Xenotransplantatie

Beoordeling 7.4
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • Klas onbekend | 5092 woorden
  • 25 augustus 2001
  • 112 keer beoordeeld
Cijfer 7.4
112 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
1. Inleiding

In een tijd waarin dieren al op allerlei manieren worden gemanipuleerd en uitgebuit, vond de mens iets nieuws: organen van dieren transplanteren naar mensen, ook wel xeno-transplantatie genoemd. Daarbij worden dieren leverancier van onze reserveorganen. Men beoogt hiermee het redden van mensenlevens, maar is het middel niet erger dan de kwaal? De Dierenbescherming maakt zich zorgen over deze techniek, omdat een nieuwe vorm van dierenuitbuiting dreigt. Bovendien is de techniek niet vrij van risico’s voor de mens.
Er is in ieder geval reden genoeg deze techniek eens kritisch onder de loep te nemen. Omdat de wetenschap steeds weer een voorsprong lijkt te nemen op het maatschappelijk en politiek debat, bestaat immers de kans dat we straks niet meer terug kunnen.
Bij xenotransplantatie worden levende cellen, weefsels of organen van dieren getransplanteerd van de ene diersoort naar de andere. Deze brochure biedt een eerste kennismaking met de technische en medische mogelijkheden en gaat in op de ethische vragen die zich bij deze techniek voordoen.

2. Wat is Xenotransplantatie?

2.1 Algemeen
‘Xenos’ is Grieks voor vreemd. Bij xeno-transplantatie worden levende cellen, weefsels of (delen van) organen overgeplaatst van de ene diersoort naar een andere. Men doet uitgebreide proeven met bijvoorbeeld het transplanteren van alvleeskliercellen van een muis naar een rat, of men plaatst het hart van een varken in een aap. Uiteindelijk wil men in staat zijn dierlijk materiaal naar de mens te transplanteren. Dan kun je de huid van een varken gebruiken om een litteken bij een mens te repareren, of je transplanteert een varkensnier zodat de patiënt niet meer aan een dialyseapparaat hoeft. En zo ziet de wetenschap nog veel meer toepassingen.
Voorstanders van xenotransplantatie zeggen dat het weinig uitmaakt of een mens delen van een ander dier nu via de mond of via een wond binnenkrijgt. Zij zien geen wezenlijk verschil tussen het eten van een varkenslever of het verder leven met een varkenshart. Terwijl dat verschil er natuurlijk wel degelijk is.

2.2 Weinig succes
Met xenotransplantatie wordt al sinds het begin van de jaren ‘50 geëxperimenteerd. Eerst uitsluitend met dieren, maar later ook met mensen. De resultaten zijn tot nu toe niet bijzonder succesvol. Zo is er in 1964 een eerste serieuze poging gedaan. Zes mensen kregen een chimpansee-nier. Vijf patiënten overleden na een paar dagen, één persoon bleef negen maanden in leven.
In 1984 is de tot nu toe meest beroemde transplantatie uitgevoerd. Het Engelse meisje Fae, dat geboren werd met een hartafwijking, kreeg het hart van een baviaan. De moeite was vergeefs: het apenhart kon het kind slechts twintig dagen in leven houden.
Eind 1995 was er opnieuw sprake van een transplantatie waarover de media uitgebreid berichtten. In dit geval ging het om een Aids-patiënt, die het beenmerg van een baviaan kreeg. De operatie mislukte, doordat het beenmerg werd afgestoten.
2.3 Afstotingsproblematiek
Het probleem van de afstoting is eigenlijk de bottleneck bij alle transplantaties, ook bij orgaantransplantaties van mens naar mens (allotransplantatie). Die afstoting wordt veroorzaakt door ons afweer- ofwel immuunsysteem. Om dat systeem niet te heftig te laten reageren op het vreemde orgaan, krijgt de patiënt afweeronderdrukkende medicijnen. Het nadeel is wel dat hij deze zware medicijnen zijn hele leven moet blijven innemen. En dan nog blijft het risico van afstoting levenslang aanwezig. Heeft men het probleem van de afstoting bij allotransplantatie inmiddels enigszins onder controle, bij xenotransplantatie is het probleem nog levensgroot.
2.4 ‘Hot topic’ voor wetenschappers
Er zijn diverse redenen aan te geven waarom xenotransplantatie een actueel onderwerp is.
1. Er is over de hele wereld een toename van het aantal patiënten die een nieuw orgaan nodig hebben. Helaas blijft het aanbod van donororganen achter bij de vraag. Ook in Nederland is dat een probleem.
2. Onderzoekers menen met de toenemende mogelijkheden van genetische manipulatie het afstotingsprobleem op te kunnen lossen of althans onder controle te krijgen. Door het inbouwen van een menselijk gen in dieren hoopt men hun organen iets ‘menselijker’ te maken. Men denkt dat dierlijke organen met zo’n gen door het menselijk lichaam niet meer als ‘vreemd’ worden gezien en dus ook niet (direct) worden afgestoten.
3. Naast wetenschappelijke motieven speelt ook geld een belangrijke rol. Farmaceutische bedrijven denken met xenotransplantatie grote winsten te kunnen behalen. Vooral het Engelse bedrijf Imutran investeert in deze techniek. De firma fokt transgene varkens en exporteert die onder andere naar Nederland, Spanje en de
Verenigde Staten. Het bedrijf heeft tegelijkertijd het grootste aandeel in de verkoop van de afweeronderdrukkende medicijnen. Op deze manier is het verzekerd van levenslang slikkende afnemers. Bovendien hoopt men grote winsten te maken als op de genetische manipulatie van dieren ook nog eens octrooien afgegeven worden.
2.5 Het xenotransplantatie-onderzoek
Het onderzoek voor xenotransplantatie kan ingedeeld worden in vier fasen:
1. fundamenteel onderzoek;
2. toegepast onderzoek met dieren;
3. de klinische fase, waarbij mensen daadwerkelijk een dierenorgaan krijgen;
4. de productiefase, het fokken van transgene ‘bron’-dieren met ‘menselijke’ organen voor het routinematig verrichten van xenotransplantaties.
2.5.1 Fundamenteel onderzoek (fase 1)
In deze fase doet men dierproeven met vooral genetisch gemanipuleerde (=transgene) muizen en ratten. De proeven moeten antwoord geven op fundamentele, wetenschappelijke vragen. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om de vraag, hoe moleculen van het afweersysteem precies reageren op lichaamsvreemde binnendringers als bacteriën en virussen. In Nederland wordt dit onderzoek onder andere gedaan aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam.
2.5.2 Toegepast onderzoek met dieren (fase 2)
De laatste jaren heeft men voornamelijk transplantatieonderzoek gedaan met varkens en apen.
Apen
Vooral apen lijken voor de wetenschap interessant als ‘bron’dieren omdat ze, wat hun genetische opmaak betreft, het dichtst bij de mens staan. Toch zijn wetenschappers onlangs afgestapt van het idee van xenotransplantatie van aap naar mens.
De belangrijkste redenen geen apen meer te gebruiken zijn:
• Er is een te groot gevaar dat virussen van apen naar mensen worden overgebracht. Het Aids-virus, dat ook afkomstig is van apen, heeft immers miljoenen mensen over de hele wereld geïnfecteerd.
• De (beschermde) chimpansee zou de beste donorsoort zijn, maar tegen zijn gebruik verwachten onderzoekers en producenten te veel protest vanuit de samenleving.
• De organen van kleinere apensoorten zoals bavianen of resusapen zou men wel willen gebruiken, maar hun organen zijn te klein om een volwassen mens goed te kunnen laten functioneren.
• Het fokken van apen voor xenotrans-plantatie levert te weinig dieren op en het duurt te lang voor de dieren volwassen zijn en hun organen ‘geoogst’ kunnen worden.
Varkens
Om bovenstaande redenen zijn varkens nu de ‘ideale’ slachtoffers van de onderzoekers geworden. De rest van deze brochure zal dan ook gaan over de situatie waarbij varkens als ‘bron’-dieren worden gebruikt. Apen worden in de onderzoeksfase overigens nog wel gebruikt als ontvangers van organen.
Voor het gebruik van varkens worden door wetenschappers en overheid de volgende argumenten gegeven:
• Varkens zijn uitstekend in grote aantallen te fokken en bovendien groeien zij snel tot een gewenste grootte.
• Bekende virussen zouden buiten de deur gehouden kunnen worden, door ze in bijna steriele huisvestingscondities te fokken.
• Met het genetisch manipuleren van varkens is de laatste jaren veel ervaring opgedaan.
• De weerstand vanuit de bevolking zal niet zo groot zijn, want varkens worden immers ook gegeten.
2.5.3 Klinische fase en productie (fase 3 en 4)
Xenotransplantaties naar mensen en ook de productie van dieren die voor deze transplantaties gebruikt worden, zijn in Nederland nu nog niet aan de orde. Mogelijk zijn al wel aanvragen voor klinische tests ingediend.
2.6 Stand van zaken
2.6.1 Problemen
Met behulp van genetische manipulatie is men er intussen in geslaagd varkens een menselijk eiwit aan te laten maken dat in feite het afweersysteem van de mens voor de gek houdt.
Dit eiwit moet ervoor zorgen dat de organen van dieren niet (direct) door het menselijk lichaam worden afgestoten. Uit experimenten waarbij de organen van deze transgene varkens in apen werden getransplanteerd, blijkt dat de organen weliswaar niet direct worden afgestoten, maar wel na enige weken.
En er zijn meer problemen. Iedereen kan bedenken dat de organen van varkens niet hetzelfde zijn als menselijke organen. Er zijn verschillen in hartslag, bloeddruk, stofwisseling en hormoonhuishouding. Die verschillen kunnen ertoe leiden dat het getransplanteerde orgaan zijn werk niet goed doet of dat het alsnog wordt afgestoten.
Laten we de organen van varkens en mensen eens op een aantal punten vergelijken:
• Hoewel de hartslag van een varken hoger ligt dan die van een mens, is de hoeveelheid bloed die per minuut wordt rondgepompt, lager. Ook het feit dat een varken een viervoeter is en mensen rechtop lopen, roept vragen op over de mogelijkheden van een varkenshart. Zal een varkenshart bijvoorbeeld in staat zijn om voldoende bloed naar met name de hersenen te pompen? Als de ‘output’ van het hart te laag is, kan dat leiden tot meervoudig orgaanfalen en uiteindelijk tot de dood van de patiënt.
• De concentraties aan opgeloste stoffen in het bloed verschillen tussen varkens en mensen:
• Adrenaline is een hormoon dat een belangrijke rol speelt bij schrikreacties. De stof zorgt ervoor dat het hart sneller gaat kloppen en dat de bloeddruk omhoog gaat. Deze stof komt bij mensen in een veel hogere concentratie voor dan bij varkens. Het is nog onduidelijk hoe een varkenshart op deze hogere concentratie zal reageren.
• Urinezuur komt bij mensen in een concentratie in het bloed voor die ongeveer honderd maal hoger ligt dan bij varkens. Indien een varkensnier deze hogere concentraties niet aankan, kan dit leiden tot nierstenen of zelfs nierfalen.
Dit zijn maar enkele voorbeelden van de vele vragen en onzekerheden die een rol spelen bij xenotransplantatie en nog nauwelijks zijn onderzocht. Wilt u aanvullende informatie dan kunt u altijd contact opnemen met de Dierenbescherming.
2.6.2 Voorbeelden
In Nederland wordt zeer weinig onderzoek verricht met varkens specifiek voor xenotransplantatie (fase 2). Wel zijn in 1997 door het Britse bedrijf Imutran vier varkens naar Nederland gebracht. De varkens waren bestemd voor het Biomedical Primate Research Centre (BPRC) in Rijswijk. Daar heeft men de varkensnieren getransplanteerd naar apen. Die transplantaties zijn uitgevoerd zonder dat er een openbare ethische toetsing aan vooraf is gegaan. De Dierenbescherming heeft daar natuurlijk tegen geprotesteerd.
In verschillende andere Europese landen wordt al op grotere schaal onderzoek gedaan met varkens en apen. In 1998 zijn 36 varkens van Imutran naar Spanje geëxporteerd, waarvan er vijftien zijn gebruikt voor xeno-transplantatie-onderzoek. De overige dieren zijn gebruikt om verder mee te fokken.
In Zwitserland is Novartis (het moederbedrijf van Imutran) zelfs bezig met de bouw van een apart primatencentrum ten behoeve van dit soort onderzoek.
3. Gevolgen voor het welzijn van dieren

3.1 Algemeen
“Het ideaalbeeld van de onderzoekers in de farmaceutische industrie is een hal vol metdonorvarkens. Die hal is direct naast het ziekenhuis gelegen”, zo zei een onderzoeker op televisie. Het beeld van een nieuwe bio-industrie dringt zich op... Het is duidelijk dat donor zijn nooit in het belang is van de gezondheid en het welzijn van het dier zelf.

Bij het fundamenteel onderzoek (fase 1) worden veel kleine knaagdieren gebruikt.
Het succespercentage bij genetische manipulatietechnieken is erg laag. Om één transgene muis te ‘maken’ zijn gemiddeld ruim dertig muizen en tientallen embryo’s nodig. Een grote verspilling van leven. Bovendien leidt genetische manipulatie vaak tot welzijnsproblemen. Hoeveel dieren in Nederland specifiek voor het onderzoek naar xeno-transplantatie gebruikt worden is niet bekend, maar het aantal loopt in de vele duizenden.
3.2 Apen
Resusapen en bavianen worden bij xenotransplantatieonderzoek vaak gebruikt als ontvangers. Transplantatie-experimenten zijn per definitie welzijnsonvriendelijk. De ontvangers van organen ondervinden na enige tijd afstotingsverschijnselen en zullen uiteindelijk sterven. Bovendien hebben de medicijnen die de afstoting moeten onderdrukken allerlei bijwerkingen zoals overgeven, diarree en duizeligheid.
3.3 Varkens
Er zal ook veel onderzoek met genetisch gemanipuleerde varkens (fase 2) nodig zijn, voordat men transgene varkens als ‘bron’-dieren in de productiefase gaat gebruiken. Ook hierbij kan van alles misgaan. Een bekend voorbeeld vormen de zogenaamde ‘turbovarkens’. Bij deze varkens werd een menselijk groeihormoon ingebouwd om ze minder vet en meer vlees te laten produceren. Het gevolg was echter, dat ze pootgebreken en maagzweren kregen en onvruchtbaar waren.
Eenmaal in de productiefase (fase 4) zullen de transgene varkens op een speciale, nagenoeg steriele manier moeten worden gehuisvest om infectiegevaar zo klein mogelijk te maken. Dat wordt SPF-huisvesting genoemd, waarbij SPF staat voor: Specific Pathogen Free oftewel vrij van een aantal bekende ziektekiemen. Die ziektekiemen kunnen bacteriën, virussen en schimmels zijn.
Om SPF-dieren te krijgen worden de biggetjes met de keizersnede geboren, waarna de moederzeug wordt gedood. Zij kan geen ‘nuttige bijdrage’ meer leveren voor de wetenschap. Dit betekent wel dat de biggetjes opgroeien zonder moeder! Vervolgens gaan de biggen door een bad met een ontsmettingsmiddel. Via een luik komen ze dan in een ‘kiemvrije’ verblijfsruimte, waar ze permanent verblijven.
In SPF-ruimtes heerst een overdruk en de lucht wordt er gefilterd. Biggen die hier verblijven, krijgen het daglicht nooit te zien en naar buiten kunnen ze ook niet. Ze zouden immers ziek worden doordat ze geen natuurlijke afweer hebben. De Dierenbescherming ziet het veroorzaken van deze toestand (het ontbreken van een natuurlijke afweer) als een aantasting van de integriteit van de dieren. Als er ondanks alle maatregelen toch een ziekte uitbreekt, moeten alle dieren worden gedood.
Of de varkens voldoende de ruimte krijgen met hooi of stro waarin zij kunnen wroeten (een essentiële behoefte), is mede afhankelijk van hoeveel geld men over heeft voor het welzijn van de dieren. De Dierenbescherming is daar heel pessimistisch over omdat kosten wel degelijk een rol spelen. Als je de dieren stro of natuurlijke voeding zou willen geven, moet dat ontdaan zijn van ongewenste ziektekiemen. Dat bereikt men door het te doorstralen en dat is kostbaar. Bovendien moeten de stallen vaker worden schoongemaakt en ook dat brengt hogere kosten met zich mee.
Er staat de varkens nog wel meer te wachten. Zo zullen ze regelmatig op ziekteverwekkers getest moeten worden. Dat brengt de dieren in een stresstoestand. Oud zullen de dieren ook niet worden, want zodra ze volwassen zijn worden hun organen ‘geoogst’.
4. Risico’s voor de mens

Xenotransplantatie brengt ook risico’s en nadelen met zich mee voor de mens. Wie wat verder over het onderwerp nadenkt, ziet bovendien dat er tal van vragen en onzekerheden zijn(zie ook 2.6). We laten hier vragen op het gebied van religie en psychologie buiten beschouwing. Dit hoofdstuk beperkt zich tot de risico’s en onzekerheden op het gebied van de gezondheid van de mens. Een aantal aandachtspunten op een rij:
• Afstoting op de langere termijn blijft een probleem, ook al zijn de organen van de dieren door genetische manipulatie aan het menselijk lichaam’aangepast’. Daarnaast zijn er allerlei soortspecifieke verschillen tussen de organen van varkens en die van mensen. Het is dus maar zeer de vraag of een orgaan van een dier ooit zo zal functioneren als een menselijk orgaan.
• Dan is er de vraag hoe lang men met een varkensorgaan zal kunnen leven. Een varken kan ongeveer vijftien jaar worden. Gaat een varkensorgaan in een menselijk lichaam langer mee, of moet de patiënt om de zoveel jaar weer geopereerd worden?
• Het gevaar van besmetting met varkensvirussen, waarvan er enkele bekend zijn blijft een groot risico. Dit geldt vooral voor de onbekende virussen. daarover weet men niets en er zijn dus ook geen tests om ze op te sporen. In het verleden is al meermalen gebleken dat virussen van dieren naar mensen kunnen overspringen.
• Dit infectiegevaar beperkt zich niet tot de patiënt. Xenotransplantatie brengt een risico met zich mee voor de hele maatschappij.
De vraag is nog, willen we als samenleving dit risico nemen? Om het risico op verspreiding van ziektes te beperken zullen de patiënt en zijn naaste contacten regelmatig gecontroleerd moeten worden. Maar wie houdt in de gaten met wie men in contact is geweest? Wordt men verplicht een logboek bij te houden of krijgt men een bewaker mee?
Er zijn dus nog vragen genoeg waarop tot nu toe zowel de onderzoekers als de overheid geen antwoord weten. Is xenotransplantatie wel zo’n goed idee? En wie worden er eigenlijk beter van?

5. Alternatieven

Het transplanteren van menselijke organen lukt inmiddels vrij goed, maar er zijn te weinig donororganen. Met xenotransplantatie willen wetenschappers de afhankelijkheid van menselijke donororganen verminderen. Gelukkig zijn er meerdere mogelijkheden om het probleem van het organentekort aan te pakken. We noemen er enkele.

5.1 Preventie
Het zou allereerst beter zijn om preventief ervoor te zorgen dat orgaantransplantatie niet nodig is. Een deel van de orgaantrans-plantaties is immers het direct gevolg van een ongezonde leefstijl. Het is al jaren bekend dat onder andere roken en veel vet (vlees)eten kunnen leiden tot hartproblemen en dat veel leverproblemen worden veroorzaakt door medicijnvergiftiging. Met preventieve
medische zorg en betere voorlichting zou het orgaantekort verminderd kunnen worden.
5.2 Vergroten aanbod menselijke organen
5.2.1 Overheidscampagne
Organen van mensen verdienen bij iedereen de voorkeur boven dierenorganen. In 1998 is de overheid daarom een campagne gestart, waarbij iedereen boven de 18 jaar gevraagd is of men orgaandonor wil zijn. Helaas heeft tot nu toe pas zo’n 37% van de aangeschrevenen het formulier teruggestuurd. Van die mensen stelt 56% z’n organen ter beschikking en 30% niet. De overige 14% laat de beslissing over aan anderen. Dit resultaat is veel slechter dan werd gehoopt. De gebrekkige voorlichting en met name de onduidelijkheid over het verschil tussen ‘klinisch dood’ en ‘hersendood’ hebben daartoe zeker bijgedragen. Het is heel goed mogelijk dat het aantal donoren nog flink stijgt als de overheid uitgebreider en beter gaat voorlichten.
5.2.2 Andere mogelijkheden
Het donor-aanbod kan ook vergroot worden door het leeftijdscriterium voor donoren te verhogen of zelfs te laten vervallen en alleen de kwaliteit van het orgaan te beoordelen.
Een betere afstemming tussen vraag en aanbod zou bovendien zinvol zijn. Het komt nog steeds voor dat beschikbare organen moeten worden weggegooid, omdat niet snel genoeg een geschikte ontvanger kan worden gevonden. Als elk ziekenhuis een ‘transplantatie-coördinator’ zou aanstellen, zou er al heel wat gewonnen zijn.
Tenslotte biedt het gebruik van organen van ‘non-hartbeating’ donoren (nu al 20% van de nieren) en het verlengen van de ‘houdbaar-heid’ van organen buiten het lichaam, goede perspectieven. Onlangs is er een apparaat op de markt gebracht waarmee nieren enige tijd buiten het lichaam kunnen worden bewaard en waarmee zelfs de kwaliteit van deze organen kan worden verbeterd.
5.3 Kunst(stof)organen
5.3.1 Buiten het lichaam
Onderzoekers zijn al jarenlang bezig met de ontwikkeling van kunstorganen die de functie van een slecht werkend orgaan (tijdelijk) kunnen vervangen of verbeteren. Denk hierbij ook aan apparatuur die buiten het lichaam wordt geplaatst, zoals gebeurt bij de zuivering van bloed van nierpatiënten met behulp van een dialyseapparaat. Zo’n apparaat kan als een kunstnier worden beschouwd. Natuurlijk is zo’n dialyseapparaat een dure en voor de patiënt belastende methode. Maar de ontwikkelingen staan niet stil. Een ander voorbeeld van een uitwendig kunstorgaan is de oxygenator. Dit apparaat ondersteunt de longfunctie. Bloed wordt uit het lichaam door de oxygenator geleid. In het apparaat wordt het bloed van zuurstof voorzien en vervolgens wordt het teruggebracht in het lichaam.
Momenteel is men ook aan het experimenteren met implanteerbare oxygenatoren. Het is wel zo dat infecties nog een groot probleem vormen doordat deze kunstlongen continue in contact zijn met de buitenlucht.
5.3.2 Geïmplanteerd in het lichaam
Het zal sommigen verbazen dat men op dit gebied het verst gevorderd is met het kunsthart. Zo vreemd is dat ook weer niet: het hart is weliswaar een vitaal orgaan, maar de functie is relatief eenvoudig. We onderscheiden twee soorten kunstharten: hartondersteuningsapparaten en complete kunstharten.
Hartondersteuningsapparaten worden meestal in de buik geïmplanteerd. Ze worden gevoed met batterijen die de patiënt in een riem om zijn buik draagt. Ondersteuningsapparaten zijn in principe bedoeld om de periode tot een orgaantransplantatie te overbruggen. Daar worden hoopgevende resultaten mee geboekt. In Amerika heeft een patiënt zelfs 835 dagen met een ondersteuningshart geleefd. Daarom is men nu ook aan het onderzoeken of deze apparaten soms als permanente ondersteuning gebruikt kunnen worden.
Ook aan complete kunstharten wordt gewerkt, met name in de Verenigde Staten.
De komende jaren zullen ze in de praktijk getest worden.
Het infectieprobleem zien we overigens ook hier, bij implanteerbare kunststoforganen. Daarnaast is er hier een grote kans op bloedstolsels. Een ander nadeel is dat een kunststoforgaan natuurlijk veel minder flexibel is dan een orgaan van vlees en bloed.
5.4 ‘Tissue engineering’
Tissue engineering staat de laatste jaren volop in de belangstelling. Met deze techniek probeert men (delen van) organen te kweken in het laboratorium. Het liefst met cellen van mensen of, nog beter, van de patiënt zelf. Enig succes is al geboekt met huid (voor de behandeling van brandwonden), bloedvaten (met een bepaalde diameter, voor diabetici) en kraakbeen (bij botbreuken).
Het laten groeien van cellen in een ‘scaffold’ (een biologisch afbreekbare mal) is een stuk ingewikkelder. Toch vordert men ook met dat onderzoek gestaag. Van het kweken van cellen naar het produceren van een compleet orgaan is nog wel een hele stap. Voor een orgaan zijn namelijk wel zes tot zestien verschillende celtypen nodig.
Onderzoekers menen dat de mogelijkheden met tissue engineering onbegrensd zijn als ze gebruik mogen maken van zogenaamde embryonale stamcellen (het liefst weer van mensen). Deze cellen kunnen nog uitgroeien tot elk gewenst celtype. Het probleem daarbij is wel dat de cellen afkomstig zijn van beginnend leven: embryo’s. Het gebruik van embryo’s stuit bij veel mensen op grote ethische bezwaren. Ook bij het gebruik van onbevruchte eicellen kan men ethische kanttekeningen plaatsen. De discussie over dit onderwerp is nog in volle gang.
5.5 Conclusie
Inmiddels zijn in het binnen- en buitenland vele rapporten verschenen over xenotrans-plantatie. Daarin wordt steeds gezegd dat alternatieven zich in een primitief stadium bevinden en nog volop in ontwikkeling zijn. In feite geldt dit echter nog veel sterker voor xeno-transplantatie. Niet alleen is men nog lang niet zo ver dat organen van dier naar mens kunnen worden getransplanteerd, maar ook de risico’s zijn erg groot en nog nauwelijks te overzien, laat staan op te lossen. Onderzoekers en overheden geven dat ook toe. De Gezondheidsraad schreef in haar rapport van 1998 zelfs: ‘...dat de commissie thans niet kan aangeven of xenotransplantatie ooit daadwerkelijk in de kliniek toegepast zal worden.’
Voor de Dierenbescherming hebben vanzelfsprekend preventie en vergroten van het aanbod van menselijke organen de voorkeur, met name omdat hierbij geen dieren worden gebruikt. Aan die alternatieven zou de overheid ons inziens dan ook prioriteit moeten geven.
6. Wet- en regelgeving

6.1 Algemeen
Bij xenotransplantatie hebben we niet alleen te maken met wet- en regelgeving rond het gebruik van dieren. Er moet ook gedacht worden aan de bescherming van mensen. We noemen in dit verband een aantal belangrijke wetten.

6.2 Vergunningensysteem
Voordat een onderzoeker een dier genetisch mag manipuleren en mag gebruiken in zijn experimenten, moet hij toestemming vragen aan drie commissies. Deze worden in de volgende paragrafen beschreven.
6.2.1 Commissie Biotechnologie bij Dieren (CBD)
De Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (GWWD), stelt dat onderzoekers die transgene dieren willen maken, een vergunning moeten aanvragen. De CBD geeft hiervoor een advies af aan de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.
De CBD toetst het onderzoek aan het zogenaamde ‘nee, tenzij’-principe’. Dit houdt in dat genetische manipulatie van dieren verboden is, tenzij het onderzoek van fundamenteel belang is voor mensen, er geen alternatieven zijn en het onderzoek geen onaanvaardbare gevolgen heeft voor de dieren.
Op grond van het CBD-advies neemt de minister een voorlopig besluit. Dit besluit is openbaar. Iedereen kan de vergunningaanvragen, het CBD-advies en het voorlopig besluit van de minister inzien en op hoorzittingen vragen stellen. Bedenkingen kan men mondeling en schriftelijk indienen.
De Dierenbescherming heeft natuurlijk al vele malen vragen gesteld en bedenkingen ingebracht. Helaas wordt hier niet of nauwelijks naar geluisterd en krijgt vrijwel elke onderzoeker het groene licht. Wij vinden dan ook dat het onderzoek veel te makkelijk wordt goedgekeurd en dat er onvoldoende naar alternatieven wordt gekeken.
6.2.2 Dier Experimenten Commissie (DEC)
In de Wet op de dierproeven (WOD) staat dat elke onderzoeker die een dierproef wil doen toestemming moet vragen aan een DEC.
Iedere houder van een vergunning (meestal een universiteit of een bedrijf) voor het doen van dierproeven moet een eigen DEC-commissie hebben. Deze commissie bestaat uit minimaal zeven deskundigen op het gebied van dierproeven, alternatieven voor dierproeven, gezondheid en welzijn van proefdieren en ethiek. Tenminste twee leden (inclusief de voorzitter) mogen niet in loondienst van de vergunninghouder zijn. De DEC moet beoordelen of het belang van een proef opweegt tegen het leed van de dieren.
6.2.3 Commissie Genetisch Gemodificeerde Organismen (COGEM)
Deze commissie, die onder verantwoordelijkheid van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieuhygiëne (VROM) valt, beoordeelt de milieurisico’s van genetisch gemanipuleerde organismen (dieren, planten en micro-organismen). Is de proef voldoende veilig voor het milieu opgezet, kunnen dieren of micro-organismen bijvoorbeeld ongewenst in de natuur terechtkomen?
6.3 Wetgeving voor de mens
Voor het publiek (de patiënt) zijn de volgende twee wetten van belang:
• Wet geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO).
• Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen (WMO)
Deze wetten regelen uw inbreng in het besluit om wel of niet over te gaan tot een (xeno) orgaantransplantatie. Dit heet ‘informed consent’. De arts moet alle relevante informatie met u en uw familie bespreken. Als u voldoende informatie hebt gehad, kunt wel of niet akkoord gaan met de operatie. Wordt die operatie voor het eerst uitgevoerd, dan bent u een proefpersoon. Ook dit moet u weten en vervolgens willen.
Vanaf 1 december 1999 moet de Centrale Commissie Mensgebonden Onderzoek alle aanvragen voor xenotransplantatie naar mensen beoordelen. Minister Borst heeft echter toegezegd dat er geen toestemming wordt gegeven totdat de Tweede Kamer over dit onderwerp heeft gesproken.
6.4 Internationale ontwikkelingen
In enkele Europese landen, maar ook in landen buiten Europa, zijn speciale commissies ingesteld die de overheden moeten adviseren. Ze moeten zich buigen over allerlei vragen rond xenotransplantatie, zoals het infectiegevaar en de gevolgen daarvan, het afstotingsprobleem, de wettelijke regels en de gevolgen voor dieren.
De Engelse adviescommissie heeft een rapport uitgebracht waarin richtlijnen worden gegeven waaraan de ontvangers van een dierenorgaan zouden moeten voldoen om het risico’s op infecties te verminderen.
Deze richtlijnen hebben vergaande gevolgen. Zo zouden de patiënten geen kinderen meer mogen krijgen. Ook moeten ze alle namen doorgeven van mensen waar ze intensief contact mee hebben, zodat ook deze mensen hun leven lang gecontroleerd kunnen worden. Mocht er een infectie optreden die een gevaar vormt voor de volksgezondheid, dan kunnen de patiënten in het uiterste geval gedwongen worden opgenomen in het ziekenhuis.
Al deze maatregelen zijn volgens de commissie noodzakelijk maar kunnen met de huidige wetgeving nooit worden verplicht. De patiënten moeten er dus vrijwillig mee instemmen.
De Raad van Europa heeft geadviseerd om op Europees niveau een tijdelijk verbod (moratorium) op xenotransplantatie bij mensen in te stellen omdat de risico’s voor infecties te groot zijn.
7. Waarom “Nee” tegen Xenotransplantatie?

De Dierenbescherming is tegen xenotrans-plantatie en tegen genetische manipulatie van dieren. Waarom? De Dierenbescherming komt op voor de belangen van alle dieren, dus ook van dieren die gebruikt (zouden gaan) worden voor xenotransplantatie.

7.1 Argumenten
Alle dieren hebben een eigen waarde, ook wel intrinsieke waarde genoemd. Dit is de waarde die ze hebben onafhankelijk van hun nut voor de mens. Deze waarde dienen we te respecteren. Met het gebruik van dieren als leverancier van reserveorganen voor de mens wordt hun eigen waarde geweld aangedaan. Met behulp van genetische manipulatie worden de dieren aangepast aan de wensen van de mens, om ze vervolgens als een soort kasplantjes te houden en tenslotte hun organen te oogsten. Ook dit getuigt niet van respect voor de dieren. Dieren zijn individuen met een soorteigen gedrag. Ze hebben behoefte dat gedrag uit te voeren en daar moeten ze de ruimte voor krijgen.
Genetische manipulatie is bovendien een techniek die de integriteit (eigenheid) van dieren aantast. Door het inbouwen van menselijke genen wordt hun eigen genetische opmaak aangetast. Ook kan deze techniek verstrekkende gevolgen hebben voor hun gezondheid en welzijn. Tenslotte is xenotransplantatie een nieuwe vorm van diergebruik die zal leiden tot een toename van het aantal gebruikte proefdieren. Kortom xenotransplantatie is onmenselijk voor dieren.
7.2 Brede maatschappelijke discussie
De Dierenbescherming pleit al jaren voor een moratorium (tijdelijk verbod) op al het xeno-transplantatie-onderzoek. Eerst moet een brede maatschappelijke discussie worden gevoerd over alle belangrijke aspecten van xeno-transplantatie. De risico’s voor de gezondheid van mensen en de gevolgen voor dieren zijn immers te groot. Met xenotransplantatie wordt vooral naar de pijpen van de farmaceutische industrie gedanst. Er kunnen miljarden mee verdiend worden en het is absoluut duidelijk wie beter hopen te worden van een brede toepassing van deze technologie. In elk geval zijn dat niet de dieren en of de patiënten er beter van worden is nog maar helemaal de vraag.
De miljarden die nu geïnvesteerd worden in xenotransplantatie, zouden beter besteed kunnen worden aan de ontwikkeling van alternatieven.
7.3 Tips voor medestanders
De Dierenbescherming heeft een afwijzend standpunt ten aanzien van xenotransplantatie. Als u het met dat standpunt eens bent, zult u ook willen weten wat u zelf aan het voorkomen van dierenleed kunt bijdragen. Een paar tips.
Leef gezond
Op dit moment bent u hopelijk gezond, maar ook u kunt voor het probleem van een transplantatie komen te staan als een orgaan onverhoopt faalt. Duidelijk is dat een gezonde levenswijze het
risico van een aantal ziekten kan beperken.
Word donor
In 1998 heeft iedere burger boven de 18 jaar een formulier van de overheid ontvangen waarop ingevuld kon worden of hij/zij wel of niet donor wil zijn van organen. U kunt dus uw organen ter beschikking stellen. Als u dat formulier toen niet heeft ingevuld kunt u een nieuw formulier aanvragen bij Stichting Donorvoorlichting, telefoon 0900 - 821 21 66.
Laat uw stem horen
Aan (huis)artsen, specialisten, onderzoekers en de overheid kunt u laten blijken dat u niet blij bent met het gebruik van varkens voor het orgaantekort. U kunt uw bezorgdheid en onvrede hierover bijvoorbeeld laten blijken door het schrijven van ingezonden brieven naar landelijke en regionale kranten en naar opiniebladen. In die brieven kunt u aandringen op het werken aan alternatieven. U zou de overheid en het bedrijfsleven kunnen aansporen om veel meer financiële middelen ter beschikking te stellen voor onderzoek naar diervriendelijke alternatieven.
• Een brief naar de verantwoordelijke minister, stuurt u naar:
Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
Postbus 20350,
2500 EJ Den Haag.
• Ook kunt u een brief schrijven aan de
leden van de Vaste Commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport van de Tweede Kamer,
Postbus 20018,
2500 EA Den Haag.
Vraag vooral om een antwoord op
uw vragen.
8. Bronnen

• Assemblee van de Raad van Europa; (1999) Recommandatie 1399. Xenotransplantatie
• Hamakers, drs. I.J. (1997);
Xenotransplantatie: dieren gedegradeerd tot leveranciers van reserve-organen.
Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Dieren.
• Meer, M. van der (1994);
Transgenese bij dieren: inventarisatie technieken en toepassingen. Gezondheids- en welzijnsaspecten. Vakgroep proefdierkunde, Faculteit Diergeneeskunde, Universiteit Utrecht.
• ZiekfondsRaad (1995). Advies Evaluatie Harttransplantaties 1994.
• Folder: “Genen In Het Spel” van Stichting Biowetenschappen en Maatschappij.
• Folder: “Genen Op Het Spoor” van Stichting Biowetenschappen en Maatschappij.
• Folder: “Hart Voor Varkens” van Werkgroep Xenotransplantatie Vraagstukken.
• Folder: “Xenotransplantatie Kan Dat?” van Stichting Consument & Biotechnologie, Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

REACTIES

A.

A.

Ik zou graag willen weten hoe ver dat België met xenotransplantatie staat of het toegelaten is of niet, enzo...

dankje!

23 jaar geleden

A.

A.

Helemaal geweldig.
Groetjes Anita.

23 jaar geleden

C.

C.

Bedankt voor het openbaar maken van dit werkstuk, het was erg bruikbaar!

22 jaar geleden

A.

A.

mooie werkstuk

22 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.