Oorzaken
De oorzaken van kinderarbeid in India liggen in het verre verleden. De oude traditie van slavenarbeid door gezinnen die kasteloos of van lage kaste zijn, is een van die oorzaken. Kinderslavernij is nog volop aanwezig in India. Nog steeds worden vooral de kastelozen of ’paria’s’ en hun kinderen daarvan het slachtoffer. Veel mensen zien hen nog steeds als minderwaardig en ‘onrein’.
Vroeger leerden veel kinderen – vooral jongens – een ambacht van hun vader, bijvoorbeeld wever, boer of pottenbakker. Er was toen maar een zeer kleine groep kinderen die naar school ging, voornamelijk uit de kasten van priesters en ambtenaren. De meeste kinderen leerden een beroep in de praktijk. Nu is dat veel minder het geval. Veel voormalig ambachtswerk gebeurt nu routinematig in fabrieken en werkplaatsen of je moet er een vak voor leren. Daarvoor is basisonderwijs vereist. Als je als boer niet kunt lezen en schrijven, is het moeilijk een lening af te sluiten en de gebruiksaanwijzing van kunstmest te lezen. Als je als landarbeider of dienstmeid niet kunt lezen of rekenen, word je makkelijker bedrogen.
Op de vraag wat de belangrijkste oorzaak is van kinderarbeid volgt vaak het antwoord: armoede. Kailash Satyarthi, voorzitter van de Zuid-Aziatische Coalitie Tegen Kinderarbeid, draait de zaak om:
Kinderarbeid is niet het gevolg, maar een oorzaak van armoede. In India werken vijfenvijftig miljoen kinderen in dienst van bazen en zijn zestig miljoen volwassenen werkloos. Het is een vicieuze cirkel. Als kinderen moeten werken en geen onderwijs volgen of een vak leren, zullen ze hun hele leven arm blijven. Hun gezondheid gaat er op achteruit. Misschien dat een op de honderd kinderen een vak leert, maar de rest blijft ongeschoold arbeider. Ze hebben geen enkele kans op ontwikkeling of groei en zullen de rest van hun leven het slachtoffer vlijven van uitbuiting en misbruik. Waar kinderen worden ingezet, gaan ook de lonen voor volwassenen omlaag. Met als gevolg dat het gezinsinkomen eerder daalt dan stijgt, waardoor de kinderen helemaal niet meer gemist kunnen worden. Zo kom je in een neerwaartse spiraal.’ (Unicef Nieuws, februari 1996)
Volgens Unicef India is ‘uitbuiting van de zwakken en kansarmen’ de hoofdoorzaak van kinderarbeid. Armoede heeft daar in zoverre mee te maken dat arme mensen het meest kwetsbaar zijn voor uitbuiting. Als er geen wetten of organisaties zijn die bescherming bieden, dan moeten volwassenen elk (laag) loon accepteren dat hen wordt geboden. Of accepteren dat zij helemaal geen werk krijgen maar dat hun ‘goedkopere’ kinderen worden ingehuurd. Ook zullen mensen eerder hun kind uit werken sturen als hun inkomen laag en onzeker is, vooral als het onderwijs slecht is. Of ze houden de kinderen thuis om voor het huishouden, de kleine broertjes en zusjes of het vee te zorgen zodat ze zelf kunnen werken of werk kunnen zoeken. Toch blijkt dat armoede op zich geen reden hoeft te zijn voor kinderarbeid. In een van de armere deelstaten (provincies) van India – Kerala – gaan wel bijna alle kinderen naar school. In Kerala is de verdeling van de inkomens minder ongelijk dan in de rest van India. De arbeiders zijn er beter georganiseerd en verdienen daar een beter loon. De wetten die hun belangen (en die van kinderen) beschermen, bijvoorbeeld de Kinderarbeidwet, wordt er beter uitgevoerd. De deelstaatregering steekt veel meer geld in het basisonderwijs. Het gevolg is dat in Kerala de meeste kinderen naar school gaan en bijna iedereen kan lezen en schrijven. In de meeste andere deelstaten van India is dat nog niet de helft van de mensen.
De uitbuiting van kinderen blijft bestaan door het ontbreken van goed en verplicht onderwijs en een effectieve wetgeving tegen kinderarbeid. Dat maakt het voor werkgevers heel makkelijk en aantrekkelijk om ‘goedkope’ kinderen in dienst te nemen in plaats van volwassenen. De kinderen kosten aan loon vaak maar een kwart of nog minder dan een kwart van volwassenen. Een voordeel voor de werkgevers is ook dat kinderen minder mondig zijn dan volwassenen. Kinderen kunnen niet zoals volwassenen een vakbond vormen en zich samen inzetten voor meer loon en betere arbeidsomstandigheden.
Er wordt wel eens gezegd dat kinderarbeid nodig is, omdat sommige bedrijven anders failliet zouden gaan. Uit onderzoek is echter gebleken dat die niet het geval is. Meestal steken de bazen de extra winst die ze maken door kinderen in plaats van volwassenen in dienst te hebben, gewoon in eigen zak. Eigenaren laten vaakna hun fabrieken te moderniseren omdat kinderarbeid zo goedkoop is dat zij niet willen investeren in betere productiemethoden. Op den duur gaat de Indiase export daardoor achteruit en prijst men zichzelf uit de markt.
Waar komt kinderarbeid voor?
Waar komt kinderarbeid op de wereld voor? Verreweg het meest in Azië, met name in India. De diverse schattingen lopen uiteen: maar waarschijnlijk zo’n 50 miljoen kinderen in dit land worden gedwongen te werken. Ook in Afrika en Zuid-Amerika is sprake van veel kinderarbeid. Maar het is niet alleen een verschijnsel in de Derde Wereld. Ook in Europa en de Verenigde staten bestaat het.
Kinderarbeid komt voornamelijk voor in de landbouw (Afrika en Zuid-Amerika) en in de industrie (Azië). Met name in India, Bangladesh en Pakistan werken veel kinderen in de tapijtindustrie. Kinderen werken ook in de mijnbouw. Zo is in Peru 20 procent van de arbeiders in de goudmijnen tussen de 11 en 18 jaar. En dat terwijl de internationale minimumleeftijd voor weken in de mijnbouw 18 jaar is.
Een wel zeer gruwelijke vorm van kinderarbeid is de inlijving in het leger. Tijdens de oorlog tussen Irak en Iran in de jaren tachtig dwong Iran kinderen om door mijnenvelden te lopen. Zo konden de mijn worden opgespoord. Dat hierbij duizenden kinderen werden verminkt of gedood was voor de machthebbers in Iran niet belangrijk.
REACTIES
1 seconde geleden