Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Conjunctuur en economische groei

Beoordeling 5.3
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • Klas onbekend | 3993 woorden
  • 20 februari 2006
  • 39 keer beoordeeld
Cijfer 5.3
39 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Economie Conjunctuur & De economische groei Inhoudstabel 1 Theorie
1.1 De economische theorie van een conjunctuur
1.2 Vraagfactoren
1.3 Aanbodfactoren
1.4 Productiecapaciteit
2 Een kijk op de werkelijkheid
2.1 Voorbeeld opgaande fase
2.2 Voorbeeld neergaande fase
3 Rol van de overheid
3.1 Economische termen bij ingreep door overheid
4 Economische gevolgen na 11 september 2001
5 Referenties 1 Theorie 1.1 De economische theorie van een conjuctuur Iedereen wordt er dagelijks mee geconfronteerd, met de up en downs van onze economie. Deze is het beste te vergelijken met een golfbeweging, voor deze regelmatige golfbeweging wordt het begrip conjuctuur gebruikt, deze golf beweging bestaat uit 2 fasen, namelijk de opgaande en de neergaande fase. De opgaande fase is dus ook de eerste fase, deze wordt ook wel de fase van expansie genoemd. In deze fase valt de fase van de hoogconjuctuur, een hoogconjuctuur is dat deel van het herstel, waarbij de reële goei van de productie boven de trend ligt. De trend geeft een beweging van de economie aan op zeer lange termijn. Het hoogtepunt in deze as noemt men de BOOM

De neergaande fase is de 2de fase .Deze fase wordt ook wel de contractiefase genoemd. In deze fase zit de fase van de laagconjuctuur. Over laagconjuctuur spreken we wanneer de reële groei van de productie onder de trend ligt. Het laagste punt in deze laagconjuctuur wordt ook wel eens de Slump genoemd . Dit opvallende economische verschijnsel is door meerdere economen beschreven. Zo ook door de Oostenrijkse econoom Joseph Schumpeter (1883 - 1950). Van zijn hand verscheen in 1939 het boek 'Business cycles'. In dit boek beschrijft Schumpeter de volgende onderdelen van de economische golfbeweging: a. De op- en neergaande fase. Deze op- en neergang duurt maximaal 12 jaar. Dit is de zogenaamde business cycle of conjunctuurbeweging. b. De trend. De trend geeft een beweging van de economie aan op zeer lange termijn. Groei en conjunctuur staan “als we ons tot de economie beperken” onder invloed vraagfactoren en aanbodfactoren. Deze laatste bepalen de trendmatige groei van de productie, terwijl de vraagfactoren de conjunctuurbeweging opwekken. 1.2 Vraagfactoren De ontwikkeling van de totale vraag naar produkten in een land hangt - bij gegeven aanbod - af van de ontwikkeling van de vraag: • van alle consumenten in een land die consumptiegoederen kopen; • van alle investeerders (producenten) die machines kopen; • van de overheid die onder andere wegen en bruggen laat aanleggen; • uit het buitenland naar onze goederen en diensten, de export. Hier staat tegenover dat wij goederen en diensten in het buitenland kopen, onze import. 1.3 Aanbodfactoren De toeneming van het aanbod van producten in een land hangt- bij gegeven vraag - af van de vergroting van de productiecapaciteit. Deze wordt op zijn beurt bepaald door: • vergroting van de investeringen: nieuwe machines en fabrieken breiden de capaciteit uit; • scholing van mensen: beter geschoolde mensen leveren meer en betere prestaties; • ontwikkeling van de techniek: productie- en distributieprocessen die van de nieuwste technieken gebruik maken, vergroten ook de capaciteit. 1.4 Productiecapaciteit Hieronder wordt verstaan de maximale hoeveelheid goederen en diensten die in een periode kan worden voortgebracht als alle productiefactoren (natuur, arbeid en kapitaal) volledig zijn ingeschakeld. 2 Een kijk op de werkelijkheid 2.1 Voorbeeld Opgaande Fase Als voorbeeld van de opgaande fase nemen we de jaren zestig. De economie is dan gezond. Misschien zelfs wel te gezond. De materiële welvaart nam hier in snel tempo toe. Werkloosheid was er bijna niet. En dat terwijl er nog steeds vraag was naar werknemers. Hierdoor stegen de lonen en dit had grote gevolgen. De prijzen stegen ook en de economie raakte oververhit. Nadeel van deze fase is dat de winsten van bedrijven dalen en investeringen afnemen. De neergaande fase doet zijn intrede. 1960-1969 "De Golden Sixties" In de loop van de geschiedenis is er nooit decennium geweest waar de levensstandaard zo snel werd opgetrokken als in de "Golden Sixties". De explosieve groei van de economie en van de koopkracht veranderde het decor ingrijpender dan een wereldoorlog. Het middelbaar onderwijs bloeide, athenea en lycea schoten als paddestoelen uit de grond en iedere stad wilde zijn eigen universiteit hebben.De jeugd bleef langer jong en er ontstond een nieuwe sociale klasse met haar eigen mentaliteit, kleding, gebruiken en eigen eisen. Men ging dansen in donkere kelders met de muziek zo luid dat een gesprek nauwelijks mogelijk is. Het was een "Love -Peace klimaat,vrienden onder elkaar" De gegoede burgers hadden allemaal een tweede verblijfplaats, aan zee of op het platteland, voor het weekend en in de vakantie trok men naar Frankrijk en Spanje. Het leek iedere dag wel Sinterklaas met Tupperware, toasters, wasmachine's, koelkasten, elektrisch speelgoed, haardrogers, simillilederen bankstellen en ieder zijn eigen televisietoestel. België zorgde ook voor uitbreiding van het wegennet zodat het voor een toerist toen kinderspel was om ons land te doorkruisen. Het toenmalige Kongo werd onafhankelijk……. In de politieke show van de jaren zestig kregen de
taalproblemen de hoofdrol en kwam de taalstrijd tot een hoogtepunt
2.2 Voorbeeld neergaande fase Als voorbeeld van de neergaande fase kijken we naar de jaren dertig. De wereldwijde neergang begint in 1929. De beurs van New York stort in. Dit heeft grote gevolgen. De export daalt. De winsten van bedrijven nemen af. Bedrijven ontslaan mensen en de werkloosheid stijgt. Werklozen worden afhankelijk van de steun. Daarnaast worden de lonen van de werknemers bevroren. Zij hebben ook minder geld om te besteden. De binnenlandse vraag naar producten neemt af. De bedrijven investeren minder. De contractie wordt steeds heftiger. Deze fase duurt tot 1936. De krach van 1929 (Paul Samuelson , idem) Een ingrijpende gebeurtenis heeft het grote publiek lang bevreesd gemaakt zich te wagen aan aandelenbezit : de paniek en het ineenstorten van de beurs in Wall Street in 1929, de inleiding tot de lange en pijnlijke depressie van de jaren '30. Tijdens de fabelachtige beurshausse in de jaren '20 kocht en verkocht in de Verenigde Staten iedereen effecten: huisvrouwen, kruiers en studenten. De meeste aankopen op deze wilde hausse-markt geschiedden op prolongatie: de koper van effecten ter waarde van $ 10.000 behoefde maar $ 2.500 of minder in contanten neer te tellen - hij leende de rest tegen zijn pas verworven effecten als onderpand. Wat gaf het dat hij de makelaar, 6, 10 of 15% rente per jaar moest betalen, als Auburn Motors of Bethlehem Steel op een dag 10 % in waarde konden stijgen! Het wonderlijkste van zulk een hausse-speculatie (bull market) is dat zij haar eigen hoop schept. Als het publiek koopt omdat het denkt dat de koers zal stijgen, jaagt dat kopen alleen al de prijzen op. Dit vormt dan een reden om nog meer te kopen en zo begint een nieuwe ronde van de wilde dans. En anders dan bij een kaart- of dobbelspel verliest niemand wat de ander wint. Iedereen krijgt een prijs. Natuurlijk zijn dat allemaal winsten op papier en zouden ze verdwijnen als iedereen probeerde ze te verzilveren. Maar waarom zou iemand zulke lucratieve waardepapieren willen verkopen? Als de hele wereld gek is, is het dom normaal te zijn. Stel dat iemand zo wijs of zo naief zou zijn om te denken dat de houdstermaatschappijen van 'solide openbare nutsbedrijven' in werkelijkheid papieren pyramiden waren op een kartonnen fundering; of dat de fantastische rijkdommen belovende 'cultuurgrond' in Florida in werkelijkheid het midden hield tussen een dennenbos en een moeras; of dat de aantrekkelijke 'leningen aan particulieren' in Zuid-Amerika en Europa in werkelijkheid werden uitgegeven aan zinloze wegen of zwembaden - wat zou zo'n maatschappelijke zonderling dan kunnen doen? Hij zou spoedig de eerste wet leren met betrekking tot alle eigendom: elk ding is zoveel waard als de mensen denken dat het waard is. Ongelukkigerwijze echter kan men van die wetenschap slechts profiteren als men ook een tweede wet in acht neemt die even moeilijk in praktijk kan worden gebracht als de kat een bel aan te binden of vogels te vangen door ze zout op de staart te leggen. Die wet luidt: zorg ervoor niet op het verkeerde moment eigenaar te zijn. Bij de beurskrach van de zwarte oktoberdagen in 1929 werd iedereen getroffen: de financiele vakmensen en de prutsende amateurs: Andrew Mellon en John D. Rockefeller, de technicus in het Witte Huis en de professor in de economie van de Yale-universiteit. De bodem viel uit de markt. De makelaars moesten de speculatieve posities van hun beleggers liquideren, die niet langer konden suppleren om de verminderde waarde van hun onderpand te dekken. Daardoor zakte de beurs nog verder, zodat ook zij die niet hadden gekocht op prolongatie, tegen het einde van het jaar al een derde van hun kapitaal hadden verloren terwijl dit verlies in 1932 zelfs tot vijfzesde opliep. De dagen van de hausse (bull market) waren voorbij. De markt a la baisse (bear market) had haar plaats ingenomen. En zoals de eerste had geleefd van haar eigen dromen, zo werd de laatste verteerd door haar eigen nachtmerries. Miljarden dollars aan effecten gingen elke maand verloren, niet alleen het kapitaal van gokkers die op speculatiewinsten uit waren geweest, maar ook de penning van de weduwe die dacht zich een regelmatig inkomen te verzekeren. Een 'goudgerand' effect als een aandeel US Steel zakte van 261 in 1929 tot 21 in 1932, terwijl minder befaamde fondsen, Studebaker bijvoorbeeld, in het geheel geen notering meer vonden. En hoewel president Hoover en zijn regering alles deden om het vertrouwen te herstellen door te verkondigen dat de 'welvaart vlak om de hoek stond te wachten' en dat 'het kopen van fondsen tegen de huidige koers een uitstekende belegging was' - het hielp niet. Tenslotte begon na de grote bankcrisis in 1933 de aandelenmarkt zich in het spoor van het algemeen herstel van het zakenleven te herstellen. ... Ofschoon de aandelen in 1936-1937 en opnieuw tijdens de Tweede Wereldoorlog weer in de hoogte gingen, duurde het tot +-1955 eer zij weer het hoge peil van 1929 bereikten. De hausse in hoogstinteressante groeiaandelen, die eindigde met de ineenstorting in 1962, 1966 en 1969, werd gevolgd door een reeks van scherpe stijgingen en dalingen (Noot : Paul Samuelson schreef dit omstreeks 1970) 3 De rol van de overheid De overheid kan op verschillende manieren reageren op de golfbeweging van de economie. De overheid kan zich richten op de vraagkant of juist op de aanbodkant. In een neergaande fase kan de overheid kijken naar de vraagkant. De overheid kan de economie stimuleren door een uitgavenbeleid te voeren. Dat consumenten hun geld vasthouden en bedrijfsinvesteringen achterwege blijven, kan de motivatie van de overheid zijn om deze maatregelen te nemen. Kiest de overheid voor dit beleid, dan volgt de overheid het idee van de econoom Keynes. Een andere mogelijkheid is de conjunctuurbeweging proberen te dempen. De overheid moet zorgen dat de inkomsten en de uitgaven met elkaar in evenwicht zijn. Meevallers mogen niet worden gebruikt voor het verhogen van de overheidsuitgaven. 3.1 Economische termen bij ingreep door overheid: Sneeuwbaleffect: Door hogere bestedingen stijgt het nationaal inkomen, hierdoor stijgt de consumptie, waardoor het nationaal inkomen stijgt, etc. Dit sneeuwbaleffect, dat er voor zorgt dat extra bestedingen versterkt blijven doorwerken heet het multipliereffect. Anticyclisch begrotingsbeleid: Bij onderbesteding stimuleert de overheid de bestedingen en bij overbesteding remt de overheid de bestedingen af. Haar beleid gaat dus tegen de conjunctuurcyclus in. 4 Economische gevolgen na 11 september 2001 Inleiding: Na de aanslagen in New York en Washington is er veel gebeurd met de wereld economie. In dit verslag wil ik tonen wat de gevolgen waren van de aanslagen op 11 september 2001 op de beurs en voor andere landen buiten Amerika. Mijn hypothese(veronderstelling) is dat de economie door de aanslagen op de Verenigde Staten op 11 september 2001 een gigantische deuk heeft opgelopen. Deze hypothese(veronderstelling) wil ik bewijzen met de volgende onderzoeksvraag: Is de aanslag op Amerika een gigantische ramp voor de economie? Voor dit verslag goed te laten verlopen heb ik voor men eigen een paar vragen gesteld: 1) Wat zijn/waren de directe gevolgen van de aanslagen op de beurs? 2) Wat zijn/waren de gevolgen van de aanslagen voor de beurs na een langere tijd? 3) Wat zijn/waren de economische gevolgen voor Amerika? 4) Wat zijn/waren de gevolgen voor andere landen? 5) Wat doet de overheid aan deze situatie? 6) Hoe was de economie in Amerika voor 11 september? 7) Hoe wordt de Belgische economie meegesleept? 1) De directe gevolgen voor de beurs: De woensdag na de ramp in Amerika stortte de beurs wereldwijd helemaal in. De effectenbeurs daalde gigantische veel. De Japanse beurs, de eerste die opende na de aanslagen, zakte tot onder de 10000 punten. Sinds 1984 stond die index niet meer zo laag. De Nikkei sloot op 9773,71 punten. Dat is 519 punten lager dan de beginstand. De Amerikaanse beurzen bleven de dag na de aanslagen dicht omdat op dat moment niemand meer aan geld dacht maar aan de slachtoffers. In Frankrijk sloot de DAX -index aan het einde van de middag op een verlies van 10% De CAC- index in Parijs sloot 7,4% lager. In Londen daalde de indexen iets langzamer maar eindigde toch in het verlies. (5,7%) De FTSE –index eindigde 5,7% in de min. Amsterdam verloor 7%, Zürich 7,1% en Milaan 7,4% Vele mensen zijn bang dat deze aanslagen voor recessie(*1) op de beurs gaat zorgen. De AEX bijvoorbeeld heeft door deze aanslagen de slechtste week gehad sinds 1995. In 5 dagen is de AEX- index met 12,3% gedaald. Na een week sloot de AEX op 7,3% verlies. De AEX- index had de eerste dag na de ramp in Amerika al 7% verlies. Veel grote bedrijven zoals Cantor Fitzgerald (investeringen), The NishiNippon (bank), Ambassade van Thailand, ABN-Amro inc. en Bank of America (financiën) waren gevestigd in het World Trade Center (WTC-torens). Vele beleggers zijn bang geworden om te beleggen en daardoor gaan de beurzen naar beneden. (snowball- effect/ sneeuwbal effect) Want als er beleggers niet meer beleggen gaat de beurs naar beneden. Daardoor gaan andere beleggers ook niet beleggen en zakt de beurs nog meer naar beneden enz enz. (*1 ) Recessie: Meestal spreken we van een recessie als er een zwakke conjunctuur bestaat. Dit houdt in dat de groei van het bruto binnenlands product onder het gemiddelde van een reeks van jaren ligt (de trend). 2) De beurs na langere tijd: De economie kan in recessie belanden omdat de kosten van de aanslagen enorm zijn. Vele financiële instellingen lijden dus erg veel schade. Het vertrouwen van de consument en van de producent in de economie is ook beschadigd. De beurzen zijn alweer wat omhoog gekomen maar het is nog lang niet volledig hersteld. Topman J. Duijn heeft het over een “emotie” die de paniek veroorzaakte op de beursvloeren. Ook zegt hij: “Maar vroeg of laat komen de koopjesjagers weer binnen en zal er een einde komen aan de daling.” De beleggers krijgen nu weer een beetje vertrouwen in de economie. Daardoor zijn de koersen ook iets gestegen en gaat het weer iets beter met de economie. Maar waarschijnlijk duurt het nog lang voordat de beursen volledig hersteld zijn. 3) De economische gevolgen voor Amerika: Niet alleen de beurs heeft het moeilijk, er zijn natuurlijk ook andere gevolgen van de aanslagen. De koersen zijn na de aanslagen flink gedaald, maar er zijn ook andere economische gevolgen voor Amerika. Een voorbeeld van de economische gevolgen is de werkloosheid. In september daalde het aantal banen in de Verenigde Staten met 199000. Dit is het dubbele waar analisten op gerekend hadden. Het werkloosheidspercentage bleef staan op 4.9 procent. In deze cijfers zijn de effecten van de aanslagen op 11 september niet eens verwerkt. De uitkomsten van de werkloosheid met de aanslagen erbij gerekend zijn dus nog veel slechter. Ook de detailhandel in de Verenigde Staten is in september met 2,4 procent afgenomen vergeleken met augustus. In augustus was er nog een stijging van 0,4 procent. De daling in september is de sterkste daling sinds de regering in februari 1992 begon met de publicatie van maandcijfers. De analisten hadden gerekend op een daling van 0,8 procent. Nu komen de dalingen sterk tot uiting omdat de aanslagen maar in 1 maand waren, meestal komen er dalingen voor die verspreid zijn over een aantal maanden. Deze dalingen worden dan bijvoorbeeld veroorzaakt door orkanen die er meestal rond september en oktober zijn. Doordat deze er in meerdere maanden zijn valt dat dus niet zo erg op als de daling in september. Er waren ook sterke verkoopsdalingen bij bijvoorbeeld auto’s, bouwmaterialen, kleding en elektronica. De analisten hadden verwacht dat er een daling zou zijn van ongeveer 0,6 procent, maar exclusief de auto’s was er al een daling van 1, 6 procent. De producentenprijzen in de Verenigde Staten schoot in september omhoog met 0,4 procent
Zonder de sterk schommelende prijzen van de levensmiddelen en de energie was de stijging 0,3 procent. Analisten hadden slechts een stijging van 0,1 procent verwacht. Door de aanslagen is de conjunctuurbeweging alleen maar versterkt. Voor de aanslagen ging het ook al niet zo goed met de economie maar na de aanslagen is de golfbeweging van de conjunctuur alleen maar sterker naar beneden gegaan. In het volgende tekeningetje ziet u hoe de conjunctuurbeweging alleen maar verder naar beneden is gegaan. Dit kan leiden tot recessie. Als er een langdurige daling is kan dit zelfs leiden tot een depressie(*2). (*2) Depressie Een langdurig aanhoudende laagconjunctuur, waarbij sprake is van krimpende productie en ernstige werkloosheid. Berucht is de depressie van de jaren dertig. Het binnenlands product dat in 1930 f 5843 miljoen bedroeg was in 1935 gekrompen tot f 4541 miljoen

4) De gevolgen voor andere landen: Er zijn vele gevolgen voor Amerika zoals het dodenaantal, de kosten voor het opruimen van het puin en het opnieuw opbouwen van de gebouwen, maar ook voor andere landen zijn er vele gevolgen. Vele beleggers in Europa waren erg bezorgd want daar ging de beurs natuurlijk ook naar beneden. Ook de luchtvaartmaatschappijen raakt in de min. Dit komt vooral omdat mensen bang zijn geworden om te vliegen en stappen dus niet in een vliegtuig. Ze zijn bang dat ook hun vliegtuig gekaapt zal worden en dat ze dan ook zullen omkomen. Boeing- topman Condit heeft gezegd dat de crisis die in de luchtvaartmaatschappijen heerst, 5 tot 10 maal groter is dan tijdens de Golfoorlog. Hij is ook bang dat over de hele wereld luchtvaartmaatschappijen failliet zullen gaan. Tot nu toe is Sabena (in België) failliet gegaan en hebben vele andere kleinere luchtvaartmaatschappijen problemen. Bij vliegtuigbouwer Boeing zullen ook 30000 mensen worden ontslagen. Dit hebben ze kort na de aanslagen op New York en Washington bekend gemaakt. Ook de olieprijzen zijn omhoog gegaan door de aanslagen in de Verenigde Staten. Gelijk dezelfde dag nog steeg de notering van Brent -olie van 27,45 dollar per vat (159 liter) naar 31,05 dollar. Dit is een stijging van 13 procent vergeleken het slot op maandag. Later zakte het wat terug naar 30,35 dollar maar dit is nog altijd 10 procent hoger dan de vorige dag. Doordat deze prijs steeg kwam de koers van Koninklijke Olie op de beurs in Amsterdam 3 procent hoger terwijl andere in de min stonden. De beurskoersen van andere oliemaatschappijen gingen ook flink naar boven. Het Britse BP haalde 7 procent winst en het Franse TotalFinaElf haalde 4 procent winst. Dus niet voor iedereen kwamen de aanslagen nadelig maar sommige bedrijven boekte erdoor winst. KLM was ook een grote verliezer. De vliegtuigmaatschappij zakte met 22,48 procent naar beneden. Ook alle andere vliegtuigmaatschappijen daalden maar KLM was daarvan de grootste verliezer. Aan de andere kant profiteren de grote vliegtuigmaatschappijen zoals Transavia en KLM wel van de aanslagen op Amerika. Transavia en KLM hebben ingrijpende maatregelen voor het personeel aangekondigd, zoals werktijdverkorting en een loonoffer, om de crisis na de aanslagen in de Verenigde Staten te overleven. Ook is er veel concurrentie in de luchtvaart en zo hebben de grotere vliegtuigmaatschappijen (dus Transavia en KLM) na de aanslagen minder concurrentie omdat vele zwakkere bedrijven niet meer kunnen concurreren met de grotere maatschappijen. Dit is dus ook in Transavia’s en KLM’s voordeel. 5) Wat doet de overheid aan deze situatie?: De overheid probeert de economie te redden maar dat lukt alleen als de mensen weer vertrouwen hebben in de economie. Om dat vertrouwen terug te krijgen moet de overheid veel doen. Door bijvoorbeeld renteverlagingen proberen ze de prijzen van de producten te verlagen. Zo wordt namelijk de inflatie lager en gaan de prijzen dus ook omlaag. Zo proberen ze het vertrouwen in de economie weer terug te krijgen. De luchtvaartmaatschappijen zullen ook het vertrouwen van de mensen moeten terug winnen want mensen zijn nu bang geworden om te vliegen. Daardoor gaat het steeds slechter met de luchtvaartmaatschappijen. Om de omzet van de luchtvaartmaatschappijen weer omhoog te krijgen gaan de prijzen van de vliegreizen iets omlaag, maar dit gaat moeilijk omdat ze de prijzen niet te ver naar beneden kunnen doen omdat de concurrentie te groot is. Maar als de prijzen iets naar beneden gaat hopen ze dat de mensen weer gaan vliegen en dat de omzet dus weer omhoog gaat. De Amerikaanse regering had de luchtvaartsector een garantstelling toegezegd voor een periode van 180 dagen. Deze stelling stond los van de $ 15 miljard steun die de regering geeft aan de Amerikaanse luchtvaartmaatschappijen. Zo hopen ze dat de luchtvaartmaatschappijen niet failliet gaan. De regering hoopt met een internationale garantieregeling de luchtvaartmaatschappijen te redden. 6) De economie in Amerika voor 11 september: De economie in Amerika voor 11 september was ook al niet zo goed. De beurzen gingen al naar beneden. De Dow- Jones daalde vanaf mei, die toen rond de 10800 punten stond, onder de 10000 punten in september. Deze daling heeft veel te maken met de stijgende inflatie. Alles werd duurder en de inflatie is zeer veel omhoog gegaan. De conjunctuurbeweging, voor de aanslagen op 11 september, ging naar beneden. Dit kwam ook door het steeds duurder worden van de producten. De economie was al voor 11 september in een laagconjunctuur. 7) Hoe wordt de Belgische economie meegesleept?: De Belgische economie heeft natuurlijk ook veel last van de aanslagen op 11 september 2001 op New York en Washington. Ten eerste gaan de beurzen naar beneden. Deze zijn nu alweer aardig hersteld. Ten tweede is de groei van de economie in België ook minder geworden. België is ook een investeerder van Amerika en daardoor heeft de Belgische economie veel last van de aanslagen op 11 september. Door de aanslagen hebben de mensen in Amerika geen vertrouwen meer in de economie. De prijs van zowat bijna alles duurder, bijvoorbeeld de prijs van levensmiddelen. Daardoor gaan de mensen minder kopen en gaan meer sparen. Als de mensen dus minder spullen gaan kopen heeft Amerika dus ook minder import nodig, waardoor onze export ook minder wordt. Zo gaat de economie in België dus achteruit. Alle mensen zijn bang geworden voor vliegtuigkapingen, dus ook de Belgen. Daardoor stappen minder mensen in een vliegtuig en gaan eerder met de trein of boot. Zo hebben dus ook de luchtvaartmaatschappijen last van de aanslagen op Amerika. De Belgische luchtvaartmaatschappijen zoals SN brussels Airlines, en andere, hebben er dus ook last van. Zo gaan het aantal vluchten van deze luchtvaartmaatschappijen naar beneden en hebben ze dus een kleinere omzet. Ook de prijzen in België zijn omhoog gegaan, vooral van de brandstofprijzen. Doordat de koersen van de brandstofprijzen omhoog zijn gegaan gingen de prijzen van bijvoorbeeld benzine omhoog. Dit is nu alweer aardig terug gedrongen en zelfs al helemaal herstelt. Samenvatting: Mijn conclusie is dat de aanslagen op de VS een grote ramp was voor de economie. De beurzen daalden gelijk en kwamen maar langzaam weer omhoog. De mensen hadden geen vertrouwen meer in de economie omdat ze bang zijn dat zoiets als op 11 september is gebeurd zo weer kan gebeuren. Mensen stappen ook niet meer zo snel in een vliegtuig, ook omdat ze bang zijn dat het vliegtuig gekaapt kan zijn. Mijn onderzoeksvraag kan ik dus beantwoorden: Is de aanslag op Amerika een gigantische ramp voor de economie? Ja, want over de hele wereld was er paniek in en buiten de beurs. De economie heeft veel te verduren gehad en volgens mijn kan het nog heel lang duren voordat de mensen weer het volste vertrouwen hebben in de economie. Maar ik denk wel dat de economie zich volledig zal herstellen alleen de vraag is…… wanneer? 5 Referenties - www.google.be  economie | conjunctuur | economische groei |economische gevolgen - Economie Vandaag Bedrijfeconomie , uitgeverij De Sikkel - Economie voor elke dag 1 , Uitgeverij de Boeck - Consumptie en Productie, Uitgeverij de Boeck - http://www.animators.be/1960.htm - http://users.pandora.be/hugo.harth/ - http://www.nrc.nl/redactie/W2/Evj/  begrippen - google : 11 september 2001 + gevolgen + economie - Praktische Economie, Economie voor de tweede fase, Malmberg Den Bosch - www.nu.nl  new york, beurs, 11 september - http://www.nrc.nl/redactie/W2/Evj/  begrippen

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.