Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Buiten-Europese culturen in de Nieuwe Tijd: Japan

Beoordeling 6.2
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • Klas onbekend | 3372 woorden
  • 1 december 2004
  • 32 keer beoordeeld
Cijfer 6.2
32 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
1. De Grote Drie In de zestiende eeuw werd Japan verscheurd door 'burgeroorlogen'. Drie landheren, de Grote Drie genaamd, stonden op om het land te herenigen. De laatste van hen slaagde erin om heel Japan onder zijn heerschappij te krijgen, maar kreeg toen te maken met en nieuwe bedreigende situatie: de komst van de Europeanen. Uiteindelijk zou dit probleem leiden tot een eeuwenlang zelfverkozen isolement van Japan. Er was echter één uitzondering: met de Hollanders wilde Japan wel handel blijven drijven. De daimyo en de Shogoen Terwijl Europese avonturiers de wereldzeeën verkenden op zoek naar nieuw land, kende het zestiende-eeuwse Japan vooral interne problemen. Deze hadden grotendeels te maken met de klassenstructuur van het land van de rijzende zon. In theorie stond de keizer aan het hoofd van het land, maar deze bezat tegen het midden van de zestiende eeuw allang de werkelijke macht niet meer. Honderden jaren daarvoor, in de twaalfde eeuw, hadden enkele zwakke keizers de macht uit handen gegeven aan de shogoen, de militair adviseur van de keizer.Deze bezat het allerhoogste gezag in Japan en werd benoemd uit de hoogste kringen der daimyo. Deze Japanse grootgrondbezitters vormden de aristocratie van Japan. De daimyo, onder de shogoen in rang, bestuurden de hen toegewezen provincies in Japan. Om het gebied goed te kunnen besturen hadden de daimyo krijgers in dienst; de zogenaamde samoerai. De krijgers trainden jarenlang om een perfectie te bereiken in het hanteren van hun wapen, het samoerai-zwaard. Zij waren hun meesters zeer trouw. Het geloof dat zij aanhingen was een vorm van het boeddhisme of de filosofie van het confucianisme of een combinatie van beiden. Beide overtuigingen gingen uit van een totale gehoorzaamheid aan de meerdere. En dat kwam de daimyo goed uit.
Geen absoluut winnaar In de loop van de vijftiende eeuw waren de daimyo min of meer zelfstandig geworden. Het centrale gezag in de stad Kyoto, van waaruit de shogoen het land regeerde, verloor macht en prestige. Een openlijke opstand tegen het gezag van de shogoen was het gevolg. Vanaf 1480 kwamen clans van daimyo tegenover elkaar te staan en bestreden elkaar om de macht in Japan. De rijke handelssteden en de boeren op het platteland zouden desondanks weinig hinder ondervinden van de oorlogvoerende hoge heren. Het zou immers dom zijn land te brandschatten of rijke steden te plunderen die misschien wel eens in hun eigen bezit zou kunnen komen. Wat had je er als daimyo aan om een platgebrand stuk grond te besturen? Het kon dus maar beter intact gelaten worden, ook al was het (voorlopig nog) vijandelijk gebied. Het bleek een strijd waarbij geen enkele clan als absoluut winnaar uit de bus kwam. Dan weer had een clan enorm veel succes, dan weer leed dezelfde clan gigantisch verlies. Deze situatie van 'burgeroorlogen' zou duren tot 1570, toen de periode van de Grote Drie aanbrak. De Grote Drie De Grote Die behoorden alle tot de klasse der daimyo. Nobunaga (1534-1582), de eerste van de Grote Drie, was aanvankelijk geen uitermate bijzonder of machtige daimyo. Naarmate zijn invloed en macht toenamen, sloten zich echter meer daimyo bij hem aan en werd zijn clan één van de grootste van het land. In 1568 voelde Nobunaga zich sterk genoeg om op te rukken naar Kyoto, de zittende shogoen af te zetten en een nieuwe op de troon te zetten. Maar omdat dergelijke praktijken al decennialang plaatsvonden, was ook deze zet op zich niet zo spectaculair. Het was dan ook niet zijn optreden, maar zijn motief waarin Nobunaga van andere daimyo verschilde. Nobunaga was niet uit op persoonlijk gewin of prestige. Hij had een hoger doel: hij wilde Japan verenigen zodat er weer vrede en rust zouden heersen. De middelen die hij daarvoor gebruikte waren echter minder idealistisch. 'Regeer het land met geweld', was zijn motto. Vooral de boeddhistische monniken, die weigerden hun kloosters en stukken grond aan Nobunaga af te staan, ondervonden geen genade. Toen Nobunaga stierf had hij ongeveer een derde van het land onder zijn heerschappij gebracht. Zijn opvolger, Hideyoshi (1536-1598), de tweede van de Grote Drie, herenigde het grootste deel en diens generaal en opvolger, Ieyasu Tokoegawa (1542-1616), zou het laatste beetje verzet van vijandige daimyo de kop in drukken. Toen de keizer hem in 1603 tot shogoen benoemde, stond hij aan de basis van zowel het Tokoegawa-shogoenaat als het nieuwe bestuurssysteem dat was gebaseerd op feodaliteit en het confucianisme (=leer van de Confucius, die de cultivering van innerlijke deugden als wellevendheid, rechtvaardigheid, trouw, altruïsme beschouwde als het fundament van orde in gezin en maatschappij). Dit systeem zou rond 1650 door de kleinzoon van Ieyasu worden vervolmaakt. Het hield in dat de centrale en wetgevende macht kwam te liggen bij de shogoen. De daimyo, die allen een persoonlijke eed van trouw aan de shogoen moesten afleggen, waren de besturende en rechtsprekende macht. Zij bestuurden de provincies namens de shogoen. De samoerai hadden - deels omdat er een eind was gekomen aan de 'burgeroorlogen' - niet zoveel meer te betekenen als krijger. Zij kregen daarom naast hun militaire, nu ook een administratieve training. Zij vormden de politie en ambtenaren, kortom, de uitvoerders van de wetgevende shogoen. Nadat de rust in Japan min of meer was hersteld, bleek er een nieuw probleem waar Ieyasu en zijn opvolgers een oplossing voor moesten vinden: wat moesten de Tokoegawa-shogoens met de steeds bedreigender wordende buitenlanders aan? Vuurwapens en het christendom Toen de eerste Europeanen in 1543 Japan bezochten stelden de Japanners zich heel open op tegenover deze vreemdelingen met hun dikke neuzen en rare ogen. De Portugezen, en later de Spanjaarden, brachten allerlei nieuwe dingen mee. Van handige snufjes - de bril - tot hoogst interessante kennis - de vergevorderde geneeskunde en astronomie - van de westerse cultuur. Het mes sneed aan twee kanten: de Japanse daimyo wilden graag alles van deze vreemde cultuur weten en de Europeanen kwamen om handel te drijven. Dat niet alle Europese kennis positief werd opgevat, bewijst wel de reactie van enkele daimyo en de shogoen toen hen een wereldkaart werd getoond. Ze stonden versteld van de grootte van de wereld en ze waren geschokt toen ze ontdekten dat Japan daarin niet het middelpunt was. Sterker nog, het vormde maar een klein landje. De twee belangrijkste nieuwe invloeden die Japan zou ondervinden vormden het vuurwapen en het christendom. De Japanners waren met stomheid geslagen toen ze voor het eerst met het vuurwapen kennismaakten en ze zagen het nut daarvan meteen in. In de tijd van de 'burgeroorlogen' waren de daimyo erg gebrand op het verkrijgen van dit nieuwe wapen. Een leger met jarenlang getrainde samoerai kon met gemak worden verslagen door een persoon die met zo'n vuurwapen wist om te gaan. Een daimyo in het bezit van dergelijke wapens kon er zeker voordeel mee behalen op zijn rivalen. Ook het christendom kon in eerste instantie rekenen op grote steun van de bevolking. Niet lang nadat de handelaren Japan hadden 'ontdekt', volgden de missionarissen. Zij zagen het als hun taak om de Japanners te bekeren tot het 'ware' geloof. De orde der Jezuïeten, die deze taak op zich had genomen, boekte in Japan aanvankelijk meer succes dan in de Nieuwe Wereld (Zuid-Amerika). Een belangrijke reden voor hun succes was dat delen van het volk in deze tijd van oorlog en chaos op zoek waren naar een stukje houvast en sommigen vonden die houvast in het christendom. Bedreiging Maar naarmate de buitenlanders langer in Japan verbleven, begonnen Ieyasu en zijn opvolgers de vreemdelingen steeds meer als een bedreiging voor hun eigen machtspositie te zien. Ten eerste werd door de komst van het vuurwapen de klasse der samoerai eigenlijk overbodig. Op deze kleine klasse echter steunde het nieuwe gezag. De shogoens hoopten dit probleem op te lossen door de samoerai naast hun politietaak een administratieve taak te geven. Ten tweede beschouwden de machthebbers de christenen meer en meer als onbetrouwbaar en dus gevaarlijk. Anders dan de andere religies in Japan, predikte deze godsdienst zaken die geheel tegen het Japanse denken ingingen. Sinds wanneer was iedereen elkaars gelijke? Ook het idee van het begaan van zondes was de Japanners vreemd en het geloof in één god konden vele maar moeilijk bevatten. Vooral dat laatste was voor de Tokoegawa-shogoens een reden het christendom te verbieden. Zij konden niet accepteren dat mensen volgens de katholieke leer eerst verantwoording schuldig waren aan God, dan aan een of ander mannetje in Rome en dan pas aan de Japanse keizer. Christenen moesten hun geloof afzweren of het land verlaten. Vanaf 1622 begonnen de grote vervolgingen, waarbij opgepakte christenen een snelle en pijnloze dood wel konden vergeten. De angst voor het christendom was trouwens niet geheel onterecht. Christelijke samoerai zouden in 1638 een laatste poging van verzet laten zien: zij bezetten een kasteel. Ze hielden dat echter niet lang vol en werden in de pan gehakt. Een derde reden waarom de shogoens de Europeanen met steeds meer argwaan bekeken was de angst voor kolonisatie. De vreemdelingen hadden ook andere gebieden in de regio (zoals Indonesië en de Filippijnen) gekoloniseerd. Ook dit zou een risico betekenen voor de macht van het shogoenaat. Tot slot was er de angst dat Japanse geleerden westerse denkbeelden over staatsbestuur zouden overnemen. Waar in Europa het feodale systeem had afgedaan en plaats maakte voor republikeinse ideeën enerzijds (de Nederlanden) en sympathieën voor een absolute monarchie anderzijds (Frankrijk), hadden de Tokoegawa's de feodale bureaucratie ingevoerd. Zij waren bang dat de intellectuelen samen met de burgerij een republiek wilden uitroepen of de macht van de keizer wilden herstellen. Isolement met uitzondering van de Hollanders Angst voor het vuurwapen; angst voor het christendom; angst voor westerse kolonisatie; angst voor nieuwe denkbeelden over staatsbestuur; kortom angst dat de macht van het nieuwe centrale gezag werd aangetast deed de Tokoegawa-shogoens besluiten een zeer drastische maatregel te nemen: Japan van de rest van de wereld af te sluiten. Het werd voor buitenlanders verboden voet op Japanse bodem te zetten en voor de Japanners verboden naar het buitenland te gaan. De enige uitzondering hierop vormden de Hollanders. Zij mochten, onder vele voorwaarden, handel drijven met de Japanse handelaren op het eilandje Deshima. Eén van de voorwaarden was dat de Hollanders het eiland niet zouden verlaten om Japan in te gaan. Waarom nu juist de Hollanders? Volgens de Japanners konden zij zich, beter dan hun Spaanse en Portugese collega's, aanpassen aan de omstandigheden. Zij hoefden niet zo nodig de bevolking te bekeren. Het enige dat onze voorvaderen wilden was geld verdienen. Voor het verkrijgen van een handelscontract waren de Hollanders (vertegenwoordigd door de Verenigde Oostindische Compagnie, VOC) tot veel compromissen bereid. Vooral door dat laatste zagen de shogoens geen bedreiging in de Hollanders. Zo zou Japan van 1640 tot 1853 vrijwel geheel verstoken blijven van buitenlandse invloeden. In 1853 eisten de Amerikanen dat Japan de havens zou openen voor handel. Toen Japan weigerde werd het op moderne oorlogsvoering getrakteerd. Japan moest toegeven en aan het bewind van het huis der Tokoegawa kwam een einde.
De Hollanders op weg naar Deshima om handel te drijven Door Jeroen Bos (1978), NJBG-lid en student aan de lerarenopleiding geschiedenis te Amsterdam eerste publicatie artikel: Fibula, nummer 1- 1999 Eigen Mening Deze tekst geeft een duidelijk beeld weer van de Japanse leefwereld in de Nieuwe Tijd. Terwijl er in Europa republikeinse ideeën en absolute monarchieën de kop opstaken, bleef Japan in een feodaal systeem voortleven. Echter één waar ook de filosofie en andere kunstvormen een belangrijke plaats kregen in het dagelijks leven. Deze kunstvormen stonden ook verder gevorderd dan de Europese op dat moment. Terwijl bij ons de renaissance de filosofie en andere kunstvormen weer moest laten opbloeien, was dit in Japan al eeuwen eerder begonnen. Ook geeft deze tekst duidelijk weer waarom enkel de Hollanders handel mochten drijven met Japan. De Japanners waren en zijn nog steeds, niet erg gesteld op vreemde invloeden. Ze waren ook bang om gekoloniseerd te worden en om bekeerd te worden tot het christendom. Deze tekst geeft ook weer waarom het christendom verboden werd in Japan. De shogoens waren bang om hun macht te verliezen door de gelijkheidsprincipes en het feit dat er eerst verantwoording moest afgelegd worden aan één god, weer een probleem dat de Japanners weigerden te aanvaarden, dan aan de paus in Rome en pas dan aan de Keizer. Nu komen we door deze 2 laatste punten terug op het feit waarom enkel de Hollanders handel mochten drijven met Japan. Ik veronderstel dat de reden was, waarom enkel de Hollanders handel mochten drijven, het feit was dat Holland op dat moment, en nu nog, godsdienstvrijheid kende en omdat de VOC beried was tot grote toegiften bij het onderhandelen. Door toegiften te geven beschouwden de Japanners ze als gai-jin, barbaren. 2. Samoerai Vergelijking De Japanse samoerai worden vaak de ridders van het oosten genoemd. Oppervlakkig gezien lijken ze wel een beetje op elkaar. Zo vervullen ze dezelfde functie, nl. krijger in dienst van een grootgrondbezitter en beide groepen leggen een persoonlijke eed van trouw af aan die heer. Maar wanneer je beide soorten krijgers wetenschappelijk naast elkaar neer legt, zijn de overeenkomsten dan nog steeds hetzelfde? Het antwoord daarop is ja. Naast het feit dat er, logischerwijs, veel verschillen zijn tussen de Japanse samoerai en de West-Europese ridders, zijn er opvallend grote overeenkomsten. De samoerai die Japan tijdens het Tokugawa-periode (1615-1866) regeerden, droegen een wapenrusting als bescherming en als symbool van hun hoge status. De wapenrusting was licht en buigzaam, en werd met koorden bijeengehouden. Oorspronkelijk diende de wapenrusting voor de oorlogvoering te paard. Japan werd in de Nara-periode (tot 794) krachtig bestuurd door het centrale gezag van het keizerlijk hof en zijn ambtenaren in Nara. Een cultureel, politiek en economisch hoogtepunt van het oude Japan. Het Japan van de Nara-periode is een klein beetje te vergelijken met het oude West- Romeinse rijk. Wanneer in 794 de hoofdstad wordt verplaatst van Nara naar Kyoto verliest de Japanse keizer langzaam maar zeker zijn totale gezag. Dat komt doordat de keizers in deze periode (tot 1000) vroeg stierven, de keizers vroegtijdig aftraden en het keizerschap aan hun nog minderjarige opvolgers gaven. Maar de belangrijkste reden is wel dat een familie die nauwe banden had met de keizerlijke familie, de Fujiwara's langzaam maar zeker de uitvoerende macht van de keizers overnemen. Zij zijn het die bepalen wat er in Japan gebeurt. Formeel hadden zij geen enkele macht, maar achter de schermen hadden zij de touwtjes stevig in handen. Deze gebeurtenissen hadden wel tot gevolg dat het centrale gezag in verval raakte en men in Kyoto geen oog had voor de opkomende privé-legertjes die in verschillende provincies opkwamen. Privé-legertjes Deze privé- legertjes kenmerkten zich door de krijgers die, gebruikmakend van zwaard en pijl en boog, reden op paarden en hun meesters trouw waren tot in de dood. In ruil voor hun trouw schonk die meester hun stukken grond. Rond het jaar 1000 hadden deze privé- legertjes grote stukken van Japan in handen. Lokale bestuurders zagen het voordeel in van deze legertjes en gebruikten hen om vijanden uit te schakelen. Uiteindelijk zou ook het keizerlijk hof gebruik maken van hun diensten, net als dat het Romeinse rijk de 'barbaren' gebruikte om andere 'barbaren' tegen te houden. De chaos was compleet en het centrale gezag geheel weg (wederom net als het Romeinse rijk). Rivaliserende privé- legertjes, waarvan sommige hun krachten hadden verzameld in zogenaamde clans, hakten elkaar de kop in. Tot in 1185 de twee grootste clans in Japan, de Minamoto en de Taira, strijd met elkaar leverden en eerstgenoemde de uiteindelijke overwinning behaalde. Hoofd van de clan, Yoritomo Minamoto zou een geheel nieuw bestuurssysteem invoeren, het shogoenaat. In het kort hield dat in dat de macht kwam te liggen bij de shogoen, de hoogste van de klasse der krijgers. Hoewel de keizer in naam de hoogste autoriteit was, had hij geen werkelijke bestuurlijke macht meer, maar zijn functie werd min of meer ceremonieel. T De echte bestuurlijke macht lag nu bij shogoen. In tegenstelling dus tot de grootvader van Karel de Grote zou Yoritomo niet zelf op de troon gaan zitten, maar neemt de functie aan van shogoen (opperbevelhebber van het leger). Onder de shogoen en zijn hofhouding kwamen de daimyo, de grootgrondbezitters van Japan. Zij hadden eigenlijk de functie van gouverneur. In naam van het shogoenaat bestuurden ze de hen toegekende provincies. Om hen daarbij te helpen kregen de daimyo de beschikking over krijgers. De bovengenoemde paard- krijgers, samoerai genoemd, dienden zeer trouw hun meester. Deze samoerai waren er vooral om de orde te handhaven, maar ook om oorlog te voeren tegen de barbaren van het noorden. Dit waren gebieden die nog niet door de beschaafde Japanners waren 'ontdekt'. In de loop van de eeuwen zouden de daimyo evenals hun collega in Europa, elkaar gaan bestrijden en meer macht naar zich toe trekken ten koste van de macht van de macht van de shogoen. De samoerai dienden, evenals de ridders in Europa, om oorlog mee te voeren. In de 15e eeuw zouden enkele daimyo openlijk in opstand komen tegen het gezag van de shogoen. Clans van verenigde daimyo zouden elkaar in de haren vliegen en er zou een burgeroorlog komen die een eeuw zou duren. Dan komt het huis der Toekoegawa aan de macht en vormen de nieuwe shogoen-familie. De Toekoegawa's voerden een soort feodale bureaucratie in. Het systeem met daimyo en samoerai blijft bestaan, maar de samoerai krijgen een dubbele opleiding. Naast een training tot krijger, krijgen zij een ambtelijke opleiding. Ze leren schrijven en lezen en moeten administratieve diensten uitvoeren. Naast de functie van politie zijn zij dus ook ambtenaren. Vergelijk deze situatie met de Franse ridders die door de Zonnekoning ingezet werden voor administratieve doeleinden! Wanneer rond 1870 het shogoen-bewind instort en het huis der Toekoegawa gedwongen wordt af te treden, verliezen de samoerai ook hun functie van politie. Hun uitzonderlijke positie in de Japanse samenleving verdwijnt hiermee en de samoerai gaan op in de nieuwe (moderne) Japanse samenleving. Grootste verschil tussen de samoerai en de ridder is de religie. De krijger in dienst van God, de kruisvaarder, zoals die in Europa voorkwam, was in Japan een geheel onbekend verschijnsel. Aan de andere kant werd homoseksualiteit, in het katholieke Europa sterk verboden, onder Japanse samoerai oogluikend toegestaan. Van de mentaliteit van de ridder is in het moderne Europa weinig meer over. Misschien is de eed van trouw aan de heer de voorloper van het contract. Hoewel ik mijn baas allesbehalve trouw tot in de dood ben.De mentaliteit van de Japanse samoerai zou echter sterk blijven voortleven in de Japanse samenleving. De zelfopoffering van het individu ten koste van het collectief belang is, in gewijzigde vorm, nog steeds merkbaar in de Japanse samenleving. Door Jeroen Bos Eigen Mening Deze tekst toont ons dat het Japans keizerrijk in vele opzichten te vergelijken valt met het West-Romeinse Keizerrijk, totdat de macht van de keizers zodaning verzwakt is dat de werkelijke macht in handen komt van de leenheren van de keizer en hun privé-legers bestaande uit samoerai, ridders die hun meester trouw zijn tot in de dood. Dit alles bleef zo tot de 2 grootste clans tegen elkaar streden en de Minamoto clan het shogoenaat in stelt. Nu lag de echte macht bij de shogoen. Onder het shogoenaat werd een nieuwe functie ingevoerd, de daimyo. Hoewel dit in het begin waarschijnlijk effectief bleek te zijn om de bevolking te onderdrukken, werd dit na verloop van tijd ook zoals in Europa. De daimyo’s streden onderling om de macht tot sai-tei shogoen, heerser over de barbaren. De tekst laat ons een duidelijke verandering zien in de Japanse maatschappij. Van een absolute monarchie naar een feodaal systeem met een marionettenkeizer tot het verdwijnen van het shogoenaat. Ook toont deze tekst ons dat de Japanse cultuur open stond tegenover homoseksualiteit, terwijl bij ons homo’s werden vervolgd en ook wordt aangetoond dat de samoerai misschien fanatieke volgelingen waren van hun meesters, maar zich niet lieten beïnvloeden door godsdienst of religie. De samoerai mentaliteit is overgegaan in de hedendaagse Japanse maatschappij. De zelfopoffering van het individu ten koste van het collectief belang. De samoerai, een aparte sociale klasse, dienden de machtige clans (daimyó's) en de militaire dictators (shogoens), die Japan van de 12de eeuw tot 1868 overheersten. De samoerai leefden volgens een strenge gedragscode die Bushido, 'de weg van de krijger', wordt genoemd en die idealen als trouw en opoffering inhoudt.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.