Grammaticadossier

Beoordeling 6.9
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • Klas onbekend | 3153 woorden
  • 3 oktober 2007
  • 211 keer beoordeeld
Cijfer 6.9
211 keer beoordeeld

Lidwoorden Het bepaald lidwoord In het Nederlands heb je twee bepaalde lidwoorden: de en het. In het Frans heb je drie verschillende bepaalde lidwoorden: le, la en les. Bepaalde lidwoorden komen zowel in het Nederlands als in het Frans voor het zelfstandig naamwoord. Le gebruik je voor mannelijke zelfstandige naamwoorden: le frère – de broer
le pain – het brood
Als een mannelijk zelfstandig naamwoord met een klinker of een stomme h begint, krijg je l`: l`élève - de leerling
l`hôtel – het hotel

La gebruik je voor vrouwelijk zelfstandige naamwoorden: la soeur – de zus
la maison – het huis
Ook hier krijgen woorden die met een klinker of stomme h beginnen, l`: l`émotion – de emotie
l`expérience – de ervaring
Les gebruik je voor zelfstandige naamwoorden in het meervoud. Mannelijk of vrouwelijk maakt niet uit: les frères – de broers
les soeurs – de zussen Het bepaald lidwoord + de Het bepaald lidwoord + de is hetzelfde als in het Nederlands de woorden “van de”. Het Frans kent vier verschillende vormen: de + le = du
de la
de l` de + les = des
les yeux du chien m – de ogen van de hond
les yeux de la chat v – de ogen van de kat
les yeux de l`oiseau m – de ogen van de vogel
les yeux des chiens mmv – de ogen van de honden Het bepaald lidwoord + à Het bepaald lidwoord + à wordt in het Nederlands vertaald met: bij de/het, aan de/het, in de/het. Het Frans kent vier verschillende vormen, waarvan de betekenis afhangt van de zin en het gebruik van het zelfstandig naamwoord: à + le = au à la à l` à + les = aux

Au kiosque, on vend des journaux – Bij de kiosk verkoopt men kranten à la boulangerie – bij de bakker à l`école – op school
Je donne la viande aux chiens – Ik geef het vlees aan de honden Het onbepaald lidwoord In het Nederlands heb je maar één onbepaald lidwoord: een. In het Frans kent men er twee: un en une. Zowel in het Frans als het Nederlands komen onbepaald lidwoorden voor het zelfstandig naamwoord. Un gebruikt men voor mannelijke zelfstandige naamwoorden: un frère – een broer
un oiseau – een vogel
Une gebruikt men voor vrouwelijke zelfstandige naamwoorden: une mère – een moeder
une maison – een huis
Na een ontkenning veranderen un en une in de: Je n`ai pas de oiseau – Ik heb geen vogel
Je n`ai plus de mère – Ik heb geen moeder meer Het delend lidwoord Het delend lidwoord wordt op een andere manier gebruikt dan het bepaald lidwoord + de. In het Nederlands gebruiken wij het delend lidwoord niet zoals dat in het Frans wel gedaan wordt. In het Nederlands kun je voor de vertaling er vaak wel “van de” voordenken. Er zijn weer vier vormen: du voor mannelijke woorden
de la voor vrouwelijke woorden

de l` voor woorden die met klinker of stomme h beginnen
des voor woorden in het meervoud
J`ai acheté du riz, de la salade, des tomates verts et de l`ananas. – Ik heb rijst, salade, groene tomaten en ananas gekocht. Ook na ontkenningen verander of een woord van hoeveelheid verandert het delend lidwoord in de: Je n`ai acheté pas de pommes. – Ik heb geen appels gekocht. une bouteille d`huile – een fles olie Zelfstandige en bijvoeglijke Naamwoorden Het meervoud van de zelfstandige naamwoorden Bij de meeste zelfstandige naamwoorden in het Frans wordt het meervoud gevormd door er –s aan vast te plakken. Deze “s” wordt meestal niet uitgesproken. Een woord dat al eindigt op –s of –x krijgt geen extra “s” in het meervoud. les tomates – de tomaten
les livres – de boeken

le mois – de maand
les mois – de maanden
Woorden die eindigen op eau krijgen in het meervoud –x. le oiseau – de vogel
les oiseaux – de vogels
le château – het kasteel
les châteaux – de kastelen
Woorden die eindigen op al of ail veranderen naar aux. le journal – de krant
les journaux – de kranten
le travail – het werk
les traveaux – de werken Het bijvoeglijk naamwoord Bijvoeglijke naamwoorden worden net als in het Nederlands gebruikt om iets te zeggen of vertellen over een zelfstandig naamwoord. De meeste bijvoeglijke naamwoorden komen in tegenstelling tot het Nederlands achter de Franse zelfstandige naamwoorden: Une tomato rouge – een rode tomaat
Le pull bleu – de blauwe trui

Er is een rijtje met werkwoorden die in het Frans een uitzondering vormen. Zij komen vóór het zelfstandig naamwoord: beau, bon, joli, haut, long, petit, jeune, vaste, grand, vieux, mauvais, méchant, autre, nouveau, meilleur, gros. Bijvoeglijke voornaamwoorden in het Frans kennen ook nog verschillende vormen: +e voor vrouwelijk +s voor meervoud +es voor vrouwelijk meervoud
le petit chien – de kleine hond
la petite chat – de kleine kat
les petits chiens – de kleine honden
les petites chats – de kleine katten
Als een bijvoeglijk naamwoord als op een –e eindigt, krijgt het woord er met vrouwelijk geen extra –e. une jeune fille – een jong meisje
Eindigt het bijvoeglijk naamwoord op –s of –x, en dit geldt alleen voor mannelijk, dan krijgt het woord geen extra –s in het meervoud. les gros hommes – de grote mannen Bijvoeglijke naamwoorden in bijzondere gevallen Sommige woorden zijn onregelmatig in het vrouwelijk en/of meervoud. Bijvoeglijke naamwoorden die eindigen op –n, krijgen –nne in bij vrouwelijk enkelvoud en –nnes in het vrouwelijk meervoud. Un garcon italien – een Italiaanse jongen

Une fille italienne – een Italiaans meisje
Les filles italiennes – de Italiaanse meisjes
Bijvoeglijke naamwoorden die eindigen op -eux, krijgen –euse in het vrouwelijk enkelvoud en –euses in het vrouwelijk meervoud. Le garcon dangereux – de gevaarlijke jongen
La fille dangereuse – het gevaarlijke meisje
Les filles dangereuses – de gevaarlijke meisjes
Een aantal bijvoeglijke naamwoorden hebben een onregelmatige vorm voor het vrouwelijk. Dit is bijna altijd voor de uitspraak. Bijvoorbeeld: Le pull blanc – de witte trui
La robe blanche – de witte jurk
L`ananas fraîs – de verse ananas
L`eau fraîche – het frisse water

Le long homme – de lange man
La longue femme – de lange vrouw Bezittelijke en persoonlijke voornaamwoorden Het bezittelijke voornaamwoord De bezittelijke voornaamwoorden worden gebruikt om het bezit aan te geven. In het Frans zijn er weer verschillende vormen voor mannelijk, vrouwelijk en meervoud. mannelijk vrouwelijk meervoud
mijn mon chien ma maison mes livres
jouw ton chien ta maison mes livres
zijn/haar son chien sa maison ses livres
ons/onze notre chien notre maison nos livres
uw/jullie votre chien votre maison vos livres
hun leur chien leur maison leurs livres
chien – hond
maison – huis
livres – boeken
Voor een zelfstandig naamwoord dat begint met een klinker of stomme h komt altijd mon, ton of son, ook als het vrouwelijk is. son hôtel – zijn/haar hotel
mon équipe – mijn team
Persoonlijk voornaamwoord als onderwerp Net als in het Nederlands heeft het Frans een rijtje persoonlijke voornaamwoorden die als onderwerp gebruikt worden: je ik
tu jij
il hij
elle zij
on men, wij
nous wij
vous jullie, u
ils zij (m) elles zij (v) Il, elle, ils en elles worden ook voor zaken gebruikt. C`est ma maison <> Elle est belle - Dit is mijn huis. <> Het is mooi. Où sont les enfants? <> Ils sont à la boulangerie - Waar zijn de kinderen? <> Zij zijn bij de bakker. Persoonlijke voornaamwoorden met nadruk In het Frans gebruikt men vaak persoonlijke voornaamwoorden met nadruk. Dit is vaak na een voorzetsel of na "c`est" als er geen ander werkwoord in de zin staat. Het rijtje is als volgt: moi mij; ik
toi jou; jij

lui hem; hij
elle haar; zij
nous ons; wij
vous jullie; u
eux hen; zij
elles hen; zij
Nous restons chez toi ou chez moi - We blijven bij jou of bij mij
C`est lui - Dat is hem Persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp Het lijdend voorwerp in het Frans is net als in het Nederlands een persoon, dier of voorwerp. Je kunt deze namen vervangen door een persoonlijk voornaamwoord. Het rijtje is: me mij
te jou
le hem (het) la haar
nous ons
vous jullie (u) les hen
Als je een lijdend voorwerp vervangt door een persoonlijk voornaamwoord, verandert ook de plek in de zin: J`envoie un paquet - Ik stuur een pakje

Je l`envoie - Ik stuur hem
De persoonlijke voornaamwoorden me, te, le en la veranderen voor een klinker of stomme h in m`, t`, l` en l`. Het persoonlijk voornaamwoord komt altijd vlak voor de persoonsvorm, behalve als er een heel werkwoord in de zin staat. Tu peux me téléphoner - Je kunt me bellen
Bij een ontkenning komt het persoonlijk voornaamwoord na "ne". Je ne l`ai pas vu - Ik heb hem niet gezien Persoonlijk voornaamwoord als meewerkend voorwerp Ook voor het meewerkend voorwerp kent het Frans net als voor het lijdend voorwerp een rijtje persoonlijke voornaamwoorden die ter vervanging dienen. me (aan) mij
te (aan) jou
lui (aan) hem; haar
nous (aan) ons
vous (aan) jullie; u
leur (aan) hun; hen
De regels voor de plaats en klinkers en stomme h zijn precies hetzelfde als voor het lijdend voorwerp. J`écris Pierre une lettre - Ik schrijf Pierre een brief
Je l`écris un lettre - Ik schrijf hem een brief
Je n`ai jamais Pierre envoyé un paquet - Ik heb Pierre nooit een pakje gestuurd
Je ne l`ai jamais un paquet - Ik heb hem nooit een pakje gestuurd Aanwijzende en betrekkelijke voornaamwoorden Het aanwijzend voornaamwoord De aanwijzende voornaamwoorden vertaal je naar het Nederlands met dit, dat, deze en die. In het Frans kent met geen verschil tussen die vier woorden, maar wel weer verschil tussen mannelijk, vrouwelijk en meervoud. ce = voor mannelijk

cette = vrouwelijk
cet = voor mannelijke woorden met een klinker of stomme h
ces = voor meervoud
J`adore ce garcon - Ik ben dol op deze jongen
Cette lime est émoussé - Deze vijl is bot
Regardez cet homme - Kijk naar die man
Il a mangé ces gâteaux secs - Hij heeft die koekjes opgegeten
Het betrekkelijk voornaamwoord
Betrekkelijke voornaamwoorden worden gebruikt om zinnen aan elkaar te plakken, in het Frans door middel van que of qui. In het Nederlands gebruiken we dit of dat. Meestal bestaan deze zinnen uit een hoofdzin en een bijzin, waar que of qui aangeeft wat de bijzin is. Een betrekkelijk voornaamwoord geeft aan dat wat volgt na que of qui, het antecedent is. Dit kan dan het onderwerp (met qui) van een nieuwe zin zijn of het lijdend voorwerp (met que) van de hoofdzin, verwerkt in een bijzin. C`est un restaurant qui n`est pas grand - Een restaurant dat niet groot is. Ma soeur a une chambre qu`est assez grande - Mijn zus heeft een kamer die groot tamelijk groot is. Que verandert voor een klinker of stomme h in qu`, qui blijft hetzelfde. Soms begint een bijzin met où, wat je kunt vertalen met waar, waarin enz. C`est un restaurant où on mange bien - Dat is een restaurant waar je lekker kan eten. Vragende voornaamwoorden Vragend voornaamwoord Het vragend voornaamwoord wordt gebruikt om vraagzinnen te beginnen. In het Frans moet je goed opletten welke functie het vragend voornaamwoord in de zin heeft wie wat

onderwerp qui qu`est-ce qui
lijd. voorw. qui que qui est-ce que qu`est-ce que
na voorzet. ...qui ...quoi (à, sur, etc) ...qui est-ce que ...quoi est-ce que
Qui marche là? - Wie loopt daar? (ond) Qui est-ce que tu as vu? - Wie heb jij gezien? (lijd. voorw.) Qu`est-ce que c`est - Wat is dat? (ond.) Que j`ai? - Wat heb ik? (lijd. voorw.) Wat is + zelfstandig naamwoord wordt vertaald met quel(le) est en wat zijn door quels (quelles) sont. Quelles sont les conditions? - Wat zijn de voorwaarden? Het gebruik van "est-ce que" Est-ce que kan gebruikt worden om zinnen vragend te maken. Het staat of helemaal vooraan of na het vragend voornaamwoord. Est-ce que vous avez des riz? - Heeft u rijst? Quand est-ce que je dois aller? - Wanneer moet ik gaan? Andere vragende voornaamwoorden
Het Frans kent nog enkele vragende voornaamwoorden dan zijn genoemd bij "Vragende voornaamwoorden". Quand est-ce que je pars? - Wanneer ga ik weg? Pourquoi est-ce que il fait cela? - Waarom heeft hij dat gedaan? Comment est-ce que tu as fait cela? - Hoe heb je dat gedaan? Où habite-il? - Waar woont hij? C`est combien? - Hoeveel is het? (Hoeveel kost het?) Quel livre as-tu ècrit? - Welk boek heb je geschreven? Voorzetsels en “y” en “en” De voornaamwoorden "y" en "en". De Nederlandse woorden er, ervan, erin, erop enz. vertaal je in het Frans met "y" of "en". Deze twee twee woorden staan net als persoonlijke voornaamwoorden gebruikt als lijdend of meewerkend voorwerp vóór de persoonsvorm. Of, met een heel werkwoord, voor dat hele werkwoord. En wordt gebruikt om dingen te vervangen die beginnen met de. Het kan niet op mensen slaan. Elle sait de ces livres - Zij weet van de boeken
Elle en sait - Zij weet ervan

Als het zinsdeel met een woord van hoeveelheid begint, kan en wel mensen vervangen: Ici sont deux écoles - Hier zijn twee leerlingen
Ici en sont deux - Hier zijn er twee
Y vervangt zinsdelen die niet beginnen met de, maar met een ander voorzetsel. Bijvoorbeeld dans, à en sur. Ook y kan niet op mensen slaan. Tu es en Italie - Ik ben in Italië Tu y es - Jij bent er Voorzetsels bij aardrijkskundige namen Voor de landen kunnen drie verschillende voorzetsels. Je vertaalt deze met "in" of "naar". Dit hangt af van de zin. en voor vrouwelijk
au voor mannelijk
aux voor meervoud
Prochain été je vais en France - Volgende zomer ga ik naar Frankrijk
J`habite aux Pays-Bas - Ik woon in Nederland
Mon amie habite au Portugal - Mijn vriendin woont in Portugal
Deze regel geldt ook voor de meeste werelddelen en provincies. Voor plaatsnamen zet je à. Mon amie habite à Lissabon - Mijn vriendin woont in Lissabon De ontkenning De ontkenning Net als in elke andere taal heeft de ontkenning een bepaalde vorm. In het Frans is dat meestal met ne ... jamais/ pas/ rien/ plus/ enz... Ontkenningen zien er dan zo uit: Je ne vais pas - Ik ga niet

Je ne vais jamais - Ik ga nooit
Je ne vais plus - Ik ga niet meer
Je n`ai rien vu - Ik heb niets gezien
Je ne vois pas encore - Ik zie nog niets
De uit twee delen bestaande ontkenning staat om de persoonsvorm heen. Ook als de zin in de voltooide tijd staat. Bij de ontkenning met ne ... personne staat personne achter het hele gezegde. Je ne vois personne - Ik zie niemand
Je n`ai vu personne - Ik heb niemand gezien
Je ne peux voir personne - Ik kan niemand zien
Als personne onderwerp van de zin is, staat het vooraan, voor ne. Personne n`a chanté - Niemand heeft gezongen
Als er geen werkwoord in de zin staat, vervalt ne. Il y a quelqu`un? Non, personne - Is daar iemand? Nee, niemand. Ik ook niet wordt vertaald met: Moi non plus Het bijwoord en de trappen van vergelijking Het bijwoord Bijwoorden zeggen zowel in het Nederlands als in het Frans iets over een werkwoord of bijvoeglijk naamwoord. In het Nederlands kent met geen verschil tussen bijwoorden en bijvoeglijke naamwoorden, in het Frans juist wel. C`est un homme gentil – Dat is een vriendelijke man

Il le donne gentiment – Hij vraagt het vriendelijk
Je maakt een bijwoord door –ment achter het bijvoeglijk naamwoord te plakken. Ook hier zijn twee regels voor: 1. Als het bijvoeglijk naamwoord eindigt op een klinker, dan mag je het er gewoon aan vastplakken. 2. Als het bijvoeglijk naamwoord eindigt op een medeklinker, dan maak je het eerst vrouwelijk. Il le donne vastement – Hij vraagt het uitgebreid
le quartier vertement équipé – de groen ingerichte wijk De vergrotende en overtreffende trap De vergrotende en overtreffende trap worden in het Frans en Nederlands gebruikt om aan te geven dat iets bijvoorbeeld, groter, mooier, beter of juist het grootst, mooist of best is. In het Frans maak je deze vormen door bij de vergrotende trap plus voor het bijvoeglijk naamwoord te zetten en bij de overtreffende trap la plus, le plus of les plus voor het bijvoeglijk naamwoord. une plus grande maison – een groter huis
la plus grande maison – het grootste huis
un meilleur endroit – een betere plaats
le meilleur endroit – de beste plaats
les beaus dessins – de mooiere tekeningen
les plus beaus dessins – de mooiste tekeningen
Sommige woorden hebben een onregelmatige vorm voor de vergrotende of overtreffende trap, zoals te zien is in het voorbeeld. Hieronder staat het rijtje van bon (bijvoeglijk naamwoord) en bien (bijwoord). bon(ne)(s) meilleur(e)(s) le meilleur, la meilleure, les meilleurs, les meilleures
bien mieux le mieux

Met bijwoorden gebeurt precies hetzelfde. Il mange plus lentement – Hij eet langzamer
Il mange le plus lentement – Hij eet het langzaamst
Als het bijvoeglijk naamwoord achter het zelfstandig naamwoord komt, dan wordt bij de overtreffende trap het lidwoord na het zelfstandig naamwoord herhaald. C`est la confiture la plus sucrée – Dit is de zoetste jam
Ils sont les noisettes les plus bruns – Dat zijn de bruinste hazelnoten Getallen, data en leeftijd De getallen De getallen 0 tot en met 19 zijn in feite “onregelmatig”. 0 - zéro 10 - dix
1 - un, une 11 - onze
2 - deux 12 - douze
3 - trois 13 - treize
4 - quatre 14 - quatorze
5 - cinq 15 - quinze
6 - six 16 - seize
7 - sept 17 - dix-sept
8 - huit 18 - dix-huit
9 - neuf 19 - dix-neuf Van 20 tot en met ontelbaar worden de Franse getallen op dezelfde manier gevormd. 20 - vingt
21 - vingt et un

22 - vingt-deux
23 - vingt-trois
24 - vingt-quatre
25 - vingt-cinq
26 - vingt-six
27 - vingt-sept
28 - vingt-huit
29 - vingt-neuf
Op deze manier gaan ook
30 - trente
40 - quarante
50 - cinquante
60 - soixante
De getallen 70, 80 en 90 worden op een heel andere manier gevormd. 70 - soixante-dix (60+10) 75 - soixante-quinze (60+15) 80 - quatre-vingt (4*20) 85 - quatre-vingt-cinq (4*20+5) 90 - quatre-vingt-dix (4*20+10) 95 - quatre-vingt-quinze (4*20+15) 100 - cent
1000 - mille Rangtelwoorden Rangtelwoorden zijn bijvoorbeeld eerste, zesde en vijfentwintigste. In het Frans worden rangtelwoorden volgens de regel gevormde door achter het getal ième te zetten. troisième - derde

vingt-deuxième - tweeëntwintigste
Uitzonderingen: première - eerste (van "un") cinquième - vijfde (van cinq) neuvième - negende (van neuf) Data Om een datum aan te geven, gebruik je le en een hoofdtelwoord. le vingt-neuf avril - negenentwintig april Leeftijd uitdrukken In het Frans gebruik je het werkwoord avoir om een leeftijd uit te drukken of ernaar te vragen. In het Nederlands gebruikt men het werkwoord zijn. Hier kan verwarring over ontstaan. J`ai quinze ans - Ik ben vijftien jaar
Mon frère a onze ans - Mijn broer is elf jaar

Wanneer je naar iemands leeftijd vraagt, gebruik je: Quel âge as-tu? - Hoe oud ben je? Quel âge avez-vous? - Hoe oud bent u? An(s) mag je nooit weglaten in de zin!

REACTIES

E.

E.

echt goed

13 jaar geleden

H.

H.

Ik zou bij de getallen erbij zetten dat altijd als het getal met een 1 eindigt (21, 31, 41, 51, etc) dat er 'et' bij toegevoegd wordt, dus trente-et-un, enz (en dat je dus moet opletten bij 71 (soixante-et-onze)). Daarnaast wordt dat vanaf tachtig weer weggelaten, dus 81 is quatre-vingt-un. Tussen de Franse getallen staan er altijd streepjes! (dus vingt-et-un en niet vingt et un). 81 spel je overigens met een s erachter: quatre-vingts.

9 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.