijn dat er een speciale
Leerzame sita bestaat Zoals deze
lekker dan hoef ik me proefwerk maken
Zonder te denken :)))!!!!!!

13 jaar geleden

A.

A.

Welke bronnen heb je gebruikt?

9 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.