Architectuur 20e eeuw

Beoordeling 5.8
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • 3e klas vwo | 1502 woorden
  • 11 februari 2007
  • 101 keer beoordeeld
Cijfer 5.8
101 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Tekenen, 20e eeuw, architectuur. In de 20e eeuw waren er veel verschillende stromingen binnen de architectuur. Er waren dus ook veel verschillende bekende architecten. Rationalisme (1900-1920) Het rationalisme was een reactie op de neo-stijlen van eind 19e eeuw. De basis voor deze stroming waren de denkbeelden van Semper en Viollet-le-Duc. Uitgangspunt voor deze ontwerpen zijn de plattegronden die vanuit functionele invalshoek zijn ontworpen. Het materiaalgebruik bestond uit metselwerk, aangevuld met natuursteen, ijzeren constructie-elementen en betonnen balken. De constructie is altijd zichtbaar en het dragend karakter van bijv. muren en bogen wordt benadrukt. Regelmaat en eenheid werd erg belangrijk gevonden in het rationalisme. Belangrijke architecten waren Hendrik Petrus Berlage en K.P.C de Bazel. Gebouwen die zijn ontworpen volgens het rationalisme zijn bijv. het Vakbondsgebouw De Burcht, Beurs van Berlage en De Bazel, alledrie te vinden in Amsterdam. De Amsterdamse School (1910-1940) De Amsterdamse School was een expressionistische stroming die een reactie was op het sobere Rationalisme. Het plastische gevelbeeld bepaalt het ontwerp. Traditionele materialen zoals baksteen, dakpannen, riet en hout worden gebruikt. Al wel wordt er voor de constructie gebruik gemaakt van staal en gewapend beton, maar deze materialen zijn niet zichtbaar. Door de nieuwe constructie mogelijkheden worden brede horizontale ramen mogelijk. De horizontale lijn is dan ook een van de belangrijkste kenmerken. De ramen liggen in het vlak van de gevel. Ook komt de paraboolvorm regelmatig voor. In de projecten worden vaak beeldhouwwerken opgenomen. Enkele architecten die zich met de Amsterdamse School bezighielden waren Michel de Klerk en Pieter Lodewijk Kramer. De architecten ontwierpen naast gebouwen echter ook meubels en interieurs. Hoogtepunten van de stroming zijn de woongebouwen Het Schip en De Dageraad in Amsterdam voor woningbouwverenigingen. De jaren erna werden vele duizenden woningen gerealiseerd voor particuliere opdrachtgevers in Plan West en Oud Zuid. Hier ontwierpen de architecten vaak alleen de gevels.
De Stijl (1917-1931) De Stijl is een kunst en architectuur stroming met een abstracte vormgeving. De ontwerpen bestaan uit een ruimtelijke compositie van vlakken en balken. Dit wordt ook wel neoplasticisme genoemd. De structuur van de materialen mocht niet herkenbaar zijn. Het kleurgebruik bestond uit de primaire kleuren en doelmatigheid stond centraal. Er werden kubusvormige gebouwen met platte daken gebouwd. De Stijl werd opgericht door V. Húsàr, A. Kok en Theo van Doesburg. Een paar architecten waren Gerrit Thomas Rietveld en Jan Wils. Het Rietveld Schröder huis in Utrecht werd volgens De Stijl ontworpen. Functionalisme (1920-1970) Het Functionalisme was een zakelijke vormgeving die de functionele elementen van gebouwen benadrukt. Er werd gebruik gemaakt van nieuwe metalen zoals gewapend beton en staal. Ook werden nieuwe bouwmethoden zoals montagebouw toegepast. Het gebruik van overstrekken en hoogbouw zijn kenmerkend voor deze stroming. Andere namen voor het Functionalisme zijn International Style en Het Nieuwe Bouwen. De Bijlmermeer bij Amsterdam is volgens het Functionalisme gebouwd. De Franse architect Le Corbusier formuleerde 5 punten voor moderne gebouwen: 1. Het gebouw op kolommen
2. Daktuin
3. Vrije indeelbare plattegrond door een dragend skelet
4. Lange, horizontale ramen
5. Vrije indeelbare gevels
In Nederland werd punt 1. bijna nooit gerealiseerd, de ruimte op de begane grond werd vaak benut voor bergingen. Een paar architecten die werkten volgens het Functionalisme zijn Gerrit Thomas Rietveld en Jacobus Johannes Pieter Oud. Het provinciehuis in Den Bosch is een van de gebouwen die ontworpen werden volgens het Functionalisme. Traditionalisme (1930-1955) Het Traditionalisme werd ook wel de Delftse School genoemd. Het was een stroming die de traditionele plattelandsarchitectuur wilde behouden. Belangrijke kenmerken waren dan ook het gebruik van baksteen en hellende daken. Er zijn vooral woningbouw en kerkgebouwen in deze stijl gebouwd. Diverse tuindorpen en bijv. plaatsen in de Noordoostpolder zijn volgens de ideeën van het traditionalisme gebouwd. Een paar bekende architecten zijn A.J. Kropholler en Grandpré Molière. Het stadhuis in Enschede is volgens het traditionalisme gebouwd. De Bossche School (1945-1970) De Bossche School is een stroming die ontstaat uit de Delftse School. Een centraal figuur in deze stroming is priester en architect Dom van der Laan. Hij introduceerde het Plastisch getal. Deze verhoudingsleer ontwikkelde hij door verheffing van de wiskundige formule van de Gulden Snede tot de derde macht. Een belangrijk kenmerk is dat de gebouwen sober zijn vormgegeven, waarbij vooral gebruik werd gemaakt van beton, baksteen en hout. De architecten maken gebruik van dikke wanden. Een reeks kerken, kloosters, woningen en stadhuizen uit de tweede helft van de vorige eeuw zijn volgens deze stijl gebouwd. Een paar belangrijke architecten voor de Bossche School waren Dom Hans van der Laan en Nico van der Laan.
Structuralisme (1959-1990) De gebouwen van het Structuralisme hebben vaak een opbouw die doet denken aan een soort dorp of stad. De projecten hebben meestal een decentrale opbouw, collectieve ruimtes een meerdere ingangen. De projecten waren vaak voorbereid op toekomstige uitbreidingen. Dit kan door nog meer dezelfde elementen aan het gebouw te koppelen. De kubusvorm werd veel gebruikt in het Structuralisme. De architecten lieten zich inspireren door primitieve culturen. Maar door de steeds strengere isolatie-eisen in Nederland werd het steeds lastiger gebouwen volgens het structuralisme te realiseren. Een paar architecten zijn Piet Blom, Aldo van Eyck en Herman Hertzberger. De kubuswoningen zijn ook volgens het Structuralisme gebouwd. Organisch bouwen (1925-heden) Eigenschappen van het Organisch bouwen zijn een plastische vormgeving, het gebruik van natuurlijke materialen, zoals baksteen en hout, aan de natuur ontleende vormen, milieubewust bouwen en integratie met de omgeving. De vijfhoek is een veel gebruikte vorm. In de projecten worden de reeks regenboogkleuren, dus geen zwart, grijs en wit, gebruikt. Bekende architecten die volgens het Organisch bouwen ontwerpen zijn Alberts en Van Huut en Frits Gerretsen. De NMB Bank in Amsterdam is een voorbeeld van een gebouw dat volgens het Organisch bouwen is ontworpen. High Tech (1970-1990) Het idee van High Tech was dat de onderdelen van de gebouwen zoveel mogelijk in de fabriek worden gemaakt. De installaties en constructie van de gebouwen werden als een soort ornament of sculptuur aan de buitenkant geplaatst. Hierdoor kregen de gebouwen het uiterlijk van een machine. Het doel daarvan was dat er binnen een grote lege ruimte overbleef. De materialen die werden gebruikt zijn vooral staal, aluminium en glas. In de projecten werd regelmatig in felle kleuren geschilderd. Het nadeel van High Tech gebouwen is de onderhoudsgevoeligheid door de uitwendige constructie en installatieonderdelen. Ook hier werd het door de steeds strengere isolatie-eisen steeds lastiger om gebouwen volgens de principes van het High Tech te realiseren. Het Centre Pompidou in Parijs is een belangrijk voorbeeld van het High Tech bouwen. Een paar architecten zijn Benthem en Crouwel, Cepezed en Michael Hopkins. Neorationalisme (1975-1990) Geometrische vormen speelden en hoofdrol in het Neorationalisme. Architecten streefden naar een logische en objectieve benadering van het programma van eisen. De stroming zette zich af tegen de kleinschaligheid van het structuralisme en het organisch bouwen. Er werd in de gebouwen veel gebruik gemaakt van prefab gevelpanelen met een bekleding met tegels. In Italië is het Neorationalisme bekend onder de term Tendanza. Een paar architecten waren Carel Weeber en Cees Dam. De Zwarte Madonna in Den Haag is een gebouw dat volgens het Neorationalisme is ontworpen. Postmodernisme (1980-heden) Een kenmerk van het Postmodernisme is het gebruik van klassieke elementen, vaak in combinatie met moderne elementen als vliesgevels. De klassieke elementen als gevellijsten, kapitelen en zuilen worden vaak gerealiseerd in prefab beton. Het museumgebouw speelt een grote rol in deze stroming. De architecten die geïnspireerd zijn door het Postmodernisme zijn Soeters van Eldonk Ponec en Molenaar van Winden. Het Groninger Museum is volgens deze stroming ontworpen.
Deconstructivisme (1988-2000) Een aantal kenmerken van het Deconstructivisme zijn chaotische en gefragmenteerde gebouwen die schots en scheef staan. De ruimtelijk complexe ontwerpen hebben een divers materiaal en kleurgebruik. Deze stroming is in Nederland nauwelijks vertegenwoordigd. Een paar architecten zijn UN Studio en Office for Metropolitan Architecture. De KunstHal in Rotterdam is volgens het Deconstructivisme gebouwd. Neomodernisme (1994-heden) Het Neomodernisme is een stroming die gebruik maakt van dezelfde vormtaal als de moderne stromingen van het begin van de 20e eeuw, de Stijl en het Funtionalisme. De vorm van het gebouw is erg belangrijk in deze stroming. Het materiaal- en kleurgebruik is erg veelzijdig, de structuur van materialen mag weer zichtbaar zijn. In tegenstelling tot het modernisme wordt wel regelmatig gebruik gemaakt van baksteen. Maar ook typische materialen van de moderne beweging als glazen bouwstenen en stucwerk worden weer toegepast. In Nederland is deze stroming goed vertegenwoordigd. Architecten die werken volgens het Neomodernisme zijn Jo Coenen en Mecanoo. Het Nederlands Architectuur Instituut in een gebouw dat volgens deze stroming is ontworpen. Supermodernisme (1995-heden) Het Supermodernisme is een vervolg van modernistische stromingen als het functionalisme. De neutrale gebouwen die behoren tot deze stroming hebben vaak minimalistische rechthoekige vormen. De gebouwen hebben een gladde huid met een transparante (klimaat)gevel of een semi-transparante doorschijnende gevel. In deze stroming speelt de economie en globalisering een grote rol. De nadruk ligt dan ook op plaatsen als luchthavens, hotels en winkelcentra en is minder gericht op woningbouw. Supermodernisme is eigenlijk een soort perfectionering van het modernisme. Een paar architecten zijn Meyer en Van Schooten en Claus en Kaan

REACTIES

K.

K.

Wat een bagger kwaliteit, ik zou het veel beter in elkaar zetten.
Amateurswerk!

11 jaar geleden

R.

R.

dit is gw wikipedia

6 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.