Inhoudsopgave
1.Inleiding
2.Wanneer,waarom en hoe vertrok de eerste handelsvloot van de VOC?
3.Wat verhandelde de VOC, waar handelde de VOC, waarom handelde de VOC dat en met wie?
4.Welke middelen gebruikte de VOC om te handelen?
5.Wie hadden er belang bij de VOC?
6.Hoe ontstond de economische bloei van de VOC en hoe eindigde deze?
7.Conclusie
8.Bronvermelding
1.Inleiding
Ik heb dit onderwerp gekozen omdat het mij het meest aansprak. Ik hou van onderwerpen die met geschiedenis te maken hebben. Ik vind het interessant om over dit soort onderwerp te lezen omdat je daardoor het nu beter leert begrijpen. Ik heb dit onderwerp ook gekozen omdat ik er nog maar weinig van wist en ik er dus meer over te weten wou komen. Ik wist in het begin weinig van de VOC en wist eigenlijk alleen dat de afkorting voor Verenigde Oost-Indische Compagnie stond. Ik heb dit onderwerp als de Verenigde Oost-Indische Compagnie gekozen maar mijn begeleider vond het beter als alle leerlingen die hij begeleidde een ander onderwerp kozen wat toch betrekking had op de VOC, want de VOC was een te groot onderwerp. Ik heb zelf als onderwerp gekozen om mijn werkstuk over: “de betekenis van de VOC voor de Nederlandse economie en de wereldeconomie” te doen.
Ik heb daarbij als hoofdvraag bedacht: wat betekende de VOC voor de Nederlandse economie en de wereldeconomie?
Daarna heb ik bij deze hoofdvraag 5 deelvragen bedacht:
1. Wanneer waarom en hoe vertrok de eerste handelsvloot van de VOC?
2. Wat verhandelde de VOC, waar handelde de VOC en met wie?
3. Welke middelen gebruikte de VOC om te handelen?
4. Wie hadden er belang bij de VOC?
5. Hoe ontstond de economische bloei van de VOC en hoe eindigde deze?
Ik verwacht geen problemen bij het beantwoorden van deze vragen omdat ik voldoende bronnen heb gevonden.
2. Wanneer, waarom en hoe vertrok de eerste handelsvloot van de VOC?
Vanaf 1498 tot 1595 had Portugal een monopoliepositie op de handel met Oost-Indië, want Portugal was de enige die over zeevaartroutes naar Oost-Indië beschikte en hield dit geheim. Omdat Spanje sinds 1580 de dienst uitmaakte in Portugal en Nederland in oorlog was met Spanje, kon Portugal Nederland niet meer van zijn specerijen voorzien. Om deze reden en omdat er genoeg geld was, gingen Nederlandse en andere ontdekkingsreizigers proberen om een of meerdere zeevaartroutes te vinden naar Oost-Indië. De eerste Nederlander die een succesvolle reis maakte naar Oost-Indië was de koopman en ontdekkingsreiziger Jan Huygen van Linschoten. Dit deed hij in 1583 in het gevolg van de Portugees Vincente de Fonseca, aartsbisschop van Goa (een deelstaat in India, destijds een Portugese kolonie). Toen hij terugkeerde in 1592 publiceerde hij een aantal boeken die de ervaringen bevatten die hij bij de reis naar Goa met de Portugezen had opgedaan. Aan de hand van deze boeken wist Cornelis de Houtman de door de Portugezen geheim gehouden zeevaartroutes te ontdekken. Dit was het begin van de handel met Oost-Indië en zou uiteindelijk leiden tot de oprichting van de VOC en het begin van de Nederlandse Gouden Eeuw.
In 1595 stuurde de Compagnie van Verre (eerst opgerichte handelscompagnie met als doel de handel met Oost-Indië) een handelsvloot van vier schepen onder leiding van Cornelis de Houtman.
Toen deze handelsvloot in 1597 met drie van zijn vier schepen terugkeerde bleek dat een reis naar Oost-Indië mogelijk was. Er werd daarna tussen 1598 en 1601 een groot aantal expedities uitgestuurd. In totaal waren dit 15 expedities met in totaal 65 schepen. Sommige expedities mislukten, maar als ze wel lukten waren de winsten enkele malen hoger dan de kosten en dus de moeite waard.
In deze 7 jaar ontstonden een groot aantal compagnieën: de Nieuwe Brabantse Compagnie, de Compagnie van Verre, de Nieuwe Compagnie, de Oude Compagnie, de Compagnie van de Moucheron, de Verenigde Compagnie Amsterdam, de Rotterdamse Compagnie, de Magelaanse Compagnie, het Delftse Vennootschap, de Verenigde Zeeuwse Compagnie,
de Veerse Compagnie en de Middelburgse Compagnie. Deze compagnieën hadden allemaal het zelfde doel: handelen met Oost-Indië. Er ontstond al snel veel concurrentie.
Landsadvocaat en raadspensionaris Johan van Oldenbarnevelt maakte zich zorgen over de concurrentie tussen de compagnieën in plaats van dat de compagnieën met Engeland en Portugal concurreerden. Hij spoorde de Staten-Generaal aan om alle compagnieën te verenigen. Op 20 maart 1602 gebeurde dit en alle compagnieën die als doel hadden om te handelen met Oost-Indië werden Verenigd in een grote compagnie: de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC).
3.Wat verhandelde de VOC, waar handelde de VOC, waarom verhandelde de VOC dat en met wie?
In het begin kocht de VOC alleen producten in bij de plaatselijke bevolking en vervoerde die daarna weer na Europa. De VOC had dus nog geen vestingplaats in Oost-Indië.
Met Portugal kon niet gehandeld worden omdat dit land onder invloed van Spanje stond. De enige andere concurrent was de Britse Oost-Indische compagnie maar die kocht net zoals de VOC ook alleen producten in. De plaatselijke bevolking was niet geïnteresseerd in producten uit Europa behalve goud en zilver. Deze twee producten moesten echter ingevoerd worden vanuit Europa. Er werd niet alleen betaald voor de producten van de plaatselijke bevolking met gouden of zilveren munten maar ook met andere producten van deze twee edele metalen.
Het was wel veel werk en het was riskant om kisten met goud en zilver te verschepen naar Oost-Indië maar het was wel voordelig omdat goud en zilver meer waard waren in Oost-Indië bij de lokale bevolking en goud en zilver was er in Europa genoeg.
Na verloop van tijd moest het handelsgebied en het aantal producten van de VOC zich steeds verder uit gaan uitbreiden om de concurrenten te kunnen blijven bijbenen. Daarom werd de VOC ook steeds meer actief op militair gebied. Nu probeerde de VOC niet alleen meer om producten in te kopen maar ook om gebied te veroveren. Portugal dat eerst het monopolie van de handel met Oost-Indië bezat was de voornaamste vijand van de VOC. Portugal bezat namelijk bijna al het handelsgebied waar de VOC wou gaan handelen. Het effectiefst bleek om een monopolie te verkrijgen op producten in Oost-Indië. Door een monopolie te verkrijgen op een bepaald product kon de VOC de prijs bepalen en dit deed de VOC door de gebieden met de desbetreffende producten te veroveren. Ook konden er eindelijk vestingen worden gesticht en kon de VOC eigen producten uit Oost-Indië gaan verschepen. Dit was niet alleen veel makkelijker en goedkoper om producten in te voeren van Oost-Indië naar Europa maar er kon nu ook handel worden gedreven met de plaatselijke bevolking zonder goud of zilver te hoeven verschepen van Europa naar Oost-Indië. Deze vorm van handel: het handelen met de plaatselijke bevolking tegen producten uit Oost-Indië zelf wordt de Indische buitenhandel genoemd.
De eerste overwinning van de VOC was in 1619 toen die de stad Jakarta veroverde onder leiding van Jan Pieterszoon Coen. Deze nieuwe stad werd de hoofdvesting in Oost-Indië van de VOC en kreeg de naam Batavia. Deze stad was niet alleen de hoofdvesting maar er werd ook veel opium verhandeld. Opium was vooral belangrijk voor de Indische buitenhandel.
De VOC had echter geen monopolie op Opium en daarom stelde de Gouverneur-Generaal van Imhof (leider van de VOC vestingen in Oost-Indië) de Amfioensociëteit samen. De Amfioensociëteit was een genootschap dat voor de VOC de handel in Opium (destijds Amfioen genaamd) te reguleren en opiumsmokkel (smokkel van opium door VOC werknemers buiten de VOC om) tegen te gaan. Dit genootschap kreeg het monopolie op de handel op opium en kreeg daarvoor in ruil elk jaar tegen betaling van een vastgestelde prijs een bepaalde hoeveelheid opium .
De tweede overwinning was in 1622 toen de Portugezen op de Banda-eilanden verslagen werden. Daardoor verkreeg de VOC het monopolie op foelie en nootmuskaat, twee belangrijke producten. In 1658 werden ook de Portugezen op Ceylon verdreven waardoor de VOC ook een monopolie op kaneelhandel kreeg. Door de vernietiging van kruidnagelbomen van lokale bevolking op de Molukken in 1670 kreeg de VOC uiteindelijk ook het monopolie op kruidnagel die de VOC ging verbouwen op Ambon (een eiland vlakbij de Molukken gelegen).
De VOC had nu een aantal vestingen: de hoofdvesting Batavia, een vesting op de Banda-eilanden, een vesting op Ceylon en een vesting op Ambon. Verdere producten waren vooral voor de Indische buitenhandel bedoeld en niet zo zeer om te verschepen naar Europa. Dit waren voornamelijk de producten: katoen, hout, tin, olifanten en zijde.
Op het hoogtepunt van de VOC verhandelde de VOC: Opium, goud, zilver, koper, tin, porselein, olifanten, zijde, kleden, peper, kruidnagelen, muskaatnoten, foelie, kaneel, rijst, koffie, thee en suiker
De VOC gebruikte niet alleen diplomatieke middelen om te handelen maar gebruikte ook vaak geweld. Meestal was de lokale bevolking gemakkelijk om te kopen met goud en zilver of andere producten maar soms was geweld ook nodig. Ook moesten de concurrenten kunnen worden bestreden en de VOC was dan ook vaak op oorlogspad. Vaak waren er door zowel Portugezen als door de VOC gepleegde represailles tegen de lokale bevolking wanneer zij de vijand voorzagen van producten. De VOC gebruikte ook financiële sancties, embargo’s, exclusieve leverantiecontracten en kochten octrooien. Vaak waren de monopolies op producten uit Oost-Indië te belangrijk om nog te onderhandelen met de lokale bevolking en te voldoen aan de eisen die de lokale bevolking stelde. Daarom greep de VOC vaak zelf de macht met geweld. Dat was een stuk makkelijker dan onderhandelen met een bevolking die best kon worden verslagen.
5. Wie hadden er belang bij de VOC?
De VOC was opgebouwd uit verschillende kamers die elk hun eigen aandeel hadden in de VOC. Ze mochten zelf handelen zolang ze maar voldeden aan de normen van de VOC.
Er waren 6 kamers: Amsterdam, Enkhuizen, Zeeland, Delft, Rotterdam en Hoorn.
In het begin konden de kamers aandelen kopen. Van het kapitaal in van 6.5 miljoen gulden had Amsterdam 57% in, Zeeland 20%, Enkhuizen 8%, Delft 7%, Hoorn 4% en Rotterdam 3% geïnvesteerd.
Het bestuur heette heren XVII (heren zeventien) en bestond uit afgevaardigden van alle
kamers. Hoe meer geld de kamers hadden geïnvesteerd hoe meer afgevaardigden ze mochten laten deelnemen met vergaderingen. Amsterdam had 8 afgevaardigden, Zeeland 4 en alle andere steden 1 afgevaardigde. Voor Oost-Indië waren er voor elk gebied gouverneurs aangesteld die het gebied bestuurden in naam van heren XVII. Deze gouverneurs stonden onder leiding van de gouverneur-generaal. De gouverneur-generaal was de belangrijkste bevelhebber in Oost-Indië van de VOC. Per reis kon iedereen die geld investeerde profiteren van een deel van de opbrengst wat veel mensen in die tijd dan ook deden. De VOC was een van de eerste die gebruik maakte van aandelen.
6. Hoe ontstond de economische bloei van de VOC en hoe eindigde deze?
De economische bloei van de VOC begon vanaf het moment dat de VOC werd opgericht. Het was over het algemeen een succesvolle compagnie met winsten die enkele malen de kosten bedroegen. Maar de economische bloei begon pas echt toen de VOC zijn eerste vestiging stichtte in Oost-Indië. Wat ook bijdroeg aan het economische succes waren handelsposten, factorijen, plantages, concurrentie en corruptie bestrijding. Maar wat wel het meest bijdroeg waren de monopolies op de belangrijke handelsproducten.
De economische bloei eindigde toen de Engelse en Franse concurrentie steeds meer begon toe te nemen. Ook de militaire kosten om het imperium in stand te houden rezen de pan uit er was namelijk een enorme oorlogsvloot en veel bemanning nodig. De corruptie die juist werd tegengegaan in het begin werd steeds groter. Veel VOC medewerkers verdiende zeer weinig en startten vaak hun eigen handeltje in de producten van de VOC. Omdat de VOC geen goed boekhouding systeem tot zijn beschikking had, hadden de heren XVII geen goed zicht op de geldstromen. Ook wordt gezegd dat sommige bestuurders helemaal geen commerciële ervaring hadden of zelfs nooit in Oost-Indië waren geweest. De VOC leunde in 18e eeuw alleen nog op de winsten die werden gemaakt met de verkoop van producten in Amsterdam. Toen de schepen echter niet meer de haven van Amsterdam konden bereiken door de Vierde Engels-Nederlandse Oorlog ging het snel slechter. Het ontstaan van de Bataafse Republiek betekende het einde voor de VOC en op 1798 werd de Verenigde Oost-Indische Compagnie opgeheven. In totaal zijn er circa 4700 schepen onder de VOC vlag uitgevaren.
7. Conclusie
Mijn hoofdvraag was:
Wat betekende de VOC voor de Nederlandse economie en de wereldeconomie?
De Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) was een grote Nederlandse handelscompagnie die Nederland een tijd lang tot een van de belangrijkste landen van de wereld heeft gemaakt en dus erg belangrijk voor Nederland . In de wereldeconomie was Nederland een van de eerste multinationals ter wereld. De VOC heeft de wereldeconomie gestimuleerd door handel.
De eerste deelvraag van de hoofdtekst:
Wanneer, waarom en hoe vertrok de eerste handelsvloot van de VOC?
Hier wordt antwoord gegeven op wanneer de VOC begonnen is met zijn rol als een grote Nederlandse handelscompagnie en zijn rol als multinational. Vervolgens wordt er ingegaan op hoe en waarom dit zo in de geschiedenis gelopen is.
De tweede deelvraag van de hoofdtekst:
Wat verhandelde de VOC, waar handelde de VOC, waarom verhandelde de VOC dat en met wie?
Hier wordt antwoord gegeven op waar, voor wie en waarom de VOC alles verhandelde in zijn rol als multinational.
De derde deelvraag van de hoofdtekst:
Welke middelen gebruikte de VOC om te handelen?
Hier wordt antwoord gegeven op welke manieren de VOC zijn rol trachtte te behouden als een van de eerste multinationals die handelde met Oost-Indië.
De vierde deelvraag van de hoofdtekst:
Wie hadden er belang bij de VOC?
Hier wordt antwoord gegeven op wie er belang hadden bij deze belangrijke grote Nederlandse handelscompagnie of multinational.
De vijfde deelvraag van de hoofdtekst:
Hoe ontstond de economische bloei van de VOC en hoe eindigde deze?
Hier wordt antwoord gegeven op hoe deze grote Nederlandse handelscompagnie en multinational heeft kunnen uitgroeien tot een multinational en een grote Nederlandse handelscompagnie.
8. Bronvermelding
Boeken:
Verkuil,D.,van Klein en Riessen,M. en van Straaten,D. (2007) Geschiedeniswerkplaats:Ten Oorlog! Europese oorlogen 1789-1919. Oorlog als maatschappelijk fenomeen. Groningen.
Wolters Noordhoff.
Verkuil, D., van Klein en Riessen, M. en van Straaten, D. (2008) Geschiedeniswerkplaats: Dynamiek en stagnatie. De Republiek in haar gouden en zilveren eeuw. Groningen. Noordhoff.
Internetbronnen:
Verenigde Oost-Indische Compagnie.
Van: http://nl.wikipedia.org/wiki/Vereenigde_Oost-Indische_Compagnie gezien op 6 mei 2009.
VOC-Kenniscentrum, Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde
Van: http://voc-kenniscentrum.nl/ gezien op 6 mei 2009.
Westera, B., Batavia Werf
Van: http://www.bataviawerf.nl/voc_oorlog.html gezien op 6 mei 2009.
REACTIES
1 seconde geleden
A.
A.
Heey,
Bedankt dit is heel handig!
Groetjes!
13 jaar geleden
Antwoorden