Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Een nieuwe eeuw, nieuwe verhoudingen?

Beoordeling 6.5
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • 6e klas vwo | 2852 woorden
  • 15 mei 2000
  • 43 keer beoordeeld
Cijfer 6.5
43 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Proefwerk geschiedenis
Een nieuwe eeuw, nieuwe verhoudingen? Nederland 1880-1919
Eind van de 19e eeuw deden zich belangrijke veranderingen voor. In grote lijnen zijn dat de punten hieronder vermeld. *De bevolking groeit (dalen van de geboortecijfers, wegens de opkomst van de anticonceptie en het dalen van sterfte- cij-fers, vanwege betere hygiene en medische zorg. *De landbouw raakt in crisis, maar moderniseert. 1873 landbouwcrisis, waardoor prijzen van landbouwprodukten daalde. Daardoor gingen boeren moderniseren. *Industrialisatie
Veranderen van een agrarische samenleving in een industriele samenleving als gevolg van toename van de industrie. Gevolg was nieuwe werkgelegenheid, en hierdoor een grootte trek naar de steden (urbanisatie). *Er ontstaan moderne bedrijven *Er ontstaan goede verbindingen

Opkomst van spoor- en tramwegennet. Nieuwe vervoersmiddelen (fiets, motor en auto). Snellere communicatie (telefoon en telegraaf). Opkomst van de stoomscheepvaart, betere contacten met kolonien. *Emancipatie en verzuiling. zuil(=een netwerk van eigen organisaties, instellingen en verenigingen, waarbinnen de leden van een zuil leven, apart van de rest van de samenleving). Verzuiling onder de katholie-ken, orthodox-protestanten, socialisten, neutralen ect. Emancipatie bij arbeiders, vrouwen, confessionelen ect. HoofdstukII
Het gezin
De situatie omstreeks 1880 *Huwelijk en gezin zijn erg belangrijk. Moderne gezin was ideaal (=romantische liefde tussen man en vrouw, grote zorg voor kinderen en huiselijkheid). Dit was bijna alleen voor de gegoede burgerij mogelijk. In de arbeiders gezinnen moest er vaak door iedereen gewerkt worden, om bij te dragen aan het gezinsinkomen. Je trouwde vaak omdat je samen er toch beter voor stond dan alleen. Je trouwde pas als je in je eigen levensonderhoud kon voorzien. Dit was rond je 27e levensjaar. *** Discontinuiteit/continuiteit....1880-1919
Moderne gezin nog belangrijker. Gender(=de scheiding tussen de rolpatronen en taken tussen mannen en vrouwen) Man kostwinner en vrouw huisvrouw. Verzorgde gezin en huishouden. Het idee over moderne gezin verbreiden onder de arbeiders. Beschavingsoffensief ontstond. De arbeiders werd beschaving bijgebracht. (hygiene, verantwoordelijkheid, orde en netheid) * Veel moeders stierven in kraambed. Bij arbeiders was de sterfte hoog. Hun levensomstandigheden waren slecht en ze deden vaak zwaar en gevaarlijk werk. *** Discontinuiteit/continuiteit....1880-1919
Sterfte neemt af. Minder onvolledige gezinnen. Vanwege verdwijnen van Grote epidemieen, en betere hygiene. *Huwelijksvruchtbaarheid was ook hoog. Vooral bij de katholieken. Deze hielden zich streng aan de godsdienstige leer. Arbeiders en boeren hadden vaak ook meer kinderen. *** Discontinuiteit/continuiteit....1880-1919
Huwelijksvruchtbaarheid neemt af. Gevolg toepassen van geboortebeperking (anticonceptie werd geintroduceerd)Bij de confessionelen bleef de huwelijksvruchtbaarheid hoog. Zij zagen kinderen als een geschenk van god, een mens mocht daarin niet ingrijpen. Vooral in de zuidelijke streken in Nederland (Limburg en Noord-Brabant) bleven geboortecijfers boven landelijk gemiddelde liggen. *Het gezin is voor velen een productie-eenheid (=gezinsleden waren samen aan het werk, in of bij eigen huis. Dit gold voor boeren, ambachtslieden, winkeliers en arbei-ders). Ook was het een consumptieve eenheid(=alle uitgaven in gezins-verband). Er bestond vaak een armoedecyclus(=als er nog geen of kleine kinderen waren in een gezin. Waren de ouders vaak arm, omdat ze dan minder mankracht hadden, wanneer de kinderen opgroeiden, betekende dit een bijdrage aan het gezinsinkomen. Tot op het moment dat de kinderen het huis uit gaan. ***Discontinuiteit/continuiteit...1880-1919
Gezinnen kregen meer bestaanszekerheid.Door stijgende lonen van mannen, was het voor vrouwen en kinderen minder nodig ook buitenshuis te gaan werken. *Veel kinderen volgende alleen lager onderwijs. Omdat er geen leerplicht bestond gingen veel kinderen onregelmatig of nooit naar school omdat ze thuis moesten helpen met het werk. ***Discontinuiteit/continuiteit...1880-1919
In 1901 werd leerplicht ingesteld. Voor arbeiders was dit minder gunstig omdat ze de kinderen "nodig hadden" om bij te dragen aan het gezinsinkomen. Voor de katholieken was het ook minder gunstig, omdat zij hun kinderen liever op godsdienstige scholen zagen (bijzondere scholen) i.p.v openbare scholen, maar deze werden toen nog niet gesubsidieerd door de overheid.(schoolstrijd) *Man had maritale macht (=baas over het gezin en baas in het huwelijk) ***Discontinuiteit/continuiteit...1880-1919
Rechtspositie van de vrouw in het huwelijk verbeterde, want zij kon op grond van Kinderbeschermingswetten (1901) de ouderlijke macht krijgen over haar kinderen. *Particulieren instanties hielpen slechts in uiterste nood. *** Discontinuiteit/continuiteit...1880-1919

Rol van overheid gaat grotere rol spelen. Bv: Kinderbeschermingswetten van 1901. Overheid en kereken benadrukken meer het belang van het gezin (bijvoorbeeld ook in de wet) De NMB (Nieuw-Malthusiaanse Bond) Deze bond is in 1881 opgericht door Carel Gerritsen (radicaal-liberaal). J. Rutgers speelde een belangrijke rol door als eerste spreekuren te houden over geboortebeperking. NMB richtte consulta-tiebureaus op. Confessionelen waren tegenstanders (kind geschenk van god) maar ook de socialisten (productie-eenheid) zij hadden kinderen nodig bij te dragen aan het gezinsinkomen. Maar ook de Liberalen waren tegen. Deze waren bang voor een vermindering van de bevolkingsgroei. De zedelijkswet van 1911 keurde veel werk van de NMB natuurlijk af. Ze mochten voorbehoedsmiddelen niet meer ongevraagd aanbieden of aanwijzen als verkrijgbaar. Hoofdstuk 3 De emancipatie van vrouwen * Onderwijs
Het merendeel van de meisjes volgde na de lagere school geen onderwijs. Er waren enkele mms'en, en vanaf 1876 werden, door de Wet op Hoger Onderwijs, universiteiten en
gymnasia opengesteld voor vrouwen. ***Discontinuiteit/continuiteit....1880-1919
Meisjes mochten verder leren tot ze gingen trouwen, maar vooral meisjes uit de betere kringen deden dit ook. Het aantal meisjes op het gymnasium, hbs en universiteit nam
spectaculair toe. Tot 1906 moesten meisjes toestemming krijgen van een minister om toegelaten te worden tot de hbs. Deze toestemming werd meestal niet gegeven als er
in de desbetreffende stad als een mms was. Een verklaring voor de sterke toename was dat vrouwen als Aletta Jacobs (feminist) als voorbeeld dienden voor de
gelijkwaardigheid tussen man en vrouw. *Beroepsarbeid
Meisjes uit de lagere klasse gingen na de lagere school vaak buitenshuis werken. De meesten tot hun huwelijk, maar er moesten ook zeer vrouwen blijven werken, omdat ze anders niet rond kwamen van het gezinsinkomen. Vrouwen verdienden de helft tot twee derde van wat mannen verdienden. In de meeste hogere kringen deden vrouwen geen betaald werk. Dit hoorde niet. Als ze wel werkten, waren er maar weinig beroepsmogelijkheden. Bijvoorbeeld: Gouvernante of kinderoppas. ***Discontinuiteit/continuiteit...1880-1919. Vrouwen gingen nu ook kantoor werk doen, en er kwamen veel banen vrij in het onderwijs (dit omdat de leerplicht was ingesteld, en er dus meer onderwijzers nodig waren). En ook vanwege de industrialisatie kwam er meer werkgelegenheid. De confessionelen keerden zich nog wel tegen de beroepsarbeid voor vrouwen. Zij wilden de vrouwen beschermen tegen de zware arbeid. En vonden dat de vrouw haar taak was om thuis voor de kinde-ren en het huishouden te zorgen. De socia-listen keerden zich ook tegen de beroepsar-beid voor vrouwen. Zij wouden de vrouwen be-chermen tegen de zware arbeid, maar vonden wel dat de arbeid voor burgervrouwen een luxe was waardoor ze zichzelf konden ont-plooien. De meeste vrouwen zorgden nog wel steeds voor het huishouden en de kinderen. *Seksualiteit
Er heersden een dubbele moraal(=een tolerante moraal voor mannen en een strenge voor vrouwen). Prostituees werden als "gevallen vrouwen" beschouwd ect. ***Vooral confessionelen gingen het dubbele moraal bestrijden. In sommige gemeenten kwam een bordeelverbod. Prostituees en ongehuwde moeders waren nu meer een "sociaal probleem". In 1911 kwam de zedelijkheidswetgeving tot stand. *Burgerrechten

Vrouwen hadden geen passief of actief kiesrecht. Gehuwde vrouwen waren handelingsonbekwaam (=door het huwelijk werden zij rechsongelijk, zij mochten niet zelfstandig rekenen openen of leningen afsluiten. Zij hadden evenveel rechten als kinderen.In burgerlijk wetboek (1838) was vastgelegd dat de man hoofd van de echtvereniging was. ***In 1917 kregen vrouwen passief- en in 1919 actiefkiesrecht. Vrouwen kregen vanaf 1909 recht op hun zelfverdiende geld. Dit stond in de "Wet op het Arbeidcontract" Door de eerste Wereldoorlogkwamen er veel functies open te staan, omdat veel mannen dienstplicht hadden. Vrouwen namen veel van deze functies over. Organisaties voor vrouwenemancipatie *Nederlandse Vrouwenbond ter Verhooging van het Zedelijk Bewustzijn (NVVZB). Opgericht door Marianne Klerck-Van Hogen-dorp in 1884. Keerde zich tegen de dubbele moraal, tegen handel in vrouwen en tegen het verbod op het onderzoek naarhet vaderschap. Vooral uit ortodox-protestantse kringen en zij durfden zich wel met de politiek te bemoeien. *Vrije Vrouwenvereeniging (VVV) opgericht door Wilhelmina Drucker in 1889. Politieke onafhankelijkheid. Zij wouden rechten verkrijgen op het gebied van onderwijs, werk, huwelijksrecht en vrouwenkiesrecht. *Vereniging voor Vrouwenkiesrecht (VvVk) opgericht door Aletta Jacobs in 1894. Deze concentreerde zich op het verkrijgen van vrouwenkiesrecht. Verklaringen voor het organiseren van vrouwen: Het kiesrecht werd constant uitgebreid, maar vrouwen kregen dit recht niet. Meer mogelijkheden om voortgezet onderwijs te volgen, maar mannen profiteerde hier veel meer van dan meis-jes. Veel vrouwen namen een voorbeeld aan vrouwenbewegingen in het buitenland. Er werd onderscheid gemaakt uit verschilargumenten (=nadruk op verschillen tussen man en vrouw) Vooral de NVVZB zocht het in deze verschillen. En de gelijksargumenten (=legde nadruk op de gelijkheid met mannen) Hier maakte de VVV vooral gebruik van. Activiteiten om doelen te bereiken: *Vrouwen waren actief op congressen. *Vrouwen organiseerden tentoonstellingen (De Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid) *Zij gaven ideeen weer in tijdschriften en andere publicaties. *Vrouwen hielden spreekbeurten en organiseerden bijvoorbeeld petities. Hoofdstuk 4 De emancipatie van de arbeiders *De lonen waren laag door groot aanbod van arbeidskrachten. De bevolking groeide, terwijl scholing niet verbeterde. Loon was zo laag dat het aangevuld werd door de armen-zorg. Dit was voor werkgevers goede reden de lonen niet te verhogen. ***Discontinuiteit/continuiteit...1880-1919
Na 1870 begonnen de lonen te stijgen. Het reeel besteedbaar inkomen nam in die periode toe met 70%. Dit kwam o.a door de stijgende welvaart. De lonen bleven wel laag, dit kwam ook doordat er veel vrouwen werkten in de textielfabrieken en dit drukte de lonen. *Kinderen en vrouwen werken ook, om aan te vullen op het gezinsinkomen. ***Discontinuiteit/continuiteit...1880-1919
Kinderwetje van Van Houten in 1874, verbood dat kinderen onder de twaalf jaar niet meer arbeid mochten verrichtten in werkplaatsen en fabrieken. De arbeidswet van 1889 bepaalde dat vrouwen en kinderen beneden de 11 jaar niet 's nachts en op zondag mochten werken. *Lange werktijden. Bazen bepaalde hoe lang er gewerkt werd. Gemiddelde tijd 12 a 14 uur per dag. ***Discontinuiteit/continuiteit...1880-1919
Arbeidswet van 1919 werd de 8-urige werkdag ingevoerd. *Er is geen wettelijke bescherming ***Discontinuiteit/continuiteit...1880-1919
De overheid gaat meer ingrijpen in de werk- en leefomstandigheden van de lagere klassen. *Werk is onweilig. Er bestonden geen veiligheidsvoorschriften. Gevaarlijke omstandigheden in fabrieken leidden tot veel ongelukken. ***Discontinuiteit/continuiteit...1880-1919
Arbeidswetten (van 1889 en 1919) en veiligheidswetten ontstonden. De arbeidsinspectie moest er op toezien dat deze wetten ook daadwerkelijk werden nagekomen. *De huisvesting is slecht. (zie beschavingsoffensief) ***Discontinuiteit/continuiteit...1889-1919
Na het diepte punt halverwege de 19de eeuw, gingen de meeste steden bouwverordeningen instellen, waarin voorschriften stonden waaraan de huizen moesten voldoen. Dit stond ook in de Woningwet van 1901. *De gezondheid is slecht vanwege o.a de slechte werkomstandigheden, onhygienische huisvesting, slechte voeding en drankmisbruik. ***Discontinuiteit/continuiteit...1880-1919
De arbeidswet, ziektewet en woningwet verbeterde veel. *Veel arbeiders voelden zich machteloos. Omdat er voldoende aanbod was in arbeiders konden ze geen eisen stellen (voor jou tien anderen!) Er waren ook weinig vakbonden. ***Discontinuiteit/continuiteit...1880-1919
De organisatiegraad neemt toe. Steeds meer arbeiders werden lid van een vakbond. De overheid werd door de vakbeweging ingeschakeld bij cao's (ingevoerd in 1909). Vakbonden werden uiteindelijk als gesprekspartners in onderhandelingen over lonen en arbeidsomstandigheden aanvaard. De vakbonden worden ook steeds professioneler. De Algemene Nederlandse Diamantbewerkers Bond (ANDB) o.l.v Henri Polak diende als voorbeeld opgericht in 1894. Dit was de eerste vakbond die werd geleid door betaalde beroepsbestuurders. Omstandigheden die ontstaan door de emancipatie van arbeiders: *Positie van de geschoolde arbeiders werd steeds slechter. Ongeschoolde arbeiders waren goedkoper. *De overheid en particuliere instanties kwamen te weinig op voor de belangen van de arbeiders. *De eerste vakbonden ontstonden onder geschoolde arbeiders die dreigde werkloos dreigden te worden. *De organisaties kwamen tot stand in een verzuilde samenleving. Deze zuilen stonden vijandig/wantrouwend tegenover elkaar. De organisaties die langzaam ontstaan. *Liberaal-Neutrale Vakcentrale
Algemeen Nederlands Werklieden Verbond (ANWV) Voorzitter Bernard Heldt. In 1871 verenigd tot landelijke organisatie. *Protestants-christelijke vakvereniging. Patrimonium Afsplitsing van de ANWV toen deze zich voor het openbaar onderwijs uitsprak. Voorzitter Klaas Kater. Later werd

deze vakcentrale het Christenlijk Nationaal Vakverbond (CNV). *Sociaal-democratische
Sociaal Democratische Bond (SDB). Afsplitsing van de ANWV, door de socialisten in 1881. Voorzitter Ferdinand Domela Nieuwenhuis. Deze partij zat in de politiek en vakbondswerk. Na onenigheden stichten de sociaal-democraten een nieuwe vakcentrale. Het Nedelandse Verbond van Vakverenigingen(NVV). *Rooms-katholieken
Rooms-Katholieken Volksbond. Onder leidingvan Willem Pastoors (1888) als reactie op de anti-godsdienstige houding van de SDB. Doelen van deze organisaties *Positie verbeteren van de arbeiders d.m.v sociale wetgeving en arbeidswetten. *Confessionelen namen godsdienst als uitgangspunt. Eerst tegen de sociale wetgeving (zou rol v/d man in huis aan- tasten) maar later niet meer. Bij de Katholieken was de invloed van de encycliek(=openbare brief van de paus met richtlijnen voor de katholieken) "Rerum Novarum" groot. Hierin riep de paus op de katholieken visie op staat en maatschappij uit te dragen en in de praktijk te brengen. Hij wees op de sociale taak van de Kerk en keerde zich tegen de klassenstrijd en het kapitalisme. Hij drong arbeiders aan om eigen vakverenigingen te hebben om te over-leggen met werknemers en om hun leefom-stan-digheden te verbete-ren. Motieven voor emancipatie van de arbeiders. *ANWV wilde samenwerking tussen werkgevers en werknemers. d.m.v overleg (in harmonie). Zij waren tegen arbeidscontracten, en dus voor volledige vrijheid van werkgevers en werknemers. *Vakvereniging "Patrimonium" was voor arbeidscontracten. onafhankelijkheid van werknemers werd hier niet door aangetast. *De SDB en NVV streefde naar een klasseloze maatschappij. Zij hadden de minste vertrouwen in de overheid en in de werkgevers. Activiteiten om doelen te bereiken. *De Liberalen en Protestants-christenlijke wilden onderhandelingen. Het patrimonium was eerst tegen stakingen, later niet meer, maar vond wel dat ze er voorzichtig gebruik van moesten maken. Zij kregen ook hun eigen politieke partijen. De ARP (o.l.v Abraham Kuyper) en het CHU (o.l.v Savornin Lohman, 1894). *De Katholieken zijn verdeeld, maar uiteindelijk stichtten ze een vakorganisatie, dankzij het idee van de priester Alfons Ariens. Gestimuleerd door het Rerum Novarum sticht hij in 1891 de Twentse Fabrieksarbeidersbond. *De socialisten van de SDB gaan naar een revolutie streven. Na het op de parlementaire weg geprobeerd te hebben, zonder succes, denken ze, alleen de macht te kunnen grijpen d.m.v een revolutie. Langzaam gingen Domela en zijn aanhangers de kant van het anarchisme op. (politieke stroming die alle overheidsgezag verwierp) Hierdoor ver-loor Domela veel leden. Er kwam een afsplitsing. En de SDAP ontstond o.l.v Pieter Jelles Troelstra (1894-). Deze partij was voor legale acties. *Onderhandelingen, petities, stakingen en demonstraties. *Instellingen voor culturele verheffing *Geschriften, prenten, affiches en strijdliederen "Recht voor allen" weekblad van Domela Nieuwenhuis. dagblad "Het Volk" Troelstra als hoofdredacteur. Ferdinand Domela Nieuwenhuis
Domela was eerst predikant van de Lutherse kerk. Hij was ook voor algemeen kiesrecht (ook voor vrouwen) en hij kreeg steeds meer interesse in de "sociale kwestie". Op een gegeven moment nam hij afscheid van zijn afkomst en godsdienst en richtte hij het blad "Recht voor Allen" op. Hij stak zijn geld in de arbeidersbeweging en werd al snel algemeen bekend. Domela werd anti-dominee. In 1886 schreef iemand een spottend stuk over koning Willem 3 in "Recht voor Allen" en Domela werd veroordeeld tot een jaar gevangenisstraf. Na 7 maanden kreeg hij gratie. In 1888 kwam hij in de tweede kamer. Hij stond in de politiek helemaal alleen, maar kreeg wel belangstelling. Hij voelde zich er niet thuis en was teleurgesteld in het politieke spel. Hij werd anarchist (=verwierp al het gezag van overheid) daardoor verloor hij veel aanhangers en de SDAP werd opgericht onder leiding van zijn vijand Troelstra. Troelstra koos juist voor handhaving van de bestaande spelregels en de weg van overleg binnen de wet. Terwijl Domela juist koos voor een zodanige sociale en economische onwrichting van de samenleving dat de regering en parlement machteloos zouden worden. Pieter Jelles Troelstra
Afkomstig uit een liberaal gezin. Was advocaat. In 1890 werd hij lid van de SDB maar hij kreeg meningsverschillen met Domela Nieuwenhuis. Troelstra wou de parlementaire weg volgen. In 1894 behoorde hij bij de oprichters van de SDAP. Hij werd zeer gewaardeerd onder de arbeiders. In zijn hart bleef hij wel nog voor een revolutie voelen. In 1918 riep hij in Rotterdam een revolutie uit. Zijn aanhangers waren geesdriftig maar wisten net als Troelstra niet hoe zij de macht moesten grijpen. De spoorwegstaking van 1903
Politiek bewuste arbeiders en vakbondsleden waren meestal bekend via "zwarte lijsten". Zij kregen zelden een vaste baan, werden ook als eersten ontslagen. De havenbaronnen werkten het liefst met ongeorganiseerde arbeiders. Vakbonden werden niet erkend. Lonen en werktijden werden bepaald door de patroons. Op 8 januari brak in de Amsterdamse haven een spontane staking uit. De stakers werden op staande voet ontslagen. Bij alle andere vemen legden arbeiders ook het werk neer, en de spoorwegstakers legden ook hun werk neer. Zij werden ook ontslagen. Toen legden alle arbeiders hun werk neer, eisden dat vakbonden erkend zouden worden en de ontslagen arbeiders weer aangenomen. Op 31 januari gaven de havenbaronnen en spoor-wegdirecties toe. Vakbonden werden erkend en arbeiders weer aangenomen. De tweede spoorwegstaking mislukt, het was de bedoeling dat het hele land zou stilvallen, dat er massale steun zou komen van de bevolking en dat de regering moest aftreden. Maar de staking was niet massaal. Een dag later werden er stakingswetten van Kuyper in werking gesteld. Duizenden arbeiders werden ontslagen. De bladen "Recht voor Allen" en "Het Volk" verloren een zesde van. De mislukte staling had ook te maken met een uitspraak van Troelstra in zijn blad "Het Volk"

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.