De Zesdaagse oorlog

Beoordeling 7.5
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • Klas onbekend | 4774 woorden
  • 8 november 2002
  • 144 keer beoordeeld
Cijfer 7.5
144 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Inleiding:

In dit werkstuk probeer ik duidelijk te maken hoe de zesdaagse oorlog op de verschillende fronten verlopen is. Israël was direct in oorlog met haar buurlanden; Egypte, Jordanië en Syrië. Vandaar ook de hoofdstukken 3 tot en met 5 die de oorlog met elk van die drie landen beschrijven. Verder waren er nog de landen Algerije en Koeweit die wel troepen en tanks leverden aan Egypte maar zelf verder geen actieve rol in de oorlog speelden en ook niet door Israël aangevallen zijn.Ook Irak leverde een beperkte bijdrage aan de oorlog en daarom was het niet nodig om over een van die drie landen een apart hoofdstuk te maken.

De hoofdvraag luidt: Hoe verliep de zesdaagse oorlog op de verschillende fronten en wie was de uiteindelijke winnaar?
De bijbehorende deelvragen zijn:
Hoofdstuk 1: Wat zijn de aanleidingen en wat is de voorgeschiedenis van de zesdaagse oorlog?
Hoofdstuk 2: Hoe verliep de luchtoorlog?
Hoofdstuk 3: Hoe verliep de oorlog aan het Egyptische front?
Hoofdstuk 4: Hoe verliep de oorlog aan het Jordaanse front?
Hoofdstuk 5: Hoe verliep de oorlog aan het Syrische front?
Hoofdstuk 1: Voorgeschiedenis en aanleidingen van de zesdaagse oorlog.

De zesdaagse oorlog brak uit op 5 juni 1967, als gevolg van drie weken spanning tussen Israël en haar buren.
De eerste spanningen ontstonden op 15 mei 1967 toen de Israëlische geheime dienst, de Mossad aan de regering bekendmaakte dat Egypte enorme hoeveelheden troepen in de woestijn de Sinai gestationeerd had, op een kleine afstand van Israël.
Maar dit was niet de enige aanleiding voor de spanningen. Op de grens tussen Israël en Egypte was een VN veiligheidsleger gestationeerd maar de Egyptische president destijds, Gamal-Abdel Nasser, dwong dit leger te vertrekken. Dit gebeurde op 19 mei.
In de nacht van 22 op 23 mei liet Nasser de Golf va Eilat afzetten, waardoor Israël haar belangrijkste aanvoerroute over zee verloor. Op 30 mei volgde Jordanië de in 1966 opgezette alliantie tussen Egypte en Syrië en gaf het commando aan de Jordaanse kant van de Golf van Eilat over aan Egypte. Kort daarna stuurden Irak, Algerije en Koeweit versterkingen na alle buurlanden van Israël.
Israël werd nu geconfronteerd met een Arabische strijdkracht van 465.000 militairen, 2900 tanks en 810 vliegtuigen.
Israël was nu dus helemaal omringd door vijandige landen.
In het noorden Syrië, in het westen Jordanië en in het zuiden Egypte dat de troepen al in de Sinai had en de belangrijkste waterweg naar Israël had afgezet.
Naarmate de situatie verslechterde mobiliseerde Israël steeds meer reservisten. Ook zette Israël een speciale regering op met afgevaardigden uit de oppositie partijen uit die tijd.
Er werd ook een minister van defensie aangesteld, Moshe Dayan genaamd.
Hoewel de Israëlische regering het afsluiten van de Golf van Eilat als oorlogstaal ervoer, probeerde ze toch om de crisis op een politieke wijze op te lossen.
De Israëlische regering zocht toenadering tot de landen die Israël veiligheid beloofd hadden.
Eerst ging de Israëlische regering naar de Engelsen en de Fransen maar die hielden zich niet aan hun beloftes en wilden geen sancties tegen Egypte instellen. De Amerikaanse president wou de Egyptische blokkade verwijderen door een oorlogsvloot te sturen. ( net zo als tijdens de Cuba -crisis in 1962)
Israël stemde met het plan in en stelde een eventuele aanval tegen Egypte uit. Minister President Eshkol maakte het plan op 28 mei via de radio bekend aan het volk.
De beslissing om de aanval uit te stellen was genomen ondanks het feit dat Egypte nog steeds honderd duizenden troepen paraat had staan in de Sinai. Toen men zich later besefte dat Israël met het opheffen van de blokkades nog lang niet buiten gevaar was, gaf de regering op 4 juni de Israëlische strijdkrachten de opdracht om, zoals Eshkol het letterlijk zei ‘de gevaren die bestaan voor het voortbestaan van de staat Israël te elimineren’.
Deze ontwikkeling vormde het hoogtepunt van voortdurend verslechterende relaties tussen Israël en haar buurlanden.
De slechte relatie van Israël met haar buurlanden begon al met het oprichten van de staat Israël in 1948 en de daarop volgende oorlog en was nog slechter geworden in de periode 1964-1967 toen er regelmatig over en weer beschietingen tussen Israël en Syrië waren naar aanleiding van de omleiding van de watertoevoerleidingen en het waterzuiveringssysteem in Israël van het noorden bij de grens van Syrië naar het zuiden in de Negev woestijn. Deze omleiding (die tevens betekende dat een gedeelte van de Syrische landbouwgrond niet meer besproeid kon worden) was een represaille op de Syrische aanvallen op Israëlische boeren die op het land aan het werk waren en op de aanvallen op Israëlische vissersboten in de Galileische Zee (tegenwoordig meer van Tiberas) De Arabische landen probeerden de waterzuiveringsinstallatie, die nu dus in het zuiden stond , te vernietigen door op hun beurt ook weer een rivier om te leiden.
In 1965 begonnen Palestijnen op grote schaal aanvallen tegen Israëlische burgers.
In reactie daarop stuurde de regering regelmatig straaljagers de lucht in om de Palestijnse bases te bestoken, die meestal in Syrië lagen. In zekere zin was het dus al oorlog met Syrië.
De Arabische landen kregen enorm veel steun van de toenmalige Sovjet-Unie in de vorm van wapenleveringen(bijvoorbeeld Mig 21’s, in die tijd erg modern) maar ook militaire adviseurs en door politieke hulp in het kader van de strijd tussen oost en west. Zo was het de Sovjet-Unie die in 1967 het valse bericht verspreidde dat Israël een grote concentratie militairen aan de grens met Syrië had gestationeerd om snel te kunnen aanvallen.
Dit was volgens de Sovjet-Unie ook de reden waarom Egypte troepen in de Sinai gemobiliseerd had; Egypte was immers de bondgenoot van Syrië en moest in geval van een Israëlische aanval op Syrië direct reageren met een aanval op Israël.
De Arabische bevolking ging steeds meer geloven dat het met de enorme overmacht een 19 jaar oude droom kon verwezenlijken: De vernietiging van Israël. Israël had geen andere keuze dan aan te vallen.

Enkele citaten van Arabische leiders die hun haat jegens Israël uitdrukten:
De Egyptische president Nasser die de Verenigde Arabische Nationale Vergadering op 26 maart 1964 toesprak: “Het probleem met Israël wordt niet opgelost door oplossing van het ( Palestijns - Arabisch ) vluchtelingenprobleem, waarvan de oplossing ook het probleem van Palestina oplost. Het gevaar van Israël ligt in haar naakte bestaan en wat zij vertegenwoordigt.”
In 1965 ging Nasser oorlogszuchtigere taal uitslaan ( 8 maart 1965 ) :
“We veroveren Palestina niet met haar bodem bedekt door zand , maar met haar bodem gedrenkt in bloed.”
Een paar maanden later sprak Nasser:
“Ons doel is het volledige herstel van Palestina, oftewel de vernietiging van Israël. Ons eerste doel: vervolmaking van de Arabische militaire macht. Ons nationale doel: de vernietiging van Israël.”
Nadat Nasser de VN veiligheidsmensen Egypte uit had gezet, was het volgende de Arabische radio ( De Stem van de Arabieren) te horen:
“Per vandaag zijn er geen internationale noodtroepen meer om Israël te beschermen. De enige methode die we zullen aanwenden is totale oorlog, die de vernietiging van de zionistische entiteit zal inhouden. Op 20 mei 1967 meldde de Syrische minister van Defensie Hafez Assad enthousiast: “Onze troepen kunnen de bevrijding gaan uitvoeren, om de zionisten van het Arabisch grondgebied te verdrijven… Ik, als militair, geloof dat de tijd gekomen is om de vernietigingsslag toe te brengen.”
Nadat Nasser de straat van Tiran had afgesloten zei hij: “De Joden noemen de blokkade een oorlogsdaad. Ik antwoord ze: kom maar op! Op 27 mei zei Nasser: Ons primaire doel is de vernietiging van Israël. We zullen coëxistentie met Israël nooit accepteren. De oorlog met Israël bestaat al vanaf 1948. Toen koning Hoessein van Jordanië een vredespact met Egypte sloot op 30 mei zei Nasser: “De legers van Egypte, Jordanië, Syrië en Libanon staan aan de grenzen van Israël en achter ons staan de legers van Irak, Algerije, Koeweit, Soedan en de gehele Arabische natie. De wereld zal van ons versteld staan. Vandaag weten ze dat de Arabieren klaar staan voor de strijd, het uur is gekomen. Nu gaat het om actie en niet om verklaringen.” President Abdoer Rahman Aref van Irak voegde eraan toe: “Het bestaan van Israël is een fout die gecorrigeerd moet worden. Ons doel is duidelijk: Israël van de kaart vegen.

Hoofdstuk 2: De oorlog in de lucht.

De zesdaagse oorlog begon met een lange afstandsaanval met behulp van vliegtuigen, om precies te zijn Amerikaanse F-4 Phantoms en Franse Mirages.
De code-naam van de operatie was “Moked” en bedoeld om de Arabische luchtmachten te vernietigen terwijl hun vliegtuigen nog op de grond stonden. Mede door de inlichtingen van de Mossad wisten de Israëlische piloten precies wat echte en wat namaak vliegtuigen waren.
Het belangrijkste gedeelte uit het plan was om een enorme, gelijktijdige aanval uit te voeren met eerste klas vliegtuigen tegen alle Egyptische bases, zodat het grootste deel van de Arabische luchtmacht uitgeschakeld zou worden. Dit vereiste exacte en gedetailleerde planning omtrent vertrektijden, aankomsttijden bij de doelwitten enzovoorts om het verrassingselement te behouden voor elk doelwit.
’s Ochtends vroeg vertrokken Israëlische vliegtuigen vanaf bases verspreid over het hele land en vielen Egyptische bases aan in de Sinai en Egypte. In totaal werden 11 vliegvelden aangevallen. In een efficiënte aanval werden binnen 2 uur meer dan 300 vliegtuigen vernietigd, waaronder bommenwerpers, jagers en helikopters. Na deze aanval had Israël de macht over het Egyptische luchtruim.
Toen het duidelijk werd dat de Jordaanse leider, koning Hussein een militaire campagne begonnen was bij Jeruzalem begon de Israëlische luchtmacht met het uitschakelen van de Jordaanse luchtmacht. Met aanvallen op de Jordaanse vliegvelden bij Amman en Manfrak werd afgerekend met hun luchtmacht.
Toen het Jordaanse luchtruim in Israëlische handen was, vlogen Israëlische vliegtuigen veilig naar Irak vliegen om daar de luchtmacht te vernietigen.
Tegelijkertijd werden in Syrië de vliegvelden bij Damascus, Seikel en Damir aangevallen.
Na minder dan 1 dag vechten was de complete Arabische luchtmacht uitgeschakeld, wat gelijk de uitkomst van de oorlog betekende.
De Israëlische landmacht kon nu onder zogenaamde “clear skies” vechten en werd constant bijgestaan door de Israëlische luchtmacht.
Na het eind van de eerste dag had Israël 20 vliegtuigen verloren.
12 piloten werden gedood, 5 raakten gewond en 4 werden door de vijand gevangen genomen.

Hoofdstuk 3: Het Egyptische front.

Het Israëlische leger had in Egypte als doel om vooral het oostelijke gedeelte van de Sinai en de Gazastrook vrij te maken van Egyptische troepen en hun bunkers. Dit was geen makkelijke taak, want de Egyptenaren hadden daar 7 divisies van in totaal 100.000 soldaten, 1000 tanks en honderden artillerie kanonnen gestationeerd.
De Israëlische landmacht trok ten strijde met 3 divisies, bestaande uit tanks, infanterie, een parachutisten brigade en verder een zelfstandige gemechaniseerde brigade en een zelfstandige infanterie brigade, versterkt met parachutisten en pantserwagens. Het constante vechten duurde 4 dagen. Het Israëlische leger besefte zich goed dat de oorlog wellicht maar een paar dagen kon duren en wilde een snelle overwinning.Daarom zette het alle gepantserde eenheden in om zo snel mogelijk door de Egyptische verdedigingslinies heen te breken. Deze snelle tactiek had wel zo zijn gevaren, want de flanken werden niet goed verdedigd en het was moeilijk om de oprukkende tanks te blijven bevoorraden.
Toch bleek deze tactiek succesvol, want hoewel de Egyptenaren hun posten goed verdedigden, konden de Israëlische tanks erg snel door de verdedigingslinies heen breken.
De slag in Egypte werd aan Israëlische kant geleid door generaal Yishayahu Gavish.
Onder zijn commando werden doorbraken op 3 grote plaatsen geforceerd.(zie kaartje achterin)
De troepen die vochten bij de noordelijke corridor en bij de corridor bij het plaatsje Rafah- El Arish werden toegewezen aan generaal Israel Tal’s divisie.
Na moeilijke gevechten in de gebieden rondom Rafah en Khan-Yunis op de eerste dag van de oorlog, rukten de soldaten van generaal Tal op naar Sheikh-Zuwayd en daarna in de richting van El-Arish. Het Egyptische leger hergroepeerde in de bunkers bij El- Jiradi en van daar uit werd de toegangsweg tot El-Arish hevig verdedigd. Het Israëlische leger wist pas na een bitter gevecht de weg en de posities rond El-Arish in te nemen.
Alle Egyptische strijdkrachten rond dat gebied waren gedood, gevangen genomen of helemaal verspreid.
De taak van de divisie van generaal Ariel Sharon was om de grote Egyptische verdedigingslinies te veroveren, die in het gebied rondom Umm-Kateif Abu Awegeila-Quseima lagen(zuidelijke corridor) Door hun uitstekende mobiliteit wist deze divisie een heel goed gevecht te leveren tegen het ingegraven en goed georganiseerde Egyptische leger, dat het voordeel had over veel meer soldaten te beschikken. Gecombineerde legers van tanks, parachutisten, infanterie, artillerie en genie-eenheden vielen de Egyptische posities aan vanaf de voorkant, de zijkant en vanuit de flanken, waardoor de Egyptenaren van de rest van het leger afgesneden werden. Dit soort doorbraakgevechten vonden plaats in woestijnen en mijnvelden en duurden in totaal drie en halve dag.
De divisie die onder het commando stond van generaal Avraham Yoffe ging via de middelste corridor Egypte binnen. Hij moest hierbij door een gebied genaamd Wadi Haroudin, dit was
een soort woestijn waar absoluut geen tanks konden komen. Het doel van deze divisie was om de Egyptische legers van de achterkant te bereiken.
In de eerste nacht van de oorlog wist deze divisie het Bir- Lahfan verkeersknooppunt te veroveren, waardoor de Egyptische legers in de andere 2 sectoren niet meer bevoorraad konden worden. Op de tweede dag van de oorlog, 6 juni 1967, boekte generaal Tal’s divisie vooruitgang in de noordelijke Sinai en richting het Suez kanaal. De Egyptenaren waren bij Bir- Lahfan verslagen en een goed gecoördineerde aanval van generaal Yoffe’s leger, bestaande uit reservisten, zorgde ervoor dat de legerbasis Jebel-Libneh vernietigd werd samen met de Egyptische versterkingen die naar Umm-Kateif Abu Awegerila gestuurd hadden moeten worden. Intussen maakte Sharon’s divisie de schoonmaakactie af en trok daarna verder naar het zuiden, in de richting van Quseima.
Op dezelfde dag slaagde het Israëlische leger erin om complete controle over de Gaza Strook te krijgen.
In de ochtend op de volgende dag werd de stad Khan Yunis ingenomen.
Op de derde dag van de oorlog, 7 juni 1767, rukte de divisie van generaal Tal op in de richting van het Suez kanaal via de El-Arish- Quantara en de El-Arish-Bir- Lahfan-Ismailiya toegangswegen. Deze vooruitgang ging niet smetteloos en er werd erg zwaar tussen Israëlische en Egyptische tanks gevochten. Het belangrijke verkeersknooppunt genaamd Bir- Gafgafa werd ingenomen en pogingen van Egyptische troepen om zich over het kanaal in die buurt terug te trekken werden verhinderd. Generaal Yoffe’s divisie rukte op richting Bir-Hassneh en Bir El-Thamada en blokkeerde zo de Egyptische pantserdivisies vanaf de achterkant die zich richting het westen, richting de Mitla (berg) pas terugtrokken. De Egyptische divisies die zich via de bergpassen terugtrokken, moesten veel verliezen incasseren omdat ze constant aangevallen werden door de Israëlische luchtmacht.
En als de troepen dan toch bij het kanaal aankwamen, konden ze erg moeilijk oversteken want de meeste bruggen waren al gebombardeerd.
Generaal Sharon’s divisie nam Quiseima in en rukte verder op naar het zuidwesten, richting Nakhl.
De onafhankelijke tank brigade van kolonel Albert versloeg de legerpost bij Kuntila, ten noorden van Eilat en dreigde zo de stad volledig af te snijden.
Een andere divisie wist een andere belangrijke Egyptische positie te verslaan bij Ras E-Nakeb niet ver van Eilat. Op de zelfde dag werd Sharm El-Sheikh ingenomen zonder dat ervoor gevochten hoefde te worden. De Egyptenaren trokken zich nu helemaal terug en de Israëlische marine zette meer troepen aan land met een amfibische landing. Daarnaast werden parachutisten afgeworpen boven Sharm El-Sheikh en E-Tur en zij rukten op richting het noorden langs de Suez Golf. Door de inname van dit belangrijke gebied werd de Straat van Tiran weer geopend voor schepen van en naar Eilat. Op de vierde dag de oorlog, 8 juni 1967, was het Egyptische vrijwel volledig leger verslagen.
Generaal Tal’s divisie nam Quantara in op de oevers van het Suez kanaal en ging toen verder naar het zuiden om zich aan te sluiten bij de divisie die vanaf Bir-Gafgafa oprukte richting het Suez kanaal in de Ismailiya sector. Ten zuiden van hen rukte generaal Yoffe’s divisie ook op langs het kanaal via 2 toegangswegen. Een andere groep binnen zijn divisie ging naar Ras-Sudar bij de Suez Golf, ten zuiden van het kanaal. Vandaar uit ging de groep via de zuidkant van de Suez Golf verder naar Abu- Zenima, waar het zich aansloot met de parachutisten die uit E- Tur kwamen. Sharon’s divisie ging verdr naar het zuidwesten, door het hart van de Sinai waar het plaatsje Nakhl werd ingenomen. Nog zuidelijker versloeg kolonel Abert’s onafhankelijke tankbrigade een Egyptische pantserbrigade die Eilat dreigde af te snijden.

Hoofdstuk 4: Het Jordaanse front

De mogelijkheid dat er naast een oorlog met Egypte ook een ook een oorlog met Jordanië uit zou breken, zorgde voor veel spanningen in het centrale hoofdkwartier van het Israëlische leger, onder leiding van generaal Uzi Narkiss.
Enkele uren nadat het nieuws over de oorlog met Egypte bekend was gemaakt, waren de eerste schoten in Jeruzalem al te horen.(Jeruzalem was in die tijd opgedeeld tussen Israël en Jordanië)
Eerst lichte wapens en later zware Jordaanse artillerie die langs de hele Israëlische grens doelen beschoot.
Toen Jordanië aanviel drong Uzi Narkiss er bij de centrale staf op aan om te reageren.
Dit verzoek werd echter verworpen, aangezien de prioriteit van het leger nu lag bij het verslaan van Egypte. Om deze reden stuurde Israël een bericht naar Jordanië dat als ze nu op zouden houden met hun aanvallen, Israël niets terug zou doen.
Jordanië ging niet op dit bericht in en het was dus duidelijk dat Jordanië een eigen front had geopend en niet van plan was om te stoppen.
Even later bezetten Jordaanse troepen het Regeringshuis, het hoofdkwartier van de VN inspecteurs. De Israëlische reactie kwam op 5 juni 1967 om 15:35 uur. Een speciale eenheid van de Jeruzalem brigade nam het hoofdkwartier terug en gooide de Jordaanse soldaten eruit.
Na het korte gevecht in en rond het Regeringshuis ging de Jeruzalem brigade onder leiding van kolonel Eliezer Amitai verder om enkele aangrenzende Jordaanse posten te veroveren.
Dit speelde zich allemaal af in zuidoost Jeruzalem. Tegelijkertijd rukte de pantserbrigade van de Harel divisie, onder leiding van kolonel Uri Ben-Ari, op naar Jordaanse posities in de gebieden Radar Hill, Sheikh Abed El-Aziz en Bet-Ihse in het noordwesten van Jeruzalem en verder naar Jordaanse stellingen langs de snelweg tussen Jeruzalem en Ramallah.
Een reserve brigade parachutisten onder leiding van kolonel Mordechai werd naar Jeruzalem gebracht. Hun taak was om een nachtelijke doorbraak te forceren ibij de Jordaanse posities bij de politie school en bij een berg, genaamd Ammunition Hill in het noorden van Jeruzalem.
Van daar uit moesten ze zich aansluiten bij de verdedigers van de Mount Scopus enclave.
Een bataljon brak door bij de politie school en veroverde deze samen met de Ammumition Hill. Een tweede bataljon brak door bij de Nahalat Shimon sector en veroverde daarna Wadi Juz en de Amerikaanse kolonie. Het derde bataljon volgde het tweede en ging richting de oude stadsmuren en het Rockefeller museum en sloot zich daarna aan bij de soldaten bij de Mount Scopus. Rond die tijd was Generaal Elad Peled’s divisie actief in het Samaria gebied in het noorden. Deze divisie, die was samengesteld uit 2 gepantserde en infanteriebrigades, had als doel om controle over de Dotan vallei en de nabije verkeersknooppunten te krijgen.
Jenin was omsingeld en de heuvels eromheen waren in Israëlisch bezit.
In de gebieden rondom Tulkarem en Qualqilya werd nog steeds zwaar gevochten.(deze plaatsen liggen in de Westbank die toen nog bij Jordanië hoorde)
Op de tweede dag van de oorlog, 6 juni 1967, ging het vechten door. De stad Latrun werd ’s ochtends ingenomen. Dit werd als een speciale overwinning gezien, want in de oorlog in 1948 waren in Latrun veel Israëlische militairen omgekomen.
Een infanterie brigade onder leiding van Moshe Yovat rukte op richting Beit Horon en sloot zich aan bij de tanks van de Harel brigade in het zuiden van Ramallah.
Tijdens de ochtenduren werd de Harel brigade gedwongen zich even terug te trekken van de Mivtar Hill, die de enige toegang vormde tot het noorden van Jeruzalem, omdat er te veel weerstand van het Jordaanse leger was.
Door het innemen van de French Hill, Givat Shaul en Shuafat kon het Israëlische leger heel makkelijk bij de Mount Scopus komen en werd Jeruzalem vanaf het noorden volledig afgesneden. Op de avond van de tweede dag trokken de tanks van de Harel brigade Ramallah binnen en was de stad in Israëlische handen.
Vanuit het gebied bij Qalqilya trok de Givati infanteriebrigade versterkt met tanks, onder leiding van Zeev Shachman, oostwaarts met als doel om de bergen in dat gebied te bezetten.
Dit lukte de volgende dag.
Bij het Kabatiya verkeersknooppunt was er een hevig gevecht tussen een gepantserde brigade van Peled’s divisie en een Jordaanse gepantserde brigade die het gebied binnenkwam via de Damya brug. Iets noordelijker van daar beëindigden Israëlische troepen de slag om Jenin in hun voordeel. Het Israëlische noordelijke legercommando voegde extra tanks toe om de Jordaanse tanks te bevechten die op de weg naar Tubas stonden. Het Jordaanse leger probeerde extra tanks aan de strijd toe te voegen, maar toen deze op weg waren van Jericho naar Jeruzalem werden ze allemaal door de Israëlische luchtmacht vernietigd.
De parachutistenbrigade kreeg steeds meer controle over oost Jeruzalem en had ’s middags al alles tot de oude stadsmuren veroverd.
Hun voortgang in het dichtbevolkte gebied was moeilijk omdat het Jordaanse leger veel huizen gebruikte om vanuit te schieten. De Jeruzalem brigade, die in het zuiden van de stad vocht, had te maken met dezelfde problemen.
De opdracht om de oude stad te veroveren werd ’s ochtends op de derde dag van de oorlog gegeven, 7 juni 1967.
Deze taak werd toevertrouwd aan de parachutistenbrigade.
Deze brigade begon met een aanval op de Augusta- Victoria heuvels en de Olijfberg, vanwaar je de oude stad kunt zien liggen. Onder dekkingsvuur van een andere brigade gingen de parachutisten via het oosten de oude stad in. Een paar uur later was heel Jeruzalem in Israëlische handen. Deze overwinning werd door de hoogste generaal van het Israëlische leger toentertijd, Generaal Rabbi Shlomo Goren, gevierd door op een hoorn te blazen.
In de bergen bij Samaria maakte de Harel brigade de verovering van de bergen tussen Ramallah en Nablus af, en twee bataljons van de brigade gingen verder via de Jordaanse vallei en veroverden Jericho en later veroverden ze nog Nablus in samenwerking met een infanterie brigade uit de Golani divisie.
De tank brigades van Peled’s divisie veroverden de wegen naar Jordanië ter hoogte van de Damya brug en later ook nog het noordelijke deel van de Jordaanse vallei.
’s Ochtends rukte de Jeruzalem brigade op richting Betlehem, het Etzion gebied en Hebron.
Er werd nauwelijks verzet geboden en er was alleen af en toe het geluid van een sluipschutter te horen.
Binnen korte tijd was het hele berggebied bij Hebron in handen van Israël.

Hoofdstuk 5: Het Syrische front.

De strijd tegen Syrië, Israël’s meest fanatieke vijand, ging, ondanks de Syrische bombardementen door tot de vijfde dag van de oorlog. In Israël wou men wraak op Syrië vanwege de bombardementen op noord Israël, maar men was bang dat Syrië niet z’n verdiende loon zou krijgen, omdat Israël al met 2 andere landen oorlog aan het voeren was.
De belangrijkste reden waarom Israël vrij laat begon om oorlog tegen Syrië te gaan voeren, was omdat de berggevechten tegen Jordanië veel mankracht van het leger kostten. De vertraging zorgde er ook voor dat er veel versterkingen naar Syrië kwamen om bij de verdediging te helpen. Dit waren vooral soldaten uit Jordanië en Egypte.
De internationale gemeenschap vond dat er wel genoeg oorlog was gevoerd en vroeg Israël om Syrië niet meer aan te vallen. De mensen uit het noorden van Israël die dagelijks onder Syrisch vuur lagen, wilden dat Israël definitief met de Syriërs afrekende en daarom ging een delegatie naar Tel Aviv om minister van Defensie Moshe Dayan te overtuigen van het nut van een aanval op Syrië.
Uiteindelijk werd het bevel gegeven om de Syrische stellingen op de Golanhoogte aan te vallen. Dit was de grootste uitdaging voor het Israëlische leger. De topografische problemen waren erg groot. Het is een erg moeilijk begaanbaar gebied, het is erg steil en de Syriërs hadden sterke bunkers gemaakt, waaruit ze een constant spervuur gaven op de oprukkende troepen. De Syriërs hadden er in totaal 6 infanteriebrigades, 5 nationale garde bataljons en zo’n 200 tanks.
Na 2 dagen constante bombardementen van de Israëlische luchtmacht werd er een doorbraak geforceerd, op 9 juni 1967 om 10:00 uur ’s ochtends
De tankbrigade van kolonel Albert die vanaf Givat Ha'em ten noorden van Kfar Szold kwam, viel de Syrische posities in het noorden aan.
Alleen het op de berg komen was al moeilijk. Eerst moesten militairen van de genie de mijnen verwijderen en daarna kwamen er bulldozers die een soort weg voor de tanks moesten maken want de tanks konden er anders niet eens rijden.
Ondanks dat ze onder zwaar artillerievuur lagen, wisten de militairen toch de posities Zaura en Kala te veroveren. Op hetzelfde moment vocht de Golani infanterie brigade zware gevechten uit om zijn doelen in het gebied te veroveren, waaronder de Tel El-Fahar post, de meest dodelijke van allemaal. Een elite brigade wist een paar belangrijke posten te veroveren die uitkeken op noord Israël en die tevens toegang tot Israëlische tanks gaven om het Syrische binnenland in te gaan. Inde nacht van 9 op 10 juni vind er een Israëlische aanval plaats op Jalabina en een paar andere kleine plaatsen rond de Golanhoogte. De volgende ochtend rukten de troepen verder op richting de noordelijke en centrale posities van de Golanhoogte.
De infanterie en parachutisten brigades maakten hun werk in de regio af en de tanks gingen verder naar de stad Quneitra, die om 15:30 zonder enig verzet werd ingenomen.
Vandaar uit ging een brigade verder naar het plaatsje Butmiye.
Daarna ging de Golani brigade samen met de genie eenheden de Golanhoogte weer op en ze namen het dorp Massada in. De Syrische verdediging was ingestort en ze trokken zich massaal terug. Op dezelfde dag gingen een tank en parachutistenbrigade van Elad Peled’s divisie naar de Tuafik posities ten zuidoosten van de Galileische Zee en vanaf daar naar het noordoosten richting Butmiye. ’s Middags dezelfde dag werden 2 divisies parachutisten gedropt aan de zuidelijke kant van de Golanhoogte om de laatste Syrische posten te verslaan. Op dat zelfde moment zuiverden infanterie divisies het gebied ten noordoosten van de Galileische Zee. ’s Nachts had het Israëlische leger de hele Golanhoogte onder controle en was gepositioneerd langs de lijn van Mount Hermon in het zuiden langs Massada, Quneitra, Butmiye en de Yarmuk oever. Even later kwam er een speciale delegatie van het Israëlische leger dat vaststelde waar de toekomstige grens hoorde te liggen.
Op 12 juni 1967 werd door de VN bepaald dat Israël het gebied mocht hebben tot waar het op de Golanhoogte gekomen was. Hiermee was tevens de zesdaagse oorlog voorbij.

Conclusie:

Aan de Zesdaagse oorlog hield Israël 777 doden en 2586 gewonden over. Dit was proportioneel 2 keer zoveel als de Amerikaanse slachtoffers in de Vietnam oorlog.
Je kunt je afragen wat erger was voor Israël: het middel of de kwaal. Dat was volgens mij de kwaal: honderdduizenden, misschien wel miljoenen Arabieren, gesteund door de Sovjet Unie die klaar stonden hun levens op te offeren ten behoeve van de vernietiging van Israël. Constante schermutselingen met Arabieren langs de grenzen waar veel doden bij vielen. Bedreiging van de Israëlische economie door het afsluiten van de belangrijkste waterweg naar Israël. Na de oorlog waren deze bedreigingen voor Israël tijdelijk uitgeschakeld. Alleen daarom kun je al zeggen dat Israël de winnaar was. Verder waren er ook nog andere veranderingen die gunstig voor de Israëlische bevolking waren: de heiligste plek voor hen, Jeruzalem werd heroverd. Verder had Israël de Golanhoogte veroverd. Dit had twee grote voordelen: de Syriers konden heel goed in de gaten worden gehouden en op de Golanhoogte ontspringt een waterbron die de Israëli’s tot op heden van drink en irrigatiewater voorziet(dat is erg schaars in die regio). Dit alles brengt mij tot de conclusie dat Israël de winnaar van de Zesdaagse oorlog is. Op het andere gedeelte van de hoofdvraag is al antwoord gegeven in de deelvragen.

Bronvermelding:

Internet: WWW.OORLOG.PAGINA.NL WWW.ISAYERET.COM WWW.IDF.IL WWW.NIW.NL

REACTIES

M.

M.

thx ;)
:D:)

14 jaar geleden

M.

M.

ik ben zo blij met deze site!:-)

13 jaar geleden

A.

A.

Warom alles zo moelijk hier? Ik ben mar marokkan en wil maklijke informatie, wie kan mij helpn?

13 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.