AUGUSTE COMTE
ZIJN LEVEN
Isidore Marie Auguste François Xavier Comte (17 februari 1798 - 5 september 1857) was een Frans filosoof en grondlegger van het positivisme.
Auguste Comte werd geboren in Montpellier. Hij was een van de volgelingen van Claude Henri de Rouvroy, beter bekend als (graaf van) Saint-Simon, die hem uiteindelijk in dienst nam als secretaris. Comte streefde naar een universitaire benoeming, maar slaagde er niet in die te bemachtigen. Eerst gaf hij privé-lessen om in zijn onderhoud te voorzien, later leefde hij van de giften van volgelingen en vrienden, waaronder de bekende Engelse denker John Stuart Mill. In 1826 trouwde Comte, later strandde het huwelijk echter, daarna belandde hij in een diepe crisis. Na twee zelfmoordpogingen en een verblijf in een psychiatrische instelling ontmoette hij Clothilde de Vaux, die een diepgaande invloed op hem uitoefende. Toen hij stierf in 1857, had zich al een cultus rond zijn persoon gevormd en kreeg zijn positivisme, dat vooral gestalte had gekregen in de wet van de drie stadia, langzamerhand bekendheid.
ZIJN WERKEN
Comte stelde zich de verbetering van de maatschappij tot doel en baseerde zijn oplossing op het credo 'orde en vooruitgang'. Die twee begrippen werden tot dan toe als onverenigbaar beschouwd. De vooruitgang waarin de denkers van de Verlichting rotsvast geloofden, was volgens hen immers onlosmakelijk verbonden met chaos.
Volgens Comte was de eerste vereiste voor het verbeteren van de samenleving het ontwikkelen van een nieuwe, theoretische wetenschap over die samenleving. In het positivisme van Saint-Simon, dat uitging van de wet van de vooruitgang zag hij de ideale methode voor die wetenschap. Comte heeft de wet van de vooruitgang geherformuleerd als de wet van de drie stadia. Als programmaverklaring voor de nieuwe wetenschap (de sociologie), schoof Comte het doorgronden en formuleren van de wetten die de sociale werkelijkheid beheersen naar voren.
Uiteindelijk is Comtes ideaal van maatschappelijke orde zijn werk zo sterk gaan beheersen dat het religieuze trekken kreeg. Hij ontwierp een Religie der Mensheid en kroonde zichzelf tot hogepriester. De Religie Der Mensheid kaderde zijn streven in naar maatschappelijke orde, dat op treffende wijze uitgedrukt wordt in zijn devies 'orde en vooruitgang'. Volgens Comte ligt de grondslag van iedere maatschappelijke orde immers in een gemeenschappelijk stelsel van opvattingen en ideeën. Hij beschouwt dat stelsel als de "lijm" waarmee afzonderlijke delen van de maatschappij (gezin, kerk, staat) door overeenkomst aan elkaar vastplakken.
Voor velen is het verschijnen van Religie der Mensheid het punt waarop ze het werk van Comte, dat in academische kringen lange tijd niet erg populair is geweest, links lieten liggen. Toch genoot Comte in Engeland enige bekendheid, vooral dankzij zijn vriend en weldoener John Stuart Mill, wat ook de reden is waarom Herbert Spencer later van zijn ideeën gebruik kon maken bij het ontwikkelen van zijn sociaal-evolutionistische maatschappijvisie. Daarnaast waren zijn ideeën ook populair in enkele Zuid-Amerikaanse landen. Zijn lijfspreuk 'orde en vooruitgang' staat bijvoorbeeld nog steeds op de Braziliaanse vlag.
POSITIVISME
Auguste Comte zag de Franse revolutie als een definitief keerpunt in de geschiedenis. Voor hem betekende dat ook een keerpunt in het denken en de wetenschapsbeoefening. Dat zou voortaan niet meer worden gegrond in en/of in verband gebracht worden met enige religieuze besef/inzicht (ni Dieu, ni maître). Hij zette zich (1822) tot het aanvatten van een enorm levenswerk: alle kennis moest verzameld en opnieuw gegrond en gerubriceerd worden. Hij begon met een nieuwe basis voor de wetenschap te formuleren: het denken en de wetenschap zal zich voortaan moeten beperken tot die zaken die door ieder mens kunnen worden waargenomen en ervaren. Het gaat om de feiten. Geen metafysica meer. We noemen deze denkwijze het positivisme. Hij gaf ook een rangorde aan voor de verschillende wetenschappen: de wiskunde zag hij als het begin, en via astronomie, natuurkunde en biologie komen dan ook de menswetenschappen aan bod. Comte erkent geen vooronderstellingen. Nou is dat voor de wiskunde nog te verdedigen. Maar bij astronomie gaat het al mis. Want het maakt natuurlijk een heel verschil of je uitgaat van een schepping door God of een uit zichzelf ontstaan zijn van het heelal. En voor de top van de piramide, de menswetenschappen, geldt dat in ultieme mate. Comte wil ook het religieuze aspect van het leven een plaats geven in zijn systeem en ontwerpt daarom een passende godsdienst. Omdat hij de rooms-katholieke kerk het beste kende, lijkt zijn godsdienst op die van die kerk. Alleen… er is geen god, geen leer of dogma en geen Bijbel. Heel zijn leven heeft Comte met ijzeren discipline aan zijn systeem gewerkt. En hij was bijna klaar, toen hij overleed.
WETENSCHAP EN POSITIVISME
Net als bij Hegel en Marx vinden we ook bij Comte de opvatting, dat met hun levenswerk eigenlijk alles wel gezegd is. Alle kennis is gerubriceerd, alles heeft zijn plaats. Maar niemand kan daar eigenlijk wat mee. Alleen enkele aspecten overleven het. Bij Comte is dat het door hem gepropageerde positivisme. En tot op de dag van vandaag is onder wetenschappers de opvatting verspreid, dat het alleen maar gaat om de feiten en de logische conclusies daaruit. Maar juist het zich niet bewust zijn van de vooronderstellingen van waaruit men wetenschap bedrijft betekent, dat ze des te meer invloed uitoefenen.
DEFINITIE POSITIVISME
• Wijsgerig stelsel, dat alleen aanvaardt wat zintuiglijk waargenomen en vastgesteld kan worden.
Het doel van kennis is het beschrijven van verschijnselen. Kennis gaat niet verder dan het waarneembare. Naast het handzaam samenvatten van wat men heeft waargenomen is ook een doel om (beredeneerd) verwachtingen te formuleren. Een bekende slagzin is ‘savoir pour prévoir pour pouvoir’ (weten om te voorspellen, om te beheersen).
Voorbeelden:
• Het ontkennen van geloof in wonderen en andere hogere invloeden, omdat dat niet zintuiglijk waarneembaar is.
• Maar het gebruik van dingtermen en –eigenschappen levert al problemen op. Bijvoorbeeld, rollende biljard ballen. Wat grondvest de overtuiging dat de botsing van een bewegende bal tegen een stilstaande bal de oorzaak is dat de tweede gaat bewegen, wanner we slechts waarnemen dat de beweging van de eerste bal vooraf gaat aan het gaan bewegen van de tweede bal.
• Hoewel de woorden ‘empirisme’ en ‘positivisme’ soms als synoniemen worden gebruikt, verschilt hun historische oorsprong. Het empirisme van David Hume is een beweging uit de 18e eeuwse Verlichtingstijd die het belang van waarneming onderstreept, onder meer in de strijd tegen bijgeloof. Het positivisme is een 19e eeuwse beweging die onderstreepte dat de voortgang der wetenschappen ook de samenleving zou doen verbeteren.
Gerelateerde begrippen:
• Empirisme: de leer dat ervaring de enige bron van kennis is.
• Behaviorisme: De behavioristen (Skinner, Pavlov en kornuiten) richten zich eveneens op waarneembare zaken, immers ze bestuderen volop gedrag (waarneembaar), terwijl ze emotie links laten liggen.
• Positivisten: willen de wereld dusdanig goed leren kennen, dat ze uiteindelijk voorspelbaar en controleerbaar wordt. (Dit ideaal is goed haalbaar wanneer men veronderstelt dat de wereld deterministisch* is.)
Contrasterende begrippen:
• Rationalisme: zegt dat alle kennis door denken uit de eerste beginselen kan worden afgeleid. Waarneming is niet doorslaggevend.
• Scepticisme: beweert dat het onmogelijk is door middel van waarnemingen en logisch redeneren enige objectieve, universele kennis (enige waarheid) betreffende het bestaan te verwerven. Positivisme sluit scepticisme uit.
• Metafysica: Het positivisme wijst metafysica af en vice versa. Ze zijn zelfs uitersten: het positivisme erkent alleen waarneembare en meetbare zaken, terwijl metafysica juist de leer van alle bovenzinnelijke zaken inhoudt.
* determinisme is een levensbeschouwing volgens welke het lot en gedrag van de mens bepaald worden door omstandigheden van buitenaf, waarbij de menselijke wil een ondergeschikte rol speelt
De volgende omschrijving van het begrip determinisme is afkomstig van de Fransman Pierre-Simon Laplace:
Een intelligent wezen dat op een zeker moment alle krachten zou kennen die in de natuur werken en de toestanden van alle elementen waaruit deze is opgebouwd en dat bovendien groot genoeg zou zijn om al deze gegevens te kunnen analyseren, zou in een enkele formule de beweging van de grootste lichamen in het heelal en die van het kleinste atoom kunnen beschrijven: niets zou voor hem onzeker zijn en de toekomst zowel als het verleden zouden hem bekend zijn. De menselijke geest, die de sterrenkunde zo volmaakt heeft leren beschrijven, vormt een flauwe afspiegeling van zo'n intelligentie.
REACTIES
1 seconde geleden
J.
J.
Nice
13 jaar geleden
Antwoorden