Freinetonderwijs

Beoordeling 6.5
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • 4e klas mbo | 3416 woorden
  • 23 maart 2007
  • 39 keer beoordeeld
Cijfer 6.5
39 keer beoordeeld

VISIE ONDERWIJS SPECIFIEK

1 De historische achtergrond van deze onderwijsvorm.

Célestin Freinet, een Franse onderwijzer, leefde van 1896-1966. Hij begon zijn loopbaan in 1920 in het Franse drop Barsur-Loup, waar hij ondervond dat de (voornamelijk) arbeidskinderen er ongemotiveerd in de schoolbanken zaten. De kinderen waren leergierig, maar toonden geen enkele interesse in de schoolboeken. Freinet trok er daarom met zijn kinderen op uit om nieuwe ervaringen op te doen. Hij bezocht met de kinderen bedrijfjes in de omgeving en ze bestudeerden samen de natuur. Zo ontstonden er bij Freinet ideeën om de interesse die de kinderen wel degelijk hadden, ook binnen de schoolmuren tot leven te brengen. Freinet liet zijn leerlingen in de klas aan de slag gaan met de ervaringen die ze, tijdens de momenten buiten, op hadden gedaan. Doordat Freinet zijn leerlingen er daarna onderling over liet praten, werden de gebeurtenissen voor de kinderen echte, doorleefde kennis. Met die kennis konden de leerlingen dan teksten schrijven en enquêtes uitvoeren.
Het werd al snel duidelijk dat de motivatie en de resultaten van de leerlingen van Freinet, pijlsnel de hoogte in schoten. Freinet stelde vast dat het gewone klassikale onderwijs erg ver afstond van belevingswereld van de kinderen. Hij was ervan overtuigd dat er zo veel tijd verloren ging in de schoolbanken.

Als je de individuele ontwikkeling en de leefwereld van ieder kind centraal stelde, dan moest het onderwijs drastisch omgevormd worden, zo meende hij. Hiertoe ontwikkelde Freinet een aantal technieken. Freinet’s ideeën werden echter niet klakkeloos aanvaard en hij kreeg een flinke portie tegenwind te verwerken. Maar na de oorlog in 1945 erkende de overheid dat Freinetscholen betere resultaten boekten dan reguliere scholen. In 1948 werd toen het ‘Institut Coöpératif de l’Ecole Moderne’ (ICEM) opgericht. Alle activiteiten voor Freinet’s ideeën werden door deze organisatie gebundeld. Op het internationale congres in Nantes (1957) werd een contactorganisatie voor de diverse Freinetgroepen in allerlei landen opgericht. Deze kreeg de naam: FIMEM (‘Féderation Internationale des Mouvements de l’Ecole Moderne’) en Cannes werd de standplaats.
In 1966 stierf Freinet. Zijn vertrouwen in kinderen en zijn geloof in een leefbare wereld hebben veel onderwijsmensen in sterke mate geïnspireerd.

Momenteel wordt het Freinetonderwijs in bijna alle landen officieel erkend en gesubsidieerd. Bovendien is er een wereldwijd een Freinetbeweging actief, waarbij alle Freinetscholen zich kunnen aansluiten. Ouders en leerkrachten vinden er de nodige ondersteuning en ideeën om de eigen school verder uit te bouwen.

2 De levensbeschrijving van de onderwijspedagoog die belangrijk was voor deze onderwijsvorm.

Célestin Freinet werd in 1896, als vijfde in een rij van acht kinderen, geboren in een boerengezin in het Franse dorpje Gars. Nadat hij de lagere school en de middelbare school bezocht had, werd hij in 1913 student aan een Ecole Normale (PABO). In 1915 werd hij opgeroepen voor militaire dienst. Een jaar later liep hij een schotwond in zijn longen op, waardoor hij vier jaar lang als volledig oorlogsinvalide in allerlei sanatoria en militaire lazaretten verbleef. Hier leest hij onder andere de werken van Montaigne en Lenin.
In januari 1920 was hij zover opgeknapt dat hij een aanstelling kreeg als leraar aan de lagere school in het dorpje Barsur-Loup. Hij werd daar geconfronteerd met een overvolle klas leerlingen die voor het ‘schoolse’ leerwerk nauwelijks gemotiveerd waren en een enorm gebrek aan leermiddelen. Bovendien had Freinet nog veel last van zijn longen, waardoor hij behoefte had aan frisse lucht en niet erg lang en luid kon praten. Daarom ging Freinet met zijn groep leerlingen op bezoek bij de werkplaatsjes in en rond het dorp. Tijdens het wandelen vroegen de leerlingen van alles over wat ze om zich heen zagen. Terug in het lokaal was er weer gebrek aan motivatie. Dit wandelen en praten over de dingen die ze tegen kwamen, noemde Freinet ‘école buissoniere’, wat vertaalt kan worden met ‘spijbelschool’. De ouders van de leerlingen waren aanvankelijk verbaad en ongerust, omdat ze dachten dat de leraar alleen maar wat rondwandelde met hun kinderen. Al doende ontwikkelde Freinet technieken om deze ervaringen te systematiseren en richting te geven. Zo schreef hij eerst jarenlang zelf verslagen van die wandelingen. Na een jaar of drie, schreef hij ze ook op het bord om ze met de groep te bespreken. De leerlingen mochten vervolgens hun ervaringen vastleggen in teksten, deden tijdens de wandelingen onderzoek en maakten albums met verslagen en tekeningen. Freinet merkte dat de kinderen steeds gemotiveerder werden.

Door op deze manier uit te gaan van de activiteiten van kinderen, betekende dat de start van het werk minder lag bij de methode of het leerplan. Leren werd nu mede een verantwoordelijkheid van het kind. Voor Freinet werd het steeds duidelijker dat de school geen geïsoleerd eilandje in de maatschappij moest zijn.
Naast zijn werk in de klas studeerde Freinet Frans. In oktober 1923 slaagde hij voor het examen en werd hij direct gevraagd als leraar aan het voortgezet onderwijs. Deze aanstelling weigerde hij; de sfeer op zijn school in Barsur-Loup sprak hem meer aan dan de wat formele sfeer in het voortgezet onderwijs.

Freinet vond dat de school leerlingen bewust moest maken van hun (toekomstige) plaats in de maatschappij. Op zijn jarenlange speurtocht naar verbeteringen kwam hij in 1923 een drukpersje tegen, dat hij in zijn groep zette. De geschreven ervaringen van zijn leerlingen, die tot dan toe binnen de klassenmuren bleven, konden zo bewaard en verspreid worden. De teksten van de leerlingen boden volop gelegenheid voor lees- en taalonderwijs. Het werken met de drukpers versterkte Freinet’s gedachte dat de methoden de school uit moesten. De waarden en normen uit deze schoolboeken hadden grote invloeden op de kinderen. Ze strookten lang niet altijd met datgene wat er in hun eigen dorp aan de orde was. Het contrast tussen de hun eigen teksten en de methoden was tekenend. De inhoud van de methoden stond daarbij veelal haaks op ervaringen die de kinderen zelf opdeden. De manier waarop de auteur de informatie ordende, was in strijd met de wijze waarop je in alledaagse situaties kennis verwierf. Als deze kennis op een eigen manier werd geordend, werden eigen waarden en normen mede betrokken bij het verwerken ervan. Door de grotere betrokkenheid voelden leerlingen zich meer verantwoordelijk voor hun eigen leerproces.

Over zijn eerste eenvoudige drukperservaringen schreef Freinet een artikeltje in het vakblad ‘l’Ecole émancipée’. De reacties op dat artikel waren het begin van briefwisselingen met collega’s. Ervaringen uit hun klassenpraktijk werden vermenigvuldigd en uitgewisseld. Dit werd de basis voor de latere Freinetbeweging. Door contacten tussen collega’s begonnen ook leerlingen uit de groepen te corresponderen. Leerlingen wisselden zo hun ervaringen uit en verbreedden hun kennis op allerlei vakgebieden. In 1927 kwamen de corresponderende leerkrachten voor het eerst op een congres in Tours bij elkaar. Er waren 41 deelnemers. Men kon kennismaken met de druktechniek, met Freinet’s boek en met de, kort daarvoor opgerichte, kinderkrant. Het jaar daarop, 1928, verhuisde Freinet met zijn vrouw Elise naar Saint-Paul. Beiden konden hier op een school in een arbeiderswijk aan de slag.

Omdat de omstandigheden waarin de leerlingen moesten werken erbarmelijk waren, klopte Freinet aan bij de overheid voor meer financiële steun en materiaal. Freinet kreeg echter tegenstand van de rijkere klasse. Wanneer hij 1932 een groot pedagogisch congres organiseerde, vond men een manier om hem af te schilderen als een communistische spion. Ondanks alle steun die Freinet kreeg door actiecomités die voor hem waren opgericht, werd hij in 1933 ontslagen in het belang van het openbaar onderwijs.
Freinet besloot om niet meer terug te keren naar het openbaar onderwijs en begon in 1934 een eigen school. Hiervoor bouwde hij, samen met zijn leerlingen, een huis om tot school. Onder die eerste leerlingen bevonden zich twee uit Duitsland verdreven kinderen van joodse ouders. Freinet was ook actief bij de bestrijding van het opkomende fascisme. Bij het uitbreken van de twee wereldoorlog werd hij gearresteerd en in een gevangenenkamp geplaatst. Zijn linkse maatschappelijke opvattingen en zijn strijd tegen het fascisme maakten hem tot iemand wiens mond moest worden gesnoerd.

In 1941 kwam hij vrij. Freinet nam de leiding op zich van de plaatselijke verzetsbeweging. Direct na de bevrijding in 1945 steeg het aantal aanhangers van zijn ideeën sterk. Tussen 1946 en 1950 schreef Freinet een aantal boeken. In 1948 richtte hij het ‘Institut Coöpératif de l’Ecole Moderne’ (ICEM) op. Alle activiteiten voor de verspreiding van zijn ideeën werden door deze organisatie gebundeld. Freinet vervolgde tussen 1950 en 1960 zijn auteurswerk. Hij organiseerde congressen waarbij nationaal en internationaal de Freinetideeën werden uitgewisseld. Op het internationale congres in Nantes (1957) werd een contactorganisatie voor de diverse Freinetgroepen in allerlei landen opgericht. Deze kreeg de naam: FIMEM (‘Féderation Internationale des Mouvements de l’Ecole Moderne’) en Cannes werd de standplaats. Freinetleerkrachten spraken met opzet liever over de ‘Ecole Moderne’ dan over de ‘Ecole Nouvelle’. Een nieuwe school suggereert dat het oude dient te verdwijnen. Modern geeft aan dat het onderwijs voortdurend kritisch bij de tijd moet blijven. Het moet voortdurend in beweging zijn om zelf mede de nieuwe tijd te kunnen maken. In 1965 nam Freinet voor het laatst zelf deel aan één van de congressen van de beweging. Op 8 oktober 1966 overleed hij en werd in zijn geboortedorp Gars begraven.

3 Waarin onderscheidt zich deze vorm van onderwijs van het reguliere basisonderwijs?

In plaats van stof aan te reiken dat gekozen is door de leerkracht en het onderwijssysteem, worden de kinderen op een Freinetschool ondersteund in hun zoektocht. De kinderen gaan op ‘onderzoek’ op en komen hierbij met vragen. Deze vragen en ervaringen worden beantwoord en uitgelegd in de groep zodat de anderen hier ook van kunnen leren. Communicatie speelt een belangrijke rol, niet alleen tussen kinderen onderling, maar ook met de leerkracht, de ouders en de buitenwereld.
Het lesmateriaal bestaat vooral uit teksten die door de kinderen zelf geschreven zijn. Deze worden gedrukt, gekopieerd of door de computer verspreid.
Vrije expressie neemt een belangrijke plaats in. Door mime, dans, toneel, schilderen, tekenen, muziek en boetseren uiten de kinderen zich en laten ze zien hoe ze de wereld beleven. De ruimten zijn in themahoeken ingedeeld, bijvoorbeeld een timmerhoek of de keuken. De kinderen maken hier dingen voor elkaar en voor de hele groep. Kinderen worden verantwoordelijk gemaakt voor het sociale leven in de groep. Ze zijn ook verantwoordelijk voor de dagelijkse werkzaamheden en krijgen taken zoals schoonmaken en boodschappen doen. Kinderen worden zo serieus genomen en hun zelfstandigheid wordt vergroot.

Freinet is het meest bekend geworden door de praktische uitwerking van zijn ideeën. In overleg met de leerlingen wordt een planning gemaakt van het schoolgebeuren, bestaande uit een algemeen plan, jaarplan, weekplan en een dagplan.
De resultaten worden in de groepsvergaderingen of met de leerkracht besproken. Kinderen krijgen dus de kans om het onderwijsproces zelf mee te organiseren en inhoud te geven. Samen mogen ze in veel dingen meebeslissen en zijn ze vervolgens ook eindverantwoordelijk.

4 Maak dit duidelijk in de beschrijving van de specifieke wijze waarop een vak als rekenen of taal wordt gegeven.

Praktijkvoorbeeld:

Tijdens het buitenspelen ontdekten de kinderen voor het schuurtje een kikker. Een aantal kinderen liep achter de kikker aan, zodat deze de school insprong. De kikker werd tenslotte onder de kapstok gevangen. Hij werd in een bak gezet en alle kinderen kwamen er omheen staan. Men praatte samen over de kikker.
Uiteindelijk werd de kikker in de sloot teruggezet. Terug op school werd er een verhaal gemaakt over de kikker. Dat gezamenlijke verhaal werd zo lang dat het niet op het bord paste. Het verhaal moest afgedrukt worden en daarvoor werd assistentie van andere leerlingen ingeroepen. ’s Middags maakte een aantal kinderen een leestekenboekje over de gebeurtenissen. Het informatieboekje over de kikker werd uit het documentatiecentrum gehaald en voorgelezen. Ook werden flanelbordplaten over de ontwikkeling van de kikkerdril getoond en opgehangen. Tevens werd een gedicht geleerd.
Het springen van de kikker was aanleiding voor een stukje levend rekenen. In de speelzaal werd door iedereen een kikkersprong gemaakt. Er werd met krijt getekend hoever gesprongen was. Vervolgens kwam de vraag aan de orde hoe je dat zou kunnen meten. De oplossing was: met voetstappen. Ieder kind schreef het aantal voetstappen achter zijn of haar naam. Ze ontdekten dat twee kinderen hetzelfde aantal hadden. De krijtlijn was echter niet even lang. Er moest dus gemeten worden met dingen die even lang waren. Dat werden de blokken. Op een grafiekblad werd achter ieders naam het aantal blokken gekleurd. Als afsluiting van de levende rekenles werd er een groepsgesprek gehouden over begrippen als: meer/minder, meetinstrumenten et cetera.

5 Wat zijn de uitgangspunten?

Célestin Freinet had een hekel aan theorie en was van mening dat alles uit de praktijk moest ontstaan. Daarom werd er vroeger niet van de pedagogiek van Freinet gesproken, maar van de techniek van Freinet. Hij hanteerde daarbij de volgende uitgangspunten:
- leren volgens de natuurlijke methode. Leren volgens de natuurlijke methode wil zeggen ontdekkend leren. De leerstof moet aansluiten bij de ervaring- en interessewereld van het kind;
- tastenderwijs uitproberen van nieuwe mogelijkheden. Om tot zelfontplooiing te komen moet je de wereld om je heen beheersen. Daarom is het van belang dat je openstaat voor nieuwe situaties en dat je die al tastend en gissend onderzoekt. Het is de manier waarop peuters hun omgeving ontdekking, maar ook bij elke creatieve activiteit neem je die houding aan;
- vorming voor en door werk. Freinet ziet werk als een diepmenselijke behoefte. Kinderen hebben uit zichzelf een behoefte om te werken. Als het zinvol en inspirerend werk is, geeft dat een diepe voldoening. Kinderen spelen volgens Freinet noodgedwongen, omdat ze niet aan het ingewikkelde arbeidsproces van tegenwoordig kunnen meedoen. In de onderwijssituatie streeft Freinet niet een speelleerklas na, maar een werksituatie die is afgestemd op het niveau van het kind.

Freinet ontwikkelde technieken waardoor:

- ervaringen van de kinderen uitgangspunt zijn voor het onderwijs;
- de organisatie van het klassenleven voor de kinderen overzichtelijk is, zodat er sprake van zelfbeheer kan zijn;
- kinderen leren van de ervaringen van andere kinderen, volwassenen, culturen et cetera, waarbij de leraar diepte en structuur aanbrengt;
- er zonder methodeboekjes gewerkt kan worden.

Het gaat er bij het werken met deze technieken niet om, dat ze klakkeloos worden toegepast. Welke technieken toegepast worden en op welke manier is afhankelijk van de tijd, de situatie en de mogelijkheden in de klas. De inrichting van de klas en de verschillende werkhoeken spelen daarbij een belangrijke rol.

De Freinettechnieken:
- het kringgesprek
- de klassenvergadering
- de werkplannen
- de vrije tekst
- de tekstbespreking
- het levend lezen
- het levend rekenen
- de klassenkas
- het vrije creatieve werk
- de klassenkrant
- het drukken van illustraties
- de wereldverkenning
- de correspondentie
- het dagboek

Het kringgesprek:
Iedere ochtend en middag wordt er in Freinetgroepen gestart met een kringgesprek. Vaak wordt een dagdeel ook met een kringgesprek afgesloten.
De kinderen hebben de gelegenheid om alles wat ze vinden, zien, ervaren, horen, krijgen en produceren in de kring te brengen.


De klassenvergadering:
De agenda van de klassenvergadering bestaat uit de opmerkingen die op de muurkrant. De naam ‘muurkrant’ komt oorspronkelijk van een stuk krantenpapier aan de muur, maar het kan ook een deel van een schoolbord, een schrift of een vaste plek op het netwerk zijn. De leerkracht en de leerlingen kunnen daar felicitaties en vragen schrijven, die tijdens een vast onderdeel van de kring of tijdens een aparte vergadering worden besproken.

De werkplannen:
Bij de grote hoeveelheid aan activiteiten waaruit kinderen zelf kunnen kiezen is het voor veel kinderen nuttig om een dag of weekplan in te vullen.
Er zijn op Freinetscholen veel varianten van werkplannen in omloop.

De vrije tekst:
Leerlingen mogen zelf bepalen waarover ze schrijven, wanneer ze schrijven en in welke vorm ze dat doen. Teksten gaan vaak over eigen ervaringen, gedachten en gevoelens en zijn grepen uit het leven van de kinderen.

De tekstbespreking:
De gekozen tekst staat op het bord, wordt met de beamer geprojecteerd of is vermenigvuldigd. In de bespreking wordt deze tekst vervolmaakt wat betreft helderheid, bedoeling van de schrijver, logische opbouw, zinsbouw, woordkeus, spelling en vormgeving et cetera.
De veranderingen die aangebracht worden zijn geen fouten, maar leermomenten. De inbreng van de klas is hierbij groot.

Het levend lezen:
Leerkrachten in de kleutergroep brengen kinderen heel bewust in aanraking met veel vormen van geschreven taal. Vervolgens zijn de tekeningen, de teksten en de taal van de kinderen zelf vertrekpunt voor het leren punt.

In het Freinetonderwijs heeft geschreven taal in de eerste plaats een communicatieve functie: er wordt iets meegedeeld, waarop de schrijver en lezer zich betrokken voelen en al doende leer je lezen.

Het levend rekenen:
Aan veel activiteiten in de kring en ontdekkingen die kinderen doen, zitten reken- en wiskundeaspecten. Als de leerkracht deze tot een gezamenlijke rekenactiviteit maakt, onderzoeken kinderen de wiskundige kant van hun leef en belevingswereld.
Er wordt veel belang gehecht aan de echtheid van het rekenen. Er wordt geteld en vergeleken, gemeten en geschat.

De klassenkas:
In de klas hebben de kinderen de beschikking over een geldbedrag om zelf benodigdheden te kunnen kopen. Het kan gaan om vervanging van spulletjes in de klas, kleine reparaties, de aanschaf van een nieuwe voetbal, maar soms groeit een klassenkas zelfs uit tot startkapitaal voor een minionderneming. Met de klassenkas heeft de groep de mogelijkheid medeverantwoordelijkheid en ondernemerschap te realiseren.

Het vrije creatieve werk:
Creativiteit ontwikkelen kinderen net als praten en lopen door het veel te doen, onder begeleiding van de leerkracht. Leerlingen kunnen, uitgaande van interesse en mogelijkheden, uiting geven aan hun gedachten en gevoelens door middel van tekenen, schilderen, handvaardigheid, schrijven, dans, toneel et cetera.
Om nieuwe mogelijkheden te laten ervaren, brengen leerkrachten en klasgenoten steeds een nieuwe techniek in of ze nodigen ouders, kennissen en kunstenaars uit die op het gebied van expressie wat speciaals te bieden hebben.

De klassenkrant:

Een eigen krant van de groep geeft een actueel beeld van wat kinderen in de klas en hun vrije tijd beleven. In veel groepen is het een A4-velletje, aan twee kanten geprint, niet meer en niet minder. Omdat de kinderen tekst en lay-out zelf verzorgen binnen de afspraken die ze met elkaar en de leerkracht hebben gemaakt, kan de vormgeving ook anders.

Het drukken van illustraties:
Een illustratie kan iets aan een tekst toevoegen wat er nog niet in zit. Het kan een gescande tekening zijn, een digitale foto of een druktechniek, waarmee je vlot grotere oplagen kunt maken (rubberdruk, sjabloneren, lijmdruk, stempelen, zeefdruk et cetera).

De wereldverkenning:
De kinderen hebben de gelegenheid om alles wat ze zien, horen, vinden en krijgen in de kring te brengen. Door erover te vertellen, door er over te schrijven, er met elkaar over te praten en te vergelijken, denken kinderen na over hun eigen wereld. Gesprekken zijn daarbij aanleiding tot het doen van gericht onderzoek. De resultaten hiervan worden weer in de kring gepresenteerd.

De correspondentie:
Een Freinetgroep wisselt met een vaste regelmaat meestal goed gevulde enveloppen uit met een (Freinet)groep in een andere omgeving. De inhoud kan bestaan uit teksten, klassenkranten, werkstukken, cd’s, videobanden, foto’s, brieven et cetera.
Leerlingen laten werk zien aan leeftijdsgenootjes en delen ervaringen en ontdekking. Daarnaast mailen kinderen van andere scholen elkaar onderling op en neer.

Het dagboek:
Een dagboek is vaak een grote map, waarin elke dag (belangrijke) gebeurtenissen uit de groep worden weergegeven door middel van teksten, tekeningen, foto’s et cetera. De verantwoordelijke leerlingen maken een verslag van de dag en voegen foto’s en (gescande) illustraties toe.

6 Welke regels hanteert de school?

Omdat niet elke Freinetschool exact dezelfde regels zal hanteren, staan hieronder de regels van Freinetschool Delft.


De gouden regel op deze school:
- Zorg samen voor een goede sfeer, behandel elkaar zoals je zelf behandeld wilt worden.

Algemene regels voor leerlingen:
- Houd rekening met elkaar, iedereen moet rustig kunnen werken.
- Geweld lost nooit iets op en is verboden.
- Toon respect voor elkaar en ook voor de prestaties van anderen.
- Kom niet zonder toestemming aan andermans spullen, iedereen heeft recht op privacy.
- Als iemand een keer niet mee kan spelen, leg dan uit waarom.
- Maak het duidelijk, als je iets niet wilt.
- Stop als een ander dat vraagt.
- Blijf tijdens de eetpauzes rustig in de klas, dus niet op de gang.
- Op de gang gedraag je, je zo dat iedereen er rustig kan werken. De volwassenen geven het goede voorbeeld.
- Tassen en jassen aan de kapstok.
- Zorg dat de looproutes vrij blijven.

Algemene regels voor de leerkrachten:
- Alle leerkrachten zijn samen verantwoordelijk voor de rust, de sfeer en de veiligheid op school en kunnen elkaar en de leerlingen daarop aanspreken.

- Leerlingen zijn niet zonder toezicht in de klas.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.