Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

De Franse revolutie

Beoordeling 6
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • 2e klas vwo | 4192 woorden
  • 19 mei 2003
  • 215 keer beoordeeld
Cijfer 6
215 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Lodewijk XIV Lodewijk XIV is geboren op 5 september 1638 in Sint-Germaïnen-Laye. Zijn vader ging in 1643 dood en hij werd toen als 5-jarig jongetje uitgeroepen tot koning van Frankrijk. De taak voor koning was voor hem nog te zwaar, dus zijn moeder Anna van Oostenrijk nam tijdelijk de taak als regentes over. Lodewijk XIII regeerde van 1601 tot 1643. Gelukkig voor Frankrijknam kardinaal Richelieu Frankrijk in 1624 in handen, niet als koning maar toch als belangrijk persoo, namelijk eerste minister. Kardinaal Mazarin was de eerste minister tijdens de minderjarigheid van Lodewijk XIV. Ook zoals bij Lodewijk XIII profiteerden vooral de hoge adel van ’s konings onmondigheid, want kardinaal Mazarin de eerste minister volgde in 1643 Richelieu op. Lodewijk XIV was ervan overtuigd dat hij de plaatsvervanger van God op de aarde zou zijn en hij hoefde volgens hem daarom ook alleen maar rekening te houden met God. Hij moest er ook voor zorgen dat zijn land goed leefde en goed bestuurd werd. In de eerste jaren heeft hij ook veel voor zijn regering gedaan
Lodewijk XIV werd in de kathedraal van Reims gezalfd en gekroond tot de geslachtrijp verklaarde heerser op 13 jarige leeftijd, maar toch duurde het nog ongeveer tien jaar voordat hij op eigen benen kon staan. Ook zat Lodewijk vol tegenstrijdigheden, zo was hij een aanbidder van roem, bezeten van macht, zelfbewust op het ijdele af en steeds uiterst hoffelijk, zoals de hoog aangeziende mensen in de tijd hoorden te zijn. Hij was ook een natuur-, kunst- en muziekliefhebber en hij was een kunstbeschermer van grote geesten, hij was godvrezend, dans lustig, een hartstochtelijk wandelaar en jager en een getalenteerd gokken. Hij vond het dan ook niet erg als er werd vals gespeeld, als tenminste niet de ander bevoordeeld werd. Hij had altijd honger, maar dronk niet veel alcohol en was sterk tegen vloeken. Hij werd ook wel de Zonnekoning genoemd, want de zon laat haar licht over de hele wereld stralen, en dat wilde hij ook. Een belangrijk persoon in het leven van Lodewijk XIV was Anna van Oostenrijk (zijn moeder), waarmee hij op 15 jarige leeftijd trouwde. Haar jaloerse moederliefde ging uit naar haar oudste zoon Lodewijk XIV, de troonopvolger, terwijl ze in 1640 nog een zoon Philippe had gekregen. Lodewijk XIV werd voor haar dan ook steeds meer het middel om zich staande te houden tegenover Lodewijk XIII. Ze richtte zich volop hem toen Lodewijk XIII in 1643 doodging, omdat Lodewijk XIV toen nog minderjarig was, moest ze Frankrijk regeren als regentes. Dat lukte haar niet zo goed, maar ze werd door Kardinaal Marazin geholpen. In 1666 ging Anna van Oostenrijk dood. Nog een belangrijk persoon was kardinaal Richelieu. Hij was zonder enige twijfel Frankrijks grootste staatsman uit die tijd. Aan Lodewijks vader (Lodewijk XIII), had hij beloofd dat hij al zijn ijver en macht zal gebruiken om de invloed van de hugenoten te ondermijnen, de trots van de hoge adel te breken en alle onderdanen te dwingen hun plicht te doen.
Lodwijk XVI Lodewijk XVI werd geboren op 23 augustus 1754 in Versailles als zoon van de Dauphin (de kroonprins) van Frankrijk. Hij stierf op 21 januari 1793 in Parijs en werd slechts 38 jaar oud. In 1765 stierf zijn vader en werd Lodewijk de Dauphin, die bestemd was om zijn grootvader, Lodewijk XV op te volgen. Hij trouwde in 1770 met Marie Antoinette, de dochter van de Oostenrijkse keizerin Maria Theresia. In 1774 kwam Lodewijk op de troon als Lodewijk XVI. Hij maakte een radicaal einde aan de heerschappij van de maîtresses in Frankrijk en wist een ongewone populariteit bij het volk op te bouwen. Zijn gemis aan intellect en zijn geringe belangstelling voor het bestuur van zijn land, trachtte hij enigszins te compenseren door onder andere het organiseren van jachtpartijen. Hij was in zijn politieke handelen zeer besluiteloos en zwak en kon de in hem gevestigde hoop niet vervullen. De zich snel opvolgende bestuurders, die een poging moesten doen de staatshuishouding te hervormen, en speciaal de staatsfinanciën op orde te brengen, bleken daartoe niet in staat. De al zeer belaste Franse staatskas werd door de oorlog tegen Engeland in 1778 nog zwaarder belast. Deze oorlog werd gevoerd om de strijd van de Amerikaanse koloniën tegen het moederland te helpen organiseren en te steunen. De drie standen Er waren in Frankrijk 3 standen: 1e stand: Geestelijken
2e stand: Adel
3e stand: Rijke kooplieden, artsen, boeren enz. De Geestelijkheid vormden de eerste stand en zij hadden 1/5 deel van het land, verzamelden alle belastingen. Ze zorgden ook voor onderwijs. Zelf hoefden ze geen belasting te betalen. Ook konden ze niet door een gewone rechtbank gestraft worden, ze hadden dus speciale rechten, privileges. De Adel was de tweede stand en had ook 1/5 deel van het land. De edelen hadden vaak militaire of belangrijke politieke banen. Soms werkten ze samen met de Geestelijkheid. Ook de edelen betaalden geen belasting. Ze hadden goed onderwijs en wisten veel over politiek. Een edelman mocht mocht niet een beroep uitoefenen of handel drijven, als ze dit wel deden konden ze hun adellijke titel kwijt raken. De derde stand was de laagste stand. Hij bestond uit burgers en arbeiders uit de steden en boeren van het platteland. Tussen al deze arme mensen was een groep van rijke kooplieden ontstaan, ze hadden veel geld verdiend met hun werk en bezaten samen 1/5 deel van het land. Ze hielden veel van het lezen van filosofische teksten. De rijke burgers wilden zich graag gaan bemoeien met de politiek, want in die tijd mocht dat niet. Hun zonen mochten niet in het leger, want dat mocht alleen als je van adel was. Ook moesten ze veel belasting betalen. De boeren van het platteland bezitten samen 40% van het land, maar elke boer had maar een klein stukje. Ze moesten ook veel belasting betalen en extra aan de geestelijken en edelen. Doordat ze zoveel onderscheid maakten tussen mensen was de overlevingskans voor de armen en de boeren veel kleiner, want als er hongersnood was dan hadden de armen en de boeren het moeilijk, want die hadden te weinig geld om wat te kopen, ook als de oogst was mislukt was het moeilijk, want dan gingen de mensen dood van de honger. Frankrijk voor de revolutie Frankrijk was een machtig en rijk land in Europa en het midden van de 18e eeuw. In de steden van Frankrijk was rond deze tijd de grote industrie ontstaan. De belangrijkste industrieën waren de textiel industrie en de staal industrie. De omstandigheden voor de arbeiders was in de fabrieken heel slecht. Voor maar heel weinig loon moesten ze heel hard en lang werken. Zelfs kinderen werden naar de fabrieken gestuurd om daar te werken, omdat de mensen zo weinig verdienden. Zo konden ze een beetje extra verdienen. De industrie groeide dus de wegen in Frankrijk moesten goed zijn. Een groot deel van de dingen die in de fabrieken gemaakt werden moesten naar andere plaatsen vervoerd worden. De boeren op het platteland werden gedwongen om hun akkers in de steek te laten en om urenland per dag aan de wegen te werken. Frankrijk werd bestuurd door Lodewijk XVI. Hij had alle macht. - Rechtsprekende macht ( hij mag oordelen over de overtreders van de wet) - Wetgevende macht ( hij heeft de macht om wetten te bedenken en ze vast te stellen) - Uitvoerende macht ( hij heeft de macht om te besluiten en wetten in praktijk te brengen) De koning kon alles doen en zeggen, hij had toch alle macht. Zo’n vorm van regeren heet absolutisme. Wat waren de oorzaken voor de Franse Revolutie? Frankrijk had een grote staatsschuld. De koning had geen geld meer. Om toch aan een beetje geld te komen, ging hij meer belasting bij de derde stand heffen. De derde stand moest veel belasting betalen, maar ze hadden geen inspraak over hoe het belastinggeld besteed werd. De graanoogst in 1788 was heel slecht. Daardoor werden de graanprijzen heel hoog. De bevolking van ontevreden over de moeilijke omstandigheden, de sociale ongelijkheid en de afwezigheid van politieke inspraak. De burgerij wilden de ideeën van de filosofen realiseren. Die dachten; ‘verstand zou licht brengen in de duisternis van het geloof’. Liberte, egalite, fraternite. Vrijheid, gelijkheid, broederlijkheid. De burgerij nam de VS als voorbeeld, dat was toen een democratische onafhankelijke staat. In 1789 roept Lodewijk XVI de Staten Generaal bijeen. De bedoeling van die vergadering was dat de drie standen een belastingshervorming goedkeuren. De burgerij wilden iets heel anders, zij wilden algemene hervormingen realiseren en een grondwet die de macht van de koning beperkte.
5 mei 1789 Onder druk van de adel besloot de Franse koning Lodewijk XVI in 1788 om voor het eerst sinds 1614 de Staten-Generaal bij elkaar te roepen. Geestelijken, edelen en boeren en burgers moeten hun vertegenwoordigers kiezen. De Staten Generaal bestond uit drie verschillende standen of anders gezegd klassen. De adel (300 leden), de geestelijkheid (300 leden) en de boeren en arbeiders (600 leden). De belangrijkste klasse, die staat ook als eerste genoemd, was de adel. Deze hadden alle en alleen maar rechten en bezaten alle ambten. Alle ministers waren van adel en ook officiers in het leger en op de schepen hadden adellijk bloed. Na de adel kwam de geestelijkheid, zoals de hogere geestelijken, dorpspastoors en predikanten, die ook hoge functies hadden. Als laatst bestond er de minst invloedrijke maar grootste stand (24 miljoen leden waarvan maar 600 meedelen in de Staten Generaal): de boeren, de arbeiders, advocaten en kooplieden. Eigenlijk waren dit degene die niet bij de adel en geestelijkheid horen, de ‘gewone’ burgers dus. De derde stand hadden alleen plichten en nauwelijks rechten. Ze hadden geen politieke macht zoals de adel en geestelijkheid, moesten belastingen betalen, inkomsten afstaan aan de koning, een deel van hun oogst afstaan, extra geld betalen op zout, tabak, wijn en zelfs op de geboorte van een kind of van henzelf. Ook moesten de boeren minstens tien dagen onbetaalde arbeid verrichten voor de koning en de zoons van de boeren en arbeiders moesten vanaf hun zestiende in het leger van de koning om het land te verdedigen bij oorlog. De Staten Generaal, de vertegenwoordigers van het volk, werd opgeroepen. Dit was al in 175 jaar niet meer gebeurd. De vergadering werd gehouden in het paleis van Versailles. Dit gebouw is gebouwd door de Bourbons om hun rijkdom en macht te laten zien. Door de eeuwen heen is het gebouw verfraaid, en uitgebreid met grotere zalen en galerijen, woonkamers en staatskamers, terrassen en binnenplaatsen. Het is een van de mooiste gebouwen van Europa geworden. Natuurlijk waren naast de adel en de geestelijkheid, ook de boeren aanwezig. Deze waren in een heel groot nadeel: Iedere stand had één stem en aangezien de eerste en tweede stand het altijd met elkaar eens waren zou dat betekenen dat de stand zou komen op 2-1. Zo zou de derde stand nooit winnen. Van te voren konden de vertegenwoordigers een brief naar koning schrijven waarin ze hun mening vertelden en konden schrijven over de dingen waar ze ontevreden over waren. De edelen schreven dat ze nooit hun speciale rechten op wilden geven. De boeren schreven dat een belangrijke en zware plicht afgeschaft wilden hebben: de plicht om belasting te betalen aan de adel. Verder wilde de derde stand één stem per persoon in plaats van één per stand. Toen de vergadering begon hield de Minister van Financiën, Necker, een lang verhaal waarbij hij niet een keer het woord verandering noemde. De minister vertelde ook dat er niet per persoon gestemd ging worden. De derde stand was zeer teleurgesteld omdat ze meer vertegenwoordigers hadden maar door een stem per stand zou er nooit verandering en verbetering komen in de situatie voor de boeren en arbeiders. De speciale rechten van de adel en geestelijkheid zouden dus onveranderd blijven. Boos verlieten de boeren het paleis van Versailles en besloten nooit meer te vergaderen met de eerste en tweede stand en noemden zich de vertegenwoordigers van het Franse volk. Ze richtten een eigen vergadering op die ze de Nationale vergadering of op zijn Frans gezegd Assemblé Nationale. 14 juli 1789 Op 14 julli kwam de onrust in Parijs opnieuw. Het begon 2 dagen eerder, toen het volk te horen kreeg dat de koning Lodewijks XVI zijn minister van financiën, Necker, ontslagen had. Necker was juist zo geliefd bij het volk en had het vertrouwen van het volk, omdat hij de derde stand zou kunnen helpen. Hij pleitte namelijk voor een hoger aantal afgevaardigden van de derde stand in de Staten-Generaal. Daarmee werd hij zeer geliefd bij het volk. De koning stemde hiermee in en werd hierdoor ook
populairder. Het volk dacht dat de koning aan hun zijde stond, maar dat deed hij alleen om zijn troon te behouden. Het volk was bang en boos tegelijk. De koersen op de beurs in Parijs daalden meteen. Ook waren de mensen bang voor invallen van buitenlandse troepen. Deze waren gelegerd in het kasteel Versailles. Dit had de koning bevolen. In het café de Foy, achter het paleis Royal was het een drukte van jewelste om het ontslag van Necker. De journalist Camille Desmoulins was daar ook. Hij was een pamfletschrijver, die ook echt schreef waar het op stond. Hij was ook heel kwaad en in zijn hevige woede sprong hij op tafel met een pistool in zijn ene hand en een zwaard in zijn andere hand. En hij sprak de grote menigte toe. Hij riep dat men te wapen moest gaan en dat ze eens wakker moesten worden. Men moest eens in opstand komen. Hij zei dat Necker ontslagen was en dat de koning nu verschillende buitenlandse troepen in Versailles hield en dat de koning nu waarschijnlijk in wilde grijpen. En dat moesten zij natuurlijk tegenhouden! De menigte stemde daar mee in en ze spraken af dat zij een herkenningsteken moesten hebben. Camille Desmoulins trok een blad van een kastanjeboom af en stak het op zijn hoed. Dit was volgens hem het herkenningsteken. Toen gejuich en gejoel en de menigte ging naar buiten en trok in een lange stoet door de straten. Met stenen, ijzeren staven, pieken, knotsen en bijlen in de hand. Ze gingen plunderen. Hier begon alle ellende en het werd nog veel gekker. Een burger heeft normaal gesproken geen wapens, een edelman meestal wel. Een deel van het volk wist 30000 geweren te stelen van een militaire hospitaal. De commandant van dit hospitaal had tegen het noodcomité gezegd dat de geweren niet weg mochten. Het noodcomité bestond uit de leden van het bestuur van de stad. Dit was opgericht om een burgermilitie te organiseren. Oftewel, het was een organisatie om de burgers te helpen met het verdedigen van de stad. Zij en enkele burgers luisterden niet naar het verbod van de commandant en plunderden het hospitaal. De rest van het volk moest ook nog wapens hebben. Zij gingen ook plunderen. Bijvoorbeeld het stadhuis. Deze werd ook bezet. In het stadhuis waren ook zo’n 32.000 geweren opgeslagen in de kelders. Deze werden verdeeld onder de burgers die ook lid waren van het noodcomité. Daarnaast zijn er nog enkele andere gebouwen en instellingen, waar wapens opgeslagen liggen, door grote groepen bestormd en geplunderd. Het hele volk was in rep en roer. Het volk maakte zich op om naar de Bastille te gaan. ‘Op naar de Bastille’ ,riepen duizenden Parijzenaars. Om dat vreselijke, angstaanjagende gebouw te bestormen en te plunderen. Ondertussen, in de Bastille maakte ook de gouverneur, markies de Launay zich op voor de strijd. Hij had gehoord wat er zich buiten afspeelde. In de Bastille waren Launay zelf en nog zo’n tachtig gepensioneerde soldaten. Launay riep nog zo’n dertig Zwitserse soldaten bij hen, om hen te
helpen met het verdedigen van de Bastille. Launay zorgde er ook voor dat de ophaalbruggen opgetrokken werden, de poorten werden gesloten en de kanonnen werden gereedgemaakt. Launay en zijn mannen wachtten af. Launay had aan Thuriot, een afgevaardigde van de Parijse gemeenteraad belooft om niet op het volk te schieten, mits het volk ook niet zou schieten op de Bastille. Enkele leden van het stadhuis kwamen naar de Bastille om te vragen of Launay de Bastille en het buskruit over wilde geven. Deze vraag werd negatief beantwoord. En na een poosje kwamen er weer een paar andere mannen, ook van het stadhuis om nog een keer hetzelfde te vragen. Launay gaf zich nog steeds niet over. Het volk werd nu ongeduldig, ze wilden naar binnen, ze wilden van dit vreselijke gebouw af, ze wilden overwinnen! Verscheidene burgers trachtten de kettingen, waar de bruggen mee opgehaald werden, los te snijden. Launay wist dat het nu te laat was. Hij had gehoopt het volk nog rustig te houden, maar helaas, dat was niet gelukt. Hij was een en al wanhopig. Hij had zelfs even gedacht zich met de Bastille en al in de lucht te laten vliegen door in de kruitkamer een vuurtje te stoken. Maar dit was geen oplossing. Zijn bemanning had hem tegengehouden. Buiten was het nog steeds een gekkenhuis. Het was druk, steeds meer mensen kwamen in opstand en steeds driftiger werd men. Launay zocht nog steeds een oplossing, wat moest hij doen? Hij besloot een briefje geven aan een van zijn onderdanen. Deze was gericht aan het volk. Hij wilde zich eindelijk overgeven. In het briefje vroeg hij het volk om een vrije aftocht voor de gehele bemanning
van de Bastille. Het volk stemde daarin toe. Er zou hem niets overkomen. Hij liet de poorten openen en de ophaalbruggen ophalen. Een oorverdovend lawaai breekt los, de menigte juicht en stormt naar binnen. Launay had al zo’n gevoel dat het volk hem belazerde. Hij voelde zich vreselijk verslagen. Hij had besloten om zichzelf te doden met zijn zwaard. Maar de menigte was al naar binnen gestormd en ze hadden ervoor gezorgd dat dit hem niet lukte. De rest van het volk bestormd de Bastille. Vol met afgrijzen kijken ze hun ogen uit. Al die verhalen over de enge kerkers, nu konden ze het met hun eigen ogen zien. In de Bastille leek wel een slachtpartij plaats te vinden. Het was een drukte, overal gevechten, bloed, gewonden en zelfs veel doden. Zeven gevangen werden in de Bastille gevonden. De gevangenen wisten niet wat
hen overkwam. Ze hadden wel veel herrie gehoord, maar waren wel flink ontzet. Ze vertelden de mensen hoe het was geweest in de Bastille. Het volk voerde de gevangenen met veel gejuich en veel gelach mee door de straten van Parijs. Ze hadden overwonnen! Maar het was nog niet afgelopen. Een aantal mannen van het volk, die ook de Bastille hadden bestormd, hadden het briefje van Flesselles gevonden en vonden dat ze ook wraak op hem moesten nemen. Flesselles werd opgeroepen om een verklaring af te leggen bij het Palais Royal. Zodra hij buiten kwam zag hij de gewapende massa. Het zag er niet goed voor hem uit. Hij keek rond, naar de woedende massa, maar dat duurde niet lang meer, want er klonk een schot en hij stortte neer. Het schrikbewind Er was een machtsstrijd binnen de oude Nationale Vergadering na de onttroning van Lodewijk XVI. De Jacobijnen werden gesteund door het volk van Parijs en zij waren radicaal, mensen die verregaande hervormingen voorstaat. Ze wilden een strak regime en wilden de revolutionaire gedachten uitspreiden over Europa. Frankrijk was in oorlog verwikkeld geraakt met Oostenrijk, Spanje, Pruisen, Nederland en Engeland. Deze oorlog was de eerste coalitieoorlog (een oorlog tussen meer dan twee landen) en Frankrijk vocht voor lijfsbehoud. Er waren ook tegenstanders binnen de nieuwe regering. Dat waren de Girondijnen. Zij waren de gematigden. Door het uit de weg ruimen van belangrijke politieke tegenstanders kwamen de Montagnards aan de macht. Montagnards is een andere naam voor de Jacobijnen, die gesteund worden door de Sansculotten. Onder leiding van Robespierre stootten de Jacobijnen de Girondijnen uit de regering en gingen alleen regeren. Robespierre stelde zich aan tot het hoofe van de Comite de la Salut Public, dit was het dagelijks bestuur van de Nationale Conventie en die bestond uit twaalf man. Robespierre voerde een politiek van voortdurende verdachtmakingen dreigementen en insunuaties (beledigende toespelingen). Veel mensen onder het publiek werden onder zijn bewind omgebracht.duizenden werden door hem onder de guillotine. Toen Lodewijk onthoofd was, werd zijn hoofd aan het volk getoond. Ondertussen bleef Robespierre maar doorgaan met mensen verdacht maken. Tijdens iedere vergadering wist hij wel een paar verraders die in de Nationale Conventie zaten.de afscheiding van een concurrerende stroming rond Hebert en Danton binnen hun eigen partij zorgde voor nog meer moorden. Onder andere mensen die verdacht weren van het steunen van Danton en Hebert werden onder de guillotine gelegd. Ook de grote revolutionaire leiders zelf. Robespierres regelrechte dicatoriale macht zorgde voor de vorming van een ‘coalitie van de angst’. De aanhoudende terreur zorgde uiteindelijk ook voor de van van Robespierre zelf. Op een dag, toen Robespierre weer mensen verdacht maakte, eiste het overgrote deel van de National Conventie namen van de zogenaamde verdachten. Ze hadden zijn verdeel en heers tactiek door. Robespierre stond toen met zijn mond vol tanden en probeerde uit de vergadering te vluchten. Onder leiding van Barras werd hij, na een dramatische vluchtpoging waarbij hij zichzelf het leven had proberen te nemen, gearresteerd. Uiteindelijk werd hij na een kort proces terechtgesteld en net als velen voor hem op de door hem zo graag gebruikte guillotine gelegd. Het hoogtepunt van de Franse Revolutie was hiermee voorbij.
Wat heeft de Franse Revolutie opgeleverd Een tijdje na de Franse Revolutie moesten alle edelen en geestelijken afstand doen van hun speciale privileges. Er was een voorlopige grondwet. Die grondwet was een verklaring van de rechten van de mens en van de burger. De standen werden afgeschaft en en waren rechten en vrijheden voor de burgers. Zo mochten ze bijvoorbeeld hun geloof uiten en mochten naar een school die bij hun geloof pasten. De definitieve grondwet kwam in 1791. Frankrijk werd een constitutionele monarchie met een scheiding van de 3 staatsmachten. - constitutioneel = gebaseerd op een grondwet - monarchie = koning blijft staatshoofd - scheiding van de macht • uitvoerende macht: koning en ministers • wetgevende macht: 1 kamer gekozen op basis van cijnskiesrecht (alleen wie een bedrag betaalde mocht stemmen) • rechtsprekende macht: gekozen rechters
De kerkelijke bezittingen werden eigendom van de staat en de geestelijken moesten de eed van trouw zweren aan de staat. Er waren na de revolutie toch een aantal moeilijkheden. Zo was er in Frankrijk verdeeldheid tussen de revolutionairen. Er was verdeeldheid ten opzichte van de godsdienst en er was ook verdeeldheid ten opzichte van de houding tegenover het volk. De Republiek Even voor de onthoofding van Lodewijk XVI (1793) begon de Eerste Republiek (1792- 1804), waarin vanaf 1795 de uitvoerende macht in handen was van een Directoire, dat in 1799 door generaal Napoléon Bonaparte omvergeworpen werd. Napoléon regeerde het land 15 jaar lang, eerst als consul, toen als consul voor het leven en daarna als keizer. In naam van de principes van de Franse Revolutie veroverde hij een groot deel van Europa, maar werd in 1815 definitief bij Waterloo verslagen, waarna de monarchie met Lodewijk XVIII werd hersteld (1814-1824). Diens opvolger, Karel X (1824-1830), vaardigde in 1830 een aantal ordonnanties uit (o.a. censuur op de pers), waarop in Parijs een opstand uitbrak en de koning vertrok. De burgerkoning Louis-Philippe (1830- 1848) maakte deze omstreden ordonnanties weer ongedaan. Onder Louis-Philippe voerde minister Guizot een dermate conservatieve politiek dat in 1848 opnieuw een opstand uitbrak, die de val van de monarchie en de vlucht van de koning naar Engeland betekende. In Parijs werd een voorlopige regering gevormd, die een grondwet voor de Tweede Republiek (1848-1852) opstelde met als president een neef van Napoléon: Lodewijk Napoléon. In 1852 echter ontbond Lodewijk Napoléon de wetgevende vergadering en riep het 2e keizerrijk uit, waarover hij als keizer Napoléon III tot 1871 zou regeren. In die periode bouwde Frankrijk een groot koloniaal rijk op. Alleen de expeditie naar Mexico (1862-1867) werd een enorme mislukking, die het prestige van de keizer flink aantastte. De voor Frankrijk ongunstige afloop van de Frans-Duitse oorlog (1870-1871) betekende het einde van Napoléon III en de inlijving van de Elzas en het noorden van Lotharingen door Duitsland. De Derde Republiek (1871-1940) kende een enorm gebrek aan politieke stabiliteit: tot aan WO I traden 50 verschillende kabinetten op. In die periode beleefde Frankrijk ook de opkomst van het socialisme (1905: oprichting van de socialistische partij) en het vakbondswezen. Aan de reeks kolonies en protectoraten werden nieuwe toegevoegd: 1897: Indochina, Madagaskar; 1883: Tunesië; 1908: Frans Equatoriaal Afrika; 1912: Marokko; hiermee was Frankrijk de tweede koloniale mogendheid na Groot-Brittannië geworden. In 1914 vielen de Duitsers het noorden van Frankrijk binnen. Na de slag om de Marne, waar het Duitse offensief door Joffre en Galliéni werd gestopt, speelde de oorlog zich voornamelijk af in de loopgraven. Bijna 1 miljoen Fransen sneuvelden. Bij het Verdrag van Versailles moest Duitsland de Elzas en Lotharingen weer afstaan aan Frankrijk. Na WO I heerste in Frankrijk grote angst voor een nieuwe Duitse aanval en het sloot bondgenootschappen met Polen, Tsjechoslowakije, Roemenië en Joegoslavië. De kwestie van de herstelbetalingen door de Duitsers leidde in 1923 tot de bezetting van het Ruhrgebied, Duitslands belangrijkste economische centrum. De grote economische wereldcrisis van 1929 trof Frankrijk pas in 1932. Geen van de kabinetten die tot WO II regeerden, wist het land er bovenop te helpen. Scherpe kritiek op de regering kwam van uiterst rechtse, fascistisch getinte groeperingen, waarop socialisten en communisten zich verenigden in het Volksfront (1936) o.l.v. Léon Blum.

REACTIES

S.

S.

er staan wel typfouten in ...maar verder is het wel goed ?

11 jaar geleden

A.

A.

van hoelang tot hoelang duurde de franse tijd bijv (000-000) of zoiets

9 jaar geleden

D.

D.

het is van 1789 tot 1795. :)

8 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.