Egypte

Beoordeling 5.8
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • Klas onbekend | 2150 woorden
  • 9 juni 2002
  • 238 keer beoordeeld
Cijfer 5.8
238 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Mummies

Een mummie is een bewaard gebleven lichaam van een mens of dier.Er zijn twee soorten mummies, de natuurlijke mummies en de kunstmatigen.
Een kunstmatige mummie is een nagemaakte mummie. Alleen rijke mensen lieten zich mummificeren en de Farao’s werden met heel veel nauwkeurigheid gemummificeerd. De mummificatie van een Farao duurt 70 dagen. De wat armere mensen wilden ook graag gemummificeerd worden. De mummificatie voerden het gezin dan uit. Toch was men daar erg ongerust over, want als je niet goed werd gemummificeerd zal je lichaam gaan rotten en krijg je niet het eeuwige leven. De mensen lieten hun farao’s grotendeels natuurlijk mummificeren maar hielpen een heel klein beetje mee, want ze deden hun farao‘s in een pot of begroeven de farao‘s . Door de droging werden het mummies. Dat vond men later niet goed voor de farao‘s . Dus bedacht men om de farao’s te mummificeren.

Welke hulpmiddelen gebruikte men om te mumiefiseeren

Deze hulpmiddelen gebruikte men:
- Mesje: om het lichaam open te snijden.
- Linnen doeken: daarmee werd het lichaam ingewikkeld en ook wel opgevuld.
- Zaagsel/hooi/stro: werd ook wel gebruikt om i.p.v. linnen om het lichaam op te vullen.
- Olie/creme/kruiden: daar werd het lichaam mee ingesmeerd.
- Hersenstokjes: daarmee werden via de neus de hersenen verwijderd.
- Balsemtafel: hierop werd de dode behandeld.
- Natron: een soort zout.

Hoe werd een farao gemummificeerd?

Eerst balsemde de balsemers de mummie in met zoet geurende palm sappen of olie naargelang hoe rijk je was. Met een bronzen haak
werden de hersenen via de neus uit het hoofd getrokken. Vervolgens sneed men een gat in de linker zij en haalde de lever en de darmen er uit. Daarna werd het hart gewogen op een symbolische wijze, als het hart te licht was, was je een slecht mens en werd je hart uit het lichaam gesneden en werd het hart verbrand en kreeg je niet het eeuwige leven. Als je hart zwaar was dan bleef je hart zitten en kreeg je het eeuwige leven. Het hart bleef zitten want die moet mee naar het hiernamaals. De lever en de darmen werden in de potten gestopt en bedekt met natron (een soort zout), zo werd het vocht uit de organen gehaald dan wordt het rotting‘s proces voor een groot deel gestagneerd. Later werd het lichaam in een kompleet natron bad gelegd om te drogen. Na veertig dagen werd het lichaam uit het bad gehaald en opgevuld met watten, lappen stof zand of zaagsel weer naargelang liggend hoe rijk je bent. Soms werd de lever en de darmen weer terug gestopt. Vervolgens werd de droge huid ingewreven met allerlei soorten oliën en hars. Hierdoor werd de huid lekker zacht en ging het lekker ruiken. Waar de snee in de zij werd gesneden werd het dicht genaaid en werd een amulet er op gelegd met als afbeelding het oog van horis. Die afbeelding hield kwade geesten op een afstand. Het lichaam werd in linnen lappen gewikkeld. Tussen de linnen lagen werden nog meer afbeeldingen, tekens en amuletten geplaatst. Soms werd er ook eten bij gestopt. Een masker van goud, beschilderde linnen of gips kwam op het hoofd en schouders. Er werden tientallen spreuken in gegraveerd. Het lichaam werd geplaatst in een graf tombe ook wel een soort grote houten.
Bij het graf van Toetanchamon (een hele bekende farao) was de van tafel goud maar nog veel meer en Toetanchamon had niet 1 graf tombe maar wel vier, graftombes kan je nagaan hoe machtig en rijk de farao’s.

Hoe leefden de mensen in het Oude Egypte?,/b>
De mensen in Egypte leefde onder een Farao. De farao had de volledige macht, alleen ambtenaren stonden onder hem. De Egyptenaren leefde in een monarchi dat wil zeggen: Volgens de wet ging alles wat er gebeurde in het land volgens een heerser. Hij had op grond van zijn ambt als enige wetgevende macht. Wetten en Bevelen werden door hem genomen. Hij benoemde ambtenaren en priesters, die allemaal in zijn naam en dingen in het land deden. Alles wat de farao zei, was waar, of moest beveelt worden!
Voorbeeld van de stad Deir el-Medina hoe het ging in de stad.
In deze stad werkten ongeveer 120 families aan graven en tempels die speciaal voor de heersers gebouwd moesten worden in het Dal der Koningen. Deze arbeiders leefden eigenlijk alleen op de bouwplaats of in het dorp zelf dat afgescheiden lag van het Nijldal. De handel die ze dreven werd vaak vastgelegd in Priestelijk schrift op kalksteen of aardewerkscherven. Op deze zogenaamde ostraca werden de prijzen vermeld, of bijvoorbeeld de verhuur van de ezels of zelfs de verstrekking van een lening. Als de tekst achterhaald was, bijvoorbeeld de huur van de ezels was afgelopen, wierp men deze scherven en stenen in de put. (In het begin van de 20ste eeuw werden er verschillende putten gevonden door archeologen die een goed voorbeeld gaven van de handel uit die tijd).
Het loon was door de jaren heen altijd constant. Geld kende men niet. De Grieken maakten sinds de 8ste/7de eeuw voor Christus al gebruik van munten en introduceerde dit principe pas vier eeuwen voor Christus in het oude Egypte. Om een loon uit te betalen gaf men de medewerker in een zak van vastgestelde grootte graan (gerst of spelt). Aan de hand van waarde konden ze dit omzetten in zilver en koper. Een voorbeeld: de twee voormannen en de schrijver van Deir el-Medina kregen als loon 2 zakken gerst en 5½ zak spelt. Eenvoudige werklui ontvingen een ½ zak gerst en 4 zakken spelt. De ongeschoolde werker ontving nog veel minder. De inhoud van een zak graan bedroeg 77 liter. De rekeneenheid van koper was de zogenaamde ‘deben’, één deben was 91 gram.
Het duurde zilver werd in ‘sjenati’ (7,6 gram) of ‘kite’ (9,1 gram) afgewogen. Gemiddeld kreeg een arbeider graan ter waarde van 7 deben koper terwijl een voorman voor gemiddeld 9,5 deben ontving. Het loon was vastgesteld en daaraan ook de arbeidstijd die ervoor gewerkt moest worden. Het gevolg was dat als een werker ziek werd, die tijd ingehaald moest worden.
Voor de begrafenis werden er onvoorstelbare hoge bedragen betaald. Een graf voor een arbeider was al snel 25 debben terwijl de voormannen voor hun versierde grafkisten zeker 200 deben neer moesten tellen. Een extra als een mummiemasker bracht zeker 40 deben op en een sarcofaag was nog veel duurder. Maar een graf bestond natuurlijk uit meer. Kleding, meubelen, levensmiddelen, kruiken, beelden en andere voorwerpen werden ook gebruikt bij de begrafenis. Je kunt er dus vanuit gaan dat een begrafenis van een simpele arbeider al snel 200 deben moest kosten. Omgerekend is dat toch zeker 30 maanden loon. Een schrijver of een eenvoudige ambtenaar stelde hogere eisen aan zijn begrafenis en was al snel 1000 deben kwijt. Een farao was het toppunt. Als we ter vergelijking alleen de ongeveer 100 kilo zware gouden grafkist van Toetanchamon nemen moet je ongeveer denken aan 35.000 maandlonen van een arbeider. Om dan nog maar niet te spreken over de overige voorwerpen die in het graf van deze jonge koning gevonden zijn. De waarde hiervan is eigenlijk niet voor te stellen
Farao ‘s

1. De Farao’s regeerde 3000 jaar geleden. Zij waren de eerste echt succesvolle heersers. Een Farao was dan ook geen gewone koning. Als een Farao overlijdt dan geloofde de onderdanen dat de geest van Horis, de God van de koningen en
van de hemel, bij hun binnen kwam. De Farao was een God op aarde. De oude Egyptenaren geloofden ook dat de Farao afstamt van de zonnegod Ra en dat er goddelijk- of blauw bloed door hun aderen stroomde. De Faraos hadden ongelofelijk veel macht. Egypte was hun eigendom, zij waren verantwoordelijk voor alles wat er in het land gebeurde, bijvoorbeeld handel met omringende landen, veiligheid en welvaart in het land. De Farao moest de Goden gunstig stemmen, zodat het weer goed bleef, de Nijl voldoende water meevoer, de akkers er goed bij stonden en het vee jongen kreeg. De farao was oppermachtig, al kon hij niet tegen de wil van de Goden. Hij moest ervoor zorgen dat de wereld
er net zo uit zag als dat die geschapen was door God.
Hoe de Farao stierf: In leven en sterven had de Farao een bijzondere positie omdat hij een God was, moest zijn geest naar de hemel worden gebracht om zich bij zijn goddelijke familie te voegen, en omdat hij ook een mens was, moest zijn lichaam gebalsemd- en begraven worden met alles wat hij nodig zou kunnen hebben.

2. Toetanchamon:
Een van de bekendste Farao’s is Tochanamon. Dat komt omdat hij heel veel macht had en niet heel lang geleden is opgegraven met super veel mooie gouden schatten. Bijvoorbeeld het gouden masker waar het hoofd mee was afgedekt, bezet met juwelen als mozaiek en vele symbolische tekens als de slangen kop, adelaars maar ook de nep sik, die erg opvalt. De nep sik hoorde bij hun geloof. Deze hoorde alleen bij de mannen.
3. De Koninklijke familie:
De Farao had meestal een koningin. Zij droeg de titel “Grote Koninglijke Echtgenote”. Vaak was de koningin de zuster of halfzuster van de Farao. Dat vonden de Egyptenaren een ideale situatie omdat de zuster van de Farao, net als de Farao, het zelfde bloed van de zonnegod in zich had. Lang geleden was ook de god Asiris, toen hij nog koning was van Egypte, getrouwd met zijn zuster Iris; zij werd toen koningin van Egypte. De kroonprins was toen de zoon die de Farao als zijn opvolger had bestemd, maar als zij geen zoon had, kon hij een zoon van een van zijn bijvrouwen kiezen. Sommige bijvrouwen waren mooie prinsessen uit buurlanden waarmee de Farao getrouwd was om de band met deze landen goed te houden.
4. Kleding:
De kleding is een ceremonieel kostuum met een kroon van Hathor (moeder Godin), een gierenhoofdtooi van godin Moet (God van de hemel), gouden scepter (symbool van macht en rijkdom) met lelie en een kleed van bladgoud.
5. Koninglijke Palijzen:
Het paleis van de farao was gebouwd met stenen die in de zon zijn gebakken. Van binnen was het paleis prachtig versiert met muurschilderingen, geglazuurde tegels en bladgoud. De vele poorten en pilaren waren uit rots steen gehakt. Het paleis bestond eigenlijk uit verschillende gebouwen. Het officiële paleis had verschillende binnenhoven en grote zuilen hallen die naar de troonzaal leidden. Hier ontving de Farao zijn bezoek en hield zijn ceremonies. De Farao, zijn vrouw en de kroonprins woonde bij elkaar in een ander deel van het paleis. Behalve de appartementen voor de koninklijke familie waren er in het paleis ook vertrekken voor de bijvrouwen (vrouwen die de Farao had om de band met de omringende landen goed te houden) en hun kinderen. Ze hadden schaduwrijke tuinen met vijvers en zelfs een dierentuin in hun bezit. Daarnaast waren werk ruimtes en kamers voor andere dienaren, kunstenaars, zangers, danseressen, keukenpersoneel, en de koninklijke stallen.
6. Zware Belastingen
Iedere Egyptenaar moest belasting betalen. In de tijd voordat het geld werd uitgevonden (ongeveer 600 voor Christus) betaalde de mensen in de vorm van arbeid, voedsel of kleding. Hoewel de boeren moesten betalen, hing het af van hoe vaak de Nijl overstroomde en hoe goed de oogst was geweest. Vissers en vogelvangers betaalde met de opbrengst van hun werk. Landwerklieden en vrouwen betaalden met de opbrengst van hun werk. Met deze opbrengst betaalde de farao zijn ambtenaren, soldaten, zeelui en iedereen die bij hem in dienst was. Wat overbleef werd met het buitenland verruild voor grondstoffen die in Egypte niet verkrijgbaar waren en tegen luxe producten. Ook ging er een deeltje naar de slaven voor hun voedsel, het levensonderhoud van weduwen en pensioenen van bepaalde ambtenaren.
7. Ruilhandel
Geld bestond toen nog niet zodat er ruilhandel werd gedreven, wie iets wilde hebben gaf daar iets anders voor terug. Hoeveel een product waard was werd bepaald door het waardesysteem: elk product had een waarde in “Deben” koperen of zilveren gewichtjes. De Egyptenaren hadden dus bijna het geld uitgevonden.
8.De Nijl
Het regent bijna nooit in Egypte en daarom was de Nijl de enige watertoevoer voor alle mensen en landbouwgronden. Vroeger overstroomde de Nijl elk jaar tussen half Juli en half Oktober vanwege de spring tei. Met het rivierwater kwam de donkere modder mee die op de kant kwam en daar achterbleef. Die modder was erg vruchtbaar. Door die modder gingen de planten en de rijst goed groeien en kun je ook het hele jaar vissen. Langs de oevers groeiden veel riet, daarmee maakte de Egyptenaren daken, papier, manden, meubels, sandalen en kleine boten.
9. Goden
De Egyptenaren geloofden dat eens God zelf over Egypte heerste. De laatste Goddelijke koning was Horis. Deze geest steeg op naar de hemel, maar zijn geest bleef achter op aarde. Als deze geest bij een menselijke Farao binnekwam, werd deze een God op aarde. Daarom was de Farao een ander soort mens dan als zijn familieleden. Faraos maakte aanspraak op hun afstamming van de zonnegod, de belangrijkste God.

REACTIES

L.

L.

DE ZONNEGOD IS NIET DE BELANGRIJKSTE GOD IN EGYPTE

18 jaar geleden

K.

K.

goed werkstuk

22 jaar geleden

K.

K.

nou je hebt me heel erg geholpen met me werkstuk over Egypte en ik wou je ff bedanken!!!!!!!!!!!!

22 jaar geleden

A.

A.

heel goed, ik houd me spreekbeurt over egypte en ik heb alles van jij geval gehaald!!!
DEDANKT!!!!!!!!!!!!!!!!

20 jaar geleden

A.

A.

hoi

vaag werkstuk wle goed

-xx-

20 jaar geleden

B.

B.

Goed werkstuk, ik heb ook wat informatie voor m'n werkstuk over het oude egypte hier vandaan gehaald.

14 jaar geleden

S.

S.

Hallo. Dit slaat nergens op. Waren er al mesjes in die tijd.. Volgens mij niet hoor.

11 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.