- Inflatie
Inflatie betekent letterlijk inblazen, opblazen. Het komt van het Latijnse woord inflare.
Het is een langdurig proces van algemene prijsstijging en geldontwaarding (koopkrachtdaling van het geld). Inflatie wordt gemeten door te kijken naar prijsveranderingen van een groot aantal producten. De veranderingen worden uitgedrukt in prijsindexcijfers. Je spreekt dan van de inflatievoet in een bepaalde periode. De hoogte van de inflatie kan erg verschillend zijn. Als je naar de snelheid van de inflatie kijkt kan je tot de volgende soorten inflatie komen. Kruipende inflatie, hollende inflatie en hyperinflatie. Het tegengestelde van inflatie is deflatie. Degenen die bij hun inkomstenbesteding niet volledig met de stijging van het algemeen prijspeil rekening houden, voelen zich rijker dan ze in werkelijkheid zijn: ze lijden aan geldillusie.
- Het berekenen
Je kan de inflatie berekenen door middel van indexcijfers. Door de basis op 100 vast te stellen kun je het makkelijk berekenen. De inflatie bedraagt bijvoorbeeld 2 %. Dan wordt het indexcijfer dus 102. Dan ga je berekenen hoeveel verschil er is. (nieuw – oud: oud) 102 – 100 : 100 x 100 = 2 %
Als het jaar daarop de inflatie 2,2 % bedraagt dan wordt het indexcijfer 104,2. Dan ga je weer berekenen wat het verschil is. Op dezelfde manier als hierboven. 104,2 – 102 : 102 x 100 ~ 2,16 verschil.
Een voorbeeld:
De prijs van een brood in een jaar stijgt met 5% en het prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie stijgt met 7%, dan is de broodprijs gedaald ten opzichte van de prijs van de meeste andere producten die het standaardpakket goederen en diensten vormen.
- Oorzaken
Inflatie ontstaat wanneer er meer geld komt dan dat j er producten mee kunt kopen. Als bijvoorbeeld veel mensen geld gaan lenen, moeten banken meer geld “maken”. Dan komt er dus meer geld in de omloop en als de productie hetzelfde blijft, ontstaat er inflatie. Want veel mensen willen dan een artikel kopen, maar omdat er nog steeds evenveel geproduceerd wordt als voordat de mensen gingen lenen, dan zullen de prijzen omhoog moeten zodat er minder mensen het product willen kopen. Dit is monetaire inflatie.
Je hebt verschillende soorten inflaties. Bijvoorbeeld, bestedingsinflatie en kosteninflatie. Onder bestedingsinflatie verstaan we bestedings - of vraaginflatie. De bestedingen trekken de prijzen omhoog.
Als het om kosten - of aanbodinflatie gaat, duwen de kosten (lonen, invoerprijzen, belastingen, winsten) de prijzen omhoog. Als de lonen stijgen, stijgen ook de kosten en ontstaat er dus inflatie. Het is ook mogelijk om geen inflatie te krijgen. Dat kan als de arbeidsproductiviteit stijgt. Dan stijgen de lonen, maar er zijn ook meer producten te koop, dus dan is het in evenwicht. Het kan ook zo zijn dat de werkgevers genoegen nemen met minder winst. Maar dat gebeurd niet vaak. Want elke baas wil natuurlijk zo veel mogelijk winst hebben.
Bestedingsinflatie kan ontstaan door een reële stijging van de bestedingen (een grotere besteding aan goederen en diensten), bijvoorbeeld die van de overheid, of door een nominale stijging van de bestedingen (toeneming van het geldbedrag) doordat er een stijging van de geldhoeveelheid is.
Als de prijs van een product opeens stijgt dan moet je er iets aan doen om de uitgaven gelijk te houden. Dat betekent dat je dus minder van het product moet gaan kopen. Als je dan nog steeds geld te kort komt dan moet je dus minder van andere producten gaan kopen. Het gevolg daarvan is dat de prijzen dalen, zodat er weer meer van gekocht wordt. Er zijn dan prijsstijgingen en -dalingen, maar het algemeen prijspeil zal ongeveer hetzelfde blijven.
Een ander oorzaak is dat eigenaren van bedrijven meer winst willen. Dat kunnen ze doen door de prijzen omhoog te gooien en daardoor meer winst krijgen.
- Gevolgen
Door de inflatie verslechtert de Nederlandse concurrentiepositie t.o.v. het buitenland. De producten worden duurder en de mensen gaan naar andere landen om hun benodigdheden te halen. Als Nederland een grotere inflatie houdt dan het buitenland, raakt Nederland erg achter op de rest van Europa. Daar moet dan wel wat aan gedaan worden. Het gaat nu al niet goed in de Nederlandse economie en dan gaat het nog slechter.
Als er veel inflatie is gaan minder mensen sparen. Dan ben je eerder geneigd om je geld uit te geven. Want als je het spaart, dan heb je in cijfers wel veel geld maar je kunt er niet veel mee. Als je er spullen van hebt gekocht, heb je er wat aan gehad. Op een later moment kon je misschien al die spullen niet kopen.
Het kan ook voorkomen dat je door inflatie in de gevreesde loon – en – prijsspiraal terecht komt. Als de lonen omhoog wordt dat doorberekend in de prijzen en de prijzen stijgen dus. De werknemers vragen dan weer meer loon omdat de prijzen omhoog zijn gegaan. Dat wordt weer doorberekend in de prijzen, enzovoort.
De mensen die het meest benadeeld worden zijn:
- Mensen die geld uitlenen (crediteuren) Mensen die geld hebben uitgeleend die krijgen in tijden van inflatie hun geld terug. Maar in die tijden van inflatie kun je minder met je geld. Dus heb je eigenlijk verlies. Je krijgt dan wel je geld maar je kunt er op dat moment minder mee. Als je dan rente op je lening vraagt, dan heb je het gecompenseerd. Maar dat gaat niet altijd op. Want als de rente lager is dan de inflatie heb je nog steeds verlies.
Geldgevers proberen hun hoofdsom veilig te stellen door een hogere nominale rente te bedingen naarmate er meer inflatie wordt verwacht.
- Mensen met een vast inkomen (uitkeringen en mensen in loondienst) Niet iedereen krijgt prijscompensatie. Die mensen worden dan benadeelt.
- Exporterende bedrijven, want de buitenlandse bedrijven die de producten inkopen, betalen nooit meteen op dat moment. Dat doen ze pas een paar maanden later. Als er dan inflatie is, hebben de Nederlandse bedrijven dus minder winst.
- Oplossingen
Er zijn wel enkele mogelijkheden om de inflatie te bestrijden:
Als je van te voren al kan weten hoe hoog het groeipercentage zal worden dan kan je er rekening mee houden hoe hoog de geldgroei kan worden. Als je dat weet komt er niet meer geld dan dat er producten zijn en ontstaat er dus geen inflatie.
Als er al sprake is van een hoge geldgroei moet je die niet in één keer terugbrengen, maar geleidelijk. om onnodige negatieve effecten op productie en werkgelegenheid te vermijden.
Als het gaat om reële bestedingsinflatie, waarbij de nationale bestedingen sneller stijgen dan de beschikbare middelen, dan is beperking van de groei van de overheidsbestedingen nodig.
Wanneer kostenfactoren als voornaamste oorzaak worden beschouwd, ligt een loonpolitiek (de overheid probeert de lonen niet te veel te laten stijgen) en een prijspolitiek (de overheid probeert de prijzen niet te veel te laten stijgen) voor de hand, ook al kunnen lang niet alle inkomens en prijzen worden beheerst. Het bestrijden van bestedingsinflatie door loon – en –prijspolitiek komt neer op symptoombestrijding; de inflatie wordt niet opgeheven, maar het lijkt teruggedrongen te worden. De overbesteding zou moeten worden aangepakt.
- door de loonbelasting te verlagen
- door het hoge BTW tarief te verlagen.
- door de eerste levensbehoeften van het hoge naar het lage tarief van 6% te brengen.
REACTIES
1 seconde geleden
G.
G.
De index berekening klopt niet, of er zijn onnodige tekens gebruikt.
A:100x100=kom je altijd uit op dat antwoord A
13 jaar geleden
AntwoordenS.
S.
CITAAT: ''De inflatie bedraagt bijvoorbeeld 2 %. Dan wordt het indexcijfer dus 102. Dan ga je berekenen hoeveel verschil er is. (nieuw – oud: oud) 102 – 100 : 100 x 100 = 2 % ''
Men heeft niet veel wiskundige kennis nodig om na de eerste regel te begrijpen zonder enige berekening dat de inflatie 2% is :)))
Voor de rest een prima samenvatting!
7 jaar geleden
Antwoorden