De Romeinen

INLEIDING Ik heb dit onderwerp gekozen omdat ik er al veel vanaf wist, en het interesseerde me ook. Vooral alles over de leiders. De Romeinen leefden in Rome in Italië. Ze woonden in dorpjes op zeven heuvels, aan de rivier de Tiber. Rome is opgericht door de broers Romelus en Remus. Een legende zegt dat zij door een wolvenmoeder gevonden zijn. Later kregen de twee broers ruzie en Romelus stak Remus dood. De Romeinen hebben bijna heel Europa veroverd. Het Romeinse rijk telde toen ongeveer 60mijoen inwoners. De officiële taal van de Romeinen is Latijn, maar ze spraken ook hen eigen talen. 1. ONZE KENNIS De kennis die wij hebben van de Romeinen hebben we vooral te danken aan archeologen. Zij doen opgravingen evenals Historici. De aanwijzingen die zij vinden noemen we bewijsmateriaal. Drie soorten bewijs materiaal van de Romeinen zijn: overgebleven bouwwerken, Romeinse geschriften en aanwijzingen van archeologen. Voor overgebleven bouwwerken hoeven wij helemaal niet ver te zoeken. Kijk maar naar het Termen museum in Heerlen. Termen betekend baden (zie hoofdstuk 8). In Noord-Afrika en het Oostelijke deel van het Middelaars zeegebied zijn ook veel restanten gevonden. Soms is er zelfs en hele stad bewaard gebleven zoals Pompeii, dat is 79 werd bedolven onder vulkaan. Er zijn Romeinse geschriften gevonden bij Vindolanda, en fort bij de grens van Brittanië. We kunnen veel lezen over de Romeinse geschriften omdat ze vaak werden gekopieerd door monniken. Er is nog een groot bekend gebouw bewaard gebleven het Amfitheater (hoofdstuk 8). Er is in het Romeinse rijk ook nog veel aarde werk gevonden, en te krijgen. Bij ons kun je ook veel over de Romeinen vinden. Er zijn twee films waarin je ziet hoe het leven van de in het echt is. Cleopatra en Gladiator.
2. HET GEZIN De Romeinen vinden het gezin erg belangrijk. Ze gebruiken hiervoor de naam familie. Niet alleen de familieleden horen bij de familie maar ook de huisslaven. De vader is het hoofd van het gezin en bepaalt wat er gebeurt en wat er niet gebeurt. De vrouwen zorgen voor het eten en het huishouden. De meeste Romeinen hoeven niet veel te doen in huis, omdat ze slaven hebben. De slaven worden vaak heel goed behandeld. De slaven die niet bij de familie horen worden meestal niet goed behandeld. Ze werken zich vaak letterlijk dood op landerijen of in de mijnen. Rijke Romeinen wonen in een mooi huis in de stad. Zij hebben slaven die altijd voor hen klaar staan. Het huis heeft een grote binnenplaats zodat het er zomers niet te warm is. Er zijn verschillende eet- en slaapkamers. In de tuin staat vaak een kleine huistempel voor de huisgoden. De kleine kinderen spelen met mensen en karren, spelen met poppen en nagemaakte dieren. In de stad wonen mensen in kleine appartementen bij hun winkel of werkplaats. 3. VAN SCHOOL TOT UNIVERSITEIT - Lagere school: als je zeven was mocht je voor het eerst naar school. De jongens kregen thuis les. Er waren weinig meisjes die naar school toe gingen. Behalve leren lezen en schrijven werd er nog meer gedaan. Ook moesten ze goed zijn in sport en omgangsvormen. Zo leren ze vechten in harnas, speerwerpen, paardrijden en boksen. De rijke mensen nemen hiervoor een slaaf in dienst. Pas later worden er echte scholen opgericht. Een schoolmeester werd in die tijd magister ludi genoemd. Magister ludi gaf zijn leerlingen in zijn eigen huis les. Daar leren ze ook leren lezen en schrijven en rekenen. De lessen beginnen altijd bij zonsopgang en eindigen vroeg in de middag rond vier uur. Als de jongens vijf jaar bij magister ludgi hebben gezeten, dat is rond hun 12e, krijgen ze les van een meester die grammaticus wordt genoemd. Hij geeft sterrenkunde, metkunde en hij leest Griekse en romeinse verhalen voor. De jongens leren ook hoe ze moeten spreken in het openbaar, retorica, en ze dragen gedichten voor in de klas. Er wordt ook heel soms gymnastiek gegeven. - universiteit: Sommige jongens gaan op hun 16e naar de universiteit. Deze opleiding wordt maar in enkele plaatsen gegeven. De jongens hebben daar meerdere leeraren. De Romeinen hebben de universiteit overgenomen van de Grieken. Ze hebben heel veel bewondering voor de Griekse kunst en literatuur. Cicero, een beroemd Romeins advocaat en politicus hebben in Griekenland gestudeerd. Om verder te eren is hij naar Turkije gegaan en daarna naar het Griekse eiland Rodos. Hij heeft les gehad van retorica. Hij geeft lezingen en leert de jongens hoe ze goede vragen kunnen stellen, maar ook hoe ze scherpe antwoorden kunnen geven. 4. IN DIENST De Romeinen hebben een groot leger nodig om hun grote rijk te beschermen. Daarom is het belangrijk dat er veel jongens in dienst gaan. Als zo'n jongen in dienst gaat komt hij in een legioen van 5500 soldaten. Hij wordt dan geplaatst in een centurion, daarin zitten 100 mannen. Daarna leert hij afstanden lopen met zware gewichten, paardrijden en zwemmen met volledige bewapening. Een rugzak van 30 kilo is normaal. In die rugzak zit het gereedschap dat hij nodig heeft en zijn rantsoen. Bij een mars in oorlogstijd slaan de mannen elke nacht hun kampen ergens anders op. De soldaten blijven 25 jaar in het legioen. Ze verdienen daar hun geld mee, maar ze moeten wel zelf zorgen voor wapens, kleding, een uniform en voedsel. Verder heeft elk legioen een legatus, een commandant, en zes officieren, de tribunen. De soldaten worden getraind door centurions, onderofficieren. Net las ik elk leger waren de soldaten opgedeeld in verschillende groepen. Legioensoldaat, cavalerist, banierdrager, centurio en een soldaat uit de hulptroepen. Er werden ook Romeinse forten gebouwd. Deze werden heel nauwkeurig door ingenieurs ontworpen. Tijdens hun veldtochten sloegen ze vaak hun kampen op. De soldaten sliepen dan in leren tenten. Verspreid over het hele Romeinse Rijk werden houten forten gebouwd. Binnen de forten woonden de soldaten in kazernegebouwen. 5. WONEN Als Romein woonde je of op het platteland of in stad. Als je op het platteland woonde was je meestal ingehuurd door een rijk man. Hij kocht een villa, en een bedrijfsleider en een huisbewaarder werden aangesteld om op de slaven en het huis te letten. De slaven moesten op het land hard werken. Ze verbouwden sla, radijs, kool, wortels, gerst, haver, dadels, peren, druiven, kersen en appels. Ze hadden speciaal gereedschap om op het land te werken. Het voedsel dat verbouwd werd was meestaalvorm de mensen in de stad. Door de opbrengst van de gewassen en het vee werd de rijk man vaak nog rijker. Als je in de stad woonde, woonde je in een huis of in een woonblok. De steden waren druk en berdijverig. In de stad werden straten aangelegd van steen. Onder het wegdek loopt een riool. Als de wegen elkaar kruisden ontstonden er vierkante blokken, oftewel isulae. In de stad werden ook aguaducten gebouwd. Via het kanaal kon het water uit de stad de heuvels afstromen. De belangrijkste plek in de stad is het forum. Dit is een groot plein waar markten, toespreken en bijeenkomsten werden gehouden. Als een stad rijk was werd er vaak een stadsmuur omheen gebouwd. 6. ETEN KOPEN EN MAKEN De bewoners van de stad kunnen uit veel winkels kiezen. En als je uit veel winkels kan kiezen kan je ook uit veel goederen kiezen. Aan de buitenkant van de winkels hangt een reclamebord zo kunnen de mensen zien wat er in de winkels te koop is. Romeinse vrouwen nemen alle tijd om inkopen te doen voor het eten. In het familieleven nemen de maaltijden een belangrijke plaats in. De mensen kopen het liefst vers voedsel. In de keuken wordt het voedsel sterk gekruid. Bij alles wat te eten is word liguamengebruikt. Dat is een sterke saus gemaakt van bloed, de kieuwen en ingewanden van gezouten vis. De hoofdmaaltijd, de cena, is rond vier uur. Het vlees,vis, en de groenten worden lekkerder met specerijen en kruiden. Echt iets uit de Romeinse keuken is honingkoek en gevulde dadels. Alle Romeinen hebben een behoorlijke keuken on hun maaltijden klaar te maken. Dit werd gedaan door slaven.
7. KLEDING, SIERADEN EN KAPSELS De romeinen droegen onderkleding. Aan de kleding die ze eroverheen droegen kun je zien wat voor soort mens het is. Slaven en arbeidersdroegen tunieken en in enkele koude gebieden lange broeken. Een Romeinse vrouw droeg een ondertuniek en een lange jurk er over heen. Ze droeg ook nog eeen lange omslagdoek over haar hoofd, een palla. Een Romeinse man droeg een toga. Dit is een halfronde omslagdoek die op een bepaalde manier werd ongehangen.. een paar Romeinse woorden voor kleding. Bracea-lange broek Petasus-een hoed met een brede rand tegen de zon en regen reticulum-haarnetje stola-lange damesjurk. De Romeinen hadden ook sieraden. Vrouwen hielden hun haar bijeen met sierspelden. Ook oorbellen waren erg populair. Bijpassende kettingen werden vaak gedragen. Mannen en vrouwen hadden broches om hun wijde kleding bijelkaar te houden. Er werden ook mooie ringen gedragen. Dameskapsels konden heel simpel zijn maar ook heel ingewikkeld. Vrouwen verfden hun haar en droegen pruiken, gemaakt van echt haar. Mannen gingen heel soms naar de kapper waar ze hun haar in de krul zetten en leiten knippen. 8. SPORT EN VRIJE TIJD In de Romeinse tijd volop mogelijkheden voor ontspanning. Het liefst gaan ze naar het badhuis. Uren brengen de mannen, vrouwen en kinderen daar door.Er is een warm bad, een heet bad, een koud dompelbaden een bad om in te spartelen. Op de binnenplaats kon je sporten, dobbelen of een praate maken. In elke stad stond wel een badhuis. Je kon er voor weinig geld heen, en de kinderen waren gratis. Maar het is totaal anders dan een zwembad van tegenwoordig. Zelfs een modern zwembad lijkt er niet op. Het opwindenste spel is wagenrennen in het stadion. Het is een gevaarlijke sport met veel geweld. De wagen werd door vier paarden getrokken, en ze streden in vier verschillende kleuren deelnemers. Deze sport werd o.a. in het amfitheater gedaan. Hier komen gladiatoren, zwaardvechters die elkaar probeerde te doden. Ook gevechten met wilde dieren vonden de Romeinen erg interesant. De romeinen gaan graag naar het theater. Ze kijken naar toneelstukken en cabaret met zang en dans. Er is ook pantominus te zien, en soort ballet. 9. OP REIS De Romeinen hadden geen wegwijzers, maar wwl mijlpalen. Op de mijlpalen stat hoeveel mijl het is vanaf een bepaalde plaats. De letters waren duidelijk te lezen, omdat ze in felle kleuren werden geverfd. Het Romeinse rijk was nogal groot en alles moest snel vervoerd worden. Het leger moest naar plekken waar het onrustig was, kooplieden moesten goederen vervoeren en ambtenaren moesten het rijk regeren. Keizer Augustus ontwikkelde een officieële koersdienst, die brieven en mensen moest vervoeren. Overal moesten wegen worden aangelegd. Over de grote weg reizen was smerig. In de Zomer was het er hobbelig en stoffelijk en in de Winter was het nat en modderig. Mensen reisden per postkoets. Sommigen zaten binnen en anderen op het dak. De Romeinen hadden een hekel aan met de boot reizen, maar als je lange afstanden moest afleggen had je soms geen keus. 10. TROUWEN EN BEGRAFENIS - Trouwen: De Romeinse vrouwen leefden voornamelijk in en om het huis. Vrouwelijke slaven hielpen hun met de huishouding. De jongens en meisjes trouwden al op jonge leeftijd. De jongens waren 14 jaar en de meisjes 12 jaar. Het huwelijk werd helemaal door de ouders geregeld. Eerst vond een verloving plaats, de sponsalia. Het is belangrijk dat het huwelijk op een goede dag werd gegeven. Volgens de Romeinen bracht de tweede helft vsn Juni het meeste geluk. Als het eindelijk zover was zei de bruid tegen haar man; ubi tu gaies, ego gaia.(de familie waartoe jij behoort behoor ik nu ook) Daarna roepen alle gasten; feliciter, oftewel veel geluk. - Begrafenis: De doden werden begraven of gecremeerd. Er werden profecionele acteurs en musici ingehuurd voor de begrafenisstoet te beglijden naar de begraafplaats. Begraafplaatsen lagen buiten de stad, en zoals gewoonlijk langs de weg. De Romeinen geloofden dat de doden naar de goden gingen. Enkele goden zijn: Jupiter: was de god van de hemel en de koning van alle goden. Hij werd 'de grootste en de beste' genoemd. Zijn vrouw Juno was de beschermgodin van vrouwen. - Apollo: was de Griekse god die door de Romeinen werd vereerd. Hij kon de toekomst voorspellen en de Romeinen brachten hem offers om achter zijn geheimen te komen. - Mithras: werd oorspronkelijk door de Perzen aanbededen. Soldaten en kooplieden introduceerde de Mithrasverering bij de Romeinen en in het hele rijk werden tempels opgericht waar geheimzinnige ritten werden uitgevoerd. - Neptunus: was de god van het water en de zee. Hij wordt gewoonlijk afgebeeld met zijn driepuntige vork, een zogenaamde drietand. - Minerva: was de godin van de wijsheid, de ambachten, handel en industrie. Volgens de Romeinen had ze de muziekinstrumenten uitgevonden. Ze wordt vaak in wapenuitrusting afgebeeld, omdat ze strijders in de oorlog beleidde. 11. HET KEIZERRIJK De eerste keizer van het Romeinse rijk was Augustus. Vele vonden hem erg knap, maar hij gaf niet om zijn uiterlijk. Om tijd te winnen liet daarom twee tot drie kapper te gelijk zijn haar scheren, ondertussen schreef of las hij iets. Augustus is gestorven op 76-jarige leeftijd. In 14v.C. Toen hij dood was werd hij tot god uitgeroepen. Er ijn nog enkele andere keizers geweest. - Liva: Ze is met Augustus getrouwd geweest. Ze werd een van Augustus priesters onder de naam Julia Augustus. Na d dood van haar man werd ze toch nog beschouwd als familielid. - Claudius: hij was een geleerd man die prachtige historische werken heeft geschreven. Door de inval bij Brittanië is hij het beroemdst geworden, maar hij breide het rijk ook uit met de provincies mauretanië en Thracië. - Hadrianus: Hij diende over het hele Rijk in de legers en als gouverneur. Hij reisde erg veel,omdat hij geintereseerd was in volkeren en provincies. Hij hield heel nauwkeurig de grensen in het oog. - Constantinus I: Hij eiste de westelijke provincies op, maar moest eerst andere kandidaten verslaan. Omstreeks 324n.C. had hij ze allemaal verslagen.Hij stond beter bekend als Constantius de grote. Keizers hadden een groot aantal titels die gebruikt werden bij grote bijeenkomsten. Dan is er nog een hele bekende en beroemde keizer Marcus Antonius.
12. DE REPUBLIEK In een republiek reageert een senaat en een dictator. In een republiek heb je net als in een koningkrijk politieke parijen. Je had toen twee groepen. De populares en de optimates. De optimates waren een groep rijken die de weelde en macht die ze bezaten, wilden behouden. Deze mensen probeerden ervoor te zorgen dat enkele mensendie hen mening deelden, de belangrijke politieke posten in de Romeinse regering kregen. De populares kregen steun van de gewone werkende (of werkelozen) bevolking. Sommige handelaars steunden ze ook: ze wilden immers een deel van de macht van de adel van de senaat. De strijd tussen de twee groepen leidde tot moeilijkheden, burgeroorlogen en uiteindelijk tot het aanstellen van keizers. Een paar belangrijke mensen in de politiek waren. - Marcius: Hij was politicus en probeerde de steun van de gewone burgers en de senaat te krijgen. Toen er een burgeroorlog uitbrak doodde hij al zijn vijanden. - Sulla: Hij veroorzaakte in 83v.C. een burgeroorlog. Later benoemde hij zichzelf tot dictator. - Cicero: Hij was de beste publieke spreker. Als advocaat was hij beroemd om zijn aanklachtentegen verres, de wrede gouvernour van Sicilië. - Pompeius: Hij vocht met Sulla in de burgeroorlogtegen Marius en voegde Magnus(de grote) in 81v.C. achter zijn naamna een overwinning in Afrika. Hij regeerde met Julius Caesar en Marcus Crassus over Rome. Julius Caesar was een van de bekendste Romeinen. Hij heeft veel voor het rijk betekend. Helaas is hij al op vroege leeftijd vermoord.