Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

De ontwikkeling van de staatsschuld van 1991 tot 2001

Beoordeling 6.1
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • 4e klas vwo | 728 woorden
  • 24 juli 2001
  • 75 keer beoordeeld
Cijfer 6.1
75 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Het ontstaan van de staatsschuld, en wat houdt de staatsschuld in?    Tot voor kort was het nooit het geval dat men in Nederland een financieringsoverschot had, en om  het resterende bedrag bij elkaar te krijgen moest er dus geld geleend worden. Vroeger werd vaak gebruik gemaakt van het geld bijdrukken (bijvoorbeeld Duitsland voor de tweede wereldoorlog) maar dat leidde vaak tot oncontroleerbare inflatie. Om deze redenen is  in europees verband af gesproken om het tekort niet te vullen met extra geld.    Tot 1995 leende de staat vooral bij pensioenfondsen en verzekeringsmaatschappijen, dat waren de onderhandse leningen. Maar vanaf 1995 doet de overheid dit vrijwel altijd met obligaties. Dat zijn 'schuldbekentenissen' waarin de overheid belooft rente te betalen aan degene aan wie hij de obligatie verstrekt.    De staatsschuldquote (staatschuld als het percentage van het BBP) mag niet te hoog worden. Dat is om drie redenen. Ten eerste blijft er als de staatsschuldquote erg hoog wordt, doordat er erg veel rente moet worden betaald veel minder geld over voor andere dingen die in een land erg belangrijk zijn. Ten tweede stijgt de rente waardoor het voor bedrijven moeilijker wordt om investeringen te doen, en wordt het voor bedrijven moeilijker om te overleven. En tot slot stijgen ook de prijzen doordat de kosten voor bedrijven omhoog worden gedreven en stijgt de inflatie    Op dit moment is de staatsschuld f 371.847, de gemiddelde looptijd is 6.5 jaar (grafiek 5 en tabel 3), en de rente is gemiddeld 5.8% De vraagstelling De hoofdvraag: Hoe heeft in Nederland in de laatste tien jaar de Staatsschuldquote zich ontwikkeld?
De deelvragen: Wat was de invloed van de economische groei op de staatschuld? Wat kan je zeggen van de bezuinigingen van de overheid in de gegeven periode, en waar vind je die gegevens terug in de grafiek van de staatsschuldquote? Beschrijving van de cijfers    In zowel grafiek 1 als in tabel 1 is te zien hoe het BBP en de staatsschuld zich in laatste tien jaar ontwikkeld hebben.    In de grafiek is goed te zien dat vanaf 1993 het BBP sneller is gaan groeien dan de staatsschuld. Daaruit volgt dat de staatsschuldquote vanaf dat jaar (1993) is gaan dalen. (zie tabel 1 en grafiek 2) Aan de piek in de lijn van de staatsschuld in grafiek 1 in het jaar 2000 kan je zien dat er in dat jaar voor het eerst in lange tijd weer sprake is van een financieringsoverschot.    Grafiek 3 en 4, en tabel 2 gaan over de staatsuitgaven. Die zijn als je het een beetje globaal bekijkt tot het jaar 1998 niet bijzonder veel gestegen of gedaald, maar relatief gezien zijn ze na 1995 gaan dalen, en in '97 zijn de uitgaven in verhouding tot het BBP weer gaan stijgen. En daarna ligt er weer een tot in '99. na dat jaar zijn de uitgaven van de overheid relatief gezien weer gaan dalen. Mogelijke verklaringen voor veranderingen van de staatsschuldquote en antwoord op de vragen.    De economische groei is van grote invloed op de staatsschuldquote. Doordat er sinds '93 een grote economische groei plaats vindt (grafiek 1) zijn er ook veel meer belastingsinkomsten, maar het uitgavenbeleid is blijkbaar niet veranderd, want de absolute uitgaven schommelen steeds rond de 240 miljard. Dat is dus vrij constant (grafiek 3) hierdoor is de staatsschuld gestopt met groeien en is er nu een financieringsoverschot en dus een afname van de staatsschuld.    Er is door de groeiende economie ook sprake van een constant teruglopende werkloosheid, daardoor zijn de inkomensoverdrachtsuitgaven terug gelopen en is de inkomstenbelasting toegenomen.    Doordat de inkomsten in 1999 zo veel groeiden werd het financieringstekort omgezet in een financieringsoverschot.    Aan de sterke daling van de relatieve uitgaven van de overheid in '95 kan je zien dat in die tij waarschijnlijk sprake is geweest van bezuinigingen , want de staatsuitgaven stijgen relatief minder als het BBP, en dus houdt de overheid relatief meer geld oven voor het aflossen van de staatsschuld. Het doel van de overheid in die tijd zal zijn geweest om het financieringstekort terug te dringen , en dat is ook wel gebeurd. Twee jaar later begon de economie nog harder te groeien, en was er sprake van enorme 'meevallers' die ervoor zorgden dat de uitgaven van de overheid weer tijdelijk flink stegen. Grafiek 1: Staatsschuld en BBP [plaatje1] Grafiek 2: Staatsschuldquote (in % BBP) [plaatje2] Grafiek 3: Staatsuitgaven absoluut [plaatje3] Grafiek 4:  Staatsuitgaven relatief (in % van het BBP) [plaatje0] Bezuinigingen Bronvermelding: Alle Cijfers zijn afkomstig van de website http://www.minfin.nl De cijfers zijn tot grafiekjes verwerkt met behulp van het programma Microsoft Excel

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.