De Russische Revolutie

Beoordeling 4.9
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • Klas onbekend | 4237 woorden
  • 1 november 2002
  • 30 keer beoordeeld
Cijfer 4.9
30 keer beoordeeld

1.Betekenis en ideologie. De Russische revolutie werd het vertrekpunt van een historische beweging met een enorme draagwijdte. Op verschillende punten was de Russische revolutie overigens te vergelijken met de Franse van 1789. (De duur en verspreiding waren vergelijkbaar. Ze toonden beide dezelfde eigenschappen van nationale betekenis en internationale dimensies: zoals de Franse veranderde de Russische revolutie een land op ingrijpende wijze met nieuwe structuren, instellingen een nieuwe politieke en sociale orde, terwijl het gebeuren tegelijkertijd de nationale grenzen oversteeg. Zoals de Franse eerder in de tijd werd de Russische revolutie door Europa “in de ban” geslagen, maar ze wekten beide ook overal sympathie en enthousiasme op.

De geschiedenis van revolutie en communisme bewoog zich op twee vlakken: enerzijds binnen het oude Rusland, naar binnen toe, als de geschiedenis van de jonge revolutie in strijd tegen de contrarevolutie van de oude machten, tsaar, staatskerk, adel en grootgrondbezit; anderzijds naar buiten toe, in gevaarlijke vijandigheid of mooie uitstraling.

De ideologie die de revolutie, een geplande revolutie, inspireerde was het marxisme, door Marx en Engels in de 19de eeuw, en nadien door Lenin en Stalin uitgewerkt. Ten tijde van de Eerste Internationale, in de jaren 60 van de negentiende eeuw (1860) had het marxisme het gehaald in de concurrentie met andere socialistische bewegingen, en vooral met het anarchisme. De interne verdeeldheid en het neerslaan van de Commune van Parijs in 1871 deden de Eerste Internationale te samen komen. De denkbeelden van Marx en Engels die door de congressen bekendheid gekregen hadden, kenden hoe langer hoe meer succes in brede, intellectuele kring: het merendeel van de socialistische leiders werden hun leerlingen.

Filosofische grondslag van het marxisme: dialectisch materialisme; de ideeën over de vervreemding; economische leer: meerwaarde en uitbuiting; de opvattingen over infrastructuur, productievermogen als basis, en superstructuur; de opvatting van de geschiedenis als een dialectische evolutie van de antieke maatschappij naar de socialistische maatschappij, waarin productiemiddelen en politieke macht in handen zouden zijn van de arbeidersklasse; omdat de burgerij haar overheersende positie niet zonder weerstand zou opgeven zouden de arbeiders de politieke macht veroveren, mogelijk door een gewelddadige revolutie, en de dictatuur van het proletariaat vestigen als overgang.

Nog voor de oprichting van de Tweede Internationale, in 1889, was het socialisme een politieke beweging geworden en waren de socialistische vakverenigingen uit het niets opgekomen. De Tweede Internationale had een federatief karakter, de nationale socialistische partijen hun eigen gelaat en problemen. Zowel vanuit de partij als vanuit de vakverenigingen kwam een zekere mate van “samenwerking” tot stand met “burgerlijke” partijen en ondernemers. Dat werd een groot probleem bij de socialisten. Marx’ denkbeeld over de ineenstorting van het kapitalistische systeem door het uitbreken van een grote sociale revolutie had een paradoxaal effect: aan de ene kant werd de klassenstrijd feller door de groeiende politieke bewustwording van de arbeiders; anderzijds begon op het einde van de 19de eeuw de levensstandaard van de arbeiders te stijgen, waardoor vraagtekens ontstonden bij Marx’ idee van het socialisme.

De onvermijdelijkheid van de revolutie werd zo in vraag gesteld. Het kapitalistische systeem leek ook plooibaarder dan Marx aangenomen had; door de druk, door parlementair werk vb. kon men binnen het systeem wel iets bereiken. De Tweede Internationale bleek niet sterk genoeg om vrede te handhaven tegenover de dreiging van de WO I.

Lenin en de zijnen zouden na WO I nooit terugkeren naar de Tweede Internationale, maar zouden zelf de Derde Internationale, de Komintern oprichten, met het gevolg dat ze de voortrekkers waren in het Europese socialisme.

In Rusland was er voor 1917 geen eigenlijke georganiseerde arbeidersbeweging. Het socialisme bloeide er bij de intellectuelen, in kleine revolutionaire cellen, via illegale geschriften. Russische correspondenten van Marx vroegen hem of zijn theorie van de kapitalistische ontwikkeling moesten doorlopen worden voor de tijd gekomen was voor het communisme. Marx zou het probleem niet oplossen. Sommige Russische “socialisten”, de Narodiki (volksvrienden) zagen de boeren als de voornaamste revolutionaire macht, die de landheren en het tsarisme zouden kunnen omverwerpen. De reactie tegen de inzichten van de Narodniki kwam uit kringen van de Russische emigratie. In 1883 werd te Genève door G. Plechanov een marxistische studiekring gesticht.

Enkele jaren later kwam daaruit de Russische sociaal-democratische partij voort, die al in 1903 te kampen kreeg met een splitsing tussen een meerderheid en een minderheid, of zoals men hen vanaf die tijd noemde, de bolsjewieken en de mensjewieken. Hun verschil van mening ging over het partijlidmaatschap en over het tempo van de revolutionaire ontwikkeling. Mensjewieken wilden een zo breed mogelijke volkspartij, en verwachtten, gezien de lage graad van industriële ontwikkeling in Rusland, dat revolutie op de eerste plaats het verdwijnen van de alleenheerschappij zou betekenen, en pas veel later het ontstaan van een socialistische maatschappij; En ze waren ook bereid tot samenwerking met burgerlijke groepen.

De bolsjewieken, met Lenin als pleitbezorger stonden een elitepartij voor die bestond uit toegewijde revolutionairen, én lieten er geen twijfel over bestaan dat zij vast van plan waren om de val van de tsaren aan te grijpen om dadelijk een socialistische maatschappij in te voeren. Lenin dacht dat het kapitalisme in zijn hoogste stadium was getreden, dat van het imperialisme, en dat het ogenblik van de revolutie aangebroken was. Hij was voorstander van een onmiddellijke verovering van de politieke macht in Rusland, de zwakste schakel in de keten van kapitalistische landen, om de dictatuur van het proletariaat in te stellen.

2.Voorgeschiedenis tot de februarirevolutie. Het oude Rusland, een onmetelijk groot gebied, dun bevolkt (maar circa 1900, 125 miljoen inwoners), was in vergelijking met West Europa een achtergebleven land, haast middeleeuws, feodaal, met zijn grote kloof tussen adellijke grootgrondbezitters en boeren. De afschaffing van de lijfeigenschap in 1861 verbeterde de zeer armoedige situatie van de boeren niet. De landbouw bleef achteropgesteld. Er was slechts een dunne bovenlaag op het platteland van welstellende boeren, de koelakken.

De industrie kwam slechts naar het einde van de 19de eeuw toe tot ontplooiing. De belangrijkste takken van de economie, o.a. steenkool-, metaal-, elektriciteitsnijverheid waren in handen van buitenlands kapitaal. Met de industrialisatie groeide de arbeidersbeweging. En hoewel de arbeiders maar een klein percentage van de bevolking uitmaakten, zouden ze een enorme rol spelen. Ze leefden en werkten namelijk erg geconcentreerd in enkele grote steden als St.-Petersburg. Hun bittere ellende werd niet gemilderd door geleidelijke toegevingen op sociaal vlak zoals dat in West Europa wel eigenlijk wel het geval geweest was (reformisme).

Het tsarische Rusland van de Romanovs was sinds eeuwen een autocratische regime, alleenheerschappij dus, met ministers van de tsaar als gehoorzame functionarissen, een enorm politieapparaat, en een uitgebreide maar niet-efficiënte bureaucratie. De orthodoxe kerk was een verdere steunpilaar van het regime, en ze werkte haast volledig onder controle en in dienst van de tsaar. Andere godsdiensten werden gediscrimineerd, zowel het katholicisme in Polen, als het protestantisme in de Baltische staten, en de islam in het zuiden. Maar toch werkten de kerk en de staat samen. De onderdrukking van niet-Russische nationaliteiten was hieraan verwant. Ze maakten nochtans meer dan de helft van de totale bevolking uit. De intelligente mensen werden even hard onderdrukt als de sociale verenigingen en partijen. Kennis was niet echt belangrijk, of zelfs onbelangrijk, het belangrijkste was dat men naar de mensen met macht luisterde. Onderwijs was dus nauwelijks ontwikkeld, in 1914 was nog 76 % van de bevolking analfabeet.

In het begin van de 20ste eeuw kende het tsaristische regime een groot ongemak. Er bestond een zware politieke oppositie waarin de socialisten (marxisten) een belangrijke rol speelden, naast de Narodniki, later sociaalrevolutionairen genoemd, en de liberalen, die een liberale staat naar westers model voorstonden. De nationale minderheden bemoeiden zich daarmee.

In 1905 had Rusland een nederlaag geleden in de oorlog tegen Japan. Tegelijkertijd werd het rijk op het thuisfront geteisterd door revolutie: boerenopstanden, stakingen en terreurdaden. Een vreedzame betoging van arbeiders met hun gezinnen werd in Petersburg door het leger uiteengeschoten (“bloedige zondag”), waardoor het vertrouwen van het volk in “vadertje tsaar” zwaar geschokt werd. Een opstand brak los op de kruiser Potemkin, die een sterke indruk naliet. Tsaar Nikolaas II werd verplicht verschillende toegevingen te doen op politiek vlak. Een ervan was de oprichting van de Doema, een parlementair lichaam met wetgevende macht. Daarin zetelden de adel, de conservatieven, de liberalen, sociaalrevolutionairen en de twee socialistische groepen, mensjewieken en bolsjewieken. De vergadering werd door de tsaar echter geregeld ontbonden, ofwel werden voorzichtige hervormingen teruggeschroefd. In de jaren na 1905 sloeg de druk hard toe. (Lenin was toen verplicht het land opnieuw te verlaten)

De Eerste Wereldoorlog versterkte de ontevredenheid bij de bevolking en de moeilijkheden van het marginale tsaristische regime. Rusland begon enthousiast aan de oorlog, maar de slechte economische voorbereiding ervan (gebrek aan wapens en munitie, maar ook aan voedsel), de slechte organisatie en de nederlagen van het leger maakten er een catastrofe van. Demoralisatie en talloze deserties volgden. In 1916 brok in Petersburg een staking uit. Een poging tot militaire onderdrukking ervan mislukte omdat een deel van het leger verbroederde met de stakende arbeiders. De oppositie groeide, de bolsjewieken, die van bij het beging van de vijandelijkheden stelling hadden genomen tegen de oorlog, werden vervolgd, hun blad “Pravda” werd verboden.

In februari 1917 werd de toestand steeds hachelijker: Duitse troepen bedreigden Petersburg, de ellende van de derde oorlogswinter was groot. De bijeengeroepen en opnieuw ontbonden Doema weigerde uiteen te gaan. Op 27 februari begon het leger te muiten. Diezelfde dag werd een voorlopig comité opgericht, met uitvoerende macht, onder leiding van prins Lvov, dat steunde op een meerderheid van liberalen. De tsaar werd tot aftreden gedwongen. De februarirevolutie was een feit.

3.De oktoberrevolutie.

3.1 De dubbele macht. De voorlopige regering was zeer gematigd, kondigde de burgerlijke vrijheden af, en stelde bijeenroeping van een grondwetgevende vergadering in het vooruitzicht. Op hetzelfde ogenblik waren echter andere organen tot stand gekomen die eveneens aanspraak maakten op de staatsmacht: De “Sovjets” of “Raden” van door arbeiders en soldaten verkozen vertegenwoordigers. (Sovjets in Moskou en Petersburg hadden reeds een rol gespeeld in 1905) In die Sovjets vormden de bolsjewieken aanvankelijk slechts een minderheid, mensjewieken en sociaalrevolutionairen de meerderheid. De bolsjewieken wilden helemaal geen oorlog, tegenover een regering die het wel wilde.

De periode van februari tot oktober werd gekenmerkt door het geleidelijk verschuiven van de machtsverhoudingen ten voordele van de Sovjets en binnen de Sovjets ten voordele van de bolsjewieken. De bolsjewistische macht aan de Sovjets’ en de strijd voor de grondverdeling onder de boeren. De groep rond Trotski, die aanvankelijk tussen bolsjewieken en mensjewieken stond, werd in de bolsjewistische partij opgenomen. De voorlopige regering van haar kant wenste de oorlog voort te zetten, en kon of wilde bij de grondverdeling nog niets verwezenlijken. De bolsjewieken, die in april Lenin triomfantelijk verwelkomd hadden, kregen in de zomer steeds meer te maken met de repressie vanwege de voorlopige regering onder leiding nu van Kerenski. Lenin moest onderduiken.

3.2 De revolutie. In het najaar zorgden manifestaties en beroering onder het volk voor een explosieve situatie. Onder impuls van Lenin nam de bolsjewistische partij op 10 (23) oktober het besluit een staatsgreep te wagen door middel van een gewapende opstand.

De opstand brak uit op 24 oktober (6 november) 1917 en na de bestorming van het Winterpaleis, zetel van de voorlopige regering, nam deze in op de nacht van 25 op 26 oktober (7-8 november). De bolsjewieken met Lenin aan het hoofd namen de macht: een nieuwe regering, een Raad van Volkscommissarissen werd samengesteld. De staatsmacht werd (formeel) overgedragen op het Panrussische Congres van de Sovjets, met afgevaardigden van alle Sovjets (Mensjewieken en sociaalrevolutionairen verlieten als protest tegen de staatsgreep het Congres). Dat Pan Russische Congres zorgde door een reeks oproepen en plaatselijke Sovjets in heel het land. Dat zou toch enkele maanden duren. De greep naar de macht was geslaagd, maar de positie van de nieuwe bolsjewistische machthebbers bleef zeer laag.

3.3 De eerste maatregelen. Dit alles werd het begin van een “experiment”, het begin van een heel nieuw hoofdstuk in de geschiedenis. De eerste maatregelen waren het “decreet over de bodem”, en het “decreet over de vrede”. Het eerste hield de onteigening in van alle privé-eigendom over de bodem, het tweede bood alle landen die met Rusland in oorlog waren een onmiddellijke vrede zonder aanhechtingen noch oorlogsschattingen aan. Verdere maatregelen waren de nationalisatie van de banken, van het openbare vervoer, de koopvaardijvloot, de basisindustrieën. Begin ’18 volgden nog de afschaffing van prerevolutionair recht, de oprichting van arbeidersmilities, de oprichting van het Rode Leger en van de geheime politie. Enkele sociale maatregelen werden afgekondigd zoals de achturendag, de afschaffing van de kasten, maar ook vb. de instelling van het burgerlijk huwelijk, de afschaffing van kerkelijke privileges, de scheiding van kerk en staat.

De door de voorlopige regering in het vooruitzicht gestelde grondwetgevende vergadering werd ontbonden. Voor Lenin was de parlementaire democratie waarvan de meerderheid van die vergadering voorstander was, immers onverenigbaar met de noodzakelijke dictatuur van het proletariaat. De bolsjewieken hadden bij de verkiezingen voor de grondwetgevende vergadering overigens een grote nederlaag geleden. Ook de eerste grondwet kwam tot stand, die een staatsstructuur uittekende die in de latere grondwetten haast ongewijzigd zou blijven.

4. De ontwikkelingen tot WO II. De opbouw van het socialisme tot WO II verliep over drie periodes, van de tijd van het oorlogscommunisme, over de NEP (Nieuw economische politiek) tot de periode van Stalin zijn heerschappij.

4.1 Het Oorlogscommunisme. Van enkele maanden na de revolutie tot 1921 werd alles gedomineerd door de oorlog. Het Oorlogscommunisme was een poging om alle communistische doelstellingen te verwezenlijken en tegelijkertijd alle krachten samen te bundelen om het Rode Leger in staat te stellen een zege te behalen. De nieuwe machthebbers werden geconfronteerd met de oorlog die ze nooit gewild hadden. Vandaar hun optie voor een snelle vrede. Reeds in december ’17 was een wapenstilstand met de Duitsers bereikt, maar de onderhandelingen over een vrede verliepen zeer moeizaam. De communistische leiders zelf waren verdeeld, de hoop op een wereldrevolutie nog niet verdwenen. Om Rusland onder druk te zetten begonnen de Duitsers zelfs een nieuwe opmars. Op 3 maart 1918 werd de harde vrede van Brest-Litovsk ondertekend.

De nieuwe leiders hadden bovendien met een reeks vijanden in het binnenland af te rekenen: politieke tegenstanders, niet-Russische volkeren (ontgoocheld over het ondanks beloften niet toegepaste zelfbeschikkingsrecht). De bolsjewieken zouden komaf maken met hun tegenstanders; de burgeroorlog stond voor de deur. Die burgeroorlog werd uitgevochten tussen de aanhangers van het oude regime, de zogenaamde Witte Legers en het Rode Leger onder leiding van Trotski, voornamelijk in Oekraïne, Siberië en de Oeral.

De Geallieerden uit de Eerste Wereldoorlog die verontwaardigd waren over de afzonderlijke vrede van Rusland met Duitsland, over de niet-erkenning van de staatsschulden, en over de nationalisaties van de industrieën waarin veel westers kapitaal geïnvesteerd was, organiseerden (kleine) interventiemachten die in de burgeroorlog aan de zijde van de Witten tussenbeide kwamen. In de loop van 1920-1921 wonnen de Rode Legers het pleit. De revolutie was gered. In december 1922 werd officieel de USSR opgericht.

Naar het binnenland toe vertaalde de oorlog zich in terreur, zware druk en economische dwang: het land werd als een belegerd militair kamp georganiseerd. Dat hield gedwongen inzet van arbeidskrachten in, betaling in natura, opeising van voedsel op het platteland.

4.2 De NEP. Na 8 jaar oorlog was de uitputting, de honger en de ontevredenheid van de bevolking groot. De economie had zich niet kunnen herstellen, de prijzen stegen, de oogst en de productie daalden. Sociale ontevredenheden braken uit, in St.-Petersburg, en onder de matrozen van Kronstadt, een ring vlootbasis aan de Finse golf (maart 1921), die de noodzaak van ontspanning en liberalisering duidelijk maakten.

Op het 10de Partijcongres in maart 1921 verdedigde Lenin een belangrijke koerswijziging: de onmiddellijke invoering van het socialisme zou de krachten van het land te boven gaan, daarom was de NEP nodig, de Nieuwe Economische Politiek. De NEP bestond hoofdzakelijk uit drie maatregelen: opnieuw toelaten van vrije, binnenlandse handel; concessies aan meestal buitenlandse privé-ondernemingen; geen inbeslagname meer van landbouwproducten.

Het resultaat van de koersverandering werd snel merkbaar. De productie steeg, de werkloosheid daalde, en er ontstond een nieuwe klasse van NEP-mannen, een nieuwe bourgeoisie van handelaars, ambachtslui en eigenaars. De situatie van de boeren verbeterde, hoewel voor velen de ommekeer te laat kwam. De honger had ca. 5 miljoen slachtoffers gemaakt!

De terugkeer naar economische vrijheid betekende evenwel niet dat politiek gezien een grotere soepelheid aan de dag gelegd werd. Integendeel, een verstrakking leidde tot de onderdrukking van elke afwijkende mening; er kwam fractieverbod. Op cultureel vlak begon een periode van bloei, met allerlei artistieke experimenten.

4.3 De machtsstrijd. Met de dood van Lenin in januari 1924, in volle NEP-periode, begon een strijd om de opvolging. Tegenover mekaar stonden vooral Trotski en Stalin, met grote persoonlijke verschillen en ideologische meningsverschillen.

Trotski was de meest gekende. Hij was volkscommissaris voor Buitenlandse Zaken, de organisator van het Rode Leger. Maar hij was niet graag gezien bij de “oude garde” communisten, wegens zijn arrogantie en zijn briljante intellect. Hij was zeer begaafd en romantisch van aanleg. Hij kende het buitenland zeer goed. Trotski was voorstander van een permanente en universele revolutie, omdat hij communisme in Rusland alleen niet leefbaar achtte; de zending, de wereldrevolutie was voor hem van het hoogste belang, en de situatie in Europa, vooral in Duitsland, en in China, leek hem rijp voor de revolutie.

Stalin was een heel ander mens, erg realistisch, voorzichtig, berekenend. Hij had zijn land nooit verlaten, kende de Sovjet Unie enkel van binnen, via de partij. Hij verdedigde de theorie van het “socialisme in één land”. Stalin wilde eerst de revolutie in Rusland zelf uitbouwen, en dat mocht niet afhangen van de toestand van het wereldcommunisme. Hij had weinig solidariteitsgevoel tegenover andere communistische partijen. Om het socialisme in Rusland te verwezenlijken, moest de industrialisering snel verder gezet worden, en de collectivisatie van de landbouw doorgevoerd.

Stalin was algemene secretaris van de partij sinds 1922. Hoewel zijn positie niet de sterkste was, en Lenin op het einde van zijn leven nog voor Stalin gewaarschuwd had, slaagde Stalin erin om één voor één al zijn tegenstanders of concurrenten uit te schakelen. In 1927 had hij het pleit gewonnen. Trotski die niet ontwapende zou twee jaar later verbannen worden, en tenslotte vermoord, in ballingschap in Mexico.

4.4 De opbouw van het socialisme onder Stalin. Voor de Sovjet Unie was het tijdperk van Stalin (tot 1953) een beslissende periode, die van het land een grootmacht maakte. Stalin ging intussen wel voort met het uitschakelen van alle potentiële tegenstanders. De prijs voor de vooruitgang was bijzonder groot.

Stalin maakte een einde aan de NEP, en begon met een politiek van economische expansie volgens vijfjarenplannen. Die grootscheepse economische planning was nieuw, een wereldprimeur, en gaf aan de Sovjet Unie een beeld van samenhangendheid, efficiëntie. Naar buiten toe vormde het een van de aantrekkelijke kanten van het systeem, dat ontstaan gaf aan optimisme over de mogelijkheden van de sovjetmens. Het eerste vijfjarenplan van 1928 beoogde de Sovjet Unie in versneld tempo van een belangrijke zware industrie te voorzien; de productie van kolen, ijzer, staal, werktuigen, elektriciteit zou sterk opgedreven worden. Een strenge arbeidsdiscipline was daartoe noodzakelijk (Stakhanovisme); de levensomstandigheden van de arbeiders waren allesbehalve rooskleurig. De lichte industrie voor consumptie werd verwaarloosd. Maar de grondslag voor een machtige industriestaat was gelegd.

Het was Stalins bedoeling het agrarische Rusland te transformeren tot een industriestaat. En daartoe was ook de collectivisatie van de landbouw nodig. De boer zou als individuele ondernemer uitgeschakeld worden en ondergebracht worden in collectieve bedrijven, kolchozen en sovchozen. De tegenstand van de boeren was groot; ze weigerden graan te zaaien of slachtten nog liever hun vee. Aanvankelijk daalde dan ook het rendement op het land, maar uiteindelijk wond de collectivisatie(de staat heeft alles in handen), vaak door dwang.

Stalin deed een grote militaire inspanning. De militaire en vaderlandslievende waarden van weleer werden in ere hersteld, de diverse graden in het leger opnieuw ingevoerd. Via allerlei kanalen, onder meer via cinema werden nationale helden opgehemeld.

Terwijl het culturele leven in de jaren ’20 nog kansen kreeg, werd onder Stalin een einde gemaakt aan de intellectuele vrijheid. De censuur (er mochten dingen niet gezegd worden vb. tegen de wil van de alleenheerser) werd alsmaar scherper, voor de kunst werden richtlijnen uitgevaardigd (socialistisch realisme).

Ook politiek gezien was Stalin de onbetwiste leider, met de titel van algemeen secretaris van de Partij. In 1936 kwam een nieuwe grondwet tot stand, toen in de ogen van de leiders het socialistische regime definitief gevestigd was. De kapitalistische sector was verdwenen, de productiemiddelen waren eigendom geworden van de gemeenschap. En de Sovjet Unie was ongeveer het enige land dat niet door de economische wereldcrisis getroffen werd.

In 1934 was een periode van terreur begonnen, van massale zuiveringen, van sterk geconcentreerde macht: in de jaren ’37 -’38 werd een derde van de partijleden hogeropgesteld, 70% van het centraal comité geëxecuteerd. De terreur onder Stalin zorgde voor heel wat verwarring, ook bij verschillende communistische leiders buiten de Sovjet Unie; en werd een voedingsbodem voor het felle anticommunisme in het Westen in de jaren ’30.

5. Structuur en instellingen. Op 26 december 1991 hield de Sovjet Unie dan officieel op te bestaan; want toen was de laatste president, Gorbatsjov, afgetreden. De partij die toen het heft in handen had, kon er alles voor elkaar brengen, de mensen die hoog in de partij stonden, hadden veel geld, kwamen in contact met de maffia, die het grote geld verdeelde! Maar het land werd er ook beter van. Was de ingreep van de bolsjewieken er niet geweest, met de dictatuur van Lenin, dan was Rusland nu nooit zo’n groot, machtig land geweest! Want op wereldniveau hebben ze toch nog veel te zeggen. Ze hebben atoombommen, waren heel vlug op de maan, bij de eersten. En sommige technologische ontwikkelingen waren goed ontwikkeld, zodat het gros van het volk zou denken dat Rusland echt welvarend was! Ze lieten ook niet zomaar beelden zien van de zeer welvarende Westerse Wereld, maar hielden deze achter en vervormden het beeld van de mens over de wereld. De mensen wisten niet beter, en of ze nu dokter of boer waren, ze verdienden toch evenveel! Dus probeerden ze aan geld te geraken via de maffia, wat niet echt een goede manier is, maar elders kon men geen geld verdienen, tenzij, als je de groeten van je eigen moestuintje (als je er dan al een had) te verkopen op een vrije markt. Veel bracht het niet op, maar toch net genoeg om luxegoederen (??) zoals een TV of een radio te kopen. Van verschillende wagens in het land, werden massale productie gemaakt, met enkel de nodige dingen erin. Geen overbodige luxe dus. De mensen mochten niet naar elkaar kijken.

6.Mogelijke oplossingen of eigen mening: Een echte oplossing voor dit probleem is er misschien wel niet te vinden, want het probleem is eigenlijk gedeeltelijk al opgelost! Nu Rusland kapitalistisch is geworden. Maar het lijdt er wel onder! Het kan nog niet goed mee met het goed geïndustrialiseerde West Europa en Amerika. Of Rusland ooit nog aansluiting kan maken met deze landen, weet ik niet, maar het zal nog verschillende stappen moeten doorstaan. Maar dat het leiders hadden die dictator speelden, is niet goed. Iedereen heeft wel net genoeg om te eten, maar ze kunnen geen investeringen doen, ze werden eerst zelfs niet zomaar buiten de grenzen van Rusland gelaten, en dat Stalin aan de macht kwam, is toch niet zo’n goede stap geweest! (Ondanks dat hij Rusland groot heeft gemaakt! dit had op een andere manier moeten gebeuren!

Ze hadden beter moeten kunnen kiezen op de meer intellectuele Trotski, die voor individuele verrijking was, en zo misschien de scholen kon verbeteren, zodat er niet zoveel analfabeten waren. Dan konden ze meer technologische ontwikkelingen maken en dan was er nu niet zoveel probleem met het kapitalisme. Want dan waren ze er nu al veel meer op voorbereidt, tenminste dat denk ik toch, en moesten ze nu niet zo’n grote overstap hebben gemaakt van communisme naar kapitalisme. Dan was er nu meer aandacht voor nieuwe technieken, voor investeringen. Als je dan nog weet dat Rusland heel veel grondstoffen bezit, vraag ik me wat er van Rusland zou gekomen zijn, als het al veel eerder kapitalistisch was geworden. Kortom er zou meer rijkdom zijn. Zo zouden ze meer macht hebben in de wereld! Maar daar kan nu weinig aan veranderd worden. Tenzij dat er nu heel grote veranderingen komen, en de mensen eens écht democratisch kunnen gaan stemmen. Want nu gaat dat er heel ondemocratisch te pas. Eén partij wordt naar voor geschoven, ze delen sterke drank uit, in ruil voor een stem, ze laten hele kerkhoven stemmen, ze sturen mensen die niet op dé kandidaat stemmen naar het koude Siberië, ze indoctrineren de mensen echt verschrikkelijk! Zoiets kan toch niet, en zeker niet in deze tijd. De tijd van het welzijn. Maar toch gebeurt dat. En dan wint de nieuwe president nog maar heel nipt, dan zie je toch dat het volk dat niet gewild heeft, maar gewoon gemanipuleerd is geweest! Dat het niet de stem van het volk was! Maar het is een groot land en ik zie wel een betere toekomst voor dit land, als er geen oorlogen meer komen, en zeker geen burgeroorlogen, dus ook geen Revolutie, maar er in een eenheid van het volk gestemd kan worden. Ook geen machtsgrepen, dat stimuleert de wil van de mensen niet, en zo hangen de mensen niet samen en zijn ze niet sterk. Dat zou de economie helemaal niet stimuleren, en wanneer een land groter wil worden, moet het een sterkere economie krijgen.

7. Bronnen: - Encarta encyclopedie ’98 en ’99. - Winkler Prins encyclopedie. - internet: zoeken op www.altavista.be en op www.advalvas.be - cursus geschiedenis van mijn zus. - cursus aardrijkskunde van dit jaar. - krantenartikels van de krant “De Morgen”.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.