Frans-Duitse Oorlog

Beoordeling 5.4
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • Klas onbekend | 3601 woorden
  • 2 april 2005
  • 30 keer beoordeeld
Cijfer 5.4
30 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Het verloop

In tegenstelling tot Pruisen had Frankrijk geen enkele bondgenoot en stonden zij geheel en alleen in de door hen zelf verklaarde oorlog. Terwijl Pruisen steun kreeg van alle Zuid Duitse staten.
Wat ook in het nadeel werkte was het feit dat het leger van de Duitse bond vele malen sterker was dan het leger van Frankrijk.

Pruisen beschikte zowieso al over een gigantische oorlogsindustrie maar zij hadden dan ook nog Alfred Krupp die nog jarenlang een grote rol zou vervullen in de oorlogsindustrie.Alfred Krupp was een Pruis die op zijn 14e jaar al een metaalfabriekje erfde in het Rhurgebied.
Zijn bedrijf dat vooral rails produceerde profiteerde vanaf 1850 al van de toegenomen vraag naar spoorwegmateriaal. Krupp werd door deze toenemende vraag een van de meest vooraanstaande industrieel van zijn tijd. Hij produceerde alles zelf, hij had zelfs de grondstofwinnning in eigen handen. Toen hij in 1860 overging op het produceren van kanonnen die hij uit een stuk nieuw soort staal goot, sloegen zowel hij als het leger van Pruisen hun grote slag.
Terwijl het leger onder aanvoering van Napoleon III Parijs verliet juichte het volk ze toe maar toen al was Napoleon III pessimistisch over de afloop van de oorlog! Hij kreeg gelijk, iets waar de Fransen niet bepaald blij mee waren.
De Duitsers hadden nog geen drie weken nodig om diep door te stoten in Frankrijk.
De belangrijke plaats Elzas, oorspronkelijk Duits grondgebied maar eerder ingenomen door Frankrijk, werd op 6 augustus 1870 terug gewonnen.
Niet zo lang daarna, namelijk op 18 augustus, was het de beurt aan Lotharingen, eveneens voormalig Duits grondgebied.
De paar kansen die Frankrijk nog had op een tegenaanval konden niet worden benut doordat het leger in tweeen werd gesplitst. Het ene deel werd onder de voet gelopen in Metz en het andere deel moest samen met hun aanvoerder Napoleon III capituleren in de Kom van Sedan.
Toen in Frankrijk bekend werd wat er in Sedan gebeurd was viel het keizerlijke regime.
Op 4 september dwong advocaat Leon Gambetta de volksvertegenwoordigers de val van het keizerrijk te bekrachtigen door met een grote menigte het parlement in Parijs te bestormen.
Op diezelfde 4e september werd op het stadhuis van Parijs de voorlopige republiek aangekondigd.
Maar de oorlog was nog niet voorbij. Op 7 oktober vertrok Gambetta uit het inmiddels omsingelde Parijs in een luchtballon. Zo kon hij vanuit de provincie een verdediging organiseren.
Door zijn enthousiasme werd de rest van het leger van Frankrijk aangemoedigd door te gaan met het verdedigen van hun land en heeft Frankrijk nog zes maanden verweer geleverd tegen invallers!
Frankrijk was zelfs zo vastberaden dat ze zo snel mogelijk legertjes vormden en nieuwe fronten vormden aan de rivier de Loire, in het noorden en in het oosten.
Van september 1870 tot januari 1871 was het nog erger afzien voor de parijzenaren, Parijs leed onder een zware belegering.
De inwoners en soldaten hadden zoveel honger dat ze zelfs ratten begonnen te eten, verder moesten ze opwassen tegen de Pruisische beschietingen en beleefden ze een van de strengste winters van de eeuw.
Toen werd de koning van Pruisen, Wilhelm I tot keizer van heel Duitsland gekroond op 18 januari. Tien dagen erna vroeg de Franse Voorlopige Regering om een wapenstilstand waardoor Duitsland definitief winnaar was van deze oorlog.
Wat als een van de eerste gevolgen uit de oorlog tussen Duitsland en Frankrijk naar voren kwam was de proclamatie van Duitsland. Het land Duitsland is pas ontstaan na deze oorlog wat waarschijnlijk niet zou zijn gebeurd als er geen overwinning behaald zou zijn. Duitsland ontstond doordat de triomf van Bismarck meer was dan een gewone overwinning, hij overwon een leger, een land maar bovenal won hij de aandacht van de Duitse staten. Deze luisterden alleen naar de voorstellen van Pruisen om een grote Duitse staat te vormen doordat er een overwinningszege in deze oorlog was behaald.
Niet zo lang na de overwinning van Pruisen bij Sedan begonnen de onderhandelingen om een grote staat te worden. De Zuid Duitse Vorsten verenigden zich met de Noord Duitse bond waarvan Pruisen de belangrijkste vertegenwoordiger was. Alle staten gingen akkoord behalve Bavaria, heden ten dage Beieren genaamd. Er kwam het verdrag van een Duits Keizerrijk in december van het jaar 1870, de officiële bevestiging kwam echter een maand later namelijk op 18 januari. In Frankrijk, in de spiegelzaal in Versailles, in het paleis van Lodewijk XIV wel te verstaan, werd Wilhelm I, voormalig koning van Pruisen, gekroond tot keizer van Duitsland, dit door de koning van Bavaria. Bavaria had zich over laten halen door deze grote eer wel mee te doen aan het vormen van een groot Keizerrijk. Het Duitse rijk had twee oorlogen nodig om te begrijpen dat niet oostenrijk maar Pruisen de basis legde voor de Duitse eenheid. De inwoners van de Duitse staten hoopten al honderd jaar op de nationale eenheid.
Na de beschamende overgave van Frankrijk was dit land verplicht een belangrijk grondgebied af te staan, dit stond in het Verdrag van Frankfurt, getekend op 10 mei, namelijk; Elzas-Lotharingen, op de vesting Belfort na, en een bedrag van 5 miljard francs af te betalen in slechts drie jaar.
Sinds die tijd waren veel van de Fransen druk bezig om een plan voor ‘Revanche’ te smeden.
Het einde van de oorlog en wat er daarna gebeurde

Duitsland

In andere landen was de industriële ontwikkeling al flink op gang maar Duitsland was achtergebleven en leefde nog van de agrarische industrie. Maar na 1871 begon de industriële ontwikkeling dan ook in Duitsland.
De ontwikkeling kwam snel op gang en bleef ook is ras tempo door gaan. Hierdoor ontstonden veel veranderingen in dit land:

 De welvaart nam explosief snel toe
 De bevolking nam ook snel toe
 Er ontstonden verhuizingen van het agrarische oosten van Duistland naar het industriële westen
 Er kwamen steeds meer spanningen tussen de landbouwers en de industriëlen

Door de grote som geld die Duitsland van Frankrijk had “gekregen” werd het mogelijk dat er nieuwe spoorlijnen aangelegd werden, en er fors geïnvesteerd kon worden in de bouw en in het leger.
Dit hield in dat er veel open plaatsen op de arbeidsmarkt ontstonden wat de werkeloosheid weer verminderde waardoor de bankwereld en de industrie meer kans kreeg tot bloei te komen.
Deze industrialisatie ging niet geheel zonder slag of stoot, door de plotselinge revolutie ontstonden er een hele hoop bedrijven die het later niet alleen bleken te kunnen rooien en alle investeringen van deze bedrijven bleken dan voor niets wanneer ze failliet werden verklaard.
Alleen de sterkste bedrijven bleven over. Na 1896 werd alles veel gemakkelijker en beter omdat men kon overschakelen naar goedkopere productiemethoden.

Al snel groeide Duitsland uit tot het land met de hoogste productie, maar toen de eerste wereld oorlog uitbrak in 1914 was het gedaan met deze groei, vanaf dat moment kreeg alleen nog de zware-, ofwel wapen industrie alle aandacht van de Duitse regering waardoor er een groot tekort aan consumptiegoederen ontstond. De bevolking werd steeds armer doordat de producten zo schaars en dus extreem duur werden.

Na de eerste wereldoorlog was Duitsland genoodzaakt weer van voren af aan te beginnen met de opbouw van het land en de industrie doordat deze tijdens de oorlog zo verwaarloosd was.
De samenstelling van Duitsland was drastisch veranderd. Er vonden volksverhuizingen plaats, een groot deel trok naar het westen omdat daar de grootste industrie gebieden en aan het oosten van de rivier de Elbe lagen de grootste landbouwgebieden waar niet meer zoveel te halen was en steeds minder werk te vinden was. Op het platteland waren drie verschillende groepen te onderscheiden, de Junkers, de grootgrondbezitters en de keuterboertjes. De laatste was 60% van de landbouwbevolking.
De vraag die oprees na de eerste wereld oorlog was of de regering de handel en economie vrij moest laten, en of de industrie en landbouw beschermd moesten worden op de wereldmarkt. Het ging dus om een keuze tussen vrijhandel en protectionisme. Het was een moeilijke keuze aangezien de landbouwers beschermd wilde worden tegen de goedkopere importproducten uit andere landen, zoals het goedkope graan uit de Verenigde Staten op de zojuist genoemde wereldmarkt en de industriëlen juist voor vrijhandel pleiten. Bismarck pleitte voor een soort bondgenootschap tussen de landbouw en de industrie, in 1879 was iedereen overtuigd. Het protectionistische beleid werd over het algemeen vast gehouden. Zo werden er allerlei tarieven ingevoerd voor bijvoorbeeld graan, vlees, textiel en ijzerproducten.
Er ontstonden grote sociale veranderingen door de overgang van een agrarisch naar een industrieel Duitsland.
Hiërarchische verhoudingen bestonden al lange tijd in de Duitse samenleving. Er bleven grote verschillen bestaan tussen de bevolkingsgroepen, tussen de standen; de adelijken tegenover de niet-adelijken. Maar niet alleen tussen de standen maar ook nog tussen de klassen, de fabrikanten en de rijke burgers stonden pal tegenover de middenstand en de arbeiders.
De adel had altijd al meer invloed gehad dan het “gewone” volk maar dat nam langzaam maar zeker af door de industrialisatie terwijl de invloed van de burgers meer en meer toenam.
In de bevolkingsgroep burgers was nog veel onderscheid te maken tussen het soort burger, je had de hoge burgers, die haar invloed te danken hadden aan de snelle groei van de industrie en je had de geleerde burgerij, dit waren intelectuelen, zij hadden invloed vanwege hun kennis, hun studie. Er was sprake van twee standen, de oude middenstand en de nieuwe middenstand. De oude middenstand bestond uit detailhandelaren en traditionele ambachten zoals winkels en kleine bedrijven en de zelfstandige boeren en de nieuwe middenstand kwam vooral voort uit de nieuwe en snelgroeiende dienstverleningsverbanden die ontstaan waren door de nieuwe industrie, dit waren vooral kantoor banen en lage ambtenaren en onderwijzers. Het grote probleem was dat deze twee middenstanden zich bedreigd voelden door de adel, de hogere burgerij en zelfs door de onderste lagen van de bevolking. Doordat de arbeiders op de laagste trede van de maatschappelijke ladder stonden werd er altijd op hen neer gekeken door de andere bevolkingsgroepen, dit tot grote onvrede van de arbeiders zelf natuurlijk, zij woonden dan ook in de meest walgelijke woonwijken dicht bij industrietereinen zodat ze snel en makkelijk naar het werk konden. Niet alleen de arbeiders werden als minder aangezien, de kleine boeren en landarbeiders werden minachtend behandeld, vooral degene die voor landheren werkten, dezen waren meestal arm waardoor ze geen fatsoenlijke leefstijl konden ontwikkelen en zich niet konden meten met de groepen die hoger stonden op de maatschappelijke ladder. De verstedelijking nam toe, doordat de verschillen tussen het platteland en de stad steeds groter werden.
Keizer van Pruisen
Zoals al eerder in dit werkstuk beschreven werd Wilhelm I tot keizer gekozen. Desalniettemin had Bismarck nog steeds een grote invloed waar hij dan ook dankbaar gebruik van maakte. Zo was hij tegen een parlementaire democratie en wilde hij eigenlijk alleen een monarchie waarin de adel de grootste invloed bleef hebben. Wel was hij bereid een parlement te laten vormen maar dat parlement moest dan niet te veel macht krijgen.
Dit lukte hem ook! Hij speelde twee politieke tegenstanders zo tegen elkaar uit dat het parlement nog weinig macht over had. Het nieuwe keizerrijk kreeg een nieuwe grondwet, er was een parlement gevormd, mannen boven de 25 jaar kregen een algemeen kiesrecht en de Rijksdag, het gekozen parlement, was een feit.
door het algemeen kiesrecht in te voeren kwam Bismarck in een beter daglicht te staan bij de liberalen, maar hij was bang dat de conservatieven op het platteland op deze manier in gevaar zouden komen. Hierop bedacht hij het districtenstelsel. Hij deelde Duitsland in in 397 districten en ieder district mocht een afgevaardigde naar de Rijksdag sturen. Hiermee hoopte Biscmarck de conservatieven te bevooroordelen boven de stedelijke bevolking. Doordat de Rijksdag geen invloed had op de samenstelling van de regering kon de rijkskanselier zijn eigen ministers kiezen. Samen vormden zij de rijksregering, zij maakten bijvoorbeeld de wetsontwerpen. De enige persoon waar de rijkskanselier verantwoording aan af moest leggen was de keizer. Het parlement mocht wel beslissen over het budget en had het recht de wetsvoorstellen goed- of af te keuren. De keizer werd opperbevelhebber van het gehele leger en de vloot.
Dan was er ook nog de Bondsraad. Deze raad bestond uit afgevaardigen uit alle 25 deelstaten en kon eveneens wetsvoorstellen goed- of af keuren bovendien waren zij in staat het parlement te ontbinden. In de Bondsraad waren het vooral de Junkers die de overmacht hadden, elke grondwettelijke hervorming kon door deze raad tegengehouden worden.
Door slim spel van Bismarck wist hij iedere politieke groep tevreden te houden. Elke groep had zo zijn eigen mening over het nieuwe politieke stelsel en over de zojuist ingestelde grondwet waarbij hun eigen belangen voorop stonden bij het vormen van deze mening.
Er speelden twee politieke stromingen een grote rol;
De Conservatieven:
Vooral de mensen die op het platteland leefden waren ervoor om alles bij het oude te laten, om de hierarchische verhoudingen te behouden. Conservatieven waren vooral de adelijken die bang waren hun recht en invloed te verliezen maar ook arbeiders die net het plattelandsleven vaarwel gezegd hadden. Zij vonden geen heil in de democratie in Duitsland en waren eerst dan ook tegen de eenwording van Duitsland.
De Liberalen:
De liberalen waren uiterst belangrijk voor de politiek die Bismarck door wilde voeren. Zij waren de personen die direct akkoord gingen met de nieuwe grondwet en zij waren voor de nationale eenheid. De liberalen hoopten dat de macht van de Duitse vorsten af zou nemen wanneer Duitsland een eenheid zou worden. Ook hoopten zij dat liberale hervormingen plaats zouden gaan vinden wanneer er een eenheid ontstond.
Een splitsing tussen de liberale stroming ontstond toen het duidelijk werd dat er geen grondwetherzieningen kwamen die de liberalen meer invloed konden geven. Aan de ene kant waren de rechts-liberalen te vinden die nog steeds de kant van Bismarck kozen omdat ze hoopten dat ze uiteindelijk hier het meeste profijt van zouden ondervinden.
De rechts-liberalen bestonden vooral uit industriëlen die bang waren dat ze hun hoge inkomens kwijt zouden raken. Hierbij kwam ook nog eens dat ze steeds banger werden voor de arbeidsbeweging en hoopten dat Bismarck deze wel onder de duim zou kunnen houden.
De andere stroming van liberalen waren de links-liberalen. Deze hadden weinig aanhang en deze groep bestond vooral uit mensen die werkte in de handel en de mensen met vrije beroepen. Zij bleven strijden voor meer individuele vrijheid en meer invloed van het parlement.
Ook waren er nog de socialisten die als een bedreiging voor het Rijk gezien werden door Bismarck. Volgens hem bedreigden ze de nationale eenheid aangezien ze streden voor een revolutie met alle arbeiders in Europa. Deze arbeidersbeweging kreeg veel aanhang door de opkomst van de industrie. De aanhang bestond dan ook voornamelijk uit de industrie arbeiders, zij bleven onverwoed demonstreren tegen hun lage lonen en hun waardeloze behuizing. Deze socialisten verenigden zich tot de Sozial-democratische Partei Deutschland ofwel de SPD. Net na de oprichting van deze partij streefden zij het marxisme na, zij waren voor de klassenstrijd en de afschaffing van privebezit. Zij wilden een revolutie op gang brengen die de maatschappij grondig moest veranderen. Tegen het einde van de 19e eeuw veranderde hun ideeen en werden hun standpunten wat minder extreem. Nu kwam er weer een nieuwe stroming op namelijk het revisionisme. Er werd uitgegaan van het idee dat alles wat bereikt moest worden ook wel op een democratische manier tot stand zou kunnen komen. Op deze manier trachtten de arbeiders weer meer macht te werven.
Na een tweede mislukte aanslag op de Keizer voerde Bismarck een nieuwe wet in. Door zijn politiek hadden de socialisten lange tijd niets te zeggen. Hij voerde de zogenaamde socialistenwetten in in 1878. Deze wet zorgde dat de socialisten nog minder konden beginnen, in deze wet werd hen namelijk verboden zich te verenigen of te organiseren. Deze wet maakte het dus ook mogelijk partijleiders op te pakken en er werd ook niet geaarzeld om dit inderdaad te doen. Alle socialistische kranten, tijdschriften en dergelijke werden verboden en zo werd de partij gedwongen in het geheim te gaan opereren. Bismarck was echter nog steeds niet tevreden en wilde zorgen dat er zich zo min mogelijk mensen zouden aansluiten bij de socialistische partij.
Door middel van sociale wetten, zoals de ziektekostenverzekering (1883) de ongevallenverzekering (1883) en de invalidenverzekering (1889) probeerde Bismarck de arbeiders voor zich te winnen, zodat ze niet aan zouden haken bij de socialisten.
Bismarck was zo gefixeerd op het bereiken van de oude conservatieve monarchie dat zijn politieke daden schadelijk begonnen te worden voor het Duitse Keizerrijk. Bismarcks politiek was echter onmogelijk om vol te houden en zijn ideeen onmogelijk te bereiken door de gemoderniseerde maatschappij en de almaar groeiende druk van de arbeiders. Het bestuurlijke apparaat kwam geheel onder zijn macht te staan en hij beperkte de macht van de Rijksdag meer en meer. Intussen groeiden ook de sociale tegenstellingen in Duitsland.
Tot in 1890 Wilhelm II, die in datzelfde jaar tot Keizer was gekroond, een einde maakte aan het kanselierschap van Bismarck. Hij deed zijn uiterste best om de tegenstellingen te verkleinen door bijvoorbeeld de vrouwen- en kinderarbeid te beperken. Hij hoopte op deze manier de socialisten gunstig te stemmen. Toen hij de socialisten weer legaal maakte groeide de SPD snel, zo snel dat ze in 1912 de grootste fractie waren in het parlement. Politieke invloed kreeg de partij echter niet, zij werd buiten iedere regering gehouden.

Frankrijk

Dankzij de wapenstilstand werden de Fransen in staat gesteld een Nationale Vergadering te kiezen waarin bleek dat de monarchisten de overhand hadden. De macht werd door de volksvertegenwoordigers in handen gegeven van Adolphe Thiers. De vredesvoorwaarden werden door deze volksvertegenwoordiging goedgekeurd en zij vestigden vervolgens in Versailles omdat Parijs te gevaarlijk was geworden.
het geval was dat de Nationale Vergadering namelijk van het begin af aan alleen maar onhandige acties en dergelijke uitgevoerd waardoor ze de inwoners van Parijs tegen zich op gezet hadden. Ze betaalde bijvoorbeeld niet langer de soldij van de Nationale Garde. Verder schafte ze het moratorium op de schulden af en aangezien veel mensen werkeloos waren geworden tijdens deze oorlog kwam dat behoorlijk hard aan en werd het de Nationale Vergadering nou niet bepaald in dank afgenomen.
Onder de werklozen vielen voornamelijk de kleine zelfstandigen, de arbeiders en de handelslieden, vele van hen raakten tevens aan de bedelstaf.
Op 18 maart van het jaar 1871 werd er een poging gedaan om de Nationale Garde te ontwapenen maar dit mislukte jammerlijk. Iedere verzoening werd onmogelijk gemaakt door de moord op de generaals Lecomte en Thomas. Hierop besloot de regering dat het verstandiger zou zijn Parijs te verlaten.
Deze actie maakte dat het centrale comite van de Nationale Garde over Parijs kon regeren en kon doen en laten wat ze wilde. Dit comite koos een raad van ongeveer 80 personen die de volledige macht over Parijs kreeg. De raad zetelde in het Stadhuis en nam de naam ‘Commune van Parijs’ aan. Deze Comunne bestond voornamelijk uit arbeiders en ambachtslieden. Nog nooit hadden zij de macht gehad en al de verschillende politieke of minder politieke opvattingen van ieder individueel maakte het dan ook extra moeilijk om op een fatsoenlijke manier te regeren. Tevens maakte het gebrek aan een echte leider de taak nog zwaarder. Toch lukte het de Commune om een eerlijk en gematigd beleid te voeren. De plannen die zij koesterden tot een scheiding van Kerk en Staat, de invoering van openbaar onderwijs en een algemene leerplicht hebben zij helaas niet tot uitvoer kunnen brengen omdat ze niet lang genoeg regeerden.

Een voorbeeld van wat ze wel hebben gedaan is:
Een kunstenaar, Gustave Courbet, stelde min of meer voor, tijdens het beleg van Parijs door de Duitsers, om de zuil op Place Vendôme te verwijderen. Volgens een aantal mensen om esthetische redenen maar dat is tot op heden nog niet echt bekend. De Commune liet de zuil op 12 april 1871 vernietigen, dit was een stap verder dan Courbet bedoelde. Later is Courbet verantwoordelijk gehouden voor de vernietiging van een belangrijk monument, hij werd veroordeeld tot zes maanden gevangenisstraf en moest de herstel schade betalen die 300000 goudfranken bedroeg. In het jaar 1877 verliet hij, zonder geld, ziek en in ballingschap Frankrijk en trok naar Zwitserland waar hij dat zelfde jaar nog overleed.

Zij moesten zich ook nog eens verantwoorden en verdedigen tegen over het wettelijke gezag omdat zij slechts een rebellenregering waren.
Er ontstond, tot overmaat van ramp, een burgeroorlog tussen de Versaillais, de militairen uit Versailles die beter georganiseerd en gegroepeerd waren dan hun tegenstanders de communards, de militairen van de Commune van Parijs. Dit alles onder toeziend oog van Duitsland die zich er niet mee bemoeide. Tijdens deze meedogenloze burgeroorlog pakten de Versaillais de opstandige hoofdstad methodisch aan en liet tenslotte geen spaan van de tegenstanders heel in de verschrikkelijke ‘Bloedige Week’ van 21 tot 28 mei. De Commune had al haar gijzelaars doodgeschoten bij wijze van krijgsstraf maar het leger van Versailles executeerde toen tussen de 20000 en de 30000 communards. De opgezette tribunalen, ofwel rechtbanken, bleven functioneren tot 1875. daar werden nog eens 5000 mensen veroordeeld tot gevangenisstraffen en nog eens 5000 tot deportatie naar Nieuw-Caledonie.

De Comunne, de laatste romantische revolutie, betekende het einde van het niet te verwezenlijke socialisme in Frankrijk. Thiers die nu president en leider van de regering was maakte dankbaar gebruik van de Koningsgezinde meerderheid en consolideerde de voorlopige republiek. Het eerste probleem was dat de Duitsers het land nog steeds bezet hielden en Thiers wilde daar zo snel mogelijk van af. Twee royale staatsleningen maakten het mogelijk de afbetaling van de oorlogsschuld van 5 miljard francs versneld af te betalen. Op 16 september 1873 verliet uiteindelijk de laatste Duitse soldaat het Franse grondgebied. Binnen enkele maanden was de staatslening afbetaald en waren de overheidsfinanciën weer op een rijtje gezet. In die zelfde maanden werd het leger gereorganiseerd en was de nasleep van de oorlog geregeld.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.