de middeleeuwen

Beoordeling 5.9
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • 2e klas havo | 2632 woorden
  • 17 februari 2002
  • 784 keer beoordeeld
Cijfer 5.9
784 keer beoordeeld

1. Het gezin In de middeleeuwen kon je meestal niet zelf bepalen wat je wilde worden, met wie je wilde trouwen of wat voor een opleiding je kreeg. Het gezin waar je uit kwam bepaalde hoe je leven eruit zag. Het leven van arme boeren gezinnen zag er heel anders uit dan dat van ridders, edelen of mensen uit de stad. Zo hadden arme gezinnen meestal de achternaam genomen van hun ambacht, bijvoorbeeld Molenaar en Smid, of de naam van de woonplaats waar ze woonden. Baby’s werden meteen gedoopt nadat ze geboren werden. Vaak stierven ze al na een paar dagen door ziektes. Kinderen waren toen al vanaf hun tiende jaar volwassen. Vrouwen hadden meestal niets te zeggen over hun leven. Ze moesten werken voor hun heer. De rijke jongens leerden te paard vechten en zich te gedragen als ridders. De rijke meisjes leerden hoe ze goed moesten huishouden en goede banen moest lijden. De arme mensen wilde maar al te graag bij de rijke in de huishouding werken. Zij dachten dat, dat de manier was om rijk te worden. Bij de arme gezinnen ging het er heel anders aan toe dan bij de rijke gezinnen. Bij de arme gezinnen sliepen ze meestal met het hele gezin in een bed. De kinderen moesten ook meehelpen om de kost te verdienen en gingen niet naar school. Ze konden niet zo heel veel mensen in huis hebben. De arme konden zelf nog maar bijna rondkomen, als er meer mensen bijkwamen konden ze niet genoeg eten verbouwen. Want ze moesten ook nog eten afstaan aan de heer van het landgoed. Als een arme man wilde trouwen moest hij eerst bedenken of hij wel genoeg land had om een gezin te kunnen onderhouden. 2. Vrije tijd. Voor de meeste mensen was er weinig verschil tussen werk en vrije tijd. In de oogsttijd gaf de heer enorme feesten om zijn arbeiders te belonen. Veel boeren jaagden op konijnen, herten en vogels, zelfs de kleinset vogeltjes kwamen op tafel terecht. Spelletjes en dans speelden een belangrijke rol in het dorpsleven. Op veel plaatsen in Europa deden de mensen aan sporten zoals hockey, voetbal en worstelen. Dit deden ze tegen het vervelen. 1 Mei werd daar gevierd door te dansen om de meiboom, die in het dorp werd neergezet. De favoriete hobby’s van ridders waren jacht en toernooien. Net als bij de arme was dit bedoeld omdat de mensen zich dan verveelden maar ook voor het trainen voor de oorlog. De toernooien werden als een veldslag gespeeld. Er waren prachtige prijzen te winnen, zoals een kostbaar gouden oorlogspaard of hoge geldprijzen. Op heiligendagen had iedereen vrij. Deze dagen werden gevierd met speciale festiviteiten. In die tijd was er ook kermis. De kermis bood talloze amusementen jongleurs tot acrobaten.
3. Kleding. In de middeleeuwen gingen ze spinnen en kaarden van wol om aan stof te komen. Kleding werd in de middeleeuwen met de handgemaakt. Deze werkzaamheden werden tot vrouwenwerk beschouwd. De vrouwen die wol sponnen werden “spinsters” genoemd. Er was een sterk verschil in kleren van rijk en arm. Boeren droegen hele eenvoudige kleren, ze maakten ze meestal ook zelf. De mannen droegen een tuniek tot boven hun knie, daaronder een middeleeuwse maillot of beenkappen. Over hun hoofd en schouders droegen ze een soort capuchon en een lange sjaal die ze om hun hals konden wikkelen als ze het koud hadden. Vrouwen droegen een lange tuniek. Kinderen droegen meestal hetzelfde als hun ouders. De rijke droegen veel kleren en dure kleren. Overal in Europa liepen de rijke in prachtige kostuums van de duurste stoffen, zoals zijde en fluweel. De kleren zeiden niet alleen of de persoon machtig was, maar ook zijn werk. Zo droegen nonnen en monniken een lange habijt. Daaraan kon je zien bij welke kloosterorde ze hoorden. 4. Eten In de middeleeuwen waren de eetgewoontes heel anders dan nu. Op het platteland verbouwde bijna iedereen zijn eigen eten. Als de oogst mislukte was er sneller kans op een hongersnood. De rijken aten veel verschillende maaltijden. In de middeleeuwse keuken werden veel sterke kruiden en specerijen als peper, kaneel, saffraan. Die specerijen zijn ook voor de smaak van bijna bedorven voedsel minder te maken. Deze specerijen werden door kooplui vanuit het Oosten naar Europa gehaald en waren ontzettend duur. Er bestonden maar weinig makkelijke manieren om voedsel goed te houden, dus de kans was heel groot die melkproducten en vlees snel bedierven. Horigen verbouwden hen eigen eten. Daarnaast moesten de meeste ook nog voedsel geven aan de heer. Want ze woonden op het landgoed van de heer. Soms was er ook hongersnood. Aan het begin van de 14de eeuw mislukte de oogst een paar keer achter elkaar door slecht weer. Er braken veel ziektes uit onder de schapen en het vee. Veel arme mensen konden het hooft nauwelijks boven water houden. Hun weerstand nam snel af, en veel mensen kwamen om van de honger en door ziekte. Monniken en nonnen hielden hun maaltijden zo eenvoudig mogelijk. Ze lieten het luxe eten staan. Soms veranderden hun eetgewoonten om godsdienstige redenen. Soms vastten ze ook dat betekend dat ze niet aten. De katholieken kerk mocht je op vrijdag ook geen vlees eten. Dit is een 15de-eeuws recept. “Pastei van bruinvis; men neme het bloed en het vet van de bruinvis en havermeel, zout, peper en gember; meng dit alles goed dooreen en doe dit in de buik van de bruinvis. Laat de bruinvis dan gaar worden en dien hem op.” 5. Ridders. Om ridder te worden moest je een man zijn, maar soms gingen vrouwen ook mee op kruistochten. (een oorlog in de riddertijd) Je moest uit een rijke familie komen. Maar soms werd daar over gelogen. En je had wel veel geld nodig of een land, want het was duur om ridder te zijn. Tenslotte moest je je bewijzen in de strijd. Als teken dat je een ridder was tikte een andere ridder met zijn zwaard op bij de schouders of in het begin met de hand op de zijkant van je hooft. De zoon van een rijke ridder werd in de meeste gevallen ook een ridder. Als hij een jaar of 14 was werd hij schildknaap. Hij moest de ridders helpen bij de voorbereiden op de strijd en aan zijn zijde vechten. Na ongeveer 4 jaar ervaring de in strijd kon de schildknaap een echte ridder worden. Vaak ging hier vooraf eerst nog nachtwake. De ridderlijke idealen werden uitgedragen met een schitterende ceremoniën, kleurige vaandels en trompet geluid. De kleding werd steeds onhandiger en ingewikkelder. Er waren strenge regels voor het gedrag van een ridder in het gevecht, bij de jacht en aan tafel. Ridders die heilige orden voerden vormden soms ridderorden waarvan leden net als monniken een religieuze eed aflegden. Mode bij de ridders was heel belangrijk. Zoals koningen kastelen bouwden om indruk te maken, zo kleedden de rijken zich duur om op elkaar indruk te maken. Bij bijzondere gelegenheden sierden zij zich met juwelen, gouden kettingen en kleurige kleding. Kleuren hadden verschillende betekenissen: blauw wilde zeggen dat je verliefd was, geel stond voor boosheid en grijs betekende verdriet. 6. Kastelen. De eerste kastelen werden in de 9e en 10e eeuw gebouwd. Ze beheerste het omliggende gebied. Ze werden speciaal gebouwd om de bewoners te beschermen. De vorm van kastelen werd steeds verandert in de loop van de tijd, door de ontwikkelingen in de oorlog. In de kamers van de kastelen hingen vaak wandkleden aan de muur. Ze dienden als versiering en warmte in de kamers, kastelen dienden ervoor om de macht van de koning te laten zien. Maar een kasteel diende ook voor een slaapplaats voor de bedienden, soldaten, ridders en het gezin van de koning. Het bouwen en onderhouden van het kasteel was een dure zaak. Duizend jaar geleden werden kastelen nog van hout gebouwd. Maar al snel ging men over op steen. Dat was steviger en kon niet branden. Het ontwerpen van kastelen was niet makkelijk. Het was een heel gedoe. Werktuigen en bouwmaterialen moeten over de zee en via de rivieren vervoerd worden. Soms duurde het wel 10 of 20 jaar voordat een kasteel af was. Omgerekend koste het wel miljoenen guldens. Een timmerman maakte gebruik van een bijl, een boor, een zaag en een handzaag. Een metselaar gebruikte een metselaarsbijl, een bijtel en een hamer. Voor de bouw van een kasteel waren ook nog heel veel arbeiders nodig. Bouw een bouw van een kasteel werden er ongeveer 30 smeden. Veel middeleeuwse kastelen zijn nu nog steeds te bezichtigen. Het vertelt ons wat meer over het leven toen. In de middeleeuwen werden veel steden beschermd door een kasteel. Soms werd zo’n kasteel gebouwd als de stad allang bestond, in andere gevallen groeide rondom de muren van een kasteel langzaam een stad. In deze nieuwe steden woonden vaak mensen die de kasteelheer trouw beloofde. De meeste kastelen waren ook gebouwd om in te wonen. Koningen bezaten vaak meerdere kastelen. Gewone ridders woonden vaak in kleinere landhuizen, die wel een grote zaal en een kapel hadden. Kinderen hielpen mee in het huishouden en kregen les. Maar ze speelden ook met hun speelgoed, zoals houten ridders aan touwtjes en deden spelletjes zoals blindemannetje. In de vroege middeleeuwen waren kastelen en huizen vaak koud en vochtig. Midden in de kamer brandden rokerige vuren, en er waren weinig schoorstenen. Toen was glas een luxe. De meeste ramen hadden alleen tralies en luiken. Als je daglicht wilde, kreeg je wind erbij. De wc kwam uit op de gracht of een beerput. Pas in de 15de eeuw kwam er meer luxe. Grotere kastelen hadden eigen visvijvers, boom en wijngaarden en ook groente en kruiden - tuinen. Vee, schapen en varkens werden gehouden op het omliggende boerenland. Tijdens de jachten vingen ze vaak herten, everzwijnen en fazanten. Ze kwamen pas bij bijzondere feesten op tafel. Als de kasteelheer er niet was gebeurde er weinig in de keuken. De dienst mannen en vrouwen aten dan een makkelijke maaltijd op hun eigen kamer. Maar als de kasteel heer er niet was er wel veel activiteit. De kok zei een heleboel orden in het rond, de onderkoks hakten groenten en ze pakten een stuk vlees en ging er op slaan tot dat het mals werd. Dit waren nog de leukste werkjes. Maar er waren natuurlijk ook vervelende werkjes. Zo moesten de laagste en de jongste bedienden de grote kookpot schoonmaken en water uit de put halen. Het warmst was het in de keuken, dat kwam natuurlijk door de gloeiende haard. Een koksjongen stond daar zwetend aan het spit te draaien om het vlees te roosteren. In de zijkant van de haard zat vaak een koepelvormige oven om in brood te bakken. De oven werd verhit met fel brandend sprokkelbrood en bleef urenlang heet. Bij speciale gelegenheden werden er schitterende feestmaaltijden opgediend in de grote schaal. Aan de belangrijkste tafel zaten de gastheer, zijn vrouw en familie. Deze tafel stond hoger dan de andere en lag een linnen kleed op. Midden op de tafel stond een zilveren of gouden voorwerp in de vorm van een schip. 7. De strijd Een ridder moest goedvoor zijn wapens en wapenuitrusting zorgen. Zijn heer of de koning zelf kon hem elk ogenblik oproepen voor de strijd. Soms kon hij betalen in plaats van te vechten, maar eens kwam de dag dat hij toch de oorlog in moest. Meestal nam hij dan een gevolg mee dat bestond uit zijn schildknaap, een paar ruiters, soldaten en boogschutters. Ze sloten zich aan bij andere troepen onder het banier van de baanderheer of aanvoerder. De eerste middeleeuwse ridders vochten in maliënkolders, die gemaakt waren van een heleboel ijzeren ringetjes. Het stevige, buigzame materiaal bedekte het hoofd en vormde het lichaam. Maar een maliënkolder bood geen volledige bescherming. Een pijl of wapen kon er doorheen gaan. Vanaf het eind van de 13de eeuw bedekten ridders hun knieën met stalen platen en in de volgende honderd jaar werden steeds meer platen toegevoegd. In de 15de eeuw droegen ridders een stevige plaatharnas, waarvan de verschillende delen met klinknagels en riempjes aan elkaar vastzaten. Het viel niet mee om te vechten in een harnas van 25kilo. Maar het was licht genoeg om snel te bewegen en op te staan als je van het paard viel. Het zwaard was een symbool van de ridderschap en werd ook in vredestijd in een schede bij de hand gehouden. Het legendarische zwaard van koning Arthur heette Excalibur en veel ridders gaven hun zwaard ook een naam. Een 12de eeuw Europees zwaard had brede, tweesnijdende kling, met een groef in het midden. Door de invoering van het plaatharnas moest het zwaard vanaf de 14de eeuw door spleten en openingen worden gesloten. Aan het begin van een veldslag werd de hemel verduisterd door pijlenregens. Vijandige soldaten hieven hun hellebaarden en paarden steigerden. Het middeleeuwse ‘Roelandslied’ beschrijft gewapende gevechten van man tot man. Schedels worden ingeslagen en ledematen afgehakt. In de strijd tellen alleen ijzer en staal, zegt de held. Zwaarden werden ontworpen om ermee te stoten en te steken. De kling werd smaller en puntiger en was niet meer plat. Afhankelijk van de omstandigheden gebruikte de ridder een dolk of een kort zwaard om van dichtbij mee te steken. Zo’n zwaard was een tweehandig slagzwaard, of een breed hakzwaard met één scherp kant. Paarden speelden een grote rol in het leven van een ridder. Behalve dat hij niet met de voet wou gaan, hing zijn leven bij veldslagen vaak af van zijn paard. Het bracht hem tot bij zijn vijand en stelde hem in staat te ontsnappen. Het kon zelf voor hem vechten, door te steigeren en met zijn grote hoeven op de grond te slaan. Het zadel was een stevige zitplaats voor een vechtende ridder. Het was vaak van beukenhout bekleed met leer en had achter en voor hoge steunen of zadelbogen. Meestal hield de ruiter zijn benen gestrekt in zijn strijdbeugels en aan zijn hielen droeg hij sporen. In de loop van de 13de eeuw bevestigde men soms een wieltje met punten aan de sporen. De ridder hield zijn teugels in zijn linkerhand. Hij moest zijn paard volmaakt in bedwang om tijdens de aanval de gelederen niet te verbreken. Pakpaarden werden gebruikt om de bagage van het leger te vervoeren de ridder en zijn mannen reden op de beste rijpaarden die ze konden vinden. Een echt strijdos was ook heel groot en sterk.Voor de paarden werden speciale wapenuitrustingen ontworpen, die oorspronkelijk van gevoerde stof of maliën gemaakt werden.Tegen de 15de eeuw maakte een Italiaanse ridders het plaatharnas voor paarden. Maar dit was te duur om veel gebruikt te worden in veldslagen. Een leger op mars zwermde uit over het land. De soldaten doodden boeren en verbranden alles wat de vijand kon gebruiken. Sommige ridders reden vooruit om de sterkste en de positie van de vijand te verkennen. Het leger werd gevolgd door voorraadwagens, bediende en zieken of gewonden. De leiders probeerde de vijand te verrassen, of soms te strijd te vermijden. Slecht weer, het landschap, de kans op verraad en honger speelden mee bij hun beslissing. De verdediging werd snel voorbereid door te staken in te graven of spijker uit te strooien. Terwijl de groepen zich opstelden, zeiden ze gebeden en schreeuwen zich moed in. De strijd begon vaak met een aanval door ridders, die samen met hun paarden genadeloos beschoten werden door boogschutters. Daarna begon het handgemeen, een nachtmerrie van bloed en modder. Ridders vochten soms te voet en vormden een wig van harnassen en wapens. Een veldslag kon één tot drie dagen duren, maar vaak waren de legers al langer bij elkaar in de buurt. Na de strijd waren soms wel duizenden mannen gesneuveld, De meeste gewonden worden uit lijden verlost met een stoot van een dolk of een zwaard. Maar sommige kruipen weg en worden verbonden door vrienden, nonnen en monniken.

REACTIES

C.

C.

er wordt soms hoofd ,et een t inplaats van een d en soms zijn er spaties vergeten niet echt belangrijke fouten

16 jaar geleden

A.

A.

Hallo,

Er staat in dit werkstuk onder het kopje "eten" een fout... Er staat namelijk dat horigen soms op een domein van een kasteelheer werkten, terwijl alleen boeren die op een domein werke een horige genoemd werd.

Hopelijk kunnen jullie er iets mee.
Groeten, Aline

16 jaar geleden

H.

H.

mooi werkstuk joh PRIMA !!!!!!!!!!

22 jaar geleden

E.

E.

Hey Lisette,
ik wil je bedanken dat je je werkstuk hebt ingestuurd. Ik heb je informatie goed kunnen gebruiken.
Bedankt!!

Groetjes Emma groep 8 bassisschool

21 jaar geleden

E.

E.

wel eens van plagiaat gehoord? Hallo zeg dat (kinder)boek hebben wij ook al lang gelezen hoor!

21 jaar geleden

T.

T.

hallo, ik heb uw werkstuk gelezen en vond het zeer goed!!!
ik moet voor geschiedenis iets doen over de kledij daarom wou ik aan u vragen of hij soms goeie sites weet waar ik dat kan vinden en het liefst in het nederlands!!!
vele groetjes
tina
p.s. alvast bedankt!!!!

21 jaar geleden

B.

B.

eey die Lisette, je werkstuk was super goed. Je bent onwijs goed hoor!! ik heb er een 9 voor gehad dankzij jouw werkstuk!! bedankt kusjes en groetjes van Branka.

Laat iets van je horen meid!!

21 jaar geleden

M.

M.

Mooi werkstuk

21 jaar geleden

A.

A.

Dank je wel het is perfect

20 jaar geleden

F.

F.

In de middeleeuwen werde kruiden gebruikt als status, om hoog in aanzien te komen. Het was immers heel duur om een gerecht stevig te kruiden. Het was geenszins de bedoeling om bedorven producten te verdoezelen. In de middeleeuwen werd het eten doorgaans verser verbruikt dan wij heden doen. Mensen zich kruiderijen konden veroorloven aten heel vers. Wie geen geld had en het most stellen met "bedorven" eten had ook geen geld om die dure specerijen te betalen.

13 jaar geleden

S.

S.

dit is echt handig

12 jaar geleden

N.

N.

ik vind dit een super coole site BLOOS!!
vriendelijke groeten noelle

11 jaar geleden

J.

J.

leuk en handig

11 jaar geleden

P.

P.

misschien kan je ook iets over de straffen vertellen, zomaar een tipje

10 jaar geleden

M.

M.

Dankje! Zeer behulpzaam zelf op een gymnasium!

8 jaar geleden

R.

R.

goede website ik heb er veel aan en vooral de tweede alinea heeft me geholpen














#toppieeiieieieieieieieieiei

7 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.