Deelvraag 1: Welke ontwikkelingen en veranderingen vonden er de vorige eeuw plaats bij een abortusbehandeling?
Er zijn altijd verschillende meningen geweest over abortus. Zwangerschap was vroeger veel moeilijker te voorkomen door het ontbreken van goede anticonceptiemiddelen en het taboe hierop. Het plegen van abortus was illegaal. Vrouwen gebruikten vaak zelf primitieve en gevaarlijke middelen zoals breinaalden en zeepsop. Er waren veel illegale artsen die niet over de juiste instrumenten en kennis beschikten om verantwoord te werk te gaan. Dit leidde vaak tot complicaties zoals blijvende onvruchtbaarheid en sterfte van de vrouwen. Rijke vrouwen hadden de mogelijkheid om naar goede artsen te gaan. Die voerden abortus ook in het geheim uit. Doordat abortus nog niet algemeen geaccepteerd was waren er nog geen goede medische technieken ontwikkeld. Hierdoor bleef het beëindigen van een zwangerschap een zware ingreep. In de jaren zestig kwamen er veranderingen. Door maatschappelijke veranderingen werd seksualiteit een meer besproken onderwerp. Er kon makkelijker over gepraat worden. Abortus was ook steeds meer bespreekbaar geworden doordat de mensen zich aan de kerkelijke normen en waarden gingen onttrekken. De anticonceptiepil werd geïntroduceerd en door steeds meer vrouwen gebruikt. De mogelijkheid ontstond om aan gezinsplanning te doen.
de conceptie Mifepriston (de ‘abortuspil’) De belangrijkste ontwikkeling op medisch gebied was de ‘abortuspil’ genaamd mifepriston. Mifepriston werd ontwikkeld door de Franse hoogleraar Emil-Etienne Baulieu en is in 1989 in Frankrijk op de markt gebracht door de firma Roussel Uclaf, onder de naam RU 486. in dat jaar werd ook een registratieaanvraag bij het College ter beoordeling van geneesmiddelen in Nederland ingediend. Enkele maanden later besloot Roussel echter, wegens weerstand van pro-life bewegingen in diverse landen. Om het middel verder niet in handel te brengen. Ook de registratieprocedure in Nederland werd stopgezet. In de jaren daarna is RU 486 toch in enkele landen geïntroduceerd: in 1991 in Groot-Brittannië en in 1992 in Zweden. Eind 1998 is een aanvraag ingediend voor registratie van het middel in de Europese Gemeenschap en sinds eind 1999 is mifepriston ook op de Nederlandse markt beschikbaar. Mifepriston is een antiprogesteron met een abortieve werking in de eerste weken van de zwangerschap. Het middel wordt toegepast in combinatie met een kleine dosis prostaglandine. Bijvoorbeeld misoprostol.
Anesthesie Een andere belangrijke medische technische ontwikkeling betreft de verdoving. Sinds de jaren zeventig was het gebruikelijk om eerste trimester abortus onder lokale verdoving (een injectie met scandicaïne of lidocaïne in de baarmoedermond) te verrichten. Abortus onder narcose gebeurde eigenlijk alleen in ziekenhuizen of in klinieken die gespecialiseerd waren in (verre) tweede trimester behandelingen en waar een anesthesist in dienst was. In de loop van de jaren negentig kwamen echter nieuwe middelen beschikbaar waardoor het mogelijk werd ook in andere klinieken vrouwen onder algehele verdoving te behandelen. Bij een standaardnarcose worden middelen toegediend die een combinatie van analgesie, amnesie en spierverslapping teweeg brengen. Spierverslapping maakt beademing na intubatie noodzakelijk en daarom ook de aanwezigheid van een anesthesist. Bij abortus is spierverslapping onnodig en worden alleen middelen gebruikt om anelgesie en amnesie te bewerkstellingen. Dit kan in principe door de behandelende arts zelf worden toegediend. Door deze mogelijkheid kiezen nu meer vrouwen ook voor een eerste trimester abortus onder algehele anesthesie. De meerderheid van de tweede trimester behandelingen werd vanouds al onder narcose uitgevoerd. Naast de algehele anesthesie of ‘narcose’ bestaan ook lichtere vormen van sedatie. Daarbij is sprake van een kortdurende lichte daling van het bewustzijn maar reageert de vrouw nog wel op verbale aanwijzingen. Ook deze vormen van sedatie worden in klinieken tegenwoordig toegepast.
Antibiotica-profylaxe Om het risico op infecties na een abortus te verkleinen werd in de eerste jaren na de oprichting van de abortusklinieken het zekere voor het onzekere genomen en kreeg elke vrouw uit voorzorg antibiotica. Echter, omdat in de praktijk bleek dat infecties na de ingreep helemaal niet regelmatig voor kwamen veranderde het beleid langzaam maar zeker naar een ‘nee-tenzij’-standpunt: cliënten kregen geen antibiotica tenzij er redenen waren om het wel te doen (bijvoorbeeld als na de behandeling gelijk een IUD geplaatst werd of als de vrouw abnormale fluorkrachten had). In de loop van de jaren tachtig werd de aandacht voor SOA’s, en in het bijzonder Chlamydia Trachomatis (CT), groter. CT is een seksueel overdraagbare infectie die zonder symptomen kan verlopen en die uiteindelijk kan leiden tot onvruchtbaarheid. Omdat CT vooral bij jonge vrouwen voorkomt is er in de klinieken aan het begin van de jaren negentig voor gekozen om vrouwen jonger dan 30 jaar in principe wel profylactische antibiotica te geven en vrouwen boven de 30 in principe niet (tenzij er redenen zijn om het wel te doen).
Deelvraag 2: Wat waren de ontwikkelingen en veranderingen op het politieke gebied bij de abortus in de afgelopen eeuw?
Abortus is niet alleen een probleem van deze tijd. Door de eeuwen heen hebben mensen geprobeerd van hun ongewenste kind af te komen. Dit werd echter vaak afgewezen. Dit kwam onder andere doordat vaak wereldgodsdiensten als het Jodendom, het Christendom, de Islam en het Boeddhisme tegen abortus waren. Zij vinden dat er vanaf de bevruchting sprake is van een mens, ook al is het nog in ontwikkeling. Daarom heeft dan al recht op leven- en bescherming.
In 1881 werd de NMB in Nederland door Aletta Jabobs opgericht. Deze Bond gaf seksuele voorlichting en verspreidde voorbehoedmiddelen, maar de medewerkers bleken ook bereid te zijn om abortussen uit te voeren. Daarom werd in 1886 abortus (provocatus) in het Wetboek van Strafrecht opgenomen als een misdrijf tegen het leven. De kerken hadden namelijk veel macht in deze tijd en vonden dat het bevruchte ei een begin van een kind was. Dit kind was een geschenk van God en moest daarom beschermd worden. Deze wet werkte haast niet, want er moest worden bewezen dat het ongeboren kind leefde tijdens de abortus. Aan bewijzen kon je bijna nooit komen en dus werd bijna niemand beschuldigd. In 1911 werd de wetgeving in Nederland uitgebreid. Abortus werd nu niet alleen een misdrijf tegen het leven, maar ook een misdrijf tegen de zeden. Ook kwam het hierbij niet vaak tot vervolgingen, omdat het nog steeds erg moeilijk was om aan bewijzen bij beschuldigingen te komen. Toen rond 1965 het ontzuilingproces plaats vond, vond er ook een democratiseringsproces plaats. Men twijfelde aan de woorden van politiek en geestelijke leiders. De Burgers wilden zelf meer inspraak op allerlei terreinen. Waarden en ideeën die men vroeger altijd van de kerk hoorden, waren nu niet meer zo vanzelfsprekend. Vooral op seksueel gebied ( de seksuele revolutie) kwam er veel discussie, hierdoor werden wensen voor het legaliseren van abortus omgezet in politieke eisen. In deze tijd maakt een strafrechtjurist duidelijk wanneer abortus strafbaar is. Als een arts abortus pleegt voor de gezondheid van zijn patiënt is abortus toegestaan, maar in alle andere gevallen niet. Vanaf toen kwam de discussie of psychische factoren en sociale omstandigheden ook een rol moesten spelen bij de beoordeling of abortus is toegestaan en daar kon men niet goed uitkomen. De eerste initiatieven om in Nederland openlijk te gaan aborteren werden genomen door artsen die vonden dat ze niet goed konden handelen bij abortus door de strafwet. Zij liepen namelijk het risico om vervolgd te worden voor een ernstig strafbaar feit met alle consequenties van dien voor hun beroepsuitoefening. Daarom ontstond al snel de wens om groepen te vormen die zich gezamenlijk zouden inzetten voor een goede abortus-hulpverlening. In Rotterdam startte in 1970 een landelijke stichting "Stimezo" (Stichting Medisch Verantwoorde Zwangerschap Onderbreking) met een actie voor het oprichten van een abortuskliniek. Al snel ontstonden ook in andere plaatsen abortusklinieken, die dezelfde naam hanteerden. Het beginkapitaal, fl. 150.000,-, waarmee de eerste Stimezo klinieken gefinancierd zijn, is ingezameld door middel van een actie op de Vara televisie. De samenleving zet in deze tijd een grote druk op de overheid om iets aan het abortus te gaan doen, zo kwamen er vrouwenbewegingen als Dolle Mina met het motto ‘Baas in eigen buik’. Toch blijft het touwtrekken tussen de verschillende politieke partijen. Niemand schijnt het gevecht te kunnen winnen, maar in 1976 wil de Tweede Kamer ( het kabinet-Den Uyl) dat abortus uit het Wetboek van Strafrecht gehaald wordt. De Eerste Kamer verwerpt het voorstel echter. Bij het nieuwe Kabinet- Van Agt I wordt het onderwerp weer opnieuw besproken en met de kleinst mogelijk meerderheid van één stem wordt in 1981 het regeringsvoorstel aangenomen. De eerste abortuswet, de Wet Afbreking Zwangerschap (WAZ), in Nederland is een feit en was per 1 september 1984 in werking getreden. De WAZ stelt dat de uiterste zwangerschapsduur waarbij een abortus nog uitgevoerd mag worden zo’n 22 weken is. Verdere eisen die de wet aan de abortus stelt zijn: · abortus mag alleen worden verricht als de vrouw vindt dat dit de enige oplossing voor haar noodsituatie is en het vrijwillig doet · abortus mag alleen worden uitgevoerd in ziekenhuizen of klinieken met een vergunning · er bestaat een meldingsplicht · de arts is verplicht informatie te geven over andere mogelijkheden, zoals hulp bij een ongewenste zwangerschap · de vrouw heeft een wachttijd van 5 dagen nadat ze de geneeskundige heeft bezocht, om na te denken of ze het werkelijk wil
Het werkstuk gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden